v.ROSSEM'5
TROOST
■tJ
cis, BAAI (tó
ROOKT
Zijn Kerstgeschenk.
„OUWE GERRIT"
PER PAKJE
door
JESSIE PBHJPa
(JNiadruk verboden.)
Janet Western aat alleen. Jba de kleine,
donkere huiskamer. Buiten Tlel een drui
lerige regen; de lamp brandde reeds ge
in imen tijd, maar zij bad1 nog geen anoedte
gedaan, de gordijnen te laten zakken om
de troostelooze buiten-wereld al te sluiten.
Wat 20U haar wanhoop nog grooter kun
nen maken, nu xg xi«h xoo ongelukkig
gevoelde?
Plotseling liet zij zich op de knieën
rallen voor de leunstoel aan den anderen
kant van den haard en met ©en woede,
die aan waanzin grensde, nam zij het kus
sen op en schudde het heftig heen en
weer, alsof het een levend wezen was.
Ik wou dat ik iemand te pakken kon
krij'genkwam het woest van haar lippen.
en hem vermoorden.
Haar woeste uitval eindigde in een
klagelijken zucht en even plotseling als
zij het gegrepen had, liet zij het kussen
weer vallen en steunend verborg ze haar
gezicht erin. Het was een hartstochtelijke
uitbarsting van maohteloozen haat ge
weest van een woede en ellende zonder
uitkomst. Zij hoorde de deur niet open
gaan en merkte niet dat haar man aarze
lend op den drempel bleef staan, terwijl
hij met. bijziende oogen de kamer in-
tuurde.
Janet, zei hij eindelijk zachtjes.
Janet!
Zij hief vermoeid het hoofd op en keek
naar hem, terwijl liij met de hand op den
deurknop bleef staan, alsof hij bang was
om naderbij te komen. Hij was, naar zijn
kleeding te oordeelen, predikant, een
kleine, magere man, wiens gezicht aan
geboren verlegenheid verried. Zijn zachte
blauwe oogen, slordige grijze baard en
dunne borstelige wenkbrauwen, deden
zijn gebrek aan persoonlijkheid nog meer
uitkomen. Er kwam een harde trek in
haar oogon, toen ze hem daar bij de deur
zag staan, met zijn onbenullig groot pak
in zijn'eene arm. Hij huiverde even onder
haar vijandigen blik, maar vermande zich
en keek haar recht in de oogen. Het was
de blik van een verlegen man, die vast
besloten is dapper te zijn, In die oogen
van zijn gemeenteleden had Silas Weston
zich nog eens als een dapper man doen
kennen, n.1. toen hij Janet trouwde. Na
tot zijn 55ste jaar ongetrouwd te zijn ge
bleven, bracht hij Janet als echtgoote in
zijn huis.
Silas bracht jarenlang zijn vacantie
door in een derde-rangs pension in een
van de goedkoop© badplaatsen aan die
Oostkust. In dit pension verdiende janet
en haar moeder een schraal stuk brood
Hun gasten bestonden in hoofdzaak uit
oude vrijsters en roezemoezige gezinnen
met veel kinderen. Toen haar moeder
stierf, bleef Janet alleen achter.
Te verlegen om zich aan een directe
bracht haar bijna aanbiddende dankbaar
heid, die Silas voor liefde aanzag, hem
In een eexfease van geluk. En nu was alles
voorbij, het kind was gestorven. ZÜjn
korte leven was vol ellende en pijn ge
weest. Op een Zondagavond was Janet
gestruikeld en de val had haar voor altijd
de mogelijkheid van kinderzegen voor
haar buitengesloten en tevens het teeken
des doods gedrukt op haar eerstgeborene.
En sedert de slag gevallen was, was zij
waanzinnig van smart en vervuld van
eindeloaze bitterheid tegen God, tegen
het leven, tegen haar man en tegen zich
zelf, een bitterheid waarin de woestheid
was yan het wilde dier dat beroofd is van
zijn jong.
Aanvankelijk begreep Silas het niet.
Hem was zijn vrouw meer dan het kind.
Maar waar al zijn wanhopige pogingen
om haar te troosten schipbreuk leden,
drong eindelijk de waarheid1 tot hem
door: hij beteekende niets voor haar.
Deze pijnlyke gewaarwording kreeg hij
nu weer opnieuw, toen hij naderbij kwam,
iet pak in zijn arm tegen zich aandruk
kend alsof 'hij daaruit moed wilde putten,
want moed had hij noodig, zoolang die
boosaardige oogen hem zoo wreed aan
staarden.
Janet's schelle stem verbras: het druk
kend zwijgen: doe die deur toch dicht,
zei zij, en wat heb je daar? O, zeker
een kerstgeschenk. Ik dacht er heélemaal
niet aan, dat het kerstavond was.
Hij schrok van haar sarcastischen toon,
maar ging gretig in op haar veronderstel
ling.
Ja, het is een kerstgeschenk, zei hij
aarzelend, voor jou. Hij kwam dichterbij
eri reikte haar het pak toe*.
Haastig en bevend van emotie kwam
ze overeind. Wat,%et is een kind! riep
en de woestheid waarmee ze dat zei.
trof hem als een zweepslag; maar hij
hield zich in.
Ja, ik nam het mee voor jou.
Voor mij:, wat bedoel je? Zij wendde
zich tot ihem als een getergd dier. Ben
je van plan me te hoonen or nog onge
lukkiger te maken, of wat heeft dit an
ders te beteekenen? Breng net wegl
Janet, drong hij aan. Luister nu
3ens rustig naar me.
Neen, dat wil ik niet, barstte zij uit,
breng het weg.
Silas haalde diep adem en toen Janet
hem aankeek, merkte ze, dat er op dit
oogenblik evenveel vastberadenheid in
hem was, als in haar zelf.
Dit kleine kind, zei hij, is wees
?iï zonder tehuis. Er is maar één deux
voor hem open op dezen kerstavond, de
leur van het armenhuis. Ik heb het mee
genomen voor jou, Janet, als een gave
Gods, inplant» van het kind dat van ons
weggenomen is.
Wat, riep ze wild dit uit de .goot
opgeraapte kind aannemen in de plaats
van mijn lieveling? Wil je het in zijn
bedje laten slapen en zijn kleertjes dra
gen I Het lijkt wel of je gek geworden
bent!
Neen,, antwoordde 'hij, jij. bent
haeprde, ik heb zooveel menschen in
doodsstrijd gezien, maar nooit zag lk
iemand zoo worstelen om to blijven leven.
Ik wil niet sterven, ik kan niet ster
ven, riep zo almaar. Het deed me aan
jou denken, jij zoudfc net' zoo gestreden
hebben terwille van je kind.
Janet huiverde. Zij begreep, wat die
vrouw doorgemaakt moest hebben.
Z(ij was doodeljjk beangst voor het
armenhuis, ging Silas voort, alles lie
ver dan het armenhuis, herhaalde zij tel
kens kreunend. Toen dacht ik aan jou.
Ik beloofde de arme stervende moeder,
dat haar kind niet naar het armenhuis
zou gaan, dat ik het zou brengen bij
iemand, die het lief zou hebben tarwillt
van haar eigen gestorven kind. En op
die belofte sliep zij in, met een1 glimlach
op haar gezicht en in haar slaap stierf zij.
Je hadt geen recht zoo'n belofte te
doen, mompelde Janet, doch haar hoofd
was gebogen.
Veronderstel eens, antwoordde Silas,
dat het jouw kind was geweest, dat
alleen achterbleef, Ik ben overtuigd dat
jij je met dezelfde kracht vastgeklampt
zou hebben' aan een helper in den nood,
Janet keek hem aan. Zou het toch mo
gelijk zijn,, dat haar man haar beter ken
de, dan zij vermoedde?
En het was evengoed terwille van
jezelf, vervolgde Silas. Je bent heele-
maal opgegaan in je verdriet, terwijl je
hart verlangde naar de liefde van een
kind. En om ons heen zijn er honderden
kinderen, die omkomen door gebrek aan
liefde. Ook ons kind had onder hen kun
nen zijn. Zou je mijn kerstgeschenk niet
willen aannemen Janet, terwille van hem?
Hij, legde het bundeltje o-p het. kussen,
dat Janet even te voren bijna in stuk
ken gescheurd had en begon net onhan
dig los te maken.
Kijk, Janet, dat is geen uit de goot
opgeraapt kind. De uitdrukking op haar
gezicht was veranderd, ze keek hem- met
een vreemden blik aan, een blik, die zijn
hart sneller deed kloppen. Het was, alsof
zij voor het eerst een blik in zijn ziel
sloeg.
Plotseling trachtte het kind zich vrij
te maken uit zijn omhulsels; het voelde
niet meer de warmte van de beschuttende
armen en 'begon klagelijk te huilen. Ja
net vloog er heen. Op het kussen lag een
klein, rozig wezentje. Janet keek ernaar
terwijl zij probeerde haar zachtere gevoe
lens terug te dringen, Maar toen de don
kere oogen hem zoo bleven aankijken,
hield het kind op met huilen en plotseling
begon het te glimlachen.
Die hulpelooze glimlach ontwapende
Janet heelemaal. Zij viel op haar knieën,
nam het kind op en drukte het innig tegen
zich aan, terwijl zij zachtjes begon te
schreien.
Silas bleef roerloos naast haar staan.
In den langen vreemden blik, waormeo
zijn vrouw hera had aangezien, had hij
gelezen, dat zijn kerstgeschomr hem ook
iets gebracht had. Hij was echter gedul
dig en kon wachten op de vervulling van
deze belofte. Hij wendde zich met om
floerste oogen af en stommelde de kamer
uit
weigering bloot te stellen', had Silas haar door smart verblind en wendt je af van
schriftelijk gevraagd zijn vrouw te war- God en de menschen. Je vergeet alles, be
den en tot zijn bijna onuitsprekelijke halve je zelf. Je vergeet zelfs het kleine
vreugde had zij toegestemd. De reden kind, dat je zoo liefhad,
waarom Silas dezen stap gedaan had was Ik hem vergeten! hoe durf je dat te
geen andere dan dat hij werkelijk van zeggen!
haar hield. Voor een buitenstaander was Zij kwam met verwilderde oogen en op-
de reden waarom Janet zyn aanzoek hadgeheven hand op hem toe, alsof ze hem
aangenomen echter niet zoo eenvoudig.
Ofschoon niet jong meer, bzat zij wat
hem ontbrak een sterke persoonlijk
heid. Donker van uiterlijk, groot en goed
gebouwd scheen haar heeïe wezen een
beeld van onderdrukte levenskracht Hoe
was het mogelijk dat zoo'n vrouw Silas
Weston tot levensgezel kon nemen?
Janet alleen kende het antwoord op
deze vraag. Zij was met hem getrouwd,
omdat het de eenige kans was in haar
eentonig, vreugdeloos bestaan, om te
voldoen aan 'haar verlangen naar het
moederschap.
Toen haar kind geboren moest worden,
EEN KERSTVERHAAL
door
JAN R. TH. GAMPERT.
Met een harden, nodigen slag sloeg de
deur van de kleine herberg achter hem
dicht. Even wankelde hij, toen de prik-
kelend-zuivere lucht ijzig in zijn -gezicht
woei, dan herstelde hij zich en begaf zich
op weg naar de kleine boerderij, een
kwartier gaans van het dorp.
De doipstraat lag verlaten
Op groot afstanden hier en daar een
lantaarn, die een erbarmelijk-schraal licht
rondom zich heen straalde. De huizen
waren donker. Alleen baj den boven
meester brandde de lamp nog. Zwaar
klotsten de klompen van ouwe Gerrit op
de kelen van den straatweg. Harde, on
regelmatige slagen in de stilte van den
vries-helderen nacht. Hij duwde z'n
handen in de zakken van z'n korte jek
ker. Koud was het, weergaasoh koud,
Het hoofd voorover gebogen stapte hij
verder. Daar hij Tineke Lans moest hij
rechtsaf den zandweg in.
Ouwe Gerrit had een goeien avond
gehad. Voor zijn doen tenminste. Met
Ma mis Ras, Houtcpoot en Gleljnn had hij
zitten pandoeren. Twintig centen had hij
gewonnen en z'n heele vertering, vrij. En
die was Lang niet mi» geweest. Anders
dronk 'ie nooit zooveel, maar vandaag
had hij do koldler in z'n kop gehad. Van
morgen vroeg was 'ie al z n huis uitspe-
loopen; Kees, do knecht, zou het weinige
werk, dat er 's winter» te doen was, wol
©p knappen.
HM moest w uit! Met «'n grootf
driftlgo passen was hij het dorp door
gebeend. „Ouwe Gerrit hjfct 't weorl"
slaan wilde. Zy liet echter haar arm zak
ken en bleef stokstijf staan.
Ja, zei hij: op- beslisten toon, je
vergeet het, anders zou je hart vol mede
lijden uitgaan naar alle.in kommer
ellende achtergebleven kinderen. Janet,
jouw verdriet is niet het eenige op de
wereld. Ik kom rechtstreeks van het
doodsbed van de moeder van het kind
Haar man werd een poos geleden dood
thuisgebracht, op weg naar zijn werk
overreden door een auto. Den volgenden
dag werd dit kind geboren en vier weken
lang worstelde de moeder met den dood,
terwille van het kind. Janet, zijn stem
mompelden de menschen, die 'in zagen.
Wat wisten zij ervan? Of zou Mar tien
het verteld hebben? Martien, die ook
postbode was. Dat er weer 'n brief uit
Canada gekomen was. Van Gerrit. Jonge
Gerritl D'r had een papier ingezeten, waar
'ie op de bank in de stad geld op kon
krijgen. Eerst had 'ie 't willen verscheu
ren, maar 's winters was 't een slechte
tijd en al had jo-nge Gerrit 'm dan ook
niet mooi behandeld, daar wist het geld
niks van af! Dat veranderde er niet door!
Ouwe Gerrit sloeg don zandweg in,
die langs z'n boerderijtje leidde. Een
heldere maan stond hoog aan den strak-
ken, sterre-bloesemenden hemel. Zwarte
contouren teekenden de bosschen tegen
den) horizon af. Als 'ie thuis was, zou er
nog wel iets over zijn om te eten. Dat
kon 'ie opwarmen.' Misschien was Kees
nog niet naar 't zolder. Maar dat zou wel
niet, 't was al laat.
Vanmorgen wa9 'ie naar ae stad ge
gaan. Vijftig guldens had 'ie op dat pa
piertje gekregen. Vijf mooie, ritselende
bankbiljetjes. Dat was veel geld. Als 'ie
Gieljan niet was tegengekomen, dan zou
h-U dadelijk weer naar het dorp zijn
teruggegaan, maar GleJjon moest bij don
notaris wezen en toon hadden zo d'r na
afloop een gepakt en nog een, en 's avonds
in het dorp waren ze bij Manus Ras
MMven hangen. Om 'n kaartje te maken.
Het was laat geworden en morgen
roest 'ie naar de kerk. Dan was het
Kerstmis en dat had 'ie nog geen enkelen
keer gemist. Ook niet in al die jaren, dat
formelee, z'n vrouw, dood was. Dat werd
net 't komend voorjaad nou «even jaar.
Zo hadden 'm wel eens gepleegd, dat hij,
ouwe Gerrit, toen nog niet zoo oud was
•n dat hij temet hier of daar 's 'n
vaagde, het best in orde zou komen. R"
iep dan wel tegen de zestig, maar d'r
varen heel wat jonge kerels met minder
fut in d'r botten dan hjf en.had hU1
ik wegga om mqn fortuin te
maken, ben ik maar zoo bang, dat jij in
dien tusschentjjd een ander hebt ge
trouwd".
„Nou ja, maar tegen dien tijd ben ik
allang weer gescheiden".
Bulletin, Sydney.
niet 'n aardig huisje met 'n flinken lap
grond d'r bij? Nou liep de boel wel 's mis,
d'r moest eigenlijk een vrouwmensch we
zen, dat voelde ie zelf ook wel. DKe pan
nen en het koper blonken niet zoo mooi
meer als toen Jenneke d'r nog was. Die
hield van der spullen. Die was van 's mor
gens vroeg tot 's avonds laat in de weer!
En de beesten werden niet altijd op tijd
gemolken. Maar -weer een vrouw over
de vloer? Ouwe Gerrit voelde er niks
voorl Met Jenneke was het goed ge
gaan.... imaar als je eenmaal tegen de
zestig loopt, don begin je d'r toch niet
meer an!
Kees hielp aardig mee en ze kwamen
d'r zoo ook wel
Het licht in de keuken was uit.
Dan was ie naar z'n bed, constateerde
Ouwe Gerrit mopperend. Hij lichtte de
klink op en stapte naar binnen. Stak dan
de petroleumlamp aan en stopte een pijp.
Haalde z'n beurs uit z'n zak. D'r was nog
drie-en-veertig gulden en veertig cent.
Mooi van jonge Gerrit om 'm dat te zen
den. Maar schrijven, terug schrijven, dat
deed ie niet!
Een norsche trek zette zich plotseling
op het gelaat van den ouden man vast.
Nijdig trok hit aan z'n pijp en blies groote
rookwolken uit. Had dio ellendige jongen
maar niet weg moeten loopenl 't Was
meneer te min, meneer wilde hooger-opl
Alsof dit huis en dit land niet goed genoeg,
voor 'm waren. Hit wilde wat zien van de
wereld, had ie gezegd. En Ouwe Gerrit
was nijdig, had tegen 'm geraasd en 'm 'n
gulden gegeven; dan kon ie naar do stad.
Woedend had de ander het geldstuk dooi
de kouken gesmeten en was do-deur uit-
geloopen. Laat In den nacht eerst was ie
thuisgekomen. Uil, Ouwe Gerrit, wns blij
ven wachten en toen. was de uitbarsting
gevolgd. Hard tegen hard! En de onder
ging weg
„Ga met God!"
Da dour viel ia het slot
Zonnewende.
Do Zorudagsche rustsfcemming liag in de
straten, over de velden, over zee en in ge
heel de natuur. Het wazige, ragfijne gor
dijn. dat in hert vroege morgenuur log ge
spreid over de aarde, die scheen te slapen,
werd weggetrokken door de hooger ge
klommen zon, die zich eindelijk had weten
te dringen door het wolkendek, hetwelk
au in flarden werd gescheurd, zoodat ge
toond werd de hooge hemelkoepel in de
verve van1 het blauw azuur.
In een langzaam tempo, nauwelijks
merkbaar voor het oog, dreven de wolk-
flarden weg en losten op in het eindelooze
niet en de oplossing ging zóó snel, alsof
wij een stofje wegknippen met de vingers.
Even ontroerd sta je dan te kijken naar
die geweldige machten, welke daar werk
zaam waren en waarvan het aardijk nau
welijks iets merkt als alleen, dat het over
goten werd met het matte, maar toch
eveneens zoo warme licht van de laag
staande zon, die haar scheuten als een
breede waaiervorm spreidt over het aard-
vlak.
En terwijl het wolkenwaas was wegge
trokken, rezen de, als met sneeuw be-
mutste, giganten aan den horizon en er
scheen dreiging in hun gestalte, nu ze,
niet meer beschut door het wolkenfloers,
in hun geweldige vormen werden getoond
aan de lilliputters op den aardbol.
Het was of de gebergten rezen vanuit
zee en het scheen alsof ze de poortwach
ters waren, die nog, in titanische kracht,
stand hielden, nu aanstonds het rad van
len tijd zou worden omgedraaid, om koers
te zetten naar het gebied, waar het cen-
.rum zich baadt in' zonnegoud en zonne
gloed en Waar alles dringt tot bloei en
rijpheid.
En zonder tegenstand gaat dat niet en
iaarom hieven de reuzen nog fier het
hoofd en hun gevaarlijke, hoekige ge
stalten stonden, in vechthouding en ze
dreigden met de boksvuist.
Maar het-overige in de natuur deed als
of het van die dreiging niets merkte, want
rust lag over het veld en rust lag over de
zee en rust lag in de straten der stad en
illes ademde Zondagsche vröe op den dag
/an de zonnewende.
Geen rimpeltje lag haast op het zee-
vlak; hier en daar een kabbelinkje, ge
lrokken door het zuchtje van den ameeh-
tigen herfsttijd, tusschen het spiegel-
;ladde watervlak, dat de kalmte droeg van
de kentering van den tijden-overgang.
Heel even kwamen de rugvinnen boven
van de bruinvisschen, die, even snuivend,
het spiegelvlak bewogen; soms kwam de
rugvin boven en bleef daar een moment
staan als het zeiltje van een miniatuur-
vlet en het bewees, dat de drager er van
verkeerde in het land der droomen, waar
men zich niets aantrekt van het wentelen
der tijden.
Zich ontfermend over de booze doening
der giganten, die zich dreigend hadden
gesteld 'boven- de horizonten, trok een wol
kendek zich samen en begroef die drei
gende demons achter een dicht gordijn.
En het was weer even snel gegaan als
toen het wolkenfloers was opgelost in het
niet.
Net onder het randje door wieTp de zon
een fel-gele gloed op Onrust en de Texel-
sche duinen, die merkwaardig afstaken
tegen de donkere wolken, die toen den
einder Veer bedekten. Het torentje van
Den Hoorn, scheen een lichtende, wit
gloeiende flambouw tegen datzelfde don
kere fond.
Alle verhevenheden op Texel, huizen
en torens, en het bergje met daarop het
boschje, staken, 'In scherpe omtrekken, af
tegen den donkeren wolkgrond en den
oever van Texel, tot ver voorbij Oude-
schild, lag als een zwarte hobbellijn langs
het boord van de roerlooze zee.
Alles scheen onder den indruk van de
seren/e rust. De meeuwen dreven rustig op
het zeevlak of stonden roerloos aan den
dijkvoet. Geen geschreeuw, geen ge-
krijsch.
Geen motor werd gehoord en geen
wagengeratel drong tot je door.
In de buitenhaven lagen, haast roerloos,
twee tjalken met alle zeilen op, wachtend
op de kentering van het tij, dat hen verder
de haven zou indrijven.
Geen zuchtje wind zoodat zelfs de
flauwe, afLoopende eb niet kon worden
overwonnen. Rustig hadden ze te wachten
op de kentering van het tij, zooais wij
rustig hebben te wachten op de kentering
van den tijd
De zonnewende, die ons voert naar
betere jaargetijden en de wending der
tijden, die ons voert naar betere wereld-
vooruitrichten, vertrouwend afwachten.
Robinson.
Jenneke had in de gang gestaan. Zwij
gend had ze den jongen omhelsd, maar
geen woord om 'ra tegen te houden had
ze gesproken. En nooit ook had zij hem er
een verwijt van gemaakt Wel had hij dik
wijls gemerkt, dat ze jonge Gerrit miste
en ochHü toch ook, al hield hij zich
flink.
Andere kinderen waren 'r niet en het
ging 'n raensch toch aan z'n hart, dat je
nooit wist wat er nou van z'n goed terecht
zou komen, als ie d'r niet meer was. Want
jonge Gerrit kwam niet meer terug. Dien
ging het te goed. Dan liet hü het nog lie
ver na aan Kees, die had er hart voor.
Dikwijls had jonge Gerrit nog geschreven
en Jenneke had de brieven zorgvuldig in
het kabinet opgeborgen. Bij d'r kerkboe
ken. En soms had ze teruggeschreven,
want erg vlug was ze niet met de pen. Wel
las h;j altijd de brieven, die over en weer
gingen, maar hü, koppig, had er nooit een
letter bil gezegt. Dat deed ie niet, al...
al had hü het soms bijna niet kunnen
laten. Ook daarvan had Jenneke nooit iets
gezegd. Ze kende 'm en wist dat, als zij
erom vroeg, hij het zeker nooit zou doen.
Alleen, alleen toen ze dan op sterven
lag. had zo 'm gevraagd: „En Gerrit?"
Hü had d'r toen beloofd, dat hü den
Jongen zou schrüven en hü hud liet ge
daan ook. Eén keer. Dat z'n moeder dood
wns. En anders niks. Ze hadden elkaar
niks te vertellen, niet voordat jonge Ger
rit gezegd had, dat hü d'r spijt van had
en dat hü terug kwam.
Maar dat deed Je niet! Nooit van z'n
leven. Hü was er getrouwd en d'r waren
al kinderen ook!
Wel waren de brieven regelmatig blij
ven konion en gek, telkens nis 't er weer
zoo'n brief kwam met zoo'n vreemde post
zegel, dan werd Ouwe Gerrit kregel en
dan zelden de menschen ln het dorp:
„Ouwe Gerrit het 't weerl"
Dan moeit hü er op zoo'n dng op uit,
dan moeit er nik» op z n wog komen, want
EEN NEDERLANDER IN AMERIKA.
Wij ontvingen van een Hollander in
Amerika het navolgend schrijven, dat wij
om de curiositeit van het gebroken Hol-
landsoh, onveranderd opnemen.
„Wel Edele Heer,
„De ondergeteekende zag gaarne hem
„zelf (himself) geabonneerd op de Hel-
„dersche Courant. Maar wij weten niet
„hoeveel het is iets drie inoivthsof dat
„het is mogelük is te zend het to ons (to
„send it to us). We like to keep de Hol-
„landsche taal op we spreke here
„niets dan English en zoo het is a klein
„beetje moeilük to keep het Hollandsch
„op, So indien u ons will zend a monster
„and do rates (prijs) for the courant we
„sure will preciate it".°)
Wij hebben onzen Hollandschen vriend
natuurlijk ©en proefnummer gezonden
en hopen, dat hij nog voldoende Nedar-
landsch en speciaal Nieuwediepsch ver
staat om met genoegen driemaal 's weeks
het nieuws uit het. vaderland te kunnen
lezen en begrijpen. Three cheers for you
and a shakehands from dear little Hol
land!
iets drie months (each three months),
elke drie maanden.
a) wü zouden gaarne ons Hollandsch
willen onderhouden.
s) wij zouden u zeer verplicht zijn.
andei's liep het mis. Dan sloeg hü d'r op
losAls het moest!Ouwe Gerrit
stak z'n pijp, die uitgegaan was, nog 's
op. Hij zou zich 'n nieuwe koopen. Dat
kon d'r nou wel af. Dan stak hij z'n hand
in z'n buis, haalde de zwart-leeren por
tefeuille te voorschyn en dat was de
brief. D'r stond niet veel inAUeen dat
het goed ging in Canada en dat z'n vader
voor dat papiertje maar een Kerstmis-
persent nee present moest koopen. Waar
achtig dat zou ie! De püp! Toch aardig
van dien aap, toch aardig.., Als Jenne
ke d'r nog geweest was, zou ze jonge Ger
rit geschreven hebben„En ook van uw
vader vele groeten". Daar had hü. Ouwe
Gerrit, nooit iets van gezeid. Dat waren
vrouwenzaken, daar moest je je as man
niet in mengen. Daar kwamen maar nes
ten van
Maar na dat eene briefje, toen Jenneke
dood was, had ie daar ln Canada nooit
meer iets gehoord... Z'n eigen schuld,
z'n eigen schuld, mompelde Ouwe Gerrit
in zichzelf.
Dan stond hü op, ging naar do voor
kamer om het geld in het kabinet te her
gen. Achter het geldkistje lagen Gerrit's
brieven, een heele stapel nuast Jenneke's
kerkboeken. l)le had Ie morgen noodig.
Kon le d'r al vast wel uithalenD'r lag
wat lnEen portret van Gerrit, toen ie
nog 'n jongen was
Lang keek Ouwe Gerrit d'r naar, dook
uit z'n zak den bril op om beter te zien.
Dan zotte hü het op het penantkastje
naast Jenneke en voegde de glazen van
z'n bril schoon....
D'r moest nog wel postpapier zijn...
Toen Ouwo Gerrit diep ln den nacht
klaar was met don brlel' naar Canada, be
gon ln de verte een klok to lulden, oon
zingende en heldere muziek door don stil
len nacht... Het portret bleef staan.
Keratmia was geboren...
(Nadruk verboden),