De goede toon
thuis?
Een kinderleugen.
Kleine wenken.
suvrouwen
's Morgens tegen kantoortijd. Een
heer zit in een voile tram en leest zijn
ochtendblad; tram houdt stil en een
dame stapt in, niet zoo héél jong, maar
knap; de heer vouwt zijn courant toe
en staat vlug op en biedt hoffelijk zijn
plaats aan.
's Avonds zien w;j dienzelfden heer
thuis; hü heeft zich behagelijk in een
fauteuil neergevleid en leest zijn avond
blad. Eenige oogenblikken daarna komt
ziin vrouw de kamer binnen, die na
een dag van inspannenden arbeid, ver
langend een rustige en gemakkelijke
plaats wil innemen in den tegenover-
gestelden armstoel.
„Och, mag ik even voorbij?"
Haar man heeft slechts even zijn uit
gestrekte beenen in te trekken, maar
doet dit niet. Een gebrom van achter
de courant: „Loop liever even om!" Zij
doet het, maar moet nu eerst een zware
tafel opzij schuiven vóór zij gaat zitten,
haalt zij eerst nog de schemerlamp iets
naar zich toe. „Zoo kan ik niets zien,
schuif je stoel dan dichterbij! Zij doet
het, doch zegt tegelijkertijd: „Je bent
niet erg voorkomend!"
„Ik moet den geheelen dag op kan
toor al tegenover zoovelen vriendelijk
en voorkomend zijn. Thuis moet ik mij
tenminste kunnen laten gaan!" is het
mopperende antwoord.
Ziehier eens even een houding ge
schetst van zoovelen onzer, zoowel
mannen als vrouwen en ook zelfs van
vele oudere kinderen, een houding, die
zü bewust of onbewust aannemen.
Hoe vaak gebeurt het niet, dat een
vrouw haar man op een eenvoudige
vraag een onaangenaam en bits ant
woord geeft, en eenige oogenblikken
daarna bijna niet te herkennen is, als
zij haar gasten allerliefst en vriendelijk
ontvangt.
Ook gebeurt het vaak, dat een man
op een afgesproken uur gereed is om
uit te gaan en soms meer dan een kwar
tier lang gekleed wacht op zijn vrouw,
die anders bij afspraken met haar
vriendinnen zoo stipt op tijd is.
Oneindig zijn de voorheelden, die el'k
onzer met betrekking tot dit thema zou
kunnen aanvoeren.
Men opent galant de deur van een
concertzaal voor een wildvreemde dame,
terwijl men thuis doodrustig op zijn
stoel blijft zitten, als een der huisge-
nooten met een volgeladen blad in de
hand de deur zelf tradht te openen en
men is zich niet van de minste nalatig
heid bewust!
Tot op zekere hoogte zal men zich
begrijpelijkerwijze in eigen omgeving,
tegenover zijn huisgenooten, anders ge
dragen, dan buitenshuis; wij bedoelen
hiermede, dat men thuis meer vrijuit
met elkander spreekt, dan wanneer
men ergens anders is, maar laten wjj
dan toch vooral trachten, dit op niet
minder vriendelijke wijze te doen, dan
elders!
Is men op een gegeven oogenblik
druk met iets bezig en roept men ons
van het werk af, laten wü dan niet da
delijk uitvaren, maar een vriendelijke
vraag om „een oogenblikje geduld' te
willen hehben", zal beide partijen be
vredigen,
Is men overmoe en wordt men ge
vraagd om mee uit te gaan, dan niet
dadelijk een bits antwoord: „Neen,
dank je, ik heb geen zin, ik ben te
moe!" maar laten wij ons zelf even
trachten te overwinnen door te vragen,
het liever een half uurtje uit te stellen.
Al deze kleine tegemoetkomingen
kosten ons niet meer, dan even de
moeite van het terugdringen van een
paar onvriendelijke woorden.
Wanneer wij trachten de weinige
huiselijke voorkomendheid psycholo
gisch nader te analyseeren, blijft er
weinig goeds voor ons over. Men wil
zich thuis „voordoen zooals men nu
eenmaal is".
Willen wij daarbij dan te kennen
Jegens anderen ons niet van nature is
aangeboren)?
Trekken wij dit dan slechts als offi
cieel gewaad aan, dat wij af
leggen als wü binnen onze
eigen vier muren zijn, en
het dan omwisselen voor een
gemakkelijk huispakje van
„zich maar laten gaan"?
Moge onze gedragslijn zich
dan ook al wijzigen naar de
plaats, waar wij ons bevin
den, een welwillende vrien
delijke toon in huis zoowel
als daar buiten, zal de ware innerlijk
beschaafde mensbh steeds kenmerken.
(Nadruk verboden).
Als ons kind voor het eerst een leu
gen uitspreekt, worden wij daar ge
woonlijk door overvallen. Dat brengt
ons eenigszins van ons stuk en wij
komen dan gemakkelijk tot paedago-
gisch onjuiste maatregelen. Wanneer
wij ons echter tijdig op het feit voor
bereiden, zullen wü op het betreffende
oogenblik meer kans hebben, de juiste
houding te vinden. Om te beginnen is
niet alle onwaarheid een leugen, ook al
schijnt zü ons een leugen toe. Want
liegen is het opzettelijk uitspreken van
een onwaarheid om een ander te be
driegen en daardoor het eene of andere
doel te bereiken.
Ten eerste is dus noodig, dat de on
waarheid als zoodanig beseft wordt en
ten tweede, dat ook de bedoeling om te
bedriegen aanwezig is. Daarom is een
werkelijke leugen in de volle ongun
stige beteekenis van het woord pas
mogelijk, wanneer 't kind zich eenigs
zins ontwikkeld heeft. Het kan geen
scherpe scheiding tusscben goed en
kwaad, tussohen waar en onwaar ma
ken en dan nog bovendien doelbewust
komen tot het uitspreken van een leu
gen, zoolang het vermogen om te oor-
deelen niet eenigszins gevormd is.
Toch spreekt een kind al onwaarhe
den uit, wanneer het maar nauwelijks
kan praten. Daarvan is echter geen
boos opzet, doch. een ontwikkeld ge
heugen de oorzaak. De onopzettelijke
onwaarheid ontstaat, doordat het kind
geen begrip van tijd heeft en nog on
voldoende opmerkt; een moeder met
eenig psychologisch begrip zal zoo'n
onopzetelijke onwaarheid gemakkelijk
kunnen onderscheiden van een echten
leugen. Zelfs bij schoolgaande kinderen
leidt slecht opmerken nog dikwijls tot
onjuiste beweringen, tot valsche be
schuldigingen zelfs: talriike voorbeel
den uit het schoolleven bewijzen dit.
Dikwijls wordt door een zekere massa
psychologie het vormen van onjuiste
voorstellingen nog bevorderd. Bij jon
gere kinderen komen onjuiste uitspra
ken ook dikwijls voor als gevolg van te
Intensief uitvragen; het kind kan door
zijn onontwikkeld opmerkingsvermo
gen geen volledig antwoord geven, doch
tracht bij zichzelf een samenhangend
geheel te vormen, waarbij de fantasie
moet aanvullen, waar het geheugen te
kort schiet. Er wordt niet zonder reden
zoo dikwijls op gewezen, hoe voorzich
tig men moet zijn bij het beoordeelen
van getuigenissen voor de rechtbank
van kinderen, ook al zijn die kinderen
niet leugenachtig van aard.
Een leugen kan ook een gevolg zijn
van pure fantasie en zonder de minste
pressie van buitenaf uitgesproken
worden. Vooral in den huiselijken
kring, waar het kind zich vrijer durft
te uiten, kan men deze soort van leu
gens waarnemen, die evenmin ernstig
opgevat behoeven te worden. Bij kinde
ren loepen de dingen, die zij in de wer
kelijkheid en in hun fantasie beleefd
hebben, in hun herinnering voor elkaar,
zoodat zij ze later niet meer van elkaar
kunnen onderscheiden.
Hetzelfde vormt immers een grond
slag yan bijna alle kinderspelen, waar
bij eigenlijk de fantasie aan het werk
is, al of niet geholpen door zeer een
voudige hulpmiddelen. Hierbij heeft
zelfs geen verwisseling met de werke
lijkheid plaats in het geheugen, doch
het kind zoekt bewust de fantasie. Om
dezelfde reden kan het ook iets gefan-
taseerds vertellen, alsof het werkelijk
gebeurd is; hierom moet men het kind
niet te hard vallen, want het heeft niet
de bedoeling, door ziin verhaal zichzelf
te bevoordeelen, straf te omtloopen e. d.
Deze fantasieleugens komen zelfs bij
schoolgaande kinderen nog wel eens
voor, omdat hun gedachten, gevoelens
en verlangens zich in zoo aanschouwe-
lijkcn vorm voordoen, dat zij gemakke
lijk met de werkelijkheid verward kun
nen worden.
De eerste leugen, die werkelijk als
zoodanig beschouwd dient te worden
en uit eigenbelang wordt uitgesproken,
is meestal een angstleugen. Het ont
kennen van een onaangename gebeur
tenis, die het kind heeft meegemaakt,
is al iets wat die richting uitgaat, want
het is al een soort zelfverdediging (het
van zich afzetten van een onprettige
herinnering) door middel van een te
genspraak van de waarheid (n.1. ent-
kenning).
Hier begint dus al het opzettelijk uit
spreken van een onwaarheid, die ook
als zoodanig beseft wordt, terwijl de
beweegreden in den grond egoïstisch
is. Vandaar komt het kind al spoedig
tot den leugen uit vrees voor straf,
i Deze leugens komen het meest voor
bij kinderen, die streng opgevoed wor
den.
Carmen Syliva zegt ergens: „Men
denkt er in het geheel niet aan, hoe
moeilijk men het de kinderen door zoo
veel strengheid maakt, om eerlijk te
wezen, en hoeveel moed men van hen
eischt, wanneer zij zichzelf moeten
aanklagen". Een van de ernstigste fou
ten is het onverminderde straffen van
een kind, wanneer het zijn fout al eer
lijk bekend heeft en over het algemeen
kan men overdreven strenge straffen
beschouwen als een middel om de kin
deren tot leugenaars op te voeden.
Deze angstleugens, die gewoonlijk
pas uitgesproken worden als het kind
i in het nauw gedreven is, ontwikkelen
zich gemakkelijk tot verstandleugens
waarbij het kind liegt uit berekening,
zonder dat de angst van het oogenblik
een verzachtende omstandigheid vormt.
De leugen is een voorzorgsmaatregel
tegen iets onaangenaams, dat in de
toekomst wel zal gebeuren.
Zoo kan een kind klagen over buik
pijn of onpasse'iikheid om niet te moe
ten meeëten van iets, waar het niet van
houdt, het wendt ziekte voor om iets
van zijn ouders gedaan te krijgen, enz.
Dit is nog heel wat anders, dan een
werkelijk leugenachtigen aard, die aan
geboren kan zijn, doch ook kan ont
staan doordat het kind zich gewend
heeft aan liegen en verdraaien der
feiten.
Deze verschillende soorten van leu
gens vereischen ook een andere hou
ding van den opvoeder. Zoo is het ge
heel verkeerd, bij een onvolkomen wer
king van het geheugen een kind te
straffen; daarbij is het voldoende, de
zaak recht te zetten en het kind aan te
manen tot meer opmerkzaamheid. Ook
bij fantasieleugenis straffe men niet,
omdat het kind zich van niets kwaads
bewust is. Het moet echter leeren, dat
het een verzonnen verhaal niet vertelt
als iets, dat werkelijk gebeurd is en het
moet daarom leeren, fantasie als zoo
danig dadelijk te onderkennen. Bij een
angstleugen zijn de ouders (of andere
opvoeders) zelf niet vrij te pleiten van
schuld; zü zullen dus zachter oordeel en
dan bij een berekenende verstands-
leugen en vooral niet te zwaar straffen,
hoewel het uitblijven van alle straf ook
zeer ongewenscht zou ziin. Een vorm
van angstleugen, die niet uit verkeer
de motieven ontstaat en daarom ook
niet gestraft moet worden., is de wei
gering om te klikken en een school
kameraadje of een ander kind te ver
raden. Het kind zou juist van een
slecht karakter blijk geven, wanneer
het in zoo'n geval een ander in onge
legenheid bracht.
De echte verstandsleugen moet uit
den aard der zaak altijd gestraft wor
den, doch ook dan is er dikwijls meer
te bereiken met zachtheid dan met
strengheid. Men handels met liefde,
doch heslist en wel overwogende be
slistheid is vooral noodig na de eerste
ontdekking van een leugen. Men kan
daarbij ook on het eergevoel van het
kind werken en het laten inzien, dat
een leugen iets onwaardigs is en dat
men daardoor tot vele andere zonden
kan komen. Een liefdevolle behande
ling wat heel wat anders is dan het
achterwege laten van straf kan bjj
het kind het verlangen opwekken, de
begane fout te herstellen en voortaan te
trachten om waar te zijn. Liefde werkt
dus positief ten goede, strengheid heeft
alleen een negatieve uitwerking, n.1.
dat het kind niet liegt uit angst voor
de straf, die er bii ontdekking volgt.
De angst is echter op zichzelf weer een
oorzaak van vele leugens en daarom
is het beter, haar niet aan te kweeken,
In eeni strijd voor de waarheid tegen
den leugen is voorkomen beter dan ge
nezen en daarom moet er in het geheel e
gezin een sfeer van oprechtheid heer
sdien. Men leide ook een jong kind
niet om den tuin met leugens om er
b.v. iets van -"daan te krijgen. Men
make het kind niet wantrouwend, door
eens gegeven beloften niet te houden.
Daardoor geven wü bovendien het kind
bedriegen om zijn doel te bereiken. Het
een voorbeeld, hoe het anderen moet
heeft op de kinderen eveneens een zeer
slechten invloed, wanneer zü bun
ouders tegen andere personen hooren
liegen.
Tenslotte nog iets over het boven be
sproken middel om waarheidsliefde te
beloonen door bii een oprechte beken
tenis van een fout de straf te vermin
deren, Vele ouders geven in zoo'n geval
in het geheel geen straf; een enkele
keer kan dat geen kwaad, doch met
name wanneer het kind zich herhaal
delijk aan dezelfde overtreding schuldig
maakt, late men zich door de beken
tenis niet zoozeer verteederen, dat men
de straf geheel kwütscheldt. Het is ech
ter wèl aan te bevelen, een lichtere straf
op te leggen. Door herhaaldelijk kwijt
schelden van alle straf brengt men het
kind wel openhartigheid bii, doch die
openhartigheid vindt dan evenals de
leugen haar oorzaak in berekening en
niet in een bewust trachten om waar
te zijn.
In een strijd tegen den leugen is
vertrouwelijkheid tusschen de ouders
en de kinderen de beste bondgenoot.
Die vertrouwelijkheid staat van oneer
biedige gemeenzaamheid even ver af
als van een wederzijdsch wantrouwen.
Daarnaast is het goed, bii het kind in
alle richtingen zelfbeheersching aan te
kweeken, want dan kan het de verzoe
king om te liegen ook gemakkelijker
weerstaan. Die verzoeking komt n.1.
onvermijdelijk, want het is onmogelük,
om het kind van het bestaan van een
leugen en van tijd el pk e voordeelen, die
daarmee te behalen zijn, onkundig te
houden. Doch hoeveel schooner is het
voor een vader of moeder om te zien
dat het kind de leugen niet vermijdt
uit angst, doch uit overtuiging, uit een
bewust dienen van de waarheid.
(Nadruk verboden).
Zü: Het mooie van deze kamer
is, dat u bü brand door het dakraam
ontsnappen kunt.
Nebelspalter, Zürich.
De nieuwste parasols hebben een
rand in een effen kleur, die zoo moge
lijk past bii de japon.
Franjes zijn zeer modern, vooral des
avonds! Dan worden zij gedragen langs
rokken, blouses en mouwen. Het is een
beetje onpraktisch, maar origineel.
Voor beroepskleeding komen donkere
en gedekte tinten het meest in aanmer
king. Men kan echter een blouse van
een lichtere kleur dragen onder een
mouwlooze overjapon.
's Avonds worden veel vesten van
wit moiré gedragen met blinkende
knoopen. Bii japonnen van satiin of
lamé draagt men daarentegen bii voor
keur zwart fluweelen vesten met ge
kleurde knoopen, een dracht, die wü
niet kunnen bewonderen.
Als kraag of pelerine uitmunten
door een origineelen vorm, ziet men
deze soms herhaald in den vorm van
het bijpassend kapje of mutsje.
Mozaïkborduursal langs hals en mou
wen en op het taschje is het nieuwste
snufje. Men knipt eenvoudig stukjes
uit overgeschoten goed en stikt ze op
met gouddraad.
Tasdhjes en handschoenen van be
drukt struisveerenleer zijn even origi
neel als modern.
(Nadruk verboden).