't Juttertje
POPULAIRE RUBRIEK
Populair Bijvoegsel van de
HELDERSCHE COURANT
DE VROUW EN HAAR HUIS
VAN Zaterdag 6 December 1930
463 (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN)
DUBBELGANGERS.
Henry Ford en Frederlk de
Groote. Het gevaarlijke baantje
van plaatsvervanger.
Ongetwijfeld zal Gene Tunney het
prettig vinden te hooren dat hij een
dubbelganger van Beethoven is, diooh
Henry Ford zal er minder prat op gaan,
dat rijn gelaatstrekken een treffende
overeenkomst vertoonen met die van den
oorlogszuchtigen Frederik de Groote. De
Gelijkheid in uiterlijk van beide laatst-:
genoemde mannen, wier groot verschil in
karakter buiten kijf is, werd oniangs ont
dekt, door een Duitscker, physionomist,
die daarbij voornamelijk lette op de bij
zondere gelaatsuitdrukking en den vorm
van de oogen, neus en wangen.
Zij, die beweren iemands karakter van
zijn gelaat te kunnen lezen, zouden be
doelde twee in dezelfde groep onder
brengen; maar de physionomist leidt uit
deze omstandigheden juist af, dat hier
door bewezen is, dat het gezicht een on
betrouwbare gids is wanneer men tot
iemands innerlijk wenacht door te drin
gen. Twee menschen, die sprekend op
elkaar gelijken kunnen, wat het karakter
aangaat, geheel tegenovergesteld zijn en
dat zijn ze gewoonlijk ook.
De dubbelganger van wijden den Gzaar
was een boer van verdacht allooi; die
van graaf Toistoi een zwendelaar en van
president Roozevelt een Italiaansck lijs
tenmaker. Iedereen heeft ergens op de
zen aardbodem een dubbelganger. Treedt
iemand op den voorgrond en komt zijn
portret in de bladen, dan duikt er onmid
dellijk iemand op, die zijn sprekend even
beeld is. Een inwoner van New-York,
Memingi .genaamd, kon tijdens den we
reldoorlog geen levensverzekering snui
ten, omdat hij zoo op president Wilson
geleek. Een tooneel-speler, die enkele
jaren1 geleden in een stuk de rol van
Abraham Lincoln vervulde was een dub
belganger van den grooten vrijheidsheld.
Hij kwam zoo onder den indruk van de
rol die hij speelde, dat hij' zioh ging ver
beelden dat hij werkelijk Linooin was.
Hij liet zijn baard groeien, wende zich de
manier om zich te kleeden, te spreken en
alle gewoonten van Lincoln aan en het
oogenblik kwam dat hij scheen te meenen
dat zijn figuur behoorde te worden be
jegend met allen eerbied welken men ver
schuldigd was aan een zoo belangrijke
persoonlijkheid. Zijn imitatie van Lincoln
was zoo pijnlijk natuurgetrouw, dat een
Zijner vrienden cynisch uitriep: „Die
man zal niet tevreden zijn vóór de een
of ander hem vermoordt."
Het denkbeeld om uit veiligheidsoog
punt de diensten te aanvaarden van een
dubbelganger schijnt het eerst te zijn op
gekomen in graaf d'Istria, den eersten
president van de nieuwe Grieksche repu
bliek, in 1828. Zwervend in een bosch in
de buurt van Athene ontmoette hij een
boer, die zijn sprekend evenbeeld was.
Hij nam hem op staanden voet in dienst
Enkele maanden later werd de man ver
moord, terwijl hij in het rijtuig van zijn
meester zat Onmiddellijk dook een
tweede dubbelganger op; deze deelde het
zelfde lot Toen kon er niemand meer
voor het baantje gevonden worden en ten
slotte viel de graaf zelf door moorde
naarshanden. Er is nog een ander gevaar
verbonden aan de rol van dubnelganger.
Evenals de tooneelspeler, die op Linooin
leek, gaan ook andere dubbelgangers
zioh soms verbeelden, dat ze de groote
man zelf zijn en worden zoodoende vol
slagen krankzinnig.
Een Deensch bankier, Karlsen ge
naamd was de dubbelganger van Czaar
Alexander Hl van Rusland, die dikwijls
aan het Deensche hof vertoefde. Gevleid
door die gelijkenis imiteerde Karlsen de
wijze van kleeding en manier van den
czaar; hij ging zelfs zoo ver zijn haar af
te scheren en het te doen voorkomen alsof
hij ook kaalhoofdig was. Hij reed door
Kopenhagen in een rijtuig met vier
paarden bespannen en wtas erg gevleid
door die groeten van het publiek. Op een
dag was er een aanslag op zijn leven
gepleegd, wat misschien; maar een grap
was. Karlsen begon zich toen te verbeel
den, dat hij' door nihilisten werd achter
volgd en in den geest was hij reeds der
mate de Czaar geworden, dat hij zich niet
als zichzelf kon indenken. Tenslotte deed
hij een- poging tot zelfmoord om te ont
komen aan de bommen der anarchisten
en moest in een krankzinnigengesticht
worden opgesloten.
Leo Trotzky, die van huis uit Leon
Bronstein heette, moet zijn naam hebben
ontleend aan zijn gelijkenis met een ge
vangenbewaarder. Toen hij zich in 1905
Sn ballingschap in Siberië bevond, ont
dekte hij dat hij en zijn cipier, die
Trotzky heette als twee druppels water
op elkaar geleken.
Daar hij op middelen zon te ont
vluchten, kweekte hij die gelijkenis zoo
veel mogelijk aan, tot in phystek opzicht
de twee niet van elkaar te ouderschei
den waren. Hij imiteerde elke uitdruk
king van den cipier zijn gelaat, oefende
zich te loopen zooals de gevangenbewaar
der deed, kamde zijn haard en baard
gelijk de ander deed om de gelijkenis
volkomen te maken. Gewapend met een
pas waarop de foto van den cipier en
gekleed in een van diens jassen wist de
revolutionair de grens te bereiken en •ge
lukte het hem zelfs die te overschrijden,
hoewel hij onderweg verscheidene vrien
den van zijn dubbelganger ontmoette.
Daarop nam hij ook den naam aan van
den man, die het middel tot zijn ontwa
pening was geweest. In strafzaken rijn
bij de identificatie vaak dwalingen be
gaan wegens uiterlijke gelijkenis. Denk
b.v. aan Back te Londen, die vijf jaar in
de gevangenis doorbracht, daar hij niet
kon bewijzen dat hij niet de gezochte
zwendelaar was. Tal van getuigen be
weerden hem te herkennen en alles was
tegen hem. Toch was hij inderdaad de
dief niet en later werd hij in vrijheid ge
steld en kende de Engelsche regeering
hein een schadeloosstelling: toe.
B.
HAAR RIDDER.
„Geld is de spil, waar alles om draait",
zei Irene Hancock. „En als ik een man
moet koonen, zal ik wel oppassen, een
goeden te krijgen een volmaakt ridder".
Haar tante, mevrouw Goldsworthy, die
eenicen tijd bij haar logeerde, keek haar
afkeurend aan. „Mijn beste kind, ik heb
je alleen gewaarschuwd, dat elke bewon
deraar van je misschien niet geheel belan
geloos is. Je bent een wees, jong, aantrek
kelijk. en zeer gefortuneerd'; het is daarom
geen wonder, dat de mannen om je heen
fladderen als bijen om den honig.
„Sir Roland Steel", kondigde de knecht
aan.
Steel, Irene's buurman, was een jon<*e
man, die er 'blijkbaar als vele anderen op
uit was. Irene in te palmen, hetgeen haar
tante met leede oogen aanzag. Zij had haar
plee^oon op het oog voor Irene, Gervaise
Wilson, e-m eerzuchtigen jongen advocaat,
EGO-CENTRISCH.
Sommige menschen maken, meer dan
anderen, den indruk dat ze alles op zich
zelf concentreeren en niet in staat zijn
personen en dingen te bezien, afgeschei
den van de verhouding, waarin deze
staan tot hun eigen persoon. We kunnen
het geen gewoon egoïsme noemen. Dit
toch, hoewel ons allen aangeboren, is be
stemd zich te wijzigen naar gelang van
den staat van zedelijke ontwikkeling dien
we vermogen te bereiken. Een kind is ge
heel egoïst; maar de natuurlijke gang van
zaken is, dat zijn kring zich van iiever-
die het met Irene's fortuin gemakkelijk
zelfs tot minister zou kunnen brengen.
Toen Roland weg was, begon ze onmid
dellijk op hem ai te geven.
„Ik mag hem wel", zei Irene, „maar hij
is wat roekeloos. Toen ik een maand gele
den een autotocht met 'hem maakte, is hij
bij een bocht van den weg tegen een mo
torfiets opgereden. En nu zal ik eerst
daags als getuige moeten optreden."
„Wanneer komt die zaak voor?" vroeg
haar tante.
„Dat is nog niet bepaald. Ik zal het ech
ter wel spoedig hooren".
„Hoe lang denk je nog dezen jongen
man aan het lijntje te houden?"
„Tot ik iemand vind, die mü echt lief
heeft, zoo lief, dat hij bereid is, alles voor
mij op te offeren. Wat heb ik aan mijn
geld als ik geen man trouw, die mij niet
om mijzelf neemt.
Toen. mevrouw Goldsworthy naar huis
ging, had ze zelfs Gervaise Wilson's naam
niet genoemd. Een man met een vastbera
den karakter als hij, redeneerde ze, had
toch geen kans bij de verwende erfge
naam. Kort na haar terugkomst kwam hij
zijn pleegmoeder bezoeken, en deelde haar
mee, dat hij van plan was zijn» betrekking
aan de rechtbank op te geven om bij een
vriend van hem, kolonel Gillow in Argen
tinië, op een boerderij te gaan werken,
lede uitbreidt en dat meer en imeer een
gezichtspunt zijn deel wordt, waarbij
hoogere drijfveeren dan het eigenbelang
zich doen gelden. Nog een hooger soort
egoïsme, den mensch ingeschapen, is de
drang naar verwezenlijking van zijn in
nerlijke aspiraties, het streven naar in
wendige harmonie, waardoor zich het
vooruitzicht opent op vrede en geluk.
Maar ook dit laten we voor het oogenblik
ter zijde. Elk mensch vindt in zichzelf
een wereld in het klein. Het is dus niet
meer dan natuurlüjk, dat hij inwendig de
kern zoekt, die zich naar alle kanten moet
ontwikkelen en dat die ontwikkeling dan
het meest betrouwbaar is, als zij van die
kern is uitgegaan. Een kind zal het gron
digst in de aardrijkskunde worden inge
wijd als men het doet aanvangen op de
plek, waarop het staat en de kringen,
daaromheen getrokken, langizamrhand
grooter maakt.
Groote sprongen rijn uit den booze,
want zij verwarren moer dan dat zij ver
duidelijken. We mogen het dan ook wefl
een fout noemen, wanneer we van kin
deren op het gebied van opoffering meer
eiachen dan ze vooralsnog kunnen geven.
Doen we dit, dian loopen we op den tijd
vooruit en ontstaat het gevaar dat ze
tegenzin krijgen in datgene wat ze later
als het hoogste moeten gaan beschouwen.
In dit alles rit echter een eleiment, dat bij
een egocentrisch persoon ontbreekt: het
element van vooruitgang.
We denken bij, dezen laatste veeleer
aan stilstand, aan beperktheid, aan on
vermogen. Hij beneemt zich zelf het vrije
uitricht; en evenals men in een besloten
ruimte alle begrip van verhouding kwpt
raakt en het verleert, de dingen bij onder
linge vergelijking te schatten, zoo bestaat
voor hem geen andere maatstaf dan het
eigen aanvoelen en het daarnaar taxee-
ren. Hoe die taxatie in staat is te bedrie
gen, behoeft hier ternauwernood te wor
den betoogd. Het ongelukkigste xs dat rij,
die egocentrisch zijn, het veelal niet aan
zichzelven bekennen, maar zich onbevre
digd voelen zonder recht te weten waar
door. Het eenig doeltreffend geneesmid
del wordt door hen niet begeerd en dien
tengevolge ook niet gevonden. Steeds zijn
zjj geneigd zich verongelukt te voelen en
de schuld bij anderen te zoeken. Hoeveel
gelukkiger zouden zij kunnen zijn.
B.
ming zijn mlsgeloopen, dat zijn ze zeker
niet. Een kunstenaar loopt zijn bestem
ming niet mie. HJj is kunstenaar en niets
kan daar verandering in brengen. Hij
moet zijn talenten gebruiken.
Het miskende genie spreekt niet van
zien of hooren, hij heeft er wellicht zelf
nooit iets van gehoord of gezien. Hij
denkt maar, dat die talenten aanwezig
zijn en dat ze miskend worden. Hij had
zoo groot kunnen zijnEn nu zit hij
opgesloten in een kantoor en doet „min
derwaardig" werk. Als dit gebeurd was,
en als dit zóó gegaan was, dan was hij
kunstenaar geworden.
Nog eens: verspil uw tijd niet met hem
beklagen. Men is groot, men is een
kunstenaar, men had het niet misschien
eens, onder gunstige omstandigheden,
kunnen worden. Kunstenaar is men on
danks alles.
En., als u.zelf soms tot miskende ge
nieën mooht behooren, verspil uw tijd
dan niet met uzelf te beklagen er zijn
nuttiger en ook aangenamer dingen te
doen!
Dr. J08. DE COCK.
(Nadruk verboden).
Voor de lezers van dit blad geeft onzt
psychologische medewerker Dr. Jos. de
Cock, van Merlenstraat 120, Den Haag,
gratis zielkundige adviezen o.m. over de
wijze waarop zij hun geest kunnen ver-
frisschea en hun wilskracht en energie
kunnen versterken.
De vragen zullen in dit blad geregeld
worden behandeld. Mochten de beantwoor
dingen te uitvoerig worden, dan direct
per brief.
TOB NOOIT HOEKJE.
HET „MISKEND GENIE".
L'usage seulement fait la pos-
sesslon.
La Fontaine.
't Is merkwaardig zooveel miskende
genieën als er rondloopen. Op kantoor,
in fabrieken overal zitten van die veron
gelijkte wezens, die maar „gewoon" werk
moeten doen, terwijl ze feitelijk voor iets
beters bestemd waren. Ze hebben talen
ten: ze kunnen schilderen, schrijven, mu-
siceeren, tooneelspelen. Als de omstan
digheden maar wat gunstiger waren ge
weest zouden ze groote uitvinders, we
reldhervormers zijn geworden. Ze klagen
en spreken van hun mislukt leven.
Heb medelijden met hen! Denk niet,
dat er werkelijk kunstenaars in hen ver
loren zijn gegaan. Als ze heusch zooveel
talent hadden, zouden ze dat wel gebruikt
hebben, ondanks de omstandigheden, on
danks alles. Had Vondel niet een baantje
aan de bank van leening en belette dat
„gewoon" werk hem zijn machtige ver
zen schrijven? Kan iets een kunstenaar
beletten kunstenaar te zijn?
Het is altijd zoo geweest: moeilijkheden
slaan de kleinen neer, de grooten heffen
ze op, maken ze nog grooter. Als men
een jongen met middelmatig talent zijn
viool afneemt, zal hij huilen en zich tegen
iedereen beklagen, dat hij zoo veronge
lijkt is, dat men hem belet heeft kun
stenaar te worden. Maar een jongen met
waarachtig talent zal wel zorgen dat hij
een nieuwe viool krijgt' Het ware talent
laat zich niet verstikken. De tragedie van
de menschen die „eigenlijk in de kunst
hadden moeten gaan" is een sprookje. O,
ja, misschien hadden zo er wel iets be
reikt, er zijn overal zooveel middelmati-
gen, ook in de kunst. Misschien was het
artisten-leven hun beter bevallen dan dat
op kantoor. Maar genieën zooals zij voor
geven te zijn, menschen die hun bestem-
omdat hij zoo weinög verdiende, dat hij
nauwelijks zijn kamerhuur kon betalen.
Hoewel mevrouw Goldsworthy zijn be
sluit betreurde, werd haar pleegzoon tijde-
iijk ingeten, door een brief van Irene
Het geval van het auto-ongeluk zou in het
begin var. die volgende week voorkomen,
en ze vroeg of zij dan 'bij haar mocht ko
men logeeren.
Irene kwam en ging eiken dag met haar
tante uit. En toen ze op een middag op
een sohilderijententoonstelling waren, zag
mevrouw Goldsworthy ineens Gervaise
binnenkomen. ,Ze stelde hem aan Irene
voor en liet hem met haar alleen, om zoo
genaamd een visite te gaan maken.
Het amuseerde Irene te merken, dat hij
baar naam niet had verstaan en haar zon
der eenige aarzeling voor ongefortuneerd
hield. Toen> ze de schilderijen bezichtigd
hadden, gingen ze samen in Bond Street
theedrinken en vandaar reden ze met den
i omnibus naar West Kensington.
„Blijft u een poosje?" vroeg hij.
„Ongeveer een week. Ik zou Dinsdag-
I avond naar huis gaan, maar mevrouw
Goldsworthy heeft mij gevraagd voor het
bal-masqué bij Lady Rowan over te blij-
I ven".
I „Daar ga ik ook heen", zei hij verrast.
„Corrie Rowan is een nichtje van mij.
Onze Keuken.
HET MENU VAN DE WEEK.
Zondag.
Tomatensoep
Kalfsfricandeau
Bruseelsch lof, aardappelen
Appeltaart
MnnndSg
Koud kalfsvleesch
Worteltjes, aardappelen
Roomrijst
Dinsdag
Gemarineerde runderlapjes
Roode kool, aardappelen
Griesmeelpudding met
vruchtensap
Woensdag
Runderribstuk
Andijvie, aardappelen
Drie in de pan
Donderdag
Koud ribstuk
Spruitjes, aardappelen
Maïzena vla met abrikozen
Vrijdag
Gebakken schol of runderlapjes
Bieten, aardappelen
Gort met rozijnen
Zaterdag
Klapstuk
Hutspot
Macaroni in schelpen
Appeltaart
4 eieren, 300 gram witte suiker, citroen- j
schil (geraspt) en sap van Yi citroen, 250
gram zelfrijzend bakmeel, #/4 K.G. zurej
elen.
en begint met de appelen te schillen,
de klokhuizen te verwijderen en in plak
ken of parten te snijden.
De eieren, suiker, citroensap en
citroenrasp tezamen worden gedurende]
15 minuten flink geklopt, zoodat een]
schuimig geheel verkregen is, waarna
lepel voor lepel de gezeefde bloem wordt
toegevoegd, steeds goed blijven dooreen
mengen. De appelschijven worden in de
van te voren met boter ingesmeerden
springvorm gedaan en daarover giet men
het beslag, dat zich onder het bakken van
zelf verder verdeelt. De taart wordt onge
veer één uur in een matig warmen oven
gebakken.
Men kan voor deze taart zeer goed ge
conserveerde eieren gebruiken, mits men
zich ei voor ei vergewist, dat ze er frisch
uitzien.
Macaroni ln schelpen.
150 gram Macaroni, klein busje toma-
tenpurée, 60 gram geraspte (zoete) kaas,
uitje, peper, zout, paneermeel, 35 gram
boter
Macaroni in kleine stukjes breken, en
gaar koken in kokend water met zout.
Het uitje schoonmaken en fijn snipperen
en met de boter goudgeel fruiten, de
tomatenpurée er bij voegen en een ge
deelte van de geraspte kaas, peper en de
gaargekookte macaroni. Mocht het ge
heel wat te droog zijn, dan voegt men wat
water van de macaroni bij.
De schelpen met de boter Inwrijven en
met een weinig paneermeel bestrooien
en vullen, daarna paneermeel erover
strooien en de rest van de kaas en op
iedere schelp hier en daar een klontje
boter, waarna men ze in den oven Licht
bruin laat worden.
Zandkoekjes.
100 gram boter, 100 gram bloem, 50
gram suiker (basterd), citroensap.
De boter hakt men met een gedeelte
van de bloem tot ze krui melig is en
kneedt dit haksel met de overige bloem,
basterdsuiker en citroensap vlug tot een
goed samenhangende bal, die men eerst
een kwartiertje laat rusten, daar de boter
door het kneeden wat zacht wordt Hier
na rolt men het deeg op een met meel be
strooiden plank uit en steekt kleine ron
de of andere vormen van het deeg, waar
na men deze op een beboterd bakblik in
een matig warmen oven bakt. Indien men
dit wenscht, kunnen de koekjes vóór het
bakken met fijngehakte sucade bestrooid
worden.
Huishoudelijk allerlek
Alvorens een pudding uit de vorm wordt
gestort, is het goed eerst de schotel nat
te maken, waardoor men de pudding, in
dien deze niet in het midden ligt, kan
verschuiven.
Om peterselie gemakkelijk over groen
ten te strooien moet men, nadat ze ge-
wasschen is en fijngehakt, in de punt van
een doek doen en stevig uitknijpen, waar
door men een mooi droog baksel ver
krijgt.
Voor jonge moeders.
Vragen en antwoorden.
Mevr. A. M. B. te D. Ik heb alles ge
reedgemaakt voor mijn baby en hoor nu
van den dokter, dat ik moet rekenen op
een tweeling. Wat voor verschil maakt
dit? Ik zou vooral graag hooren, of er ook
twee wiegen moeten zijn.
Antwoord: Wanneer een tweeling als
verrassing komt, kunnen de kinderen
wel eenigen tijd in één wiegje liggen,
doch dit is lastig voor de verpleegster en
ongezond voor de kinderen. Elen groot be
zwaar is ook, dat de een den ander wak
ker maakt. We zouden u dus aanraden, in
dit geval al dadelijk een wiegje bij te
koopen. Wat de voeding betreft, daarmee
zult u niet de minste moeite hebben, voor
opgesteld natuurlijk, dat u gezond is en
genoeg rust kunt houden.
Mevr. V. v. L. te R. Mijn baby van
101/» maand is in de eerste maanden nogal
ziekelijk geweest, later verbeterde dit
Toen zij 5 maanden was, kón ik haar niet
meer voeden en gaf ik haar blikmelk; den
laatsten tijd vul ik dit aan met vleesch,
groenten, soep, brood en vla, doch na een
paar theelepeltjes van welk voedsel ook
geeft het kind over.
Antwoord: Een jong kind kan nooit
zooveel voedsel verteren en dan geeft het
vanzelf over. Bovendien begint u met en
kele dingen te vroeg; eieren mogen niet
gegeven worden voor het kind 11 maanden
oud is en vleesoh pas na het tweede jaar.
Om ernstige gevolgen te voorkomen, zou
ik u aanraden, het met gewone koemelk
te probeeren; het kind is nu oud genoeg
om die onverdund te drinken. Yoor den
Dan zullen we elkaar daar weer ontmoeten.
In welk oostuum denkt u te gaan?"
„Als een: herderinnetje van Watteau".
„M&g ik dan een van de schapen zijn?"
Ze keek hem lachenld aan, terwijl ze de
stoep van haar tante's huis opgingen.
„Dat is niets voor u", zei ze, „daarvoor
ziet u er veel te resoluut uit."
Ze gingen naar binnen. Mevrouw Golds
worthy was nog niet terug.
„Zei u niet dat u buiten woonde?" vroeg
Gervaise, toen ze in het salon zaten.
„Neen, maar toevallig is het zoo".
„Zon het u interesseeren het gerechts
hof eens te rien?"
„Zeker. Ik moet dezer dagen als getuige
optreden in een ellendig geval. En ik zou
graag de gruwelkamer eens bezichtigen
voor ik op de pijnbank word gelegd."
„Dat zult u niet, als u de waarheid maar
zegt."
„Dat zal ik zeker", zei Irene, hem met
haar oprechte oogen aanziend. „Maar mis
schien zal de een of andere barsche advo
caat mij geheel van de wijs brengen".
„Die zijn uit den tijd", lachte hij.
Toen mevrouw Goldsworthy thuis
kwam, vroeg ze Irene hoe ze Gervais vond.
„Hij lijkt mij een heel geschikte baas",
antwoordde ze, „maar ik heb hem niet ge
zegd, wie ik was".
„Dat zou ook niet den minsten indruk
op hem hebben gemaakt. Gervaise hecht
meer aan karakter dan aan uiterlijkheden.
Maar zoo komt hij natuurlijk nooit voor
uit, vooral daar hij geen fortuin heeft en
geheel van zijn inkomen moet leven."
De volgende dagen ontmoetten Irene en
Gervaise elkaar dikwijls, soms bij toeval,
maar meestal met opzet. En toen ze op
zekeren avond met hem in een taxi van
den schouwburg naar huis reden, zei hij:
„Ik wou, dat je me dadelijk in' het begin
had gezegd, wie je was, Irene".
„Waarom?"
„Omdat ik te voorzichtig! ben om meit
vuur te spelen".
Ze gaf geen antwoord. Maar toen ze
zich dien avond ter ruste begaf, dacht ze
aan zijn woorden. Blijkbaar was hij ver
liefd op haar. En dat vond ze niet bela
chelijk, als van anderen. Hij scheen op
recht van haar te houden. Zou hij het type
zijn, dat alles voor haar over had? Zoo
noodig zelfs zijn werkkring voor haar zou
willen opgeven?
Ofschoon hij, zooals haar tante
tante haar onder het oog had gebracht,
niet kon trouwen met een arm meisje, was
haar onder het oog had gebracht,
aantrekkingskracht voor hem. Ja, mis
schien was hb wel de rechte man voor
haar! (Woedt vervolgd)