De Issteskenis der beurzen
voor liet economisch leven.
SCHADUWSPELEN.
opzichten hinderlijke veetransport
door de stad, waarvan b.v. de Rotter
dammers kunnen meespreken, is daar
door geheel voorkomen.
De Gemeente heeft zich ongetwij
feld veel moeite gegeven om haar
abattoir (waartegen de slagers, die
van gemeentelijke exploitatie in den
beginne niet veel moesten hebben,
aanvankelijk lichtelijk in verzet kwa
men) op de hoogte van den tijd te hou
denZoo werd nog, na talrijke
daaraan voorafgaande verbeteringen
en moderniseeringen, laatstelijk nog
in 1911 door den Raad besloten tot al-
geheele moderniseering. De bestaande
3 slachthuizen werden omgebouwd tot
3 slacht-hallen met de noodige trans
portbanen voor de geslachte dieren;
een zoogenaamd bedrijfslokaal (met
wasch- en kleedgelegenheid en can-
tine) en een verkoophal voor geslachte
dieren werden opgericht. Op het
terrein zijn verder nog aanwezig: ver
schillende gebouwen voor nevenbe-
drijven, zooaF bewaren en zouten van
huiden, darmenslijmerijen, bloeddro-
gcrijen en bewerken van varkenshaar.
Dan treft men er o.m. nog aan een in
richting tot verwerking van afgekeurd
vleesch, een sterilisator voor voor
waardelijk goedgekeurd vleesch en
een werkplaats voor uitbeenen en zou
ten van vleesch.
i
Markthal-overdracht voor
den kleinhandel.
Inderdaad: als Je gemeente iets
doet, dan doet zij het meestal goed,
zooals hier. Toch zijn er altijd velen,
vooral onder de Middenstanders,
die niet graag zien, dat de gemeente
hen „te dicht op het lijf komt". Zoo
ging er onlangs een voordracht van
B. en W. in zee tot het bouwen van
een markthal voor den kleinhandel in
de Indische buurt en aanstonds kwam
de Amsterdamsche Middenstandscen
trale daartegen in verzet. Zoo'n markt
hal redeneert deze Centrale, moge in
andere landen mogelijk nuttig zijn,
hier, in ons land, waar de huisvrou
wen nu eenmaal gewend zijn haar da-
gclijksche benoodigdheden aan de
deur of in de naastbijgelegen winkels
te koopen, zal men het publiek er
nooit of te nimmer aan kunnen wen
nen een en ander in een hal te gaan
koopen. Aan den anderen kant zou de
Centrale, naar zij verklaart, het eigen
lijk juist wel eens goed vinden als
deze voordracht nu maar eens wel tot
uitvoering kwam, wantmet
zulk een proefneming zou althans on-
omstootelijk de onuitvoerbaarheid van
de in theorie vaak schoonschijnende
plannen worden aangetoond. Maar,
die proefneming zou niet minder dan
248.000 ineens en waarschijnlijk ook
nog een jaarlijksch exploitatie-tekort
van een 8400 bergen; en daarom
meent men tenslotte dan toch tegen
deze voordracht te moeten opponeeren.
Zeker komt men, en zoo ook de
middenstand in vele gevallen al te
gauw en wat al te zeer „op losse
schroeven" in verzet tegen inmenging
van de zijde der gemeente; „gemeen
telijke exploitatie" is een leus die dik
wijls als een roode doek werkt, waar
door velen het logisch denken en het
nuchter oordeel ontnomen wordt.
Hier, in dit geval, echter moet men
die Middenstandscentrale toegeven,
dat haar standpunt volkomen redelijk
is; en wie menschenkennis genoeg
heeft om te weten dat er weinig dingen
op deze aarde zijn die men zoo moei
lijk in andere banen kan voeren dan
een overoude huisvrouwelijke, natio
nale traditie, zal het verzet in dit
geval volkomen billijken
50 jaar Postspaarbank.
Een gouden feest moet tenslotte nog
even gememoreerd worden. Dat van
de Rijkspostspaarbank. De mensch en
vooral de gemiddelde Nederlander is
nu eenmaal zoo geschapen, dat hij niet
graag van z'n spaarduitjes spreekt;
dat hij het liefst maar z'n appeltjes
voor den dorst in stilte koestert; dat hij,
in een woord, zeer gereserveerd, om
niet te zeggen schaamtevol is tegen
over z'n „kous", als hoedanig dan in
deze moderne tijden voor duizenden en
duizenden landgenooten het Rijkspost-
spaarbankboekje optreedt, in over
eenstemming met deze hebbelijkheid
lleeït de Postspaarbank altijd een stil
en teruggetrokken bestaan gevoerd
!ets wat dan o.a. ook uitkomt in het ka
raktsr van het hoofdkantoor in de Am
sterdamsche Van Baerlestraat dat, hor
groot het ook is, welk een zware in
gangsdeuren en breede en hopge ramen
het ook bezit, toch volkomen het aan
zien heeft van een particulier „toe
huis". Aan de buitenzijde vertoont het
vrijwel geen enkele aanwijzing van de
bestemming en zelfs vele Amsterdam
mers zouden daar waarschijnlijk niet
van op de hoogte zijn, ware het niet,
dat de tramconducteurs traditioneeler-
wijze bij de halte ter plaatse steeds hun
„Spaarbank"-kreet lieten klinken
En zoo werd ook dit vijftigjarig bestaan
in alle stilte, zonder eenigen ophef, al
leen in den kring van leiders en per
soneel „gevierd" in tegenwoordigheid
van den, daartoe uit Den Haag overge
komen, Minister van Waterstaat. Als
men bedenkt dat thans meer dan een
vierde onzer totale bevolking „klant"
van deze instelling is en dat zij een,
nog met den dag groeiend spaar-tegoed
van niet minder dan 375 millioen gul
den beheert, dan mag echter toch
zeker van „belangrijkheid" wórden ge
sproken, ook waar men het feit van
de intrede in een tweede halve eeuw
van het instituut gedenkt. Het heeft
alleen velen gespeten dat de jubilaris
in feeststemming verkeerend, nu ook
meteen maar niet verhooging van ren
tevergoeding (waar men al eenigen tijd
van spfak) heeft aangekondigd. Het
tegendeel geschiedde! De 50-jarige toch
heeft, bij monde van den directeur,
zeer positief verklaard, dat van zulk
een verhooging „op het oogenbl'k geen
sprake is!" Die leelijke, grimmige
(maar.... solide!) jubilaris!
door
DRS. J. A. COLTOF.
XI.
De rol der Joden bij de ont
wikkeling der beurzen.
Toen de middeleeuwen hun intrede
in het maatschappelijk leven deden,
begon ook de vorming dier economi
sche- en standsgroepen, die juist aan
deze donkere tijden zoo zeer haar struc
tuur en karakter hebben gegeven. De
klasse der edelen kwam tot macht en
vooral de invloed der kerk over de be
volking nam sterk toe en werd tenslotte
overmachtig. Daar was in dien tijd
echter een volk, dat niet, zooals andere
volkeren pa hun omzwervingen tot hun
uiteindelijke woonstede waren geraakt,
en een rustig en voor een natie nor
maal leven leidde. Want de Joden had
den, ook nadat zij in Palestina hun
eigen land een tijdlang hadden be
woond, opnieuw den zwerversstaf moe
ten opnemen en waren zoo onder alle
volkeren der aarde verstrooid, waar zij
ook nu niet tot rust zijn gekomen. De
omzwervingen vormen een groot en
donker deel der Joodsche geschiedenis
en ook heden ten dage zijn zij geen uit
zonderingen en ook de Omstandigheden
waaronder zij plaats vinden, zijn geens
zins gunstiger dan in de tijden, die men
ook mede tot de donkerste in de Euro-
peesche beschaving rekent.
Dit volk nu was in de tijden dat zich
de standen steeds meer tot machten
vormden, van al deze vast afgesloten
kringen uitgesloten. De geloofshaat, die
vooral onder leiding van de kerk tegen
hen en al zijn felheid oplaaide, drong
de Joden op maatschappelijk en econo
misch gebied terug. De middeleeuw-
sche wetgeving verwees hen naar spe
ciale kwartieren om te wonen en de
toegang tot de gilden, die in deze tijden
de functie vervulden van publiekrech
telijke organen ten behoeve van de
stedelijke behoeftenvoroziening, bleef
voor hen gesloten. Ook hierin is nog de
oorzaak te zoeken, dat te Amsterdam
zoovele Joden zich op de diamantnijver
heid hebben toegelegd, omdat dit het
eenigste beroep was, waar nog geen
gilde bestond. Met uitzondering van
dit voorbeeld bleef dus weinig anders
over en dank zij het woekerverbod,
waarbij de leden der kerk het rente-
nemen werd verboden, bleef hier toch
een functie voor de Joden, waarop zij
zich konden toeleggen en feitelijk ook
door de omstandigheden gedwongen
waren zich toe te leggen. En hiermee
werd hun tevens dat verschrikkelijke
wapen in de handen geduwd, dat zich
later met zoo'n onweerstaanbaar ge
weld tegen henzelf zou keeren n.1. den
geldhandel. Zoo worden zij pandleeners
en de bankiers van koningen, heeren
en kerkvorsten. Deze machtigen, die
enkel aardsche rijkdom en dus ook
baargeld bezaten, en die zelf wegens
het woekerverbod geen geldzaken met
een behoorlijk rendement konden drij
ven, leverden hun kapitaal aan de
Joden, en dezen zorgden dan voor hun
uitzetting, administratie en droegen
tevens de verantwoordelijkheid voor
oninbare vorderingen, waaruit voor
een groot deel hun impopulariteit bij
hun leeners als een natuurlijk gevolg
viel af te leiden. Werd echter de toe
stand der schuldenaren moeilijker en
de last der gerechtvaardigde eischen
drukkender, dan zocht men zich ten
slotte steeds met geweld van de schuld-
eischers te ontdoen en men verzon, ge
lijk Paus Innocentius IV het in zijn bul
van 1427 met afkeuring uitsprak „om
hun vermogen te bemachtigen, allerlei
goddelooze raadgevingen en booze aan
leidingen tegen hen, zoodat ze, ofschoon
onder christelijke vorsten levend, erger
er aan toe waren dan hun voorouders
onder de Pharao's in Egypte". Dan
werd de geldhandel onder ambtelijk
toezicht gesteld en de Joodsche schuld-
eischers en zijn familie als zoodanig
ontslagen. Maar nochtans ondervond
de bevolking geenerlei verlichting,
vond zelfs de christelijke „woekeraars"
vaak harder dan hun Joodsche voor
gangers en liet dan noodgedwongen
deze laatsten maar weer terugroepen.
En het eind van al dezen strijd en ver
warring was hun verdrijving uit het
grootste deel van West-Europa. Enge
land dat ze aan het einde der elfde
eeuw over het Kanaal riep, was de
rste die hen in 12S0 het verblijf bin
nen zijn grenzen ontzegde en hiermee
begon weer een van die tijdvakken
waarin trekken en zwerven aan de orde
van den dag waren, en waarvan de
Joodsche geschiedenis (is d i t wel echte
geschiedenis?) ook na dien tijd nog
voorbeelden te over heeft. Het is on-
noodig deze nog verder na te gaan,
wijl het ons enkel te doen was om aan
te geven dat een dergelijk leven, 20
eeuwen lang geleid, tenslotte wel moet
voerèn tot het doen ontstaan van eigen
schappen, die ook op economisch ge
bied niet zonder beteekenis zijn ge
bleven.
We hebben in onze vorige artikelen
gezien dat de Naamlooze Vennootschap
een typische uiting is van het huidige
kapitalisme, maar ook dat de N.V. voor
afzet van haar aandeelen op de beurs is
aangewezen. En nu is het in verband
hiermee tevens merkwaardig, dat Som-
bart, de Duitsche econoom, wiens groot
ste oeuvre wel bestaat uit zijn onder
zoekingen over „het moderne kapitalis
me", de Joden ook rangschikt onder de
drie groepen die naar zijn meening
zeer speciaal de dragers der kapitalis
tische geest vertegenwoordigen, n.1. de
vreemdelingen, de ketters en de Joden.
Meestal zijn de laatsten tengevolge van
hun omzwervingen tevens leden van de
eerste categorie, en als zoodanig staan
zij dan ook veel vrijer tegenover den
weg, dien zij voor hun nieuw te schep
pen levensonderhoud moeten inslaan,
wijl zij immers ook los staan van de
voor hun nog vreemde gebruiken en
tradities hunner nieuwe woonplaats.
Daarbij komt dan nog, dat waar zij
vele landen hadden moeten doorzwer
ven, zij ook overal familie en vrienden
en daarmee dus ook een basis hadden
gekregen voor een internationaal ver
takten kring van connecties, die ook
op economisch gebied groote beteeke
nis had. Sombart heeft van zijn ideeën
over den Joodschen groep speciaal uit
gewerkt in zijn boek: „die Juden und
das Wirtschaftsleben" (München 1910),
dat door velen terecht een gedurfd
werk wordt genoemd, en waarin dan
ook ongeloofelijke blunders voorkomen,
die soms zelfs humoristisch aandoen.
De bewering, dat de Oost-Indische
Compagnie een zeer groot deel van
haar aandeelenkapitaal uit Joodsche
beurzen ontving, is na het onderzoek
van Watjen absoluut onjuist geble
ken 1). Maar waarde lezer, wat zegt ge
wel van de volgende tirade, die op pag.
30 en 31 van de uitgave 1922 te vinden
is: „Wij weten, dat die Gouverneur-Ge
neraal der Hollandsche Oost-Indische
Compagnie, die, wanneer men hem ook
niet den stichter van de Nederlandsche
macht op Java kan noemen, toch zeker
het meest tot bevestiging ervan heeft
bijgedragen, C o h n (Coen) heette".
Stel u voor, de strenge Calvinist Coen,
die terwille van een vooropgezette idee,
dat de Joden de steunpilaren van het
kapitalisme waren, tot een lid van het
oude volk wordt omgetooverd. De kri
tieken, die van alle zijden op dit werk
zijn verschenen vormen een bijna onaf
zienbare reeks, die evenals het object
van hun aanvallen op velerlei terrein
uitweiden, en waaruit de fouten van dit
als symptoom nochtans uiterst belang
rijke' werk duidelijk naar voren zijn
gekomen. Wij kunnen hieruit opmaken
dat Sombart zich dikwijls aan grove
overdrijving heeft schuldig gemaakt.
Maar wat bij het lezen van dit overi
gens zeer interessant geschreven boek
wel het eerst opvalt is, dat op een wijze
wordt gegeneraliseerd die wetenschap
pelijk niet geoorloofd kan worden ge
acht. Dat gene wat bij kleine, vaak on-
beteekenende Joodsche nederzettingen
wordt waargenomen, wordt in zijn vol
le werking overgebracht op de activi
teit van het geheele Joodsche volk. De
resultaten van dit werk zijn dus slechts
onder het alleruiterste voorbehoud te
aanvaarden.
Wat de beurzen betreft is hun in
vloed nochtans zeer belangrijk te noe
men. We zagen reeds dat het begin der
beurshandel zich in de wisselmarkten
manifesteerde en bij deze gelegen
heden waren er veel Joden, die hier
hun wisselbank hadden. Hiervoor was
immers noodig de afgifte van een pa
pier, waarop elders betaling van den
daarop vermelden geldsom kon ge
schieden aan den aanbieder van het
k. Een veronderstelling hiervoor
\s dus de relatie van den wisselaar en
ucze was juist bij de Joden zeer ontwik
keld, en ook de commercieele aard, die
in het begin der middeleeuwen was ont
staan, was hier weer de factor van be
teekenis. Ook in den 17den eeuw zijn
reeds velen in Amsterdam aanwezig,
terwijl in andere belangrijke handels
centra hun rol bij het geldverkeer be
langrijk is. Waarschijnlijk is het echter
dat niet hun deelname bij het ontstaan
en de ontwikkeling der beurzen het be
langrijkste is, dat de Joden voor de
beurs hebben gepresteerd, maar dat dit
echter in een ander feit is gelegen. En
wel daarin, dat zij het emissiewezen en
daarmee de speculatie in het leven heb
ben geroepen. Degenen die bij de op
richting van vele ondernemingen in
methode en techniek zijn voorgegaan,
zijn ongetwijfeld de Rothschilds, die
vanuit het Frankfortsche Chetto hun
werkzaamheden naar Londen verleg
den en vandaar hun vleugels over de
geheele wereld uitspreidden. Nathan
Rothschild, is daarbij ook de eerste die
inziet, dat het geenszins doelmatig is,
zich alleen te verlaten op hetgeen hij
toevallig van anderen omtrent de eco
nomische omstandigheden van 't oogen-
blik verneemt. Hij komt daardoor tot
het onderhouden van een volledigen in
lichtingendienst, met de bedoeling om
zoo snel mogelijk bericht te ontvangen
van alle belangrijke gebeurtenissen op
de geheele wereld. Een voorbeeld hier
van is, dat hij met vele scheepskapi
teins overeenkwam, dat zij hem ieder
nieuwtje uit het buitenland langs den
kortsten weg zouden melden, onder
goede betaling der bruikbare mededee-
lingen. Ook onderhoudt hij tot dit doel
een postduivendienst, die hem een ge
regeld en voor dien tijd snel contact
met Parijs en Frankfort verzekerd. En
hier ligt ook reeds een begin van de
methode der speculatie, omdat uit de
binnenstroomende berichten, de toe
komstige koerstendenz kan worden op
gemaakt, die zal intreden wanneer ook
anderen later dezelfde tijdingen zullen
vernemen. Zooals uit het oudste werk,
dat wij over de beurs bezitten, en dat
ook door een Portugeesche Jood werd
geschreven (1688) 2) vernemen, zijn de
eerste uitingen der beursspeculatie ook
in Amsterdam te zoeken en wel ten tijde
van de Oost-Indische Compagnie. En
ofschoon de Joden zelf niet het kapitaal
hiertoe verschaften hebben zij juist in
dezen tijd zeer veel gedaan, dat heeft
geleid tot de opkomst van een beroeps
matige effectenhandel maar ook tot de
vorming van de techniek der termijn
zaken, zooals vooral uit dit oudste werk:
over de beurs blijkt.
Vgl. H. Watjen Das Judentum
und die Anfange der modernen Kolo-
nisation. Berlin 1914.
2) Don Joseph de la Vega: Verwlr-
rung der Verwirrungen.... Vertaald
door Dr. O. Pringsheim.
Wordt vervolgd.
Dartel speelden de schaduwen langs de
wanden,
Maria tooverde met hare handen
Een duif een lam, een hindeke,
En wat ze al zoo deden leerde ze haar
kindeke.
Een duif zet zich neer zonder schroomen,
Maar een hinde jaagt voort door struiken
en boomen,
Een schaapje blaat als het afdwaalt steeds
verder,
Tot een roep het weer brengt tot zijn
eigen herder.
En zachtjes pratend tooverde ze op de
steenen
Het verlaten lam en Jezus strekt Zijn
armpjes en ging er henen.
Toen zag Maria op haar met rozen be
groeid huis
Heel groot, dit teeken, het schaduwbeeld
van een kruis.
GERT VAN DER ZEE.
y+G Hl II* IT i l H* I n.1 «tl f 1 Hil I I. VJITl
«nu i nroi;c i wvijoorm R. anuuotu. .111 nwi naar 1 „ziCKCr, ZCI ZO. I v'' 'J ■7oi