't Juttertje POPULAIRE RUBRIEK Populair Bijvoegsel van de HELDERSCHE COURANT DE VROUW EN HAAR HUIS VAN Zaterdag 6 December 1930 463 (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN) DUBBELGANGERS. Henry Ford en Frederlk de Groote. Het gevaarlijke baantje van plaatsvervanger. Ongetwijfeld zal Gene Tunney het prettig vinden te hooren dat hij een dubbelganger van Beethoven is, diooh Henry Ford zal er minder prat op gaan, dat rijn gelaatstrekken een treffende overeenkomst vertoonen met die van den oorlogszuchtigen Frederik de Groote. De Gelijkheid in uiterlijk van beide laatst-: genoemde mannen, wier groot verschil in karakter buiten kijf is, werd oniangs ont dekt, door een Duitscker, physionomist, die daarbij voornamelijk lette op de bij zondere gelaatsuitdrukking en den vorm van de oogen, neus en wangen. Zij, die beweren iemands karakter van zijn gelaat te kunnen lezen, zouden be doelde twee in dezelfde groep onder brengen; maar de physionomist leidt uit deze omstandigheden juist af, dat hier door bewezen is, dat het gezicht een on betrouwbare gids is wanneer men tot iemands innerlijk wenacht door te drin gen. Twee menschen, die sprekend op elkaar gelijken kunnen, wat het karakter aangaat, geheel tegenovergesteld zijn en dat zijn ze gewoonlijk ook. De dubbelganger van wijden den Gzaar was een boer van verdacht allooi; die van graaf Toistoi een zwendelaar en van president Roozevelt een Italiaansck lijs tenmaker. Iedereen heeft ergens op de zen aardbodem een dubbelganger. Treedt iemand op den voorgrond en komt zijn portret in de bladen, dan duikt er onmid dellijk iemand op, die zijn sprekend even beeld is. Een inwoner van New-York, Memingi .genaamd, kon tijdens den we reldoorlog geen levensverzekering snui ten, omdat hij zoo op president Wilson geleek. Een tooneel-speler, die enkele jaren1 geleden in een stuk de rol van Abraham Lincoln vervulde was een dub belganger van den grooten vrijheidsheld. Hij kwam zoo onder den indruk van de rol die hij speelde, dat hij' zioh ging ver beelden dat hij werkelijk Linooin was. Hij liet zijn baard groeien, wende zich de manier om zich te kleeden, te spreken en alle gewoonten van Lincoln aan en het oogenblik kwam dat hij scheen te meenen dat zijn figuur behoorde te worden be jegend met allen eerbied welken men ver schuldigd was aan een zoo belangrijke persoonlijkheid. Zijn imitatie van Lincoln was zoo pijnlijk natuurgetrouw, dat een Zijner vrienden cynisch uitriep: „Die man zal niet tevreden zijn vóór de een of ander hem vermoordt." Het denkbeeld om uit veiligheidsoog punt de diensten te aanvaarden van een dubbelganger schijnt het eerst te zijn op gekomen in graaf d'Istria, den eersten president van de nieuwe Grieksche repu bliek, in 1828. Zwervend in een bosch in de buurt van Athene ontmoette hij een boer, die zijn sprekend evenbeeld was. Hij nam hem op staanden voet in dienst Enkele maanden later werd de man ver moord, terwijl hij in het rijtuig van zijn meester zat Onmiddellijk dook een tweede dubbelganger op; deze deelde het zelfde lot Toen kon er niemand meer voor het baantje gevonden worden en ten slotte viel de graaf zelf door moorde naarshanden. Er is nog een ander gevaar verbonden aan de rol van dubnelganger. Evenals de tooneelspeler, die op Linooin leek, gaan ook andere dubbelgangers zioh soms verbeelden, dat ze de groote man zelf zijn en worden zoodoende vol slagen krankzinnig. Een Deensch bankier, Karlsen ge naamd was de dubbelganger van Czaar Alexander Hl van Rusland, die dikwijls aan het Deensche hof vertoefde. Gevleid door die gelijkenis imiteerde Karlsen de wijze van kleeding en manier van den czaar; hij ging zelfs zoo ver zijn haar af te scheren en het te doen voorkomen alsof hij ook kaalhoofdig was. Hij reed door Kopenhagen in een rijtuig met vier paarden bespannen en wtas erg gevleid door die groeten van het publiek. Op een dag was er een aanslag op zijn leven gepleegd, wat misschien; maar een grap was. Karlsen begon zich toen te verbeel den, dat hij' door nihilisten werd achter volgd en in den geest was hij reeds der mate de Czaar geworden, dat hij zich niet als zichzelf kon indenken. Tenslotte deed hij een- poging tot zelfmoord om te ont komen aan de bommen der anarchisten en moest in een krankzinnigengesticht worden opgesloten. Leo Trotzky, die van huis uit Leon Bronstein heette, moet zijn naam hebben ontleend aan zijn gelijkenis met een ge vangenbewaarder. Toen hij zich in 1905 Sn ballingschap in Siberië bevond, ont dekte hij dat hij en zijn cipier, die Trotzky heette als twee druppels water op elkaar geleken. Daar hij op middelen zon te ont vluchten, kweekte hij die gelijkenis zoo veel mogelijk aan, tot in phystek opzicht de twee niet van elkaar te ouderschei den waren. Hij imiteerde elke uitdruk king van den cipier zijn gelaat, oefende zich te loopen zooals de gevangenbewaar der deed, kamde zijn haard en baard gelijk de ander deed om de gelijkenis volkomen te maken. Gewapend met een pas waarop de foto van den cipier en gekleed in een van diens jassen wist de revolutionair de grens te bereiken en •ge lukte het hem zelfs die te overschrijden, hoewel hij onderweg verscheidene vrien den van zijn dubbelganger ontmoette. Daarop nam hij ook den naam aan van den man, die het middel tot zijn ontwa pening was geweest. In strafzaken rijn bij de identificatie vaak dwalingen be gaan wegens uiterlijke gelijkenis. Denk b.v. aan Back te Londen, die vijf jaar in de gevangenis doorbracht, daar hij niet kon bewijzen dat hij niet de gezochte zwendelaar was. Tal van getuigen be weerden hem te herkennen en alles was tegen hem. Toch was hij inderdaad de dief niet en later werd hij in vrijheid ge steld en kende de Engelsche regeering hein een schadeloosstelling: toe. B. HAAR RIDDER. „Geld is de spil, waar alles om draait", zei Irene Hancock. „En als ik een man moet koonen, zal ik wel oppassen, een goeden te krijgen een volmaakt ridder". Haar tante, mevrouw Goldsworthy, die eenicen tijd bij haar logeerde, keek haar afkeurend aan. „Mijn beste kind, ik heb je alleen gewaarschuwd, dat elke bewon deraar van je misschien niet geheel belan geloos is. Je bent een wees, jong, aantrek kelijk. en zeer gefortuneerd'; het is daarom geen wonder, dat de mannen om je heen fladderen als bijen om den honig. „Sir Roland Steel", kondigde de knecht aan. Steel, Irene's buurman, was een jon<*e man, die er 'blijkbaar als vele anderen op uit was. Irene in te palmen, hetgeen haar tante met leede oogen aanzag. Zij had haar plee^oon op het oog voor Irene, Gervaise Wilson, e-m eerzuchtigen jongen advocaat, EGO-CENTRISCH. Sommige menschen maken, meer dan anderen, den indruk dat ze alles op zich zelf concentreeren en niet in staat zijn personen en dingen te bezien, afgeschei den van de verhouding, waarin deze staan tot hun eigen persoon. We kunnen het geen gewoon egoïsme noemen. Dit toch, hoewel ons allen aangeboren, is be stemd zich te wijzigen naar gelang van den staat van zedelijke ontwikkeling dien we vermogen te bereiken. Een kind is ge heel egoïst; maar de natuurlijke gang van zaken is, dat zijn kring zich van iiever- die het met Irene's fortuin gemakkelijk zelfs tot minister zou kunnen brengen. Toen Roland weg was, begon ze onmid dellijk op hem ai te geven. „Ik mag hem wel", zei Irene, „maar hij is wat roekeloos. Toen ik een maand gele den een autotocht met 'hem maakte, is hij bij een bocht van den weg tegen een mo torfiets opgereden. En nu zal ik eerst daags als getuige moeten optreden." „Wanneer komt die zaak voor?" vroeg haar tante. „Dat is nog niet bepaald. Ik zal het ech ter wel spoedig hooren". „Hoe lang denk je nog dezen jongen man aan het lijntje te houden?" „Tot ik iemand vind, die mü echt lief heeft, zoo lief, dat hij bereid is, alles voor mij op te offeren. Wat heb ik aan mijn geld als ik geen man trouw, die mij niet om mijzelf neemt. Toen. mevrouw Goldsworthy naar huis ging, had ze zelfs Gervaise Wilson's naam niet genoemd. Een man met een vastbera den karakter als hij, redeneerde ze, had toch geen kans bij de verwende erfge naam. Kort na haar terugkomst kwam hij zijn pleegmoeder bezoeken, en deelde haar mee, dat hij van plan was zijn» betrekking aan de rechtbank op te geven om bij een vriend van hem, kolonel Gillow in Argen tinië, op een boerderij te gaan werken, lede uitbreidt en dat meer en imeer een gezichtspunt zijn deel wordt, waarbij hoogere drijfveeren dan het eigenbelang zich doen gelden. Nog een hooger soort egoïsme, den mensch ingeschapen, is de drang naar verwezenlijking van zijn in nerlijke aspiraties, het streven naar in wendige harmonie, waardoor zich het vooruitzicht opent op vrede en geluk. Maar ook dit laten we voor het oogenblik ter zijde. Elk mensch vindt in zichzelf een wereld in het klein. Het is dus niet meer dan natuurlüjk, dat hij inwendig de kern zoekt, die zich naar alle kanten moet ontwikkelen en dat die ontwikkeling dan het meest betrouwbaar is, als zij van die kern is uitgegaan. Een kind zal het gron digst in de aardrijkskunde worden inge wijd als men het doet aanvangen op de plek, waarop het staat en de kringen, daaromheen getrokken, langizamrhand grooter maakt. Groote sprongen rijn uit den booze, want zij verwarren moer dan dat zij ver duidelijken. We mogen het dan ook wefl een fout noemen, wanneer we van kin deren op het gebied van opoffering meer eiachen dan ze vooralsnog kunnen geven. Doen we dit, dian loopen we op den tijd vooruit en ontstaat het gevaar dat ze tegenzin krijgen in datgene wat ze later als het hoogste moeten gaan beschouwen. In dit alles rit echter een eleiment, dat bij een egocentrisch persoon ontbreekt: het element van vooruitgang. We denken bij, dezen laatste veeleer aan stilstand, aan beperktheid, aan on vermogen. Hij beneemt zich zelf het vrije uitricht; en evenals men in een besloten ruimte alle begrip van verhouding kwpt raakt en het verleert, de dingen bij onder linge vergelijking te schatten, zoo bestaat voor hem geen andere maatstaf dan het eigen aanvoelen en het daarnaar taxee- ren. Hoe die taxatie in staat is te bedrie gen, behoeft hier ternauwernood te wor den betoogd. Het ongelukkigste xs dat rij, die egocentrisch zijn, het veelal niet aan zichzelven bekennen, maar zich onbevre digd voelen zonder recht te weten waar door. Het eenig doeltreffend geneesmid del wordt door hen niet begeerd en dien tengevolge ook niet gevonden. Steeds zijn zjj geneigd zich verongelukt te voelen en de schuld bij anderen te zoeken. Hoeveel gelukkiger zouden zij kunnen zijn. B. ming zijn mlsgeloopen, dat zijn ze zeker niet. Een kunstenaar loopt zijn bestem ming niet mie. HJj is kunstenaar en niets kan daar verandering in brengen. Hij moet zijn talenten gebruiken. Het miskende genie spreekt niet van zien of hooren, hij heeft er wellicht zelf nooit iets van gehoord of gezien. Hij denkt maar, dat die talenten aanwezig zijn en dat ze miskend worden. Hij had zoo groot kunnen zijnEn nu zit hij opgesloten in een kantoor en doet „min derwaardig" werk. Als dit gebeurd was, en als dit zóó gegaan was, dan was hij kunstenaar geworden. Nog eens: verspil uw tijd niet met hem beklagen. Men is groot, men is een kunstenaar, men had het niet misschien eens, onder gunstige omstandigheden, kunnen worden. Kunstenaar is men on danks alles. En., als u.zelf soms tot miskende ge nieën mooht behooren, verspil uw tijd dan niet met uzelf te beklagen er zijn nuttiger en ook aangenamer dingen te doen! Dr. J08. DE COCK. (Nadruk verboden). Voor de lezers van dit blad geeft onzt psychologische medewerker Dr. Jos. de Cock, van Merlenstraat 120, Den Haag, gratis zielkundige adviezen o.m. over de wijze waarop zij hun geest kunnen ver- frisschea en hun wilskracht en energie kunnen versterken. De vragen zullen in dit blad geregeld worden behandeld. Mochten de beantwoor dingen te uitvoerig worden, dan direct per brief. TOB NOOIT HOEKJE. HET „MISKEND GENIE". L'usage seulement fait la pos- sesslon. La Fontaine. 't Is merkwaardig zooveel miskende genieën als er rondloopen. Op kantoor, in fabrieken overal zitten van die veron gelijkte wezens, die maar „gewoon" werk moeten doen, terwijl ze feitelijk voor iets beters bestemd waren. Ze hebben talen ten: ze kunnen schilderen, schrijven, mu- siceeren, tooneelspelen. Als de omstan digheden maar wat gunstiger waren ge weest zouden ze groote uitvinders, we reldhervormers zijn geworden. Ze klagen en spreken van hun mislukt leven. Heb medelijden met hen! Denk niet, dat er werkelijk kunstenaars in hen ver loren zijn gegaan. Als ze heusch zooveel talent hadden, zouden ze dat wel gebruikt hebben, ondanks de omstandigheden, on danks alles. Had Vondel niet een baantje aan de bank van leening en belette dat „gewoon" werk hem zijn machtige ver zen schrijven? Kan iets een kunstenaar beletten kunstenaar te zijn? Het is altijd zoo geweest: moeilijkheden slaan de kleinen neer, de grooten heffen ze op, maken ze nog grooter. Als men een jongen met middelmatig talent zijn viool afneemt, zal hij huilen en zich tegen iedereen beklagen, dat hij zoo veronge lijkt is, dat men hem belet heeft kun stenaar te worden. Maar een jongen met waarachtig talent zal wel zorgen dat hij een nieuwe viool krijgt' Het ware talent laat zich niet verstikken. De tragedie van de menschen die „eigenlijk in de kunst hadden moeten gaan" is een sprookje. O, ja, misschien hadden zo er wel iets be reikt, er zijn overal zooveel middelmati- gen, ook in de kunst. Misschien was het artisten-leven hun beter bevallen dan dat op kantoor. Maar genieën zooals zij voor geven te zijn, menschen die hun bestem- omdat hij zoo weinög verdiende, dat hij nauwelijks zijn kamerhuur kon betalen. Hoewel mevrouw Goldsworthy zijn be sluit betreurde, werd haar pleegzoon tijde- iijk ingeten, door een brief van Irene Het geval van het auto-ongeluk zou in het begin var. die volgende week voorkomen, en ze vroeg of zij dan 'bij haar mocht ko men logeeren. Irene kwam en ging eiken dag met haar tante uit. En toen ze op een middag op een sohilderijententoonstelling waren, zag mevrouw Goldsworthy ineens Gervaise binnenkomen. ,Ze stelde hem aan Irene voor en liet hem met haar alleen, om zoo genaamd een visite te gaan maken. Het amuseerde Irene te merken, dat hij baar naam niet had verstaan en haar zon der eenige aarzeling voor ongefortuneerd hield. Toen> ze de schilderijen bezichtigd hadden, gingen ze samen in Bond Street theedrinken en vandaar reden ze met den i omnibus naar West Kensington. „Blijft u een poosje?" vroeg hij. „Ongeveer een week. Ik zou Dinsdag- I avond naar huis gaan, maar mevrouw Goldsworthy heeft mij gevraagd voor het bal-masqué bij Lady Rowan over te blij- I ven". I „Daar ga ik ook heen", zei hij verrast. „Corrie Rowan is een nichtje van mij. Onze Keuken. HET MENU VAN DE WEEK. Zondag. Tomatensoep Kalfsfricandeau Bruseelsch lof, aardappelen Appeltaart MnnndSg Koud kalfsvleesch Worteltjes, aardappelen Roomrijst Dinsdag Gemarineerde runderlapjes Roode kool, aardappelen Griesmeelpudding met vruchtensap Woensdag Runderribstuk Andijvie, aardappelen Drie in de pan Donderdag Koud ribstuk Spruitjes, aardappelen Maïzena vla met abrikozen Vrijdag Gebakken schol of runderlapjes Bieten, aardappelen Gort met rozijnen Zaterdag Klapstuk Hutspot Macaroni in schelpen Appeltaart 4 eieren, 300 gram witte suiker, citroen- j schil (geraspt) en sap van Yi citroen, 250 gram zelfrijzend bakmeel, #/4 K.G. zurej elen. en begint met de appelen te schillen, de klokhuizen te verwijderen en in plak ken of parten te snijden. De eieren, suiker, citroensap en citroenrasp tezamen worden gedurende] 15 minuten flink geklopt, zoodat een] schuimig geheel verkregen is, waarna lepel voor lepel de gezeefde bloem wordt toegevoegd, steeds goed blijven dooreen mengen. De appelschijven worden in de van te voren met boter ingesmeerden springvorm gedaan en daarover giet men het beslag, dat zich onder het bakken van zelf verder verdeelt. De taart wordt onge veer één uur in een matig warmen oven gebakken. Men kan voor deze taart zeer goed ge conserveerde eieren gebruiken, mits men zich ei voor ei vergewist, dat ze er frisch uitzien. Macaroni ln schelpen. 150 gram Macaroni, klein busje toma- tenpurée, 60 gram geraspte (zoete) kaas, uitje, peper, zout, paneermeel, 35 gram boter Macaroni in kleine stukjes breken, en gaar koken in kokend water met zout. Het uitje schoonmaken en fijn snipperen en met de boter goudgeel fruiten, de tomatenpurée er bij voegen en een ge deelte van de geraspte kaas, peper en de gaargekookte macaroni. Mocht het ge heel wat te droog zijn, dan voegt men wat water van de macaroni bij. De schelpen met de boter Inwrijven en met een weinig paneermeel bestrooien en vullen, daarna paneermeel erover strooien en de rest van de kaas en op iedere schelp hier en daar een klontje boter, waarna men ze in den oven Licht bruin laat worden. Zandkoekjes. 100 gram boter, 100 gram bloem, 50 gram suiker (basterd), citroensap. De boter hakt men met een gedeelte van de bloem tot ze krui melig is en kneedt dit haksel met de overige bloem, basterdsuiker en citroensap vlug tot een goed samenhangende bal, die men eerst een kwartiertje laat rusten, daar de boter door het kneeden wat zacht wordt Hier na rolt men het deeg op een met meel be strooiden plank uit en steekt kleine ron de of andere vormen van het deeg, waar na men deze op een beboterd bakblik in een matig warmen oven bakt. Indien men dit wenscht, kunnen de koekjes vóór het bakken met fijngehakte sucade bestrooid worden. Huishoudelijk allerlek Alvorens een pudding uit de vorm wordt gestort, is het goed eerst de schotel nat te maken, waardoor men de pudding, in dien deze niet in het midden ligt, kan verschuiven. Om peterselie gemakkelijk over groen ten te strooien moet men, nadat ze ge- wasschen is en fijngehakt, in de punt van een doek doen en stevig uitknijpen, waar door men een mooi droog baksel ver krijgt. Voor jonge moeders. Vragen en antwoorden. Mevr. A. M. B. te D. Ik heb alles ge reedgemaakt voor mijn baby en hoor nu van den dokter, dat ik moet rekenen op een tweeling. Wat voor verschil maakt dit? Ik zou vooral graag hooren, of er ook twee wiegen moeten zijn. Antwoord: Wanneer een tweeling als verrassing komt, kunnen de kinderen wel eenigen tijd in één wiegje liggen, doch dit is lastig voor de verpleegster en ongezond voor de kinderen. Elen groot be zwaar is ook, dat de een den ander wak ker maakt. We zouden u dus aanraden, in dit geval al dadelijk een wiegje bij te koopen. Wat de voeding betreft, daarmee zult u niet de minste moeite hebben, voor opgesteld natuurlijk, dat u gezond is en genoeg rust kunt houden. Mevr. V. v. L. te R. Mijn baby van 101/» maand is in de eerste maanden nogal ziekelijk geweest, later verbeterde dit Toen zij 5 maanden was, kón ik haar niet meer voeden en gaf ik haar blikmelk; den laatsten tijd vul ik dit aan met vleesch, groenten, soep, brood en vla, doch na een paar theelepeltjes van welk voedsel ook geeft het kind over. Antwoord: Een jong kind kan nooit zooveel voedsel verteren en dan geeft het vanzelf over. Bovendien begint u met en kele dingen te vroeg; eieren mogen niet gegeven worden voor het kind 11 maanden oud is en vleesoh pas na het tweede jaar. Om ernstige gevolgen te voorkomen, zou ik u aanraden, het met gewone koemelk te probeeren; het kind is nu oud genoeg om die onverdund te drinken. Yoor den Dan zullen we elkaar daar weer ontmoeten. In welk oostuum denkt u te gaan?" „Als een: herderinnetje van Watteau". „M&g ik dan een van de schapen zijn?" Ze keek hem lachenld aan, terwijl ze de stoep van haar tante's huis opgingen. „Dat is niets voor u", zei ze, „daarvoor ziet u er veel te resoluut uit." Ze gingen naar binnen. Mevrouw Golds worthy was nog niet terug. „Zei u niet dat u buiten woonde?" vroeg Gervaise, toen ze in het salon zaten. „Neen, maar toevallig is het zoo". „Zon het u interesseeren het gerechts hof eens te rien?" „Zeker. Ik moet dezer dagen als getuige optreden in een ellendig geval. En ik zou graag de gruwelkamer eens bezichtigen voor ik op de pijnbank word gelegd." „Dat zult u niet, als u de waarheid maar zegt." „Dat zal ik zeker", zei Irene, hem met haar oprechte oogen aanziend. „Maar mis schien zal de een of andere barsche advo caat mij geheel van de wijs brengen". „Die zijn uit den tijd", lachte hij. Toen mevrouw Goldsworthy thuis kwam, vroeg ze Irene hoe ze Gervais vond. „Hij lijkt mij een heel geschikte baas", antwoordde ze, „maar ik heb hem niet ge zegd, wie ik was". „Dat zou ook niet den minsten indruk op hem hebben gemaakt. Gervaise hecht meer aan karakter dan aan uiterlijkheden. Maar zoo komt hij natuurlijk nooit voor uit, vooral daar hij geen fortuin heeft en geheel van zijn inkomen moet leven." De volgende dagen ontmoetten Irene en Gervaise elkaar dikwijls, soms bij toeval, maar meestal met opzet. En toen ze op zekeren avond met hem in een taxi van den schouwburg naar huis reden, zei hij: „Ik wou, dat je me dadelijk in' het begin had gezegd, wie je was, Irene". „Waarom?" „Omdat ik te voorzichtig! ben om meit vuur te spelen". Ze gaf geen antwoord. Maar toen ze zich dien avond ter ruste begaf, dacht ze aan zijn woorden. Blijkbaar was hij ver liefd op haar. En dat vond ze niet bela chelijk, als van anderen. Hij scheen op recht van haar te houden. Zou hij het type zijn, dat alles voor haar over had? Zoo noodig zelfs zijn werkkring voor haar zou willen opgeven? Ofschoon hij, zooals haar tante tante haar onder het oog had gebracht, niet kon trouwen met een arm meisje, was haar onder het oog had gebracht, aantrekkingskracht voor hem. Ja, mis schien was hb wel de rechte man voor haar! (Woedt vervolgd)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1930 | | pagina 7