POPULAIR B>rSTOEjq>i^L,VMiDÉ,MeLDÈR43CH^ COURAHtf
Een groot fabeldichter en romancier.
483
VAN ZATERDAG 25 APRIL 1931 (auteursrechten voorbehouden).
AUGUST H. J. LAFONTAINE.
1831 - 20 April - 1931
Sterven de monarchieën uit.
I
„En was een held in vruchtbaarheid,
zooals Caldrone en Hope naar Plato
eens zei van den veelschrijver Clauron.
Deze typeering zou van kracht zijn
op August Heinrich Julius Lafontaine,
wiens honderdjarigen leeftijd wij 20
April herdacht hebben. Deze man heeft
de meeste bekendheid verworven onder
het predicaat „klassieke fabeldichter",
de vruchtbare romancier is reeds
sedert langen tijd vergeten. Lafontaine
was eens de meest gelezen auteur, die
veel meer geliefd was dan Goethe,
Schiller, Lessing en Wieland tezamen,
zooals R. M. Meyer in zijn literatuur
geschiedenis van de negentiende eeuw
opmerkt. Lafontaine was de geliefde
auteur van Frederik Willem III en
Koningin Louise. Zooals het met alle
beroemde mannen het geval is, had ook
Lafontaine zijn vurige aanhangers, die
geen enkel spetje van smaad op den
man van het genie duldden en zijn
vijanden, wier eenparig oordeel ver
nietigend luidde.
De tooneelschrijver Tieck gaat in
zijn vierde acte van „Zerbino" heftig
tegen Lafontaine te keer, terwijl de
filosoof Schlegel hem in zijn „Athe-
naum" krachtig aanviel. Niettegen
staande de nietig verklaring van zijn
schrijftalent bleef Lafontaine de ge
liefde auteur, vooral bij het vrouwelijk
gedeelte van zijn lezers, dat zijn ge
voelig sentiment beter kon begrijpen.
De uitgevers waren de beste vrien
den met Lafontaine en de eene druk
verscheen na de andere, Fransche, En-
gelsche, Italiaansche vertalingen gaven
zijn naam een wereldklank. Hij had de
tooverspreuk gevonden, die tot het
groots publiek was doorgedrongen en
was een gunsteling der conjunctuur.
Zijn geweldig succes „deed hem stij
gen, doch de menschheid zinken", zou
men bijna met Schiller kunnen zeggen,
wanneer men hiermede Lafontaine
geen onrecht zou doen.
Den 5en October 1758 in Brunswijk
geboren, studeerde hij op de toen
malige kleine universiteit Helmstedt
theologie. Na afwisselend als huis-
leeraar, of zooals het destijds heette,
hofmeester, les te hebben gegeven,
zocht hij in zijn vaderstad aansluiting
bij den kring van Eschenburg, abt
Jeruzalem enz„ waarin ook Lessing
vertoefd heeft.
k DE FEESTDAG.
Toen meester Dellinga dien morgen
wakker werd, gaf hij een diepen zucht.
Hij keerde zich nog eens om in zijn
bed, toen een blik op de klok aan den
wand hem overtuigd had, dat het nog
wel een half uurtje lijden kon.
Op gewone dagen hield hij niet van
dat late opstaan, maar nu, ach nu kón
het 't Was vandaag toch vacantie en in
ieder geval was er vóór den middag
niets te doen.
Meester Dellinga had een lief ding
willen geven, als hij dezen dag gewoon
voor zijn klas had mogen staan, maar
dat ging nu eenmaal niet. Hij herdacht
wu zijn 25-jarige loopbaan als hoofd
der school te Bosch oord e en deze dag
zou, zooals dat in officieele taal heette,
ni>iet onopgemerkt vooorbii mogen
gaan".
Helaas, dat het niet mocht! Vanmid
dag zou er schoolfeest zijn en dan in
den avond een bijeenkomst „met de
Zijn dramatische eerstelingen vonden
geen gunstig onthaal. Eschenburg
trachtte een Shakespeariaanschen in
vloed door te voeren, doch deze wensch
bleef slechts formeel. Na in 1789 zijn-
tweede theologische examen te hebben
afgelegd, werd Lafontaine veldprediker
in Silezië! Aan de door Goethe beschre
ven „campagne in Frankreich" in 1792
nam hij eveneens deel en ging daarna
naar Halle om daar voor stampvolle
kerken van den kansel te preeken. Als
kanselprediker werd hij beroemd; door
de gunst van Koningin Louise werd
hij tot kanunnik in Maagdenburg ver
heven.
In 1811 werd hij in Halle doctor. Nu
volgde spoedig roman na roman: 1791
„De Natuurmensch", 1793 „De Zonder
ling". De Fransche revolutie werd voor
vele van zijn romans de achtergrond.
De driedeelige roman „De bekentenis
aan het graf", sterk beïnvloed door de
figuur van Vicard Wakefield, beleefde
vele oplagen.
In de boeken van Lafontaine lag een
sterke paedagogische tendenz, „Het
Geweld der Liefde" en „Dwalingen van
het menschelijk hart" zijn voor hem
kenteekehende titels. Uit al zijn werk
spreekt het verlangen om de wispel
turigheden van het menschelijk, vooral
van het vrouwelijk hart aan te toonen
en de behoefte om tot zedelijke streng
heid aan te manen. Evenals Clauron,
begreep Lafontaine de psyche van het
groote publiek, alhoewel van zijn harts
tochtelijk, ongetwijfeld oprecht ge
meende schrijftrant dit kan worden op
gemerkt, dat zijn beschrijvingen aan
den eenen kant een gunstigen invloed
konden hebben, doch aan den anderen
kant zinneprikkelend kon werken.
Hoe het ook zij, de zwakheid en de
weekheid van zijn dictie bleven niet
onopgemerkt, en werden de aanvals
punten van de critiek. Vele droevige
familiegebeurtenissen wierpen een
schaduw op de laatste levensjaren van
den dichter. Hij verloor zeifs onder
dien druk zijn scheppingskracht en
wendde zich tot de Grieksche literatuur.
Door lichaamsgebreken gekweld, ver
richtte de dood een goede daad door
hem op zachte wijze van deze aarde weg
te nemen.
ouders en verdere belangstellenden",
't Zou zoo'n vervelend officieel gedoe
worden met toespraken en cadoaux,
met loftuitingen en eerbewijzen. Niets
voor hem, die te nuchter en te eenvou
dig was, pm zich de oogen te laten ver
blinden.
O zeker, de menschen in Boschoorde
waren best en onder hen had hij veel
vrienden. Hij wist ook zonder dat het
hem gezegd werd, dat men hem hier
nog niet moe was en zijn werk waar
deerde. Maar nu was het dan ook goed
en daar behoefde niets bij te komen.
Geen feest, geen toespraak, geen eer
betoon. Want hoe ging het? Er ging
een lijst langs de ouders en ze teekende
voor zijn cadeau en den een teekende
om den anderen en men trachtte elkaar
te overbluffen, of ook, men gaf zoo
weinig mogelijk, omdat de anderen toch
óók wat deden en het dus slecht ge
laten kon worden.
Neen. veel liever was het hem, als
zoo eens een goede bekende dezen dag
bij hem aan kwam loopen, om hem de
hand te drukken en te zeggen: „Nou,
van harte hoor. En nog vele jaren".
Meester Dellinga zuchtte opnieuw.
Hij was ook niet in een feeststemming.
Nu dacht hij terug aan zijn komst in
Boschoorde. Toen op den dag van zijn
komst had hij zijn jonge vrouw nog aan
De toestand vóór en na den oorlog.
(Door Dr. H. Westerman).
De beslissing, dat het Spaansche ko
ningschap na een zeer eerbiedwaardi-
gen leeftijd moest plaats maken voor
een republiek, is dan gevallen. Zij zal
nog geenszins een definitieve zijn, men
moet in Spanje altijd op verrassingen
zijn voorbereid, ofschoon de teekenen
er op wijzen, dat de republikeinen, die
jarenlang een nieuwen staatsvorm heb
ben voorbereid, voet bij stuk willen
houden, hetgeen men ook in zekeren
zin kan zeggen van koning Alfonso,
die, althans formeel, nog ween afstand
van den troon heeft gedaan, en de eind
beslissing der constitueerende verga
dering afwacht. Is deze gebeurtenis een
stap verder tot de „republikaniseering"
van Europa, is dat het einde of slechts
een étappe van een ontwikkeling. Zal
de Spaansche monarchie op dezen weg
binnen afzienbaren tijd door andere
monarchieën gevolgd worden?
Het is een ondankbare taak voor po
litieke profeet te spelen. Men kan zich
beter aan de statistiek houden, die aan
leiding genoeg geeft tot beschou
wingen.
Beschouwt men deze getallen in
groote trekken, dan schijnen de monar
chieën geen gunstige vooruitzichten te
hebben. Eerst bij een nauwkeuriger
ontleding ontpoppen zij zich voor de
monarchieën minder gevaarlijk.
Europa telde voor den-oorlog 21 mo
narchieën en 6 republieken, tegenwoor
dig zjjn er 16 monarchieën en 18 repu
blieken. De monarchie heeft dus uit
vijf stellingen móeten verdwijnen. Ze
ven republieken zijn geheel nieuw ont
staan, monarchieën geen enkele. Te
genover de republikeinsche groote
machten Rusland, Duitschland en
Frankrijk stonden drie monarchistisch
geregeerde groote rijken, n.1. Engeland,
Spanje en Italië. Ook de dwergstaatjes
zjjn op dergelijke wijze op beide fron
ten verdeeld, hier de republiken Dan-
zig, Andorra en San Marino, daar de
monarchieën Luxemburg, Liechtenstein
en Monaco.
Telt men de republikeinsche of mo
narchistisch geregeerde landopper
vlakten bij elkaar, dan kriigt men het
volgende beeld. Van de 9.700.000 vier
kante km van Europa waren 6.800.000
republikeinsch, dus meer dan twee
derde en slechts 2.900.000 vierkante km
monarchistisch geregeerd. In het twee
derde is Rusland inbegrepen. Laat men
dit buiten beschouwing, dan deelen de
republieken vreedzaam in de rest. Wij
zijn zijde; nu sliep zij al dertien jaren
den langen laatsten slaap. En zijn oude
huishoudster was wel goed voor hem,
maar hij miste zijn vrouw zoo en deze
dag van herinnering zou hem wel heel
zwaar vallen. Was alles nu maar weer
voorbij.
Hij zou toch wel eens op moeten
staan nu; 't hielp niet veel, of hij hier
bleef liggen.
Toen hij dan zuchtend eindelijk voor
de waschtafel stond, keek hij zoo ter
zijde het raam uit en zag de vlag wap
peren van het schoolgebouw. Zie je,
dat was het begin. Die arme vlag, die
daar maar wapperen moest hem ter
eere. En hü gaf er zoo weinig om. De
dag zou hem wel heel lang duren
Op de ontbijttafel prijkte een groot
bouquet en de oude huishoudster, een
kleurtje van verlegenheid op de wan
gen, veegde, toen ze meester de kamer
zag binnen komen, gauw haar ietwat
vochtige handen aan haar schort af,
om hem „fersoendeliik" te kunnen feli-
citeeren.
„Nou meester, en van harte gefelici
teerd hoor, en dat je er nog lang genot
van moogt hebben en nou, hier is een
heelen stapel brieven en kaartjes en
nou moet meester maar eens lekker
gaan ontbijten. Er is krentenbrood ook.
Meester glimlachte en dankte vrien
hebben dan 2.900.000 monarchistische
en 8.500.000 republikeinsche vierkante
km. De monarchieën waren den repu
blikeinen met een neuslengte zelfs
vooruit.
Een zelfde beeld leveren de bevol
kingscijfers op. Van de ongeveer 470
millioen Europeanen werden er 291 mil
lioen door republikeinsche presidenten
en 181 millioen door koningen en vor
sten geregeerd. In de 291 millioen van
de republikeinen zijn wederom 114 mil
lioen vbn Europeesch Rusland begre
pen. Trekt men die af, dan bleven de
republikeinen nog met 176 millioen
over en waren de koninklijke onder
danen hen met 5 millioen vooruit. De
verhouding wordt inderdaad nu anders,
want Spanje heeft ruim 21 millioen in
woners, zoodat de republikeinen met
16 millioen meer aan de spits staan.
Interessant is ook na te gaan hoe de
koninkrijken en republieken over de
verschillende rassen zijn verdeeld. Bij
de monarchieën hebben de germanen
met 8 konings- en vorstentronen de
leiding. Zelfs dan nog blijven zij aan
den spits wanneer men de vorstendom
men Luxemburg en Lichtenstein, als
ook het koninkrijk IJsland als onbe
langrijk aftrekt. Dan volgen de Roma-
nen met vier monarchieën, waaronder
het vorstendom Monaco weliswaar ook
geen geweldige positie inneemt. De
Slaven stellen zich tevreden met twee
koninkrijken, terwijl men hetzelfde
getal vindt bij de „anderen", n.1. bij
Hongarije en Albanië. De volkeren
wirwar van die anderen is het die het
recordcijfer van de republiek heeft:
zes! Dan komen de Romanen met vijf
renublieken, waaronder de liliputters
Andorra en San Marino. Dan volgen de
Germanen met vier republieken, waar
onder Danzig en tenslotte de Slaven
met drie republieken, Rusland inbegre
pen. Volgens de cijfers zijn de Ger
manen nog de beste monarchisten, de
Romanen de beste republikeinen, maar
deze getallen hebben niet veel betee-
kenende waarde.
Hoe staat het nu met de verknocht
heid der republikeinen eenerzijds, der
monarchisten anderzijds. De geschie
denis der laatste jaren leert, dat wij
in Europa drie republieken hebben, op
wier voortbestaan niemand durft te
zweren en drie monarchieën, die ook
niet geheel en al zeker zijn. In Polen
zou het den heer Pilsoedski wel eens
kunnen invallen een Kieskoninkrijk
volgens geschiedkundig voorbeeld enz.
Dokter: „Zeg eens, mijnheer Loopuit,
het duurt lang eer u mij betaalt."
Debiteur: „Ja, maar het heeft ook
lang geduurd, eer u mij genezen hebt."
delijk, maar hij was toch blij, dat dit
eerste officieele gedoe was afgeloopen.
Toen hij ging zitten keek hij, ouder
gewoonte, even achter zich, naar het
portret van zijn vrouw. Het stond op
zijn orgel. Nu was er een krans van
dennengroen om gemaakt.
„Hebt u dat gedaan?" vroeg meester
verbaasd, en hij zag naar zijn huishoud
ster, die nog heen en weer dribbelde.
„Och ja meester, want ziet u, ik
dacht, meester zal vandaag wel veel aan
haar denken en zij hoort er immers
ook bij en is er het naaste toe. En ik
denk zoo, dat ze er heel blij om is, dat
meester vijfentwintig jaar zijn werk
heeft mogen doen en daaromnou,
ik dacht, dat mocht aan haar portret
wel te zien zijn".
„Ik dank u wel", zei meester Dellinga
zacht.
't Was toch wel teergevoelig van de
oude ziel, dacht hij. Daar zou nu mis
schien een ander om lachen, maar hij
begreep het en het deed hem goed. Dat
was nu geen officieel gedoe, dat kwam
uit het hart. En op dezen zwaren dag
zou hem tot troost zijn de gedachte, dat
zijn vrouw nog niet vergeten was, ook
niet door zijn oude huishoudster.
(Slot volgt).
nalI UH 71TYH1 n-flQ. Worln hot /liohtot hïï hooohoi/lon Kon .01 hïi. woon Ur hrtAT.