De beteekenis van de bloembollencultuur
voor ons land.
Waar komen onze bloemen
vandaan
Bij de plaatjes.
HELDEKSCHF OOURAKT
BOLTHA NIMMEk
7
Onze bollen brengen overal op de wereld in de donkere winterdagen
de boodschap van de komende lente I
De heer J. F. Ch. Dix, redacteur
van het bekende kweekersblad „Flo-
ralia", te Heemstede, was op ons ver
zoek bereid ons een artikel af te staan
over de bloembollencultuur. Gaarne
verleenen wij aan deze, bij uitstek be
voegde autoriteit, het woord.
In de „Donkere Duinen", bloeien
straks de bloembollen en spreiden
daar een zeldzame bloemenweelde ten
toon!
In de „Donkere winterdagen" als de
geheele natuur troosteloos is, bloeien
op de gansche beschaafde wereld in
huizen en kassen de Nederlandsche
bloembollen en brengen de boodschap
van het zeker komende voorjaar!
Inderdaad, de Nederlandsche bloem
bollen zijn bemind, overal waar bloe
menliefhebbers wonen, en voor het
eigen vaderland beteekenen zij een
bron van welvaart.
Toch is de bloembol van
huis uit een vreemdeling.
De bloembol is eertijds als een
vreemdeling tot ons gekomen en het
wekt wel eenige bewondering, dat hij
juist hier en niet elders zijn tweede
vaderland gevonden heeft. Wanneer
we vluchtig een blik slaan in het ver-
ledene, dan blijkt, dat de Tulp reeds in
het laatst der zestiende eeuw werd in
gevoerd en vrij spoedig in het middel
punt van de belangstelling stond. We
weten hoe van 16341637 de vermaar
de windhandel plaats had, waarbij
velen rijk, maar anderen arm werden.
Ook de Hyacinth heeft zoo'n glorie
tijdperk gehad, evenwel niet in zoo'n
hevige mate als met de Tulp het geval
was. Feitelijk geeft de geschiedenis
van de bloembollencultuur tijden aan
van ongelooflijken bloei, maar ook van
diepe depressie.
Merkwaardig is echter, dat pas in
onze eeuw de bloembollencultuur een
geweldige uitbreiding ondergaan heeft.
Dit blijkt het beste uit onderstaande
cijfers.
In 1860 was het met bloembollen be
teelde oppervlak 300H.A.
In 1900 1000 H.A.
In 1910 4000 H.A.
In 1913 6000 H.A.
In 1930 7000 H.A.
Maar hij is hier snel inge
burgerd.
Uit deze cijfers blijkt, dat terwijl de
beteelde oppervlakte na drie eeuwen
van cultuur met meer dan 1000 H.A.
bedroeg, in de laatste dertig jaar de
beteelde oppervlakte minstens 7 maal
zoo groot is als wat in drie honderd
jaar bereikt werd. De techniek moet
dus, om een dergelijke uitbreiding te
verkrijgen, in onze dagen wel zeer
vooruit gegaan zijn.
Gelukkig breidde ook de export zich
in dezelfde mate uit.
In 1860 vertegenwoordigde de export
een waarde van 1.000.000
In 1900 8.500.000
In 1910 17.238.000
In 1913 25.000.000
Sedert 1900, dus in 13 jaar was de
waarde van de export verdrievoudigd,
maar toen kwam de oorlog met al zijn
ellende. De bloembollencultuur werd
zwaar getroffen en de bloembollen
kweekers waren verplicht door allerlei
bijgewassen te telen het hoofd boven
■water te houden. Laten we ons niet
^epen in de historie van die don-
ere bladzijde uit de wereldgeschiede
nis i e °?mk°ll©ökweeker kwam dien
.00!\ het dan ook, dat velen een
i gedeelte van een met moeite ver
worven bedrijf er bij ingeboet hebben.
In 1919 begon de export weer eenigen
omvang te verkrijgen en in datzelfde
jaar steeg het uitvoercijfer tot onge
veer 17.500.000.
Geweldige stijging van de
exportcijfers.
De waardecijfers van de bloembollen
export zijn interessant genoeg om ze
hieronder te vermelden.
In 1919 was de waarde van de
export 17.495.000
In 1920 19.547.000
In 1921 22.437.000
In 1922 22.640.000
In 1923 26.348.000
In 1924 29.985.000
In 1925 44.807.000
In 1926 39.197.000
In 1927 39.918.000
In 1928 42.719.000
In 1929 40.366.000
In 1930 46.419.000
De cijfers toonen aan, dat de bloem
bollencultuur na 1919 steeds in stij
gende lijn was. In 1925 werd een abnor
maal hoog cijfer bereikt, wat waar
schijnlijk een gevolg was van zeer
groote invoer van Narcissenbollen,
speciaal plantgoed in Amerika, ver
oorzaakt door het bekende invoerver
bod. In 1930 bereikte de export het
recordcijfer van bijna 46V2 millioen
gulden.
Ook van de hoeveelheden.
Het aantal kilogrammen ging in die
jaren eveneens gestadig vooruit, n.1.:
In 1919 was het gewicht van den
uitvoer14.000.000 K.G.
In 1920 16.500.000 K.G.
In 1921 23.000.000 K.G.
In 1922 24.000.000 K.G.
In 1923 25.000.000 K.G.
In 1924 26.000.000 K.G.
In 1925 31.000.000 K.G.
In 1926 33.000.000 K.G.
In 1927 39.000.000 K.G.
In 1928 42.500.000 K.G.
In 1929 34.000.000 K.G.
In 1930 45.500.000 K.G.
Wanneer we al deze cijfers van be-
teeld oppervlak, geldswaarde en ge
wicht van den uitvoer bezien, dan moet
er in eiken rechtgeaarden Nederlander
een gevoel van trots opwellen voor het
schitterende bedrijf, dat zich thans van
Den Helder tot Zeeland, zelfs aan den
anderen kant van de Zuiderzee en op
Texel uitstrekt. In tijden van depres
sie als wij thans doorleven, vraagt men
zich dikwijls angstig af „wordt de uit
breiding van de teelt niet te ver door
gedreven?" en inderdaad is er alle
reden voor die vraag, temeer, omdat
de uitvoermogelijkheden steeds aan
grootere moeilijkheden onderworpen
worden. Er zal daarom een zuivering
in de culturen moeten plaats hebben,
wil men uitvoer en teelt in evenwicht
houden.
Het bloembollenbedrijf ls,
ondanks dreigende overpro
ductie, zoo gezond als een
vischje.
Desniettegenstaande dit is de bloem
bollencultuur zoo gezond als 'n vischje!
Tijden van depressie zijn er altijd ge
weest, misschien van niet zoo'n grooten
omvang als nu, misschien wel even
groot, en altijd weer heeft de bloem-
bollenkweeker den strijd volgehouden.
Zoo zal het ook nu gaan! Tegenslag is
j soms noodig, omdat voortdurende voor
spoed den mensch, dus ook den bloem-
bollenkweeker week maakt, en daar
door minder geschikt om stormen te
verduren. Moeilijkheden zullen ook
den bloembollenkweeker stalen en moe
diger dan ooit, bezield met onweer
staanbare wilskracht, zal hij voorwaarts
streven ter bereiking van zijn doel,
verheffing van zijn vak, veredeling en
verbetering van zijne gewassen.
De „beteekenis van de bloembollen-
Zuilen op de hoofdpunten.
cultuur voor ons land", blijkt o.i. zeer
duidelijk uit de hier weergegeven cij
fers. Een cultuur, een bodemcultuur,
die in een jaar bijna 46'<2 millioen gul
den binnen de grenzen brengt, staal
hoog! Bedenk eens het aantal, we zou
den kunnen zeggen het leger, van ar
beidskrachten, dat noodig is voor de
cultuur! Reken eens uit, hoevelen in
nevenbedrijven hun boterham aan de
bloembollenteelt danken, dan zult ge
met ons zeggen „de bloembollencultuur
is van buitengewone beteekenis voor
ons land en elke Nederlander is ver
plicht die cultuur te steunen, zooveel
als in zijn vermogen is".
Daar in de „Donkere Duinen" zult
ge straks aanschouwen de duizendvou
dige verscheidenheid, welke groeit en
bloeit in onze bloembollengronden en
waarmede onze onverschrokken reizi
gers de wereld moeten veroveren. Wan
neer ge dit artikel gelezen hebt, zult ge
ze allicht met andere oogen bekijken,
zult ge hooger waardeeren de Neder
landsche bloembol, die voor ons vader
land een bron van welvaart beteekent.
J. F. CH. DIX.
Benoorden de Alpen deed men vóór
den tijd van Karei den Grooten nog
weinig of niet aan tuinieren. De eerste
tuinen waren arm aan gewassen; men
kweekte er voornamelijk ooft en groen
ten, verder geneeskrachtige kruiden,
en op bescheiden schaal bloemen en
bloemstruiken. Het aantal soorten was
bovendien gering; behalve de lelie en
den zevenboom kende men slechts 7
soorten groenten, 20 soorten kruiden
en 10 ooftsoorten. Een aantal planten
kweekte men niet om haar schoonheid,
maar om den geur en de geneeskracht,
welke men er aan toeschreef. Zoo la
vendel, de rozemarijn, het citroenkruid,
de ment en de lavas. De meeste ge
wassen uit dien tijd waren uit Italië
overgebracht, waar men zich reeds in
den Romeinschen tijd met tuinieren en
bloemkweekerii had beziggehouden. Dit
wil intusschen geenszins zeggen, dat
zfj alleen in dat land inheemsch
waren. -
Italië was het vaderland van het
viooltje, de muurbloem en de violier.
De voornaamste rozensoort uit die da
gen, de centifiolo, is volgens sommigen
uit Perzië afkomstig en over Armenië,
Phrygië, Syrië en Palestina naar Grie
kenland en Italië gekomen; volgens
anderen kwam zij oorspronkelijk uit
het noorden van Griekenland.
Herodotus verhaalt van zestig-bladige
rozen, welke in de tuinen van koning
Midas in het wild groeiden en alle
andere in welriekendheid overtroffen.
Behalve de centifiolo had men donker-
roode en gele rozen; en wellicht was
de R. Lutea Mill, die zich uit Klein-
Azië tot in Afghanistan heeft ver
spreid, toen ook reeds in Italië bekend.
Bovendien slaagde men er al spoedig
in de inheemsche wilde rozen te ver
edelen.
Het vaderland van de irissen en ver
schillende reukkruiden is Zuid-Europa.
De tulp vermoedelijk van Perzischen
oorsprong, de hyacinth waarschijnlijk
afkomstig uit de streek van Bagdad en
Aleppo, de 9ering en de paardenkas-
tanje kwamen insgelijks uit de hoofd
stad van Turkije naar West-Europa.
De eerste tulp werd in April 1559
naar Duitschland gebracht. Vandaar
of uit Weenen kwam zij in ons land.
Hier werd zij weldra met succes ge
kweekt.
Uit Zuid-Afrika brachten de Neder
landers in de zeventiende eeuw een
aantal nieuwe plantensoorten over,
waaronder de aloë en uit Indië de
Portugeezen o.a. de balsemijn. Toen
China voor ons vreemdelingen was
opengesteld, kwamen uit dat laftd o.a.
de hortensia, verscheidene azalea- en
rhododendronsoorten, mangolia's, eeni
ge astersoorten en anjelieren. Japan
verschafte aan Europa eveneens ver
scheidene nieuwe sierplanten, zooals
weigelia's, kerria's, cydonia's en deut-
zia. De fuchsia is van Chileenschen
oorsprong, verschillende cactussoorten
komen uit tropisch Amerika, de be
gonia boliviensia uit het noordelijk deel
van Zuid-Amerika. Engelsche en Bel
gische kweekerijen hebben naar het
Amazone-gebied, de Maleische landen
en de binenlanden van Afrika expedi
ties uitgezonden, die onder tal van ge
varen en ontberingen, de dichte oer
wouden doortrokken om nieuwe gewas
sen en onbekende bloemsoorten te ont
dekken.
B.
(Zie pagina 5).
1. Een mooie inzendinq hyacinthen.
2. Bi] den vijver. Op dit idyllische
plekje zijn thans narcissen en hyacin
then, alsook de alom-teqenwoordiye
Scilla's, in vollen bloei. Enkele vroeqe
tulpen zijn hier ook reerls te bewon
deren.
3. Een kijkje op het smaakvol-aan-
qeleqde perk. Zooals men ziet staan ook
hier bloeiende hyacinthen.
4. Noq een idyllisch plekje.
5. Hoe vindt u het hier, waar men
op de banken kan uitrusten en al dit
schoons bewonderen-
-nr>i*p w nna nor «i/ilitot hn I hnflAKHHiifi hon 77 7oT T-»rn qqt