Nachtopnamen voor
sprekende film.
de
KLEINIGHEDEN
TOB NOOIT HOEKJE
J
als zelfstandig ontdekkingsreiziger nog
belangrijke ontdekkingen gedaan, doch
zijn schip was niet sterk genoeg. Het
had zwaar te lijden van het ijs en toen
het daar eindelijk uit los wist te ko
men, had het zware averij. Er moest
een nieuw roer worden gemaakt en de
lekken werden zoo goed mogelijk her
steld; Hudson was echter gedwongen,
zoo spoedig mogelijk naar Australië
terug te keeren en het was slechts aan
zijn buitengewone zeemanskunst en
aan veel geluk te danken, dat hij Syd-
ney wist te bereiken.
De gevaren van de ilszee.
Het pakijs had op Wilkes persoon
lijk een deprimeerenden invloed. Hij
spreekt dikwijls van het „geritsel" van
het ijs om de schepen, die door den
mist niet kunnen worden bestuurd,
zooals in een ijsveld noodig is. Het is
een afschuwelijk gevoel, om door den
mist geblinddoekt door het ijs te varen
met de gedachte, dat het schip en zijn
bemanning voortdurend in gevaar
zijn", schrijft hij in zijn journaal. Hij
had, tusschen de ijsbergen varende, den
eenen storm na den anderen te door
staan en toonde in deze moeilijkheden
voorzichtigheid en moed. Hij nam o. a.
de voorzorg, schetsteekeningen te ma
ken van de ijsschotsen en ijsbergen, die-
hij passeerde om zoo noodig terug te
kunnen keeren. Door deze systema
tisch gemaakte schetsen ontdekte hij
ook, dat dicht bij de met ijs bedekte
kusten van het Zuidpoolland meer open
vaarwater was dan verder zeewaarts,
waar de ijsbergen zeer talrijk waren.
Toch is het merkwaarig, dat hij ooit
is teruggekeerd, want meermalen kwam
hü ondanks alle voorzorgen tusschen
ijsbergen terecht, waar hü den bij
storm en mist maar doorheen moest
zeilen. Het was zoo koud, dat het schip
geheel door ijs was bedekt. Op zekeren
dag werd een matroos in het want vast
gedrukt door een styfbevroren zeil; de
kracht van den wind was zoo groot, dat
hii niet weg kon komen en toen men
hem bevrijdde was hy bijna doodge
vroren.
Kort na dien storm adviseerden de
scheepsdokters hem, om terug te kee
ren en de meeste officieren waren het
met hem eens, hoewel anderen van
meening waren, dat men het nog een
paar dagen moest aanzien. De beslis
sing van Wilkes, om door te gaan,
bleek achteraf volkomen juist, want
het weer verbeterde en toen hij zijn
voorgenomen route had geëindigd en
terugke.de naar Australië, had hij niet
alleen geen sterfgevallen te rappor
teeren, maar was de geheele bemanning
gezond, behalve hijzelf. De lange uren
op waoh. staan, de voortdurend op
hem drukkende verantwoordelijkheid
hadden hem uitgeput en hij was niet
alleen lichamelijk zwak, doch apathisch
en onverschillig geworden. En juist
toen had hij al zijn energie noodig om
de lasterlijke beschuldigingen van zijn
vijanden te weerleggen. Zoo ontkende
een van zijn officieren, dat men bij een
bepaalde gelegenheid land had gezien
en dit land had ten gevolge, dat over
het algemeen aan zijn mededeelingen
weinig geloof werd gehecht. Het pu
bliek stond antipathiek tegenover hem,
omdat hij voor den krijgsraad van
wreedheid jegens zijn ondergeschikten
werd beschuldigd; dat hij van die be
schuldiging werd vrijgesnroken, betee-
kende blijkbaar niets.
Laster bij vijandschap.
In dit verband moet men ook de las
tercampagne bezien van den comman
dant der Engelsche exneditie, James
Ross. Zijn aanvallen op Wilkes hadden
Zeker geen —'sof gevonden, wanneer
deze niet zv onpopulair was geweest.
De oorzaak van zijn vijandschap was
jaloezie, omdat zoowel d'Urville als
Wilkes hem voor waren geweest in het
gebied, waar hü nieuwe lauweren had
willen oogsten. En het materiaal voor
zyn beschuldiging had Wilkes zelf hem
in handen gegeven door hem een brief
te schrijven, waarin hij een kaart van
het door hem bezochte gebied insloot
en een beschrijving gaf van de daar
heerschende toestanden. Deze brief
bad slechts ten doel, Ross van dienst
te zijn bü zijn expeditie en dit wordt
zelfs door Engelsche geschiedschrijvers
erkend. Ross maakte er echter een wa
pen van tegen Wilkes: hij kwam tot de
ontdekking, dat de ligging der Balleny-
eilanden op de kaart verkeerd was aan
gegeven en uitte op grond daarvan de
veronderstelling, dat al de mededeelin
gen van Wilkes gefingeerd waren. La
ter is gebleken, dat de ligging der Bal-
leny-eilanden door Wilkes was over
genomen uit het rapport van Balleny
zelf, zoodat de fout niet door hem was
gemaakt. Doch de door Ross gewekte
indruk bleef bestaan, ook al heeft de
Engelsche wetenschap haar standpunt
jegens Wilkes veranderd en hem nog
tijdens zijn leven een eeremedaille ge
schonken. Wilkes' eigen landgenooten
hebben ook al niets gedaan om hem
van den onverdienden smaad te zuive
ren; men achtte het in het belang van
het land, om zelfs zijn verdienstelijk
werk in den Amerikaanschen burger
oorlog te verzwijgen en dat terwijl hii
toch nog is opgeklommen tot vice-ad-
miraal. Later werd hii geheel vergeten
door het grootsche werk van Scott,
Shackleton, Mawson en Amundsen en
hü bleef vergeten, hoewel eenige door
hem beschreven kusten (Wilkesland,
Adelieland en Koning George V land)
later inderdaad bleken te bestaan. De
onstuimige zeeman is eerst thans ge
rehabiliteerd en dat door den Austra
liër, Sir Douglas Mawson.
(Nadruk verboden).
Client: Mijn man verliet me, vijf
tien jaar geleden.
Advocaat: Nu, en?
Client: Kan ik nu geen echtschei
ding aanvragen?
Passing Show, Londen.
Impressie.
Hallo! in Rosenthal worden sensatio-
neele nachtopnamen voor de nieuwe
Ufa-toonfilm „D-trein 13 heeft ver
traging" gedraaid. Wy verwachten je
om 9 uur vanavond.
Dit bericht werd mij in alle haast
medegedeeld. Precies op tyd was ik op
de afgesproken plaats aanwezig. In
een auto ging het eerst over den Kur-
fürstendamm, daarna doorkruisten wy
de donkeïe straten van het Berlijnsche
Noorden. Tenslotte stopten wy in een
donkere, onherbergzame streek, waar
niet langer meer de polsslag van het
groote stadsleven klopte. Alleen het
licht van de sterren lag schaarsch om
ons heen.
Aan het station ontmoetten wy den
opnameleider. De kraag hoog opgesla
gen voor den vlijmenden wind begaven
wij ons naar de plaats waar de opna
men gedaa zouden worden.
Voorzichtig wisselblokken
kuilen klonk regelmatig zjjn mo
notone stem. In de verte klinkt stem-
mengeroes. Enkele bewoners van het
kleine stationsplaatsje dwalen als
schimmen om ons heen.
Op de rails dampt een groote moder
ne D-trein locomotief, het licht van de
geweldige schijnwerpers schiet plot
seling door den nacht en verlicht het
zwarte monster, dat langzaam en hij
gend te puffen staat.
Terzijde staat de wagen met de mi
crofoon, omstrengeld door tal van
grijze slangen, de lichtkabels die naar
alle kanten in het donker verloren
gaan.
Plotseling valt het licht van den
schijnwerper op een menschengroep.
In haar midden staat Alfred Zeisier en
geeft zyn bevelen. In korte trekken
vertelt hy wat er zal gebeuren. De rails
zyn opgeblazen, een aanslag op den
D-trein voorbereid, doch deze moet op
het laatste oogenblik worden ver
ijdeld. Het springen der rails en de
aanhouding van den D-trein moeten in
toon en beeld worden opgenomen.
Eenige schertsende opmerkingen tot
de omstanders. Daarna aan den arbeid.
De fluit van den opnameleider gilt
schril door den nacht. De arbeid begint.
Charlotte Susa, die een hoofdrol in de
film vervult, vertelt vroolyk van haar
avonturen. Haar goud-blond haar wap
pert in den voorjaarswind en met haar
mooie handen begeleidt zy haar ver
haal. Ergens verbreekt een luide lach
de gonzende stilte. Een ondernemend
journalist heeft zich te ver in het duis
ter gewaagd en laat plotseling zyn
noodgeschrei weerklinken. Hy is in
een waterput getuimeld. Een helpt
hem op het droge en nu staat hy voer
de keus: Teruggaan of blijven Droge
kleeren'zyn er niet aanwezig. Hy ri
en klappertandt, maar is moedig.
„Ik blijf", zegt hii haperend.
Een tweede fluitsignaal. Proefopna-
me. De D-trein moet langzaam op ons
toerijden. Alfred Zeisier geeft den
beambte, die den trein tegemoet moet
loopen om hem tot staan te brengen,
zjjn laatste instructies.
„Neen, niet zoo mijn beste! Denkt u
toch eens even in, de rails zyn ge
sprongen. Menschen zitten in den na
derenden trein. U bent doodelyk ver
schrikt. U moet den trein tot staan
brengen. Zoo moet u hem tegemoet
loopen." En Zeisier speelt de scène
voor.
Loopt u eerst een poosje op en
neer, zoodat u flink buiten adem bent
opwinding, ontzetting moet op uw
gelaat te lezen zijn.Weer gaat de
locomotief terug, en verdwijnt buiten
den lichtkring der schijnwerpers.
Fotografen duiken rondom ons op
en omzoemen Charlotte Susa.
„Een moment, mevrouw?"
„Gaarne."
Vlammen van magnesiumlicht.
„Klaar. Dank u gnadige Frau!"
De regisseur schreeuwt. Het klinkt
niet vriendelyk. De fotografen grijns
lachen, trekken aan hun petten en ver
dwijnen weer in het duister. Geen ge
makkelijk beroep, persfotograaf.
De regisseur stormt voorby. „Wie zyn
die kerels?" Schouderophalen. Een
bevel naar alle zijden: „Niemand meer
doorlaten, toonopnameü"
„Mynheer Zeisier", waag ik het hem
aan te spreken, „wanneer zal het sprin
gen van de rails plaats hebben?"
„Ja dat kan ik u niet zeggen. Mis
schien vannacht om 3 uur, wanneer
alles vlot van stapel loopt. Toonfilm-
werk is geduldswerk, een toonfilm
wordt niet gedraaid, maar gebouwd.
Steentje voor steentje ontstaat het
inozaïekbeela van een toonfilm...." Een
impressie van den moeilyken, byna bo-
venmenschelyken arbeid. Wij wachten
niet tot het springen der rail. Wan
neer wij ons verwijderen zyn wy vol
eerbiedig respect voor het leger, dat
daar in de stilte arbeidt. Niemand mag
falen, want in het mozaïek mag geen
steentje ontbreken.
(Nadruk verboden.)
VERLANGEN.
Als heel de hemel door de zilvren maan
met plechtige ontroering wordt bevangen,
en van den trans der sterren reine sprangen
zacht-tintlen door de hooge vlammenlaan,
Dan rijst in mij een innig zielsverlangen,
om dat verheven wonder in te gaan,
;n iets van 't lieflijk lisplen te verstaan,
dat droomrig wenkt in droeve heimwee-
zangen.
Zooals die boomen met een matte klacht
in onbewust versmachten willoos weenen,
zoo vliedt ons eigen leven eenzaam henen,
als in een kille, droomenlooze macht.
O, vreugdvol, zalig leven, wonderzoet,
g~ef gij mij levenslust enstervensmoed!
T. J. DEKKER.
WAT NERGENS TOE DIENT.
Het dient nergens toe om werk, dat
noodzakelijk gedaan moet worden, met
tegenzin te verrichten.
Om de geheele wereld deelgenoot te
maken van uw verdriet.
Om vreemde menschen op een on-
vriendelyke manier te bejegenen.
Om te beweren, dat anderen even
dom zijn als gijzelf.
ALPHA.
Een Afrikaan over Nederland.
Prof. Jan Celliers, heeft op een con
gres te Bloemfontein gezegd: „Holland
neem vandag die eerste plek in in die
kennis „van die beskawing". Van zulk
'n moederland, en van haar taal, schei
den zovete Afrikaners zich af, om zich
te werpen in de armen van zogenaamde
„grote' landen. In Holland vindt men
geen oorlogsgedenktekens. Maar in alle
dorpen en steden vindt men monumen
ten van beschaving, welvaart en orde.
oro ^ee?t in de £rote oorl°£ Keen
J5U.000 vierkante mijlen grondgebied
afgenomen van andere volken. Het be
hoeft op 11 Nov. om 11 uur des morgens
zyn hoofd niet ontbloten en beschaamd
staan tegenover tallooze graven van
haar zonen, gevallen als slachtoffers
LOUTERING.
Er zijn er zooveel onder ons, die
verbeelden, dat zy iemand liefhe
Maar wanneer wy dat liefhebben
analyseeren, blijft er in de meeste*
vallen zoo weinig moois over. Om u
beginnen zijn er maar weinigen dl#
iemand liefhebben zooals hy of zjj Wep
kelyk is. Wy verlangen doorgaans dl',
de uitverkorene zich onder alle
wustan.
digheden en in elk opzicht zóó o»
draagt, als ons het aangenaamst jt
Hoe meer wij denken lief te hebber
des te egoïstischer en verblinder 2; J
wy gewoonlijk. Wy ontzeggen i!
eenenmale aan het voorwerp van om»
genegenheid om een eigen karate,
en eigen gevoelens te hebben. Zooï\-
wy het ons wenschen en voorstellen
zóó moeten dat karakter en die gevoel
lens zijn. En wanneer het blijkt, daf er
verschil bestaat in dezen tusschen de
werkelijkheid en onze verlangens, ma
ken wij er de(n) betrokkene een verwijt
van. Wy eischen voortdurend het bij.
zijn van de(n) geliefde en houden er
geen rekening mee of dit hem of haar
wel altijd mogelijk is. En als het eens
onmogelijk blijkt, pruilen wij als kleine
kinderen en maken het de(n) ander
nog veel moeilijker om zijn (haar) ver.
plichtingen na te komen.
In theorie zijn wy tot de zwaarste
opofferingen in staat, maar o wee, als
er in werkelijkheid een kleine opoffe
ring van ons geëisclit wordt, dau
slaan we een treurig figuur. Hoe klein
en egoïst is zulk een liefde. De eenige
liefde, die waarachtig dien naam ver
dient, schuift als vanzelfsprekend het
eigen ik, de eigen belangen en ver
langens opzy, en vraagt uitsluitend
naar het geluk en het belang van de(n)
ander. Wie waarlijk liefheeft, draagt
met een glimlach de duizend kleine
teleurstellingen, die de eene menscli
den ander nu eenmaal, ook buiten
zijn schuld moet bereiden.
Het is grootscher om honderd klei
nigheden blijmoedig te trotseeren, dan
om één heroïsche opoffering heldhaftig
te volbrengen. Want het laatste
schenkt ons een veel grootere oogen-
blikkelijke voldoening. En wy kunnen
ons er om laten bewonderen wanneer
wy dit willen. Maar een groote gene
genheid verlangt geen bewondering, -
ook zelfs geen dankbaarheid van dé(n)
betrokkene. Die is zelf dankbaar voor
alles wat zy voor het wel van de(n)
ander mag geven en doen. Zoolang het
leven over effen banen loopt, zoolang
is het niet mogelijk om de echtheid
van een gevoel te toetsen. Eerst als de
twee, die meenen elkaar lief te hebben,
samen door de zwaarste schaduwen
van het leven zijn gegaan, en hun ge
voel uit alle beproevingen des te
sterker opbloeiend te voorschijn komt,
kan men spreken van een ware, hechte
band.
Er zyn gevallen, waarin de moeilijk
heden des levens als een loutering
werken. Dit is wanneer er questie is
van een diep, zuiver gevoel in iemand
met een zwak karakter. Wanneer dit
gevoel sterk genoeg is, zal het gelou
terd en versterkt uit de loutering te
voorschijn komen. Want dan zal die
liefde het geheele karakter opheffen
tot de hoogte die er noodig is om de
uiting van dat eene groote gevoel vol
komen gestand te doen.
Dr. JOS DE COCK.
(Nadruk verboden).
van hebzucht en wraakgierigheid. Zon*
der één druppel bloeds te storten en
zonder iemand ter wereld leed te doen,
annekseert Holland nu in de Zuider
zee voor haar kinderen 225.000 hektare®
land tegen 'n uitgave van 80.000.000 i
en 'n arbeid van wellicht 60 jaren".
Ons Vaderland Pretoria.
Kazernebloempje.
Sergeant: Hoe heet je?
Recruut: Jansen.
Sergeant: Wat ben je in de ma8*
schappij?
Recruut: Co-assistent aan de
cho-pathologische polikliniek.
Sergeant: W-a-t Ruk in!
zorg dat je morgen wat bent dat ik ofl*
kan uitspreken!
Boosaardig.
Aan welke dames geeft uf
voorkeur als tafeldame, vraagt bar<F
nesse van Vraagteeken tot Langtow
aan haar tafelheer, die dames,
steeds praten over anderen of de
dere soort?
Welke andere soort bedoelt uf
Hf l