v.ROSSEM'5 TROOST ■tJ cis, BAAI (tó ROOKT Zijn Kerstgeschenk. „OUWE GERRIT" PER PAKJE door JESSIE PBHJPa (JNiadruk verboden.) Janet Western aat alleen. Jba de kleine, donkere huiskamer. Buiten Tlel een drui lerige regen; de lamp brandde reeds ge in imen tijd, maar zij bad1 nog geen anoedte gedaan, de gordijnen te laten zakken om de troostelooze buiten-wereld al te sluiten. Wat 20U haar wanhoop nog grooter kun nen maken, nu xg xi«h xoo ongelukkig gevoelde? Plotseling liet zij zich op de knieën rallen voor de leunstoel aan den anderen kant van den haard en met ©en woede, die aan waanzin grensde, nam zij het kus sen op en schudde het heftig heen en weer, alsof het een levend wezen was. Ik wou dat ik iemand te pakken kon krij'genkwam het woest van haar lippen. en hem vermoorden. Haar woeste uitval eindigde in een klagelijken zucht en even plotseling als zij het gegrepen had, liet zij het kussen weer vallen en steunend verborg ze haar gezicht erin. Het was een hartstochtelijke uitbarsting van maohteloozen haat ge weest van een woede en ellende zonder uitkomst. Zij hoorde de deur niet open gaan en merkte niet dat haar man aarze lend op den drempel bleef staan, terwijl hij met. bijziende oogen de kamer in- tuurde. Janet, zei hij eindelijk zachtjes. Janet! Zij hief vermoeid het hoofd op en keek naar hem, terwijl liij met de hand op den deurknop bleef staan, alsof hij bang was om naderbij te komen. Hij was, naar zijn kleeding te oordeelen, predikant, een kleine, magere man, wiens gezicht aan geboren verlegenheid verried. Zijn zachte blauwe oogen, slordige grijze baard en dunne borstelige wenkbrauwen, deden zijn gebrek aan persoonlijkheid nog meer uitkomen. Er kwam een harde trek in haar oogon, toen ze hem daar bij de deur zag staan, met zijn onbenullig groot pak in zijn'eene arm. Hij huiverde even onder haar vijandigen blik, maar vermande zich en keek haar recht in de oogen. Het was de blik van een verlegen man, die vast besloten is dapper te zijn, In die oogen van zijn gemeenteleden had Silas Weston zich nog eens als een dapper man doen kennen, n.1. toen hij Janet trouwde. Na tot zijn 55ste jaar ongetrouwd te zijn ge bleven, bracht hij Janet als echtgoote in zijn huis. Silas bracht jarenlang zijn vacantie door in een derde-rangs pension in een van de goedkoop© badplaatsen aan die Oostkust. In dit pension verdiende janet en haar moeder een schraal stuk brood Hun gasten bestonden in hoofdzaak uit oude vrijsters en roezemoezige gezinnen met veel kinderen. Toen haar moeder stierf, bleef Janet alleen achter. Te verlegen om zich aan een directe bracht haar bijna aanbiddende dankbaar heid, die Silas voor liefde aanzag, hem In een eexfease van geluk. En nu was alles voorbij, het kind was gestorven. ZÜjn korte leven was vol ellende en pijn ge weest. Op een Zondagavond was Janet gestruikeld en de val had haar voor altijd de mogelijkheid van kinderzegen voor haar buitengesloten en tevens het teeken des doods gedrukt op haar eerstgeborene. En sedert de slag gevallen was, was zij waanzinnig van smart en vervuld van eindeloaze bitterheid tegen God, tegen het leven, tegen haar man en tegen zich zelf, een bitterheid waarin de woestheid was yan het wilde dier dat beroofd is van zijn jong. Aanvankelijk begreep Silas het niet. Hem was zijn vrouw meer dan het kind. Maar waar al zijn wanhopige pogingen om haar te troosten schipbreuk leden, drong eindelijk de waarheid1 tot hem door: hij beteekende niets voor haar. Deze pijnlyke gewaarwording kreeg hij nu weer opnieuw, toen hij naderbij kwam, iet pak in zijn arm tegen zich aandruk kend alsof 'hij daaruit moed wilde putten, want moed had hij noodig, zoolang die boosaardige oogen hem zoo wreed aan staarden. Janet's schelle stem verbras: het druk kend zwijgen: doe die deur toch dicht, zei zij, en wat heb je daar? O, zeker een kerstgeschenk. Ik dacht er heélemaal niet aan, dat het kerstavond was. Hij schrok van haar sarcastischen toon, maar ging gretig in op haar veronderstel ling. Ja, het is een kerstgeschenk, zei hij aarzelend, voor jou. Hij kwam dichterbij eri reikte haar het pak toe*. Haastig en bevend van emotie kwam ze overeind. Wat,%et is een kind! riep en de woestheid waarmee ze dat zei. trof hem als een zweepslag; maar hij hield zich in. Ja, ik nam het mee voor jou. Voor mij:, wat bedoel je? Zij wendde zich tot ihem als een getergd dier. Ben je van plan me te hoonen or nog onge lukkiger te maken, of wat heeft dit an ders te beteekenen? Breng net wegl Janet, drong hij aan. Luister nu 3ens rustig naar me. Neen, dat wil ik niet, barstte zij uit, breng het weg. Silas haalde diep adem en toen Janet hem aankeek, merkte ze, dat er op dit oogenblik evenveel vastberadenheid in hem was, als in haar zelf. Dit kleine kind, zei hij, is wees ?iï zonder tehuis. Er is maar één deux voor hem open op dezen kerstavond, de leur van het armenhuis. Ik heb het mee genomen voor jou, Janet, als een gave Gods, inplant» van het kind dat van ons weggenomen is. Wat, riep ze wild dit uit de .goot opgeraapte kind aannemen in de plaats van mijn lieveling? Wil je het in zijn bedje laten slapen en zijn kleertjes dra gen I Het lijkt wel of je gek geworden bent! Neen,, antwoordde 'hij, jij. bent haeprde, ik heb zooveel menschen in doodsstrijd gezien, maar nooit zag lk iemand zoo worstelen om to blijven leven. Ik wil niet sterven, ik kan niet ster ven, riep zo almaar. Het deed me aan jou denken, jij zoudfc net' zoo gestreden hebben terwille van je kind. Janet huiverde. Zij begreep, wat die vrouw doorgemaakt moest hebben. Z(ij was doodeljjk beangst voor het armenhuis, ging Silas voort, alles lie ver dan het armenhuis, herhaalde zij tel kens kreunend. Toen dacht ik aan jou. Ik beloofde de arme stervende moeder, dat haar kind niet naar het armenhuis zou gaan, dat ik het zou brengen bij iemand, die het lief zou hebben tarwillt van haar eigen gestorven kind. En op die belofte sliep zij in, met een1 glimlach op haar gezicht en in haar slaap stierf zij. Je hadt geen recht zoo'n belofte te doen, mompelde Janet, doch haar hoofd was gebogen. Veronderstel eens, antwoordde Silas, dat het jouw kind was geweest, dat alleen achterbleef, Ik ben overtuigd dat jij je met dezelfde kracht vastgeklampt zou hebben' aan een helper in den nood, Janet keek hem aan. Zou het toch mo gelijk zijn,, dat haar man haar beter ken de, dan zij vermoedde? En het was evengoed terwille van jezelf, vervolgde Silas. Je bent heele- maal opgegaan in je verdriet, terwijl je hart verlangde naar de liefde van een kind. En om ons heen zijn er honderden kinderen, die omkomen door gebrek aan liefde. Ook ons kind had onder hen kun nen zijn. Zou je mijn kerstgeschenk niet willen aannemen Janet, terwille van hem? Hij, legde het bundeltje o-p het. kussen, dat Janet even te voren bijna in stuk ken gescheurd had en begon net onhan dig los te maken. Kijk, Janet, dat is geen uit de goot opgeraapt kind. De uitdrukking op haar gezicht was veranderd, ze keek hem- met een vreemden blik aan, een blik, die zijn hart sneller deed kloppen. Het was, alsof zij voor het eerst een blik in zijn ziel sloeg. Plotseling trachtte het kind zich vrij te maken uit zijn omhulsels; het voelde niet meer de warmte van de beschuttende armen en 'begon klagelijk te huilen. Ja net vloog er heen. Op het kussen lag een klein, rozig wezentje. Janet keek ernaar terwijl zij probeerde haar zachtere gevoe lens terug te dringen, Maar toen de don kere oogen hem zoo bleven aankijken, hield het kind op met huilen en plotseling begon het te glimlachen. Die hulpelooze glimlach ontwapende Janet heelemaal. Zij viel op haar knieën, nam het kind op en drukte het innig tegen zich aan, terwijl zij zachtjes begon te schreien. Silas bleef roerloos naast haar staan. In den langen vreemden blik, waormeo zijn vrouw hera had aangezien, had hij gelezen, dat zijn kerstgeschomr hem ook iets gebracht had. Hij was echter gedul dig en kon wachten op de vervulling van deze belofte. Hij wendde zich met om floerste oogen af en stommelde de kamer uit weigering bloot te stellen', had Silas haar door smart verblind en wendt je af van schriftelijk gevraagd zijn vrouw te war- God en de menschen. Je vergeet alles, be den en tot zijn bijna onuitsprekelijke halve je zelf. Je vergeet zelfs het kleine vreugde had zij toegestemd. De reden kind, dat je zoo liefhad, waarom Silas dezen stap gedaan had was Ik hem vergeten! hoe durf je dat te geen andere dan dat hij werkelijk van zeggen! haar hield. Voor een buitenstaander was Zij kwam met verwilderde oogen en op- de reden waarom Janet zyn aanzoek hadgeheven hand op hem toe, alsof ze hem aangenomen echter niet zoo eenvoudig. Ofschoon niet jong meer, bzat zij wat hem ontbrak een sterke persoonlijk heid. Donker van uiterlijk, groot en goed gebouwd scheen haar heeïe wezen een beeld van onderdrukte levenskracht Hoe was het mogelijk dat zoo'n vrouw Silas Weston tot levensgezel kon nemen? Janet alleen kende het antwoord op deze vraag. Zij was met hem getrouwd, omdat het de eenige kans was in haar eentonig, vreugdeloos bestaan, om te voldoen aan 'haar verlangen naar het moederschap. Toen haar kind geboren moest worden, EEN KERSTVERHAAL door JAN R. TH. GAMPERT. Met een harden, nodigen slag sloeg de deur van de kleine herberg achter hem dicht. Even wankelde hij, toen de prik- kelend-zuivere lucht ijzig in zijn -gezicht woei, dan herstelde hij zich en begaf zich op weg naar de kleine boerderij, een kwartier gaans van het dorp. De doipstraat lag verlaten Op groot afstanden hier en daar een lantaarn, die een erbarmelijk-schraal licht rondom zich heen straalde. De huizen waren donker. Alleen baj den boven meester brandde de lamp nog. Zwaar klotsten de klompen van ouwe Gerrit op de kelen van den straatweg. Harde, on regelmatige slagen in de stilte van den vries-helderen nacht. Hij duwde z'n handen in de zakken van z'n korte jek ker. Koud was het, weergaasoh koud, Het hoofd voorover gebogen stapte hij verder. Daar hij Tineke Lans moest hij rechtsaf den zandweg in. Ouwe Gerrit had een goeien avond gehad. Voor zijn doen tenminste. Met Ma mis Ras, Houtcpoot en Gleljnn had hij zitten pandoeren. Twintig centen had hij gewonnen en z'n heele vertering, vrij. En die was Lang niet mi» geweest. Anders dronk 'ie nooit zooveel, maar vandaag had hij do koldler in z'n kop gehad. Van morgen vroeg was 'ie al z n huis uitspe- loopen; Kees, do knecht, zou het weinige werk, dat er 's winter» te doen was, wol ©p knappen. HM moest w uit! Met «'n grootf driftlgo passen was hij het dorp door gebeend. „Ouwe Gerrit hjfct 't weorl" slaan wilde. Zy liet echter haar arm zak ken en bleef stokstijf staan. Ja, zei hij: op- beslisten toon, je vergeet het, anders zou je hart vol mede lijden uitgaan naar alle.in kommer ellende achtergebleven kinderen. Janet, jouw verdriet is niet het eenige op de wereld. Ik kom rechtstreeks van het doodsbed van de moeder van het kind Haar man werd een poos geleden dood thuisgebracht, op weg naar zijn werk overreden door een auto. Den volgenden dag werd dit kind geboren en vier weken lang worstelde de moeder met den dood, terwille van het kind. Janet, zijn stem mompelden de menschen, die 'in zagen. Wat wisten zij ervan? Of zou Mar tien het verteld hebben? Martien, die ook postbode was. Dat er weer 'n brief uit Canada gekomen was. Van Gerrit. Jonge Gerritl D'r had een papier ingezeten, waar 'ie op de bank in de stad geld op kon krijgen. Eerst had 'ie 't willen verscheu ren, maar 's winters was 't een slechte tijd en al had jo-nge Gerrit 'm dan ook niet mooi behandeld, daar wist het geld niks van af! Dat veranderde er niet door! Ouwe Gerrit sloeg don zandweg in, die langs z'n boerderijtje leidde. Een heldere maan stond hoog aan den strak- ken, sterre-bloesemenden hemel. Zwarte contouren teekenden de bosschen tegen den) horizon af. Als 'ie thuis was, zou er nog wel iets over zijn om te eten. Dat kon 'ie opwarmen.' Misschien was Kees nog niet naar 't zolder. Maar dat zou wel niet, 't was al laat. Vanmorgen wa9 'ie naar ae stad ge gaan. Vijftig guldens had 'ie op dat pa piertje gekregen. Vijf mooie, ritselende bankbiljetjes. Dat was veel geld. Als 'ie Gieljan niet was tegengekomen, dan zou h-U dadelijk weer naar het dorp zijn teruggegaan, maar GleJjon moest bij don notaris wezen en toon hadden zo d'r na afloop een gepakt en nog een, en 's avonds in het dorp waren ze bij Manus Ras MMven hangen. Om 'n kaartje te maken. Het was laat geworden en morgen roest 'ie naar de kerk. Dan was het Kerstmis en dat had 'ie nog geen enkelen keer gemist. Ook niet in al die jaren, dat formelee, z'n vrouw, dood was. Dat werd net 't komend voorjaad nou «even jaar. Zo hadden 'm wel eens gepleegd, dat hij, ouwe Gerrit, toen nog niet zoo oud was •n dat hij temet hier of daar 's 'n vaagde, het best in orde zou komen. R" iep dan wel tegen de zestig, maar d'r varen heel wat jonge kerels met minder fut in d'r botten dan hjf en.had hU1 ik wegga om mqn fortuin te maken, ben ik maar zoo bang, dat jij in dien tusschentjjd een ander hebt ge trouwd". „Nou ja, maar tegen dien tijd ben ik allang weer gescheiden". Bulletin, Sydney. niet 'n aardig huisje met 'n flinken lap grond d'r bij? Nou liep de boel wel 's mis, d'r moest eigenlijk een vrouwmensch we zen, dat voelde ie zelf ook wel. DKe pan nen en het koper blonken niet zoo mooi meer als toen Jenneke d'r nog was. Die hield van der spullen. Die was van 's mor gens vroeg tot 's avonds laat in de weer! En de beesten werden niet altijd op tijd gemolken. Maar -weer een vrouw over de vloer? Ouwe Gerrit voelde er niks voorl Met Jenneke was het goed ge gaan.... imaar als je eenmaal tegen de zestig loopt, don begin je d'r toch niet meer an! Kees hielp aardig mee en ze kwamen d'r zoo ook wel Het licht in de keuken was uit. Dan was ie naar z'n bed, constateerde Ouwe Gerrit mopperend. Hij lichtte de klink op en stapte naar binnen. Stak dan de petroleumlamp aan en stopte een pijp. Haalde z'n beurs uit z'n zak. D'r was nog drie-en-veertig gulden en veertig cent. Mooi van jonge Gerrit om 'm dat te zen den. Maar schrijven, terug schrijven, dat deed ie niet! Een norsche trek zette zich plotseling op het gelaat van den ouden man vast. Nijdig trok hit aan z'n pijp en blies groote rookwolken uit. Had dio ellendige jongen maar niet weg moeten loopenl 't Was meneer te min, meneer wilde hooger-opl Alsof dit huis en dit land niet goed genoeg, voor 'm waren. Hit wilde wat zien van de wereld, had ie gezegd. En Ouwe Gerrit was nijdig, had tegen 'm geraasd en 'm 'n gulden gegeven; dan kon ie naar do stad. Woedend had de ander het geldstuk dooi de kouken gesmeten en was do-deur uit- geloopen. Laat In den nacht eerst was ie thuisgekomen. Uil, Ouwe Gerrit, wns blij ven wachten en toen. was de uitbarsting gevolgd. Hard tegen hard! En de onder ging weg „Ga met God!" Da dour viel ia het slot Zonnewende. Do Zorudagsche rustsfcemming liag in de straten, over de velden, over zee en in ge heel de natuur. Het wazige, ragfijne gor dijn. dat in hert vroege morgenuur log ge spreid over de aarde, die scheen te slapen, werd weggetrokken door de hooger ge klommen zon, die zich eindelijk had weten te dringen door het wolkendek, hetwelk au in flarden werd gescheurd, zoodat ge toond werd de hooge hemelkoepel in de verve van1 het blauw azuur. In een langzaam tempo, nauwelijks merkbaar voor het oog, dreven de wolk- flarden weg en losten op in het eindelooze niet en de oplossing ging zóó snel, alsof wij een stofje wegknippen met de vingers. Even ontroerd sta je dan te kijken naar die geweldige machten, welke daar werk zaam waren en waarvan het aardijk nau welijks iets merkt als alleen, dat het over goten werd met het matte, maar toch eveneens zoo warme licht van de laag staande zon, die haar scheuten als een breede waaiervorm spreidt over het aard- vlak. En terwijl het wolkenwaas was wegge trokken, rezen de, als met sneeuw be- mutste, giganten aan den horizon en er scheen dreiging in hun gestalte, nu ze, niet meer beschut door het wolkenfloers, in hun geweldige vormen werden getoond aan de lilliputters op den aardbol. Het was of de gebergten rezen vanuit zee en het scheen alsof ze de poortwach ters waren, die nog, in titanische kracht, stand hielden, nu aanstonds het rad van len tijd zou worden omgedraaid, om koers te zetten naar het gebied, waar het cen- .rum zich baadt in' zonnegoud en zonne gloed en Waar alles dringt tot bloei en rijpheid. En zonder tegenstand gaat dat niet en iaarom hieven de reuzen nog fier het hoofd en hun gevaarlijke, hoekige ge stalten stonden, in vechthouding en ze dreigden met de boksvuist. Maar het-overige in de natuur deed als of het van die dreiging niets merkte, want rust lag over het veld en rust lag over de zee en rust lag in de straten der stad en illes ademde Zondagsche vröe op den dag /an de zonnewende. Geen rimpeltje lag haast op het zee- vlak; hier en daar een kabbelinkje, ge lrokken door het zuchtje van den ameeh- tigen herfsttijd, tusschen het spiegel- ;ladde watervlak, dat de kalmte droeg van de kentering van den tijden-overgang. Heel even kwamen de rugvinnen boven van de bruinvisschen, die, even snuivend, het spiegelvlak bewogen; soms kwam de rugvin boven en bleef daar een moment staan als het zeiltje van een miniatuur- vlet en het bewees, dat de drager er van verkeerde in het land der droomen, waar men zich niets aantrekt van het wentelen der tijden. Zich ontfermend over de booze doening der giganten, die zich dreigend hadden gesteld 'boven- de horizonten, trok een wol kendek zich samen en begroef die drei gende demons achter een dicht gordijn. En het was weer even snel gegaan als toen het wolkenfloers was opgelost in het niet. Net onder het randje door wieTp de zon een fel-gele gloed op Onrust en de Texel- sche duinen, die merkwaardig afstaken tegen de donkere wolken, die toen den einder Veer bedekten. Het torentje van Den Hoorn, scheen een lichtende, wit gloeiende flambouw tegen datzelfde don kere fond. Alle verhevenheden op Texel, huizen en torens, en het bergje met daarop het boschje, staken, 'In scherpe omtrekken, af tegen den donkeren wolkgrond en den oever van Texel, tot ver voorbij Oude- schild, lag als een zwarte hobbellijn langs het boord van de roerlooze zee. Alles scheen onder den indruk van de seren/e rust. De meeuwen dreven rustig op het zeevlak of stonden roerloos aan den dijkvoet. Geen geschreeuw, geen ge- krijsch. Geen motor werd gehoord en geen wagengeratel drong tot je door. In de buitenhaven lagen, haast roerloos, twee tjalken met alle zeilen op, wachtend op de kentering van het tij, dat hen verder de haven zou indrijven. Geen zuchtje wind zoodat zelfs de flauwe, afLoopende eb niet kon worden overwonnen. Rustig hadden ze te wachten op de kentering van het tij, zooais wij rustig hebben te wachten op de kentering van den tijd De zonnewende, die ons voert naar betere jaargetijden en de wending der tijden, die ons voert naar betere wereld- vooruitrichten, vertrouwend afwachten. Robinson. Jenneke had in de gang gestaan. Zwij gend had ze den jongen omhelsd, maar geen woord om 'ra tegen te houden had ze gesproken. En nooit ook had zij hem er een verwijt van gemaakt Wel had hij dik wijls gemerkt, dat ze jonge Gerrit miste en ochHü toch ook, al hield hij zich flink. Andere kinderen waren 'r niet en het ging 'n raensch toch aan z'n hart, dat je nooit wist wat er nou van z'n goed terecht zou komen, als ie d'r niet meer was. Want jonge Gerrit kwam niet meer terug. Dien ging het te goed. Dan liet hü het nog lie ver na aan Kees, die had er hart voor. Dikwijls had jonge Gerrit nog geschreven en Jenneke had de brieven zorgvuldig in het kabinet opgeborgen. Bij d'r kerkboe ken. En soms had ze teruggeschreven, want erg vlug was ze niet met de pen. Wel las h;j altijd de brieven, die over en weer gingen, maar hü, koppig, had er nooit een letter bil gezegt. Dat deed ie niet, al... al had hü het soms bijna niet kunnen laten. Ook daarvan had Jenneke nooit iets gezegd. Ze kende 'm en wist dat, als zij erom vroeg, hij het zeker nooit zou doen. Alleen, alleen toen ze dan op sterven lag. had zo 'm gevraagd: „En Gerrit?" Hü had d'r toen beloofd, dat hü den Jongen zou schrüven en hü hud liet ge daan ook. Eén keer. Dat z'n moeder dood wns. En anders niks. Ze hadden elkaar niks te vertellen, niet voordat jonge Ger rit gezegd had, dat hü d'r spijt van had en dat hü terug kwam. Maar dat deed Je niet! Nooit van z'n leven. Hü was er getrouwd en d'r waren al kinderen ook! Wel waren de brieven regelmatig blij ven konion en gek, telkens nis 't er weer zoo'n brief kwam met zoo'n vreemde post zegel, dan werd Ouwe Gerrit kregel en dan zelden de menschen ln het dorp: „Ouwe Gerrit het 't weerl" Dan moeit hü er op zoo'n dng op uit, dan moeit er nik» op z n wog komen, want EEN NEDERLANDER IN AMERIKA. Wij ontvingen van een Hollander in Amerika het navolgend schrijven, dat wij om de curiositeit van het gebroken Hol- landsoh, onveranderd opnemen. „Wel Edele Heer, „De ondergeteekende zag gaarne hem „zelf (himself) geabonneerd op de Hel- „dersche Courant. Maar wij weten niet „hoeveel het is iets drie inoivthsof dat „het is mogelük is te zend het to ons (to „send it to us). We like to keep de Hol- „landsche taal op we spreke here „niets dan English en zoo het is a klein „beetje moeilük to keep het Hollandsch „op, So indien u ons will zend a monster „and do rates (prijs) for the courant we „sure will preciate it".°) Wij hebben onzen Hollandschen vriend natuurlijk ©en proefnummer gezonden en hopen, dat hij nog voldoende Nedar- landsch en speciaal Nieuwediepsch ver staat om met genoegen driemaal 's weeks het nieuws uit het. vaderland te kunnen lezen en begrijpen. Three cheers for you and a shakehands from dear little Hol land! iets drie months (each three months), elke drie maanden. a) wü zouden gaarne ons Hollandsch willen onderhouden. s) wij zouden u zeer verplicht zijn. andei's liep het mis. Dan sloeg hü d'r op losAls het moest!Ouwe Gerrit stak z'n pijp, die uitgegaan was, nog 's op. Hij zou zich 'n nieuwe koopen. Dat kon d'r nou wel af. Dan stak hij z'n hand in z'n buis, haalde de zwart-leeren por tefeuille te voorschyn en dat was de brief. D'r stond niet veel inAUeen dat het goed ging in Canada en dat z'n vader voor dat papiertje maar een Kerstmis- persent nee present moest koopen. Waar achtig dat zou ie! De püp! Toch aardig van dien aap, toch aardig.., Als Jenne ke d'r nog geweest was, zou ze jonge Ger rit geschreven hebben„En ook van uw vader vele groeten". Daar had hü. Ouwe Gerrit, nooit iets van gezeid. Dat waren vrouwenzaken, daar moest je je as man niet in mengen. Daar kwamen maar nes ten van Maar na dat eene briefje, toen Jenneke dood was, had ie daar ln Canada nooit meer iets gehoord... Z'n eigen schuld, z'n eigen schuld, mompelde Ouwe Gerrit in zichzelf. Dan stond hü op, ging naar do voor kamer om het geld in het kabinet te her gen. Achter het geldkistje lagen Gerrit's brieven, een heele stapel nuast Jenneke's kerkboeken. l)le had Ie morgen noodig. Kon le d'r al vast wel uithalenD'r lag wat lnEen portret van Gerrit, toen ie nog 'n jongen was Lang keek Ouwe Gerrit d'r naar, dook uit z'n zak den bril op om beter te zien. Dan zotte hü het op het penantkastje naast Jenneke en voegde de glazen van z'n bril schoon.... D'r moest nog wel postpapier zijn... Toen Ouwo Gerrit diep ln den nacht klaar was met don brlel' naar Canada, be gon ln de verte een klok to lulden, oon zingende en heldere muziek door don stil len nacht... Het portret bleef staan. Keratmia was geboren... (Nadruk verboden),

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1930 | | pagina 8