Iets over belastingen.
PLUIMVEETEELT.
DE GRONDSLAG DIENSTBODEN
DER PERSONEELE BELASTING*)
I.
Welke dienstboucü belast
baar zijn.
Bedrag der be
lasting.
Wanneer men naar den grondslag
dienstboden belastingplichtig is voor
de personeele belasting, wordt om
schreven in art. 20 der wet, luidende:
„De belasting naar den grondslag
dienstboden wordt geheven wegens
het in dienst hebben hier te lande van
personen gebezigd voor huiselijke of
persoonlijke diensten, bedienden in
sociëteiten, gouverneurs en gouver
nantes, juffrouwen van gezeischap,
secretarissen en rentmeesters daar
onder begrepen.
Staldienst en tuindienst beliooren
niet tot de persoonlijke en huiselijke
diensten."
Wil men voor dienstboden belas
tingplichtig zijn, dan moet men dus
zoowel personen hier te lande in dienst
hebben, als dat men deze personen
moet bezigen voor persoonlijke en
huiselijke diensten.
Wanneer heelt men nu personen in
dienst? Hiervoor is geenszins noodig,
dat er een arbeidscontract is gesloten.
Voldoende is een in dienst hebben in
de feitelijke beteekenis van „gebrui
ken", aldus de Hooge Raad. Bestaat er
evenwel geen arbeidsovereenkomst,
dan zal het noodig zijn, dat de dien
sten met zekere regelmaat en niet
slechts bij uitzondering worden bewe
zen en tevens met medeweten van
hem, voor wien zij worden verricht,
alsmede, dat zij niet bloot een zeer ge
ringe beteekenis hebben. Zoo zal, wan
neer iemand zijn dienstmeisje zoo nu
en dan beschikbaar stelt om bij zÜ11
chauffeur te werken, deze chauffeur
niet gezegd kunnen worden dit dienst
meisje in dienst te hebben. Ten meer
vaste verhouding is noodig om belas
tingplicht te doen ontstaan. Er moet
evenwel een dienstbetrekking bestaan.
De kamerverhuurster is b.v. niet in
dienst van hen, die kamers van haar
huren. Zij is niet ondergeschikt aan
hen, te wier behoeve zij hare werk
zaamheden verricht.
Het enkel in dienst hebben van per
sonen is, zooals we zagen, niet vol
doende. De verrichte diensten moeten
tevens onder „huiselijke of persoon
lijke" kunnen gerangschikt worden.
Wanneer is dit nu het geval?
Naar het spraakgebru k denkt men
bij het woord „hu selijk" aan de wo
ning, aan het leven in de woning. Zoo
is het ook hier. Men zal in geen geval
van huiselijke diensten kunnen spre
ken, wanneer men zich niet op het
gebied van het parfculiere leven be
vindt. Werkzaamheden, als kachels
aanmaken, schoonhouden e.d. van kan
toren, kan men niet als huiselijke
diensten beschouwen en zijn dus onbe
lastbaar. In het algemeen zijn persoon
lijke of huiselijke diensten diensten,
welke niet bij de uitoefening van een
beroep of bedrijf verricht worden.
Niet in de huishouding meehelpende
winkeljuffrouwen en kantoorbedien
den zijn bijv. onbelast, omdat zij
slechts bedrijfsdiensten praesteeren.
Zoo ook de bedienden in koffiehuizen,
zulks in tegenstelling met de in het
hierboven aangehaalde art. 20 genoem
de bedienden in sociëteiten, omdat deze
laatsten persoonlijke diensten verrich
ten voor de leden der vereeniging in
wier dienst zij zijn.
De wet maakt met name eene uit-
z mdering voor stal- en tuindiensten.
De personen, welke uitsluitend derge
lijke diensten verrichten, zijn vrij. Is
een stalknecht echter tevens koetsier,
zoodat hq naast zqn staldiensten ook
persoonlijke diensten praesteert, dan
alt hpj wel in de belasting. Uit prac-
t sche overwegingen heeft men alle
«tal- en tuindiensten vrq gelaten, om
dat het niet doenlijk is om steeds be
hoorlijk te onderscheiden in hoeverre
dergelijke diensten u'tsluitend als be-
'rijfsdiensten verricht worden.
Op den algemeenen regel, dat belas-
'ng wordt geheven wegens het in
enst hebben van personen, die voor
u'soonlijke of huiselijke diensten ge-
'zi gd worden, kent de wet uitzonde-
ngen. In art. 21 worden n.1. diverse
ttegorieën van dienstboden opge
ruid, welke, hoewel ze persoonlijke of
huiselijke diensten praesteeren, toch
uiten de belasting vallen.
Duidelijkheidshalve zullen we thans
'venwel eerst nagaan, hoeveel h-'as-
;«ng voor belastbare dienstboden vr-
erhr.ldlgs1. Is.
De belasting wordt dan berekend
naar het geheele aantal dienstboden,
onverschillig, waar zij worden gehou
den, aldus art. 22. Waar de belasting,
als men meerdere dienstboden heeft,
progressief is, zou splitsing van het
aantal voor den belanghebbende eene
ongemotiveerde vermindering van be
lasting kunnen meebrengen. Om dit
te voorkomen, nam de wetgever deze
bepaling op.
De beiasting bedraagt dan jaarlijks
in hoofdsom:
a. voor elke vrouwelijke dienst
bode, die op 1 Januari van het belas
tingjaar den vollen ouderdom van 21
jaar nog niet bereikt heeft, 4.(dat
het tarief van den leeftijd afhangt,
geldt alleen voor vrouwelijk perso
neel);
b. wegens alle overige dienstboden:
voor één dienstbode 6.
voor twee dienstboden 17.
voor drie dienstboden 33.— enz.
(Vgl. art. 23 der wet) en voor eiken
mannelijken dienstbode 12.boven
de voormeelde bedragen.
Het tarief is dus progressief en wel
aldus, dat voor elke volgende 5.
meer betaald moet worden dan voor
de voorgaande. Betaalt men voor de
eerste 6.dan betaalt men voor de
tweede 6.plus 5.of 11.
of voor de eerste en de tweede 6.
plus 11.of 17.De derde kost
dus 11.plus 5.of 16.zoo
dat voor drie stuks verschuldigd is
6.plus 11 f 16.of 33.
enz.
Een dienstmeisje tusschen 18 en 21
.jaar (beneden 18 jaar is een dienst
meisje onbe'ast, zooals we later zullen
zien) is alzoo belast met 4.een
van 21 jaar en ouder met 6.—. Voor
eiken mannelijke (voor deze geldt geen
leeftijdsverschil) betaalt men 12.—
extra. Waar nu de belasting van de
sub b. genoemde dienstboden steeds
berekend wordt los van de sub a. ge
noemde. bed 'aagt de belasting als men j
een jongen van 15 laar en twee d'enst-
meisjes resp. van 20 en 25 jaar houdt
4.— plus 17.plus 12.-- of
33.—.
Op dit algemeen tarief bestaan ech
ter eenige belangrijke uitzonderingen,
t.a.v. d'enstloden in z.g. gemenrtden
rt'enst en van huisbewaarders. Vol-
ledighe'dshalve zij nog melding ge
maakt van dienstboden, welke men
uitsluitend voor de jacht of voor de
nleziervaart bez'srt. voor w'e een vast
b°drag van 100 per persoon ver-
srhnldigd is.
Voor een dienstbode in semengden
dienst, waaronder een dienstbode is te
verstaan, die doorgaans en hoofdza
kelijk in bet beroep of bedrijf van den
belastingplichtige werkzaam is. is voor
elke dienstbode 3.verschuldigd.
De bovengenoemde progressieve hef
fing geldt hier niét. Men betaalt zoo
veel keeren 3.als men dergelijke
dienstboden er op na houdt. Deze ver-
Inging van belasting is billijk. Er be
staat immers een groot verschil tus
schen het geval, dat iemand een of
meer personen in dienst heeft uitslui
tend om hem en zqn gezin te bedie
nen, en het geval, dat hij ook wel eens
eenige persoonlijke of huiselijke dien
sten laat bewijzen door hen, die hq
voornamelijk in zijn beroep oi' bedrijf
bezigt. Voorwaarde voor het lager ta
rief is evenwel, dat het gebruik ten
behoeve van het bedrijf of beroep
hoofdzaak is en de huiselijke diensten
slechts een bijkomstig karakter dra
gen. Een winkeljuffrouw, die zoo nu
en dan de huisvrouw helpt, is belast
met 3.maar een dienstmeisje, dat
ook wel eens in den winkel moet hel
pen als het druk loopt, valt onder het
algemeene tarief.
Wanneer verschillende van deze
dienstboden in gemengden dienst,
mannelijke en vrouwelijke ieder af
zonderlijk, uitsluitend bij afwisseling
tot huiselijke diensten worden gebe
zigd, wordt de belasting als voor één
dienstbode berekend, aldus de wet.
Het maakt immers geen verschil, of
steeds dezelfde persoon dan wel ver
schillende personen bü afwisseling
„gemengde" diensten verrichten. Heeft
men twee winkeljuffrouwen, die om
de beurt, al naar gelang het uitkomt,
de huisvrouw zoo af en toe een handje
helpen, dan is slechts éénmaal f 3.
verschuldigd. Men wil alleen de huise
lijke diensten belasten; of nu steeds
dezelfde dit werk doet, is van minder
belang.
Bezigt men de beide winkeljuffrou
wen eveneens tegelijk voo*r huiselijke
diensten, dan is tweemaal f 3.ver
schuldigd. De wet houdt voorts de
d'enstéu van mannelijk en vrouwelijk
personeel gescheiden. Houdt men èn
een meisje èn een knecht in gemerg
den dienst dan is afwisselend gebruik
n'tgeslcten. Men betaalt dan steeds
tweemaal 3.
Een tweede uitzondering vormen,
zooals we zagen, de hulsbewaarders
Hieromtrent is bepaald, dat dergelijke
personen, onverschillig of zij, ook dij
voorbijgaande aanwezigheid van leden
des gezins, enkele malen andere per
soonlijke of huiselijke diensten, dan
het bewaren van de woning, verrichten,
belast zijn met een bedrag van f 10.
Is de bewaring van het huis aan ge
huwde lieden opgedragen, dan is
slechts eenmaal 10.— verschuldigd.
Nog zü opgemerkt, dat voor een
dienstbode de leeftyd op 1 Januari om
trent de belastbaarheid beslisi. Wordt
een dienstmeisje in den loop van het
jaar 21 jaar, dan ontstaat hierdoor geen
verhooging van belasting over dat loo-
pende iaar.
In een volgend artikel zullen wij
nagaan voor welke personen geen be
lasting verschuldigd is, hoewel zij
persoonlijke of huiselijke diensten ver
richten.
De Pers. belasting wordt vanaf 1
Januari 1931 van Rijkswege ten be
hoeve van de gemeente geheven. Elke
gemeente kan bü verordening bepa
len, dat de in de wet voorkomende
belastingbedragen door andere zullen
worden vervangen. Het overgroote deel
der gemeenten maakte tot dusver van
deze bevoegdheid geen gebruik; zq
stelden allen opcenten op de wettelijke
tarieven vast. zonder deze tarieven zelf
te wijzigen. Wij zullen duidelijkheids
halve ook alleen de wetteliike tarieven
in onze bijdragen in dit blad verwer
ken.
DONATJ-BOND TN
VERSCHIET
Praag, Maart 1931.
v* anneer wij liet groote aantal Mid-
uen-Europeesche staatjes beschouwen,
waarin de voormalige Oostenrqk-Hon-
gaarsche monarchie is uiteengevallen,
moeten wij onwillekeurig denken aan
de woorden, die de verstandige Catlia-
rina de Medicis volgens de overlevering
na den Bartholomeusnacht tot haar
zoon Hendrik IX moet hebben gespro
ken. Zü luiden: „Bien taillé, mon fils,
mais il faut recondre". Als vrouw ver
geleek zij het rijk met een kleeding-
stuk, dat „goed gesneden" was, nu de
Hugenoten onschadelijk waren ge
maakt dit alles bezien vanuit het
politieke standpunt van het Fransche
koningshuis doch dat hij nu moest
beginnen met den positieven opbouw
van den staat.
In Midden-Europa staat men min of
meer voor dezelfde taak. Na den we
reldoorlog is het oude reuzenryk in
stukken gesneden, waardoor aan de af-
zonderiyke volksdeelen veel werd ge
schonken. Tegeiykertyd werd echter
ook scheiding gebracht tusschen de
verschillende deelen van het land, die
tevoren een economisch geheel had
den gevormd. Onderling zijn zij van
elkaar gescheiden door tolgrenzen ter
lengte van 4000 K.M. En al die kleine
landen streven ernaar, volkomen onaf
hankelijk te worden van het buiten
land, ook op die gebieden, waarvoor zq
van nature niet geschikt zijn. Dat ge
lukt natuurlijk niet en de gevolgen
zien wq nu reeds.
In het oude Oostenrqk-Hongarqe
had men wèl die onafhankelqkheid van
het buitenland. In het Zuid-Oostelqke
deel van het rijk had men een prach
tig landbouwgebied, dat het industri-
eele Noord-Westen van levensmiddelen
voorzag en in ruil daarvoor afgewerkte
fabrikaten betrok. Een zoo gunstige
verhouding der binnenlandsche mark
ten kwam nergens elders voor, behalve
in Noord-Amerika. Het verstoren van
deze economische verhoudingen zal in
bet belang van alle betrokken staten
weer moeten worden hersteld. Dat daar
toe niet reeds eerder pogingen zqn ge
daan, is een gevolg van de vrees, het
eindelqk verkregen zelfbeschikkings
recht, de taalvrijheid en de politieke
zelfstandigheid te verliezen.
Die vrees schijnt ons wel wat over
dreven. Men zal bovendien op den duur
noodgedwongen tot samenwerking
moeten komen. De bedoeling van h"t
verdeelen der Oostenrijksch-Hongaar-
sehe monarchie is trouwens nooit het
verstoren van de economische eenheid
geweest; dit is door de geallieerde
mogendheden o.a. uitdrukkelijk bespro
ken met den grooten Tsjechisohen
staatsman Masaryk, die nog altöd pre
sident van Tsjecho-Siowak'ie is. Hij
doet reeds lany moeite om de stukken
van het oude rijk te vereenigen tot der»
Donaubond. doch tot nu toe is die bond
aen illusie, die iu de naa°te toekomt
wel niet verwezeub'ikt zal worden.
'at geval zou ook DuH-eliland mo l1
doen, om in dori hond opgekomen t
worden; of het, (*:t land echter zal ge
lukken, is zeer t\r',i*«lachBg. want het
is algemeen bekend, dat in Tsjech*®
Slowakije de verhouding tusschen
Duitschers en Isjechen zeer gesna
nen is en de Tsjechen zqn de voor"
naamste voorstanders van den Dona
bond.
(Nadruk verboden).
VAN EEN LEVEND GEBOREN
KUIKENTJE.
Door een ervaren fokker.
De wetenschap heeft ons omtrent
slachtsverwording bij hoenders al heel wat
geleerd. Zoo weten wij dat een gecastreer
de haan in kopversierselen en ook gedeel
telijk in veerenkleed op een hen gaat ge
lijken. Ook is het bekend, dat deze ka
poenen, als een moederhen kuikens aan
nemen en met groote zorg grootbrengen.
Wij hebben echter nog nimmer vernomen,
dat een kapoen aan den leg is gegaan.
Wij weten van hennen, dat ze na een
rui metamorphoseeren als hanen. Ze gelij
ken dan in veeren iets, in kam en lellen wat
meer op hanen, ze kraaien en doen met
a-ndere hennen, wat anders alleen een haan
pleegt te doen. Wij vernamen echter nooit,
dat er kuikens geboren werden uit eieren
van een aldus behandelde hen.
Ook weten wij, dat met steeds doorge-
voerden inteelt een hen zoover gebracht
kan worden, dat het leggen van eieren ge
heel ophoudt.
Inteelt komt in de sport- en krielenfok
nog al eens voor en vooral wordt deze uit
gebuit, als de fokker in zijn hoofd heeft
gehaald iets nieuws te creëeren. Wij heb
ben ons ook nog al eens schuldig gemaakt
aan dit soort van kunst (men kan maar
ergens liefhebberij in hebben) en dat is de
oorzaak, dat wij het volgende kunnen
mededeelen.
Wij waren dan op boven omschreven
wijze in het bezit gekomen van een kuif-
krielhennetje en een dito haantje, die zoo
paarsgewijze hun dagelijks kippenlevertje
leidden. Ze leefden gezond en zeer voldaan
en het hennetje gaf eenigen tijd zeer regel
matig om den anderen dag een eitje, tot
dit op zekeren dag ophield en zij allure»
aannam alsof zij broedsch was of het wilde
worden. Toch deed ze niet geheel als een
broedsche hen, doch het leek er op, en ze
zat bijna den geheelen dag op het nest. Ik
probeerde haar eitjes te geven, doch deze
werden niet begeerd: ze wierp die eenvou
dig uit het nest Wij hebben het eenige
keeren herhaald en na even zooveel mis
lukkingen het maar opgegeven en verder
maar afgewacht hoe dit zou eindigen.
Dat dit gedoe onze bijzondere belang
stelling had. behoeven wij een fokmanink
niet nader te omschrijven. Het was juist
21 dagen, nadat het hennetje haar broedsch-
heid-verschijnselen had getoond, en wij
stonden haar te bewonderen, toen zij zich
iets van het nest oplichtte en het achterlijf
sterk naar den grond keerde, precies zoo
als een hen dn.pt, die een ei legt en het
hennetje lag ook een ei. Dat ei en ook het
te voorschijn komen ervan had niets bij
zonders. maar terwijl wij daar dood op ons
gemak dat stelletje gadesloegen, gebeurde
er iets heel bijzonders. Het eitje werd aan
gepikt, piepte, en na enkele minuten lagen
er in het nest 2 halve Ieege, nog n,iIte
eidoppen en daartusschen een na', JhraJ-
berig kuikenfie, dat afwasemde en erg
hulpbehoevend lag te spartelen. Moeder
hen ontfermde zich toen over he: wicht en
haalde het met veel zorg onder zich. Toen
wij een uurtje daarna ginnen kijken, zat
het kuikentje netjes opgedroogd en wollig
onder de moeder.
Wat was er nu gebeurd? Het hennetje
had het ei in haar lichaam uitgebroed, wat
andere hennen altijd buiten het lichaam
nlpo-en te doen.
Tk heb over dat geval eens nagedacht en
meen da' de wetenschap ons hier wel weer
te hulp kan komen. Als de wetenscban °ns
nu kan helpen die don weg te werken Wij
'■ebben nu al levendbarrnde planten rn
'evendharende visschen. dan hadden wij
ook levendharende kippen.
En ik meen zoo dat Cochien's en Bra
ma's het dan niet hij een kuikentje he1"1?-
ven te laten. Die kunnen we' een nost'C van
12 a 13 stuks leveren.
Erger dan een pak eleag.
Een man in Broolkiyn, di? ter dit
'ond, omdat hij zijn vrouw en P3^
'"Bg gegeven ^ad. kr-?g opdracht h"'ir
"9 maagden lang eiken morg'B
kussen. Per «lot van rekening mo°t d«
"rouw a'Hid het rrolag b'tale"1.
Bennjooton Ba"n°r.