Is huisvrouw zijn een beroep?
Keert men terug tot het gezin?
Huishoudelijk allerlei.
Hygiënisch gebouwde huizen.
Gasten.
t
Deze vraag wordt de laatste jaren
vaak op allerlei wijzen gesteld en be
antwoord.
Altijd weer duikt zij op, altijd weer
brengt zij de gemoederen in beroe
ring, maar tot heden toe is men er niet
in geslaagd, een allen bevredigend
antwoord hierop te geven.
Is het echter wel mogelijk hier een
antwoord op te geven, dat een groot
deel der vrouwen voldoet?
Is eigenlijk hare werkelijke beant
woording niet reeds in de natuur
zelve vastgelegd?
De bekende econoom Adolf Da-
maschke zegt in zijn werk „Boden
reform". „Ook wie de vrouwen alle
mogelijke gelegenheid geeft tot vrije
ontplooiing harer krachten te komen,
zal steeds de grondwaarheid voor
oogon dienen te houden, dat Vrouw
en Moeder zijn steeds het voornaamste
en noodzakelijkste „Hoofdberoep"
voor de vrouw blijft!"
Spreekt dit niet voor zich zelf?
Is huisvrouw zijn dus een beroep in
dien zin, dat de Vrouw en Moeder
hi rvoor loon moet ontvangen?
De zedelijke opvatting omtrent het
huwelijk, de achting voor de vrouw,
kan slechts een onverbiddelijk „neen"
a itwoord geven.
aan kan zelfs het moderne hu-
w met de verschillende opvattin-
g. .ah liefde of kameraadschap niets
v.i.a deren. Het waarachtige huwelijk
is een gemeenschap tot stichting van
een nieuw' gezin, tot voortplanting van
het geslacht. Wie het anders uitlegt,
verzet zich tegen de natuurwetten. On
ze zedelijke ontwikkeling heeft daar
heen geleid, dat beiden, zoowel man
ah vrouw hunne rechten hebben.
Onder gewone omstandigheden zal
de man door zijn werken de middelen
ver~chaffen om zijn gezin te onder
houden, terwijl de vrouw met hare han
den en door haar verstandelijken aan
leg het door den man verdiende, nut
tig aanwenden zal. Als zij vóór alles j
go;d en zuinig huishoudt; voor het
welzijn der haren zorgt en daarbij
steeds bedacht is, hare kracht voor het
haar door de natuur aangewezen le
vensdoel te bewaren.
Nooit was de stem van de huisvrouw
als de zorgende moeder meer op haar
plaats dan in den tegenwoordigen tijd.
In de eerste plaats is de moeder de
opvoedster der kinderen van hun pril
ste jeugd af en naarmate zij het goede
en mooie, dat in haar leeft op de kin
deren overbrengt, zal zij daardoor
meer steun aan het na haar komende
geslacht kunnen geven. Liefde tot den
medemensch kunnen aankweeken, lief
de, die niet alleen tot de naaste om
geving beperkt blijft, doch ver over
de landsgrenzen uitgaat en het besef
levendig zal maken, dat wij allen deel
uitmaken van één groote gemeenschap.
Ja, huisvrouw en moeder zijn is een
beroep en om ons aanvangswoord
te herhalen het hoofdberoep der
ware vrouw.
Op grond hiervan kunnen wij onze
meisjes niet vroeg genoeg voorberei
den, hetgeen kan geschieden èn door
ons moeders èn door het onderwijs op
de huishoud- en nijverheidsscholen.
Dat met het laatste geen achterstel
ling der vrouw bedoeld wordt, dat wij
hiermede niet aangeven, dat de vrouw
al 1 n maar binnen de grenzen
harer familie plichten hoort, ligt voor
de hand.
Het streven van vele jongemeisjes
om zich buiten deze grenzen te bewe
gen, heeft een tijd lang bedenkelijke
vormen aangenomen; het was vaak als
het ware een ontvluchten aan de hui
selijke plichten, alsof deze iets minder
waardigs waren.
Hiertegen moeten wij ernstig waar
schuwen. Een beroep kiezen, waartoe
men zich aangetrokken gevoelt, zeker,
zal voor ieder jong mensch, hetzij man
of vrouw, vrij staan, indien men zich
er dan ook geheel aan geve! Jonge
meisjes zullen het dan ook niet tot el-
ken prijs mogen nastreven; „omdat
huisvrouw zijn geen be
roep is."
Het gewicht der huis
houding als kulturfactor
staat heden ten dage zoo
duidelijk 1 het centrum van
bet op. are leven, dat de
beantwoording der bran
dende vraag juist door deze
algemeene erkenning hare
overtuigendste bevestiging
ontvangt.
„Ja, huisvrouw zijn is een beroep!"
Een ernstig leven inhoudend be
roep isroep, dat den geheelen vollen
mensch eischt.
De vrouwen, die het waarachtig ver
vullen, hebben wij noodig tot verster
king en opbouw der Maatschappij.
De werkende vrouw, die op elk ge
bied naast den man staat, is uit den
nood der tijden voortgekomen.
De ontwikkelde, geestelijk hoog
staande huisvrouw, de vriendin en op
voedster harer kinderen, zal het beste
kunnen bewijzen, dat de moeilijke tij
den tot het verleden gaan behooren en
normale gezonde levensvormen als
haar recht verlangen.
G. G. Meijer Schwencke.
Het wezen van het gezin, zijn betee-
enis voor het moreel© standpunt en
zijn opvoedende kracht ten opzichte
uer afzonderlijke personen, is in onzen
tijd dikwijls ver te zoeken. Doch ge
lukkig is even dikwijls slechts schijn
baar de gezinsband verzwakt, doordat
het gezinsleven zich in een nieuwe
richting heeft moeten ontwikkelen.
Alles in de wereld heeft zich veranderd;
hoe zou het gezin dan onveranderd
kunnen blijven? Doch er is meer ge
wonnen dan verloren. Ja, de tijd is
voorbij, dat de vrouwen angstvallig
werden beschermd en verzorgd in den
veiligen familiekring. Doch de tijd is
ook voorbij, dat zij bewaakt werd, dat
zij getiranniseerd werd. Wat heeft het
gezin, wat heeft zelfs de familie als
machtige stam niet dikwijls het zelf
standig leven van een harer twijgen
belemmerd, al moest dat twijgje dan
verkommerên. Hoeveel noodelooze con
flicten verscheurden het hart! Verge
leken met haar verbitterde, vereen
zaamde, ongetrouwde zuster, was ie
vrouw en moeder te benijden en toch,
hoe tragisch was niet dikwijls haar po
sitie, want was zij niet als elke vrouw
onhandig in het regelen van wereld-
sche zaken, afhankelijk en in moeilijke
levensomstandigheden geheel rade
loos?
Thans is de macht van de familie
gebroken gelukkig en die van het
gezin heeft sterk geleden. Jonge meis
jes mogen alleen op straat. Zij mogen,
maar zij moeten ook. De harde nood
zakelijkheid van het leven heeft de
oude omheiningen weggeslagen. De
dochters en kleindochters van de meis
jes der „hoogere standen", die in de
tachtiger jaren eenvoudig niet konden
denken over een beroep, zijn nu wer
kende vrouwen geworden. Zij worden
niet langer door hun ouders onderhou
den; eerder zijn zij hun tot een steun
door haar inkomen. Maar zij laten zich
dan natuurlijk ook niet meer voor
schrijven, met wien zij mogen omgaan
en hoe zij zich moeten gedragen. In
den overgangstijd waren leelijke over
gangsvormen hierbij onvermijdelijk. En
het gezin 'scheen verwoest, vervallen;
de arme, oudere menschen, leden in
hun leege huizen onder een gevoel van
troostelooze verlatenheid. Doch aan de
moeilijke overgangstijd komt nu ook
een einde. De vrijheid is niet langer
iets ongewoons, dat tot uitspattingen
lokt. Het jonge geslacht wordt gestaald
door den arbeid. In alle standen oefe
nen de jonge menschen een beroep uit
en daardoor komen zij ook rechtstreeks
in aanraking met den ernst, den soms
harden ernst van den moeilijken, on-
geregelden na-oorlogstijd. Zij moeten
zichzelf opvoeden. Slechts de karakter-
lcozen blijven ronddrijven, omdat zij
geen vasten grond onder de voeten heb
ben. Doch degenen, die een goeden
kern in zich hebben, zijn door de
grootere beproeving in staat om de
nieuwe levensvormen te vinden, beter
dan de vorige generatie, die teveel ge
drukt en gekneusd werd in haar jeugd
En nu de overgangstijd zijn einde
nadert, treedt het gezinsleven weer met
kracht op den voorgrond. Dat is im
mers het natuurlijke gevoel, dat niet
verstikt kan worden. Daarom behoeft
men het ook niet in sentimenteele
woorden aan te prijzen aan de jonge
menschen. Het is hun natuurlijke
ideaal. Zal niet elk meisje, dat het hart
op de rechte plaats draagt, ook het
mooiste beroep met vreugde opgeven,
wanneer zij de kans krijgt, zelf een
gezin te vormen met een man, die haar
aanstaat? Het gezin herneemt en her
krijgt vanzelf weer zijn rechten. Doch
het is een ander gezin dan dat van
slechts twintig jaar geleden. De ronde
tafel in de huiskamer met de hang
lamp, het voorlezen op winteravonden
met een handwerkje, dat zet men niet
meer. Men laat de radio spelen en ieder
gaat zij eigen bezigheden of liefhebbe
rijen na. Het is niet meer als in den
tijd van de petroleumlampen en zelfs
van het gaslicht, dat de tafel in het
midden een verlicht eilandje was in
een schemerachtige kamer. De electri-
citeit geeft licht in alle hoeken; hot
gezin gaat natuurlijkerwijze uit elkaar
en ieder zoekt zijn eigen hoekje op.
Een verlies, maar tevens een groote
wipst. En is het in onzen geest niet
hetzelfde geworden als in onze huis
kamer? Alles is duidelijk verlicht en
zichtbaar, er zijn geen geheimen en
geen schemering. De gezichtskring
wordt verruimd. Doch men kan niït
meer zoo droomen: de geheimen en
fantasieën zijn werkelijkheid gewor
den.
Er zijn groote verschillen gekomen,
in en buiten het gezin, er zijn fouten
gemaakt, ook door de ouders. Is er geen
tijd geweest, waarin zij zich zonder ge
dachten voor de toekomst overgaven
aan hun zucht tot vermaak en zoowel
hun leeftijd als hun verantwoordelijk
heid jegens hun kinderen dikwijls ver
gaten? Doch zij z;jn tot bezinning ge
komen. De uithuizigheid is verminderd,
vooral de zoo schadelijke uithuizigheid
der personen van middelbaren leeftijd.
Daarvoor zullen wij in de toekomst de
tegenwoordige malaise zegenen. Men
was gedwongen thuis te blijven en de
zelligheid thuis te zoeken. Wat dat be
treft is de radio ook een groote ver
betering bij vroeger vergeleken. Het is
een andere gezelligheid ^eworden, doch
de hoofdzaak is, dat de gezinsbanden
weer versterkt worden. Daardoor steunt
men in de eerste plaats de jeugd, die
op kan groeien in het gezin om kracht
te verzamelen voor de onbekende toe
komst.
(Nadruk verboden.)
Om zooveel mogelijk sap uit citroe
nen te kunnen persen, legge men ze
eenige minuten voor het gebruik in
warm water.
Nieuwe schoenen, die ©enigszins
knellen, besprenkele men van binnen
met eau de cologne of alcohol en trekke
ze daarna aan; ze zullen zich dan naar
den vorm van den voet voegen.
Jonge voorjaarsgroenten, die men
eenige dagen bewaren wil, zette men
weg op een koele plaats in een pan met
den deksel er op (ongewasschen).
Om het kraken van staaldraadma
trassen te voorkomen, doopt men een
klein borsteltje in olie en borstele daar
mee alle zich kruisende staaldraden
goed af. Met een drogen doek wordt
dan alle, overtollige olie weggeveegd,
vóór men de matras er weer op legt.
Een hygiënisch gebouwd huis dat
moet vanzelf spreken. Maar de werke-
jkheid leert het anders. De samen
werking tusschen arts en architect
.ien wij eigenlijk alleen bij het bou
wen van eei ziekenhuis in praktijk ge
bracht. Wij beschermen ons lichaam in
de eerste plaats door de kleeding en
verder door ons huis. Daarom kunnen
aan kleeding en woning ook ongeveer
dezelfde eischen worden gesteld: ruim,
confortabel, luchtig, 's winters warm
en 's zomers koel, rustig, gemakkelijk
te reinigen, in overeenstemming met
de individueele behoeften en «esthe
tisch bevredigend. Verder moet bij
de woning alleen! het daglicht goed
kunnen binnenvallen.
Even ongemakkelijk, ongezond en
leelijk als te nauwe kleeding is een te
klein huis. Het streven der moderne
architecten, om steeds kleinere en la
gere kamers te bouwen, is dan ook in
lijnrechten strijd met de eischen der
hygiëne. Het is een treurig gevolg
van misplaatste zuinigheid. Een klein
en laag kamertje is goed als boudoir
of kleedkamer, maar niet als huis-,
eet-, studeer- of slaapkamer.
De kleinste ramen zijn natuurlijk
evenmin hygiënisch. De ramen kun
nen niet groot en breed genoeg zijn;
zij vormen de longen van het huis en
tevens nemen zij het licht op, als oogen
en huid. Ons vensterglas laat toch al
een groot deel van de geneeskrachtige
ultraviolette stralen van het zonlicht
niet door, laten onze ramen tenminste
de zichtbare zonnestralen vrij in de
kamer toelaten!
Daarom moeten er ook balkons wor
den gebouwd, die minstens zoo groot
zijn, dat er een ruststoel op kan staan.
Het zijn nu ondingen geworden, waar
j men voor de gezondheid niets aan
heeft. Een gezond mensch kan er nog
eens op gaan staan, maar een herstel
lende zieke, die er juist het meeste be
hoefte aan heeft kan er niet liggen.
Bovendien zijn zij in een bovenhuis de
eenige plaats, waar men planten kan
kweeken in de open lucht, het eenige
surrogaat, dat het gemis van een tuin
kan vergoeden.
Badkamers komen slechts voor in
groote huizen; op dat gebied kunnen
wij nog veel leeren van de Amerika
nen. De luchtverversching is ook be
droevend, als er veel gerookt wordt in
een kamer, ontstaat er een benauwde
atmosfeer, omdat de gewone ventilatie
niet voldoende is. Er moet voortdurend
frissch# lucht worden toegevoerd, die
in den winter vooraf verwarmd dient
te worden. Dat is een vraagstuk, waar
voor de architecten moeten samenwer
ken met de moderne techniek. Hetzelf
de geldt trouwens van de gehoorig-
heid der huizen. Ofschoon daar geen
techniek noodig is. Wanneer men wat
minder op bouwmateriaal trachtte uit
te sparen, zou men al heel wat doen
voor het behoud van de zenuwkracht
der toekomstige bewoners. De muren
moeten dikker zijn dan een eeuw ge
leden, toen men nog geen radio en
grammofoon kende, en inplaats daar
van worden zij dunner.
Verdediger: Tenslotte, edelacht
bare heeren, is de verdachte alleen
strafbaar voor eenvoudige diefstal.
Verdachte: Eenvoudig? Ik zou
wel eens willen zien hoe u het hem
geleverd zou hebben."
Wil een huisvrouw zich en hare ga.
ten prettige uren bereiden, dan moet
zij, vooral wanneer zij weinig of geen
hulp noodig heeft, haar tijd met over
leg indeelen, zoodat zij op den dag, dat
zij hare gasten verwacht, met alle
voorbereidingen gereed is en zij hen
opwekt en vroolijk kan ontvangen.
Een opgewonden en overwerkte
huisvrouw maakt altijd een eenigszins
pijnlijken indruk op de gasten en
maakt de stemming gedwongen.
Het beste is daarom, al het werk,
dat vooruit gedaan kan worden, den
vorigen dag in orde te maken.
Men begint met een lijstje te maken
van alles wat men voor de bereiding
der verschillende gerechten noodig
heeft en doet de inkoopen tijdig.
Zilver- en glaswerk worden daags te
voren opgewreven en de schalen voor
dessert kunnen al tijdig opgemaakt
worden.
Bij eenig nadenken kan men dus
veel ongemak voorkomen en zal het
geheel aan gezelligheid winnen, waar
bij èn huisvrouw èn gasten slechts
wèl kunnen varen.