STERDAMSCHE k 1 BRIEVEN Vondel is niet te gewaagd. Zijn poëzie is die van den waren dichter geweest, rijk aan schakeering, een regenboog, die rust op de uiterste kusten, de hol ste vreugde en de donkerste smart en met zijn blinkende boog zich verheft aan den hemel, zegt Aug. Heyting in zijn bloemlezing. Maerlant. Vondel en Bilderdijk zijn de vaderen van onze poëzie, die ge poogd hebben ons volk op te drijven. Alle drie hebben zij gegeeseld, wat zij uit den booze achtten. Bilderdijk was meer dan een geleer de, want hij was een scheppend denker en schrijver en meer dan een verzen maker, want zijn groote woordkunst bergt tevens een onuitsprekelijke we reld van gedachten. M.a.w. hij was een dichter en dat in den waren zin des woords. Bilderdijk was van een gelijke kracht en grootte als Heine, Schiller, Voltaire, Tasso en Milton. Doch hij is niet alleen een beroemd advocaat en een groot dichter geweest, maar hij was ook schilder en etser en voor zijn werk zou zich zelfs een van onze meest beroemde schilders niet hebben behoeven te schamen. Een Bilderdijk-herdenking, hetwelk een herdenking van een onzer grootste geesten beteekent, kan dus niet anders dan onze volle sympathie wegdragen Op 18 December van dit jaar zal door het Nederlandsche volk zijn honderd jarigen sterfdag worden herdacht. (Nadruk verboden). Groote plannen-periode. De nieuwe Rtjnverbinding. Am sterdam vlagt. Menschen en steden staan, zeggen de astrologen, onder den invloed oer ster ren. Niet alleen dat de stand dier hemellichamen op het tijdstip van ge boorte en ontstaan veel gewicht in de schaal leggen, maar ook worden door dien stand, heet het dan, geluk kige en minder-gelukkige periodes in leven en ontwikkelingsgang van mensch en stad „beheerscht". Als dit inderdaad zoo is, dan moet Amsterdam de laatste weken ongetwijfeld wel in het krachtveld en de werkingssfeer van een bijster goedgunstig sterre-beeld zijn komen te liggen; een sterre-beeld, dat om zoo te zeggen van groote plan- houdt en van het slaan van spijkers met koppen waarmede die plannen aan de practische verwerkelijking worden vastgeklonken. Het Ford-plan zit al „vast"; de eerste heipaal ging dezer dagen op het aangekochte ter rein bij den Hembrug reeds den grond in. Het groote bosch-plan ook: het ont- werp-onteigeningswet werd door de Tweede Kamer goedgekeurd. Het nieu we Raadhuis-plan nog wel niet; maar de hamer zweeft toch al vlak boven den eersten spijkerkop: de voordracht van B. en W. met betrekking tot de uiteindelijke oplossing van het Paleis' Raadhuisgeschil, waarbij het nieuwe stadhuis op het Fredériksplein gedacht wordt, werd ingediend. Op deze twee laatste plannen komen we nog even terug; allereerst moge een uroord ge wijd worden aan een heugelijk feit, dat 1.1. Donderdag de nieuwe-verbinding- met-dën-boven-Rijn-spijker definitief en voorgoed in het hout gedreven werd: de Eerste Kamer nam zonder hoofde lijke stemming het betreffende wets ontwerp aan en het staat nu onomstoo- tclijk vast, dat de eerste werkzaam- den in de herfst van dit jaar een aanvang zullen nemen. Amsterdam heeft zichzelf met deze gebeurtenis op allerlei wijzen gelukgewenscht. Burge meester De Vlugt, in de Kamer aan wezig toen het besluit viel, zond aan stonds een telegram aan den gemeen te-secretaris, die vervolgens schielijk order gaf de driekleur op diverse offi- cieele plaatsen te ontplooien, zoodat in den vroegen middag de vlag op ver schillende torens verscheen en binnen enkele uren ook de trammen met de bekende vlaggetjes aan den beugel, reden.Het publiek wist aanvanke lijk niet zoo gauw wat er aan de hand was; velen, niet extra sterk in het ont houden van geboortedata, begonnen al in hun zak-almanakjes te bladeren, om te kijken of zij zich nu „zoo vergist hadden en er toch werkelijk een lid van het Koninklijk gezin verjaarde Maar de middag en later de avond edities der bladen losten het raadsel op: men las hoe in den Raad, die toe vallig in ochtendzitting bijeen was, wet houder Wibaut Raadsleden en burgerij gezamenlijk had gelukgewenscht met den nieuwen hoofdstedelijken Rijnver binding „waarvan de bevolking in de, thans nabije toekomst, zeer zeker in al haar lagen zou profiteeren". De hoofd stad krijgt nu dus de verbinding met den Rijn over Wijk-bij-Duurstede, die zij zich zoo lang reeds gewenscht heeft en die voor een gezonden bloei en ver edelen groei van haar haven zoo uiterst belangrijk is. De zeescheepvaart zal er de voordeelen van ondervinden; en In de eerste plaats, en nog meer direct, natuurlijk de binnenscheepvaart. Van de belangrijkheid van Amsterdam als centrum voor de binnenvaart is overi gens ook de gemiddelde hoofdstedeling slecht op de hoogte; hy verneemt veel over wat er zooal omgaat in onze zee vaart: van den aanbouw van nieuwe, of het opleggen van oude zeekasteelen wordt hij vrij volledig op de hoogte gehouden en voortdurend krijgt hij statistieken onder oogen van binnen vallende en uitgaande schepen, van ge wicht en aard der in- en uitgaande zee vrachten enz. enz. Van onze binnen vaart en binnen-waterverbindingen is hij slecht op de hoogte. Onze binnenscheepvaart. Dat we, om te beginnen, naar het binnenland toe met de overige wereld verbonden zijn door middel van een zeven-tal waterwegen, is hem door gaans ten eenemale onbekend. Deze zeven diverse wegen zijn: het Mer- wedekanaal, dat de (nu weldra te ver beteren) verbinding met den Rijn vormt; de Schinkel, Nieuwe Meer, Ringvaart van den Haarlemmermeer- polder naar Rotterdam en Leiden; de Amstel, de Drecht, het Aarkanaal, de Gouwe, de Hollandsche IJsel, eveneens een verbinding met Rotterdam; het Noord-Hollandsche kanaal, vormende de verbinding met het ten Noorden van onz stad gelegen gebied; het Noordzee kanaal naar IJmuiden, Velsen, Haarlem en Zaandam; de Zuiderzee, naar Har- lin, Lemmer, Kampen, enz.; en tenslot te de Weesper- en Muidertrekvaarten naar het Gooi. Ook het aantal plaatsen waarmede van hieruit een geregelde beurtvaart onderhouden wordt, zal velen verbazen. In het geheel zijn er niet minder dan.. 235 van dergelijke beurtvaarten met.. 159 plaatsen als eindbestemming! Van deze 235 dien sten betreffen er 121 Noord-Holland, op 62 eindplaatsen; 78 Zuid-Holland op 45; 30 Utrecht op 20; 11 Gelderland op 8; 5 Friesland op 5; 2 Groningen op 2; 8 Overijsel op 5; 7 Noord-Brabant op 6; 3 Drente op 3; 1 Limburg op 1 en 2 Zeeland op 2 eindplaatsen. Al deze diensten maken vrijwel uitsluitend ge bruik van motorvaartuigen en zijn voor goederenvervoer ingericht. Bo vendien zijn er dan nog een 50 binnen- landsche stoom vaartmaatschapppijen die zich zoowel met goederen als met dat van passagiers belasten. Voor het meerendeel van deze maat schappijen is het tot zich trekken van transito-vrachten een van de voor naamste punten van hun bedrijfspoli- tiek. En succes viel hier de laatste jaren ook zeker wel te boeken. Zoo werden bij de opening van het Mer- wedekanaal te Lobith voor Amsterdam in- en uitgeklaard 210.000 ton geode- ren; een aantal, dat in het laatste voor- oorlogsche jaar gestegen was tot 1.510.000 en in 1929 tot 2.590.000. Wat zeker niet kwaad is, maar nog veel beter kan, deze groei, als de nieu we Rijnverbinding er eenmaal is! Vooral zal dan; in die nabije toekomst, het vraagstuk der z.g. retour-lading, waarmede men nu nog altijd min of meer sukkelt een stuk nader tot 'n ge lukkige oplossing komen. Op het oogen- blik zijn nog steeds de vrachten naar Duitschland sterk in de minderheid bij die komende van Duitschland. Zoo kwamen in 1930 uit Duitschland 2687 schepen met 1.981.759 ton inhoud; en vertrokken naar Duitschland 1590 sche pen met een inhoud van 1.219 832 ton. In dit laatste jaar vertrokken nog een 1176 uit Duitschland gekomen schepen, met een totaal inhoud van 853.445 ton. leeg naar elders, omdat zij hier geen vracht voor de terugreis kónden bekomen. Mogen wij, deze wensch valt, na het vlaggen voor de officieele geboorte van onze nieuwe Rijn-verbinding, ten slotte te formuleeren binnen niet al te veel jaren nog eenmaal de vlag uitsteken voor het feit, dat er geen enkel tot ons gekomen binnenvaart schip meer leeg, zonder retour-lading uit onze stadswateren beheft te ver trekken!... Eind April dan zal, naar B. en W. hebben aangekondigd, over het toe komstig lot van „het pronkjuweel der stad en kunstgewrocht van bouwkun de" in den Raad worden beslist. Een, nu welhaast vijftig jaar hangende kwestie, een delicate kwestie, naar in de officieele briefwisseling tuschen schen Rijk en Gemeente, voortdurend en terecht gezegd werd zal dan ein delijk uit de wereld raken. Op welke manier staat echter nog geenszins vast. Het Rijk en ook de meerderheid van ons gemeentebestuur wil komen tot de volgende oplossing: een „dading" waarbij de gemeente „om niet en kos teloos afstaat den eigendom van' het voormalige Raadhuis aan den Dam, thans in gebruik als Koninklijk Pa leis" en vervolgens het door het Rijk aan Amsterdam, als tegenprestatie, te verstrekken kosten voor den bouw van een (op het Frederiksplein te verrijzen) nieuw Raadhuis en daarvoor een be drag van ten hoogste vijftien mililoen gulden beschikbaar te stellen, uit te keeren te beginnen in 1933 in jaarlijk- sche termijnen van 1 millioen gulden. Dat het oude Paleis voor Volksvlyt- terrein inderdaad uiterst geschikt lijkt om een grootsch, monumentaal modern bouwwerk als een nieuw hoofd stedelijk Raadhuis neer te zetten, zal niemand betwisten; en ook dat, naar de meerderheid van B. en W., ter aanbeveling van deze oplossing min of meer „litterair" en „gezwollen" schrijven: „de innerlijke kracht van het nieuwe Amsterdam, die toch zeker niet onmiddellijk is geboren uit de glorie van het verleden, van een die pere, een rijkere en een meer duur zame beteekenis is, dan de eclatante schittering van het oude en het gebouw (op den Dam) nu eepmaal niet meer de uitdrukking kan zijn van het he den", ook dat zal menigeen onder schrijven. En toch., en toch.... Vergissen wij ons niet dan zal een groot, zoo niet het grootste deel der burgerij en althans een aanzienlijk deel van den Raad, voelen voor het stand punt der minderheid in het hoogste stads-oollege (in dezen vertegenwoor digd door den S.D.A.P.'er de Miranda en den Katholiek Kropman), die in „hun", aparte nota om te beginnen uitgaan van de gedachte, dat het „niet met de waardigheid van Amsterdam, zoomin als met de historische beteeke nis van het oude Raaadhuis aan den Dam strookt dit gebouw, waarvan het bezit aan de Gemeente meer dan een eeuw is onthouden, als ruil-object te beschouwen".... Naar hun meening kan het oude Raadhuis aan den Dam, zij het ook wellicht na eenige verande ringen, ongetwijfeld weer de zetel worden van het bestuur der gemeente. Het kan voor representatiedoeleinden gebruikt worden, de talrijke commis sies van bijstand, scheidsgerechten, centrale oommissies voor georgani seerd overleg, de veile oommissies ad hoe kunnen er vergaderen; de trouw plechtigheden kunnen er plaats heb ben, terwijl de Burgerlijke Stand even eens in dit gebouw kan worden onder gebracht. Zelfs zou, zoolang niet op andere wijze daarin is voorzien, zeg gen deze twee wethouders verder, het paleis dan nog een voldoende ruimte bieden voor een passend verblijf voor het Hoofd van den Staat gedurende den korten tijd, dat het in de hoofd: stad vertoeft. Er wordt, in deze minderheids-nota, wel niet bijgezegd, dat een bedrag van vijftien millioen te besteden aan een uitgave, die in alle geval niet direct noodzakelijk, en ook niet direct of indirect productief is, op z'n zachtst gezegd min of meer onverantwoorde lijk is! Maar tusschen de regels door valt het toch wel te lezen. Ook al mag dan indertijd reeds „principieel" tot den bouw van een nieuw Raadhuis besloten zijn, er is, zoo zal het velen, ook in den Raad, toeschijnen, alle reden in deze tijden met het in praktijk brengen van dat principe nog even te wachten.En die velen zullen de wethouders Kropman en Miranda ge lijk geven als zij tenslotte den raad geven zich opnieuw met de Regee ring in verbinding te stellen ten einde op de basis van terug,gave (en niet op de basis van een soort.. ruiling, be doelen zij) van het oude Raadhuis een bevredigende oplossing te verkriin- Een zeer kort woord ten beslui nog over het groote boschplan. p gemeente Nieuwer-Amstel blijft tot h laatste oogenblik, naar het schijnt ,i lastige, wat opstandige kwajongen' in dezen. Zij heeft tooh, net even voordit 't onteigeningsontwerp in vaten en kul pen is, wederom vergunning verleend tot den bouw van een aantal woningen in den Buitenvelderschen Polder 'dia onteigend staat te worden. Er zijn er die hier van sabotage spreken en die telegrafisch den Minister om ingrijpen verzocht hebben. En mogelijk hebben zil gelijk! In alle geval moet de kwajongen even kwiek terecht gezet worden. UIT DE WERKPLAATSEN VAN HET WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK. door Prof. Dr. P. Kersbergen. De voortschrijdingen van de moderne wetenschap zijn zoo veelvuldig, dat het voor den leek in het algemeen ondoen lijk is alle nieuwe resultaten van het onderzoek te weten. Wij zullen thans regelmatig een opstel door vakkundige hand geschreven brengen over alle interessante ontdekkin gen, die op het gebied der we tenschap plaats vinden. Gasten uit andere werelden. Meteorieten en meteorsteenen en vuurkogels, die men overigens on danks de uiterlijke overeenkomst niet met verschietende sterren moet ver wisselen, hebben reeds lang de op merkzaamheid van de wetenschap gaande gemaakt. Eenerzijds is het de vraag naar de herkomst van deze in dringers, die in bijzondere mate de aandacht trekt, anderzijds laat de stu die der meteorieten echter ook waar devolle gevolgtrekkingen toe over de hoogte van onze atmosfeer, daar het oplichten dezer cosmische lichamen alleen tevoorschijn treedt door de wrij ving met de atmosferische lucht. Het onderzoek geschiedt aldus, dat dezelfde luchtverschijning vanuit verschillende punten wordt gadegeslagen, waarbij men dan later uit de ligging van de punten van beschouwing de bijzondor heden van de meteorbaan kan bereke nen. Een bijzonder uitgebreid materiaal heeft kortgeleden prof. Neumeister, die wel een der eerste vakgeleerden op dit belangrijke gebied van de hemelkunde genoemd mag worden aan een grondig onderzoek onderworpen. Niet minder dan 611 meteorieten heeft hij onder zocht, waarbij vastgesteld kon worden, dat het lichten op een gemiddelde hoogte van 132 Kilometer plaats begon te vinden. Op deze hoogte dus begi t de lucht het indringen van vreemde lichamen weerstand te bieden. Het ver dwijnen van de lichtverschijnselen ge schiedde op een gemiddelde hoogte van 53 Kilometer boven den aard bodem. Men ziet hieruit hoe ontzettend snel de meteoriet op de aarde valt, want de afstand van ongeveer 80 Kilometer legt hij in slechts weinige oogenblikkcn af. Men moet echter hierbij een goed onderscheid maken tusschen de snel heid der aarde wier luchtweerstand verhitting en lichtuitstraling tengevol ge heeft en de snelheid in verhou ding tot de zon. Deze laatste is daarom belangrijk, omdat zij antwoord geeft op de vraag waarheen. Merkwaardiger wijs is nu de snelheid in verhouding tot de zon waarschijnlijk grooter dan die in verhouding tot de aarde, d.w.z. de meeste meteorieten vliegen niet naar de aarde, maar achterhalen haar zoo te zeggen van achteren. Voor verscheide ne soorten bedraagt deze inhalingssnel- heid 42.5 K.M., 38.8 K.M., 25.7 K.M. per seconde. De snelheid in verhouding tot de zon echter bedraagt niet minder dan 52.8 K.M. per seconde. Een zoo gewel dige snelheid kan nimmer door de aan trekkende kracht der zon worden te voorschijn geroepen, deze lichamen moeten waarschijnlijk reeds met eigen, vreemde energie in het zonnesysteem zijn binnengedrongen. Zij stammen dus, zooals men met zekerheid kan vast stellen uit het diepste van het heelal en behooren oorspronkelijk niet tot ons zonnestelsel (tot onderscheid van de verschietende sterren, die door hemel lichamen zijn tevoorschijn geroepen en wel in ons zonnestelsel thuishooren).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1931 | | pagina 10