Ouderwetsche reclame.
De huidige Crisis
Kwinkslagen.
I
Om maar te verkoopen.
In den goeden ouden tijd, toen uit
gevers en schrijvers het n°g een
schande vonden, om luidruchtig recla
me te maken voor literaire werken,
moesten ze zich dan ook tevreden ste -
len met een verkoopcijfer, dat maar
zeer bescheiden was, vergeleken bu ae
tegenwoordige.
Sommige schrijvers echter slaagden
er veel eerder dan anderen in om de
eerste oplage van hun pas verschenen
wer'- spoedig uitverkocht te krijgen.
Dat waren nietaltijd de meest talent
volle schrijvers, maar wel vaak de
handigsten, die door middel van een
krijgslist hun boeken aan den man
brachten, als men tenminste gelooven
wil, wat Aurélien Scholl daarover ver
telt. Volgens hem gingen ze aldus te
werk:
Ze noteerden de adressen van ver
schillende rijke en voorname persoon
lijkheden, uit verschillende steden.
Adressen van renteniers, van advo
caten, notarissen, grootr-industrieelen,
enz. En dan schreven zij naar ieder
van die adressen een anoniemen
brief, die ongeveer luidde:
„Heeft u de betreffende passage ge
lezen in het laatste werk van den
schrijver X? U wordt daarin schande
lijk beleedigd. Zie de bladzijden 83 en
127. Duelleer niet met dien man,
maar doe hem een proces aan."
Tien tegen een kocht hij, die zoo'n
brief otving, onmiddellijk het genoem
de werk, en vond daarin dan nöch
op de aangegeven bladzijden, nöch op
eenige andere bladen iets wat hem be
trof. Meestal dacht hij dan aan een
vergissing in den anoniemen brief, en
meende, dat de bedoelde passage zich
in een ander werk van den genoemden
schrijver zou bevinden. En dus kocht
hij nog en of twee werken van dien
auteur.
Op die manier werden er heel wat
werken van dien „handigen" schrijver
verkocht.
Zoo ging dat in dién „goeden ouden
tijd". De moderne manier met groote
advertenties, aanplakbiljetten, uitstal
lingen, bicsooooreelames, is dan toch
wèl zoo verkieslijk èn zoo fatsoenlijk.
B.
door Drs. J. A. COLTOF.
Samenhang der Conjunctuur.
II.
Een periode van malaise vormt niet
een tijdperk, dat een periode van uiter
ste zelfstandigheid inneemt tegenover
het daaraan voorafgaande tijdperk.
Evenmin is het zonder gevolg voor het
economisch leven, dat daarop volgt. En
het verband tusschen de in diverse tijd
vakken waarneembare tred der gebeur
tenissen is niet enkel van dusdanigen
aard, dat het vroeger gebeurde gevol
gen heeft voor het heden, en het heden
op zijn beurt weer voor de toekomst.
Neen, het verband ligt veel dieper, het
ligt zoo diep, dat men het geheel van
opgang crisis en daling als een onver
brekelijke keten van oorzaak en gevolg
dient te beschouwen. En zoo is het
beeld ontstaan van den eccnomischen
conjunotuur-kringloop, of zooals men
het aangeeft, van den „conjunctuur
cyclus". Deze verborg in zich een com
plex van vraagstellingen, waarop de
vele economisten zich met een geweldig
élan hebben geworpen, met het gevolg,
dat er zoo langzamerhand een begin
ontstaat voor de mogelijkheid van een
gedocumenteerd onderzoek.
Men is gekomen tot de instelling van
den z.g. eccnomischen barometer, waar
van men alsof het het weer betrof
de toekomstige loop der gebeurlijkhe
den kan aflezen.
Na een betrekkelijk korten tijd van
diepgaand en ingenieus onderzoek,
heeft men ten slotte de eindpaal nog
geenszins bereikt. Maar het tot nu toe
bereikte stemt niettemin hoopvol voor
de resultaten, die men voor een vrij
nabije toekomst verwachten kan.
In onze beschouwing van de vorige
week, wezen wij reeds op de twee groote
groepen van verschijnselen, die den
conjunctuurcyclus vormen, n.1. de ver
schijnselen, die in het grondverloop
van het economisch leven hun uit
gangspunt vinden en dezulke, die men
als historische, slechts aan een bepaald
tijdperk gebonden gebeurtenissen kon
beschouwenDe samenstellers van
den eoonomischen barometer moeten in
de eerste plaats ingelicht zijn over de
eerstgenoemde soort van feiten. Weten
i zij op dit gebied het verband aan te
geven, dan omvatten zij daarmee tevens
alle gegeven, die zij voor hun studie
hebben waar te nemen en systematisch
hebben op te teekenen. Wij zullen dien
tengevolge ditmaal eerst de aandacht
i vestigen op het wezenlijke verband, dat
tusschen aile deeien van het econo-
misch leven ook door den tijd heen zich
j handhaaft. Als slot zullen wij dan in
een volgende beschouwing het eigen
aardige, dat deze malaise van anderen
onderscheidt, trachten uit te stippelen.
Nu dient dus de vraag te worden be
antwoord: waarin is deze malaise pre-
cies gelijk aan alle andere.
I De bedoelde, steeds doorgaande wis
selingen zijn gebonden aan het econo
misch karakter dezer maatschappij, die
men in dit opzicht wel als een anarchis
tische kenschetst. Er is wat de pro
ductie betreft, nu eenmaal geen cen
traal orgaan, die de functie van een
reguieerende instantie voor voortbren
ging en verbruik in alle bedrijfstakken
op zich neemt en zoo dus werkt als een
centraal stuurtoesteL De vorming van
de sociale wil geschiedt veeleer op
grond van meeningen en schattingen
van vele millioenen individuen, waarbij
dan verkeerde en foutieve waardeerin
gen en daaruit voortvloeiende botsin
gen en instortingen als een natuurlijk-
gevolg moeten worden beschouwd. Als
een van de redenen hebben wij reeds
aangegeven, de wijze waarop bij winst-
making van bepaalde naamlooze ven
nootschappen, niet alleen een kapitaal-
vraag ontstaat, die zich evenredig met
de toenemende winst ook verhoogt,
maar die door kapitalisati'e een aantal
malen in de koersnoteering wordt ver
disconteerd.
De tijd, die aan een malaise direct
voorafgaat, is de hausseperiode. En
deze evenals iedere andere phase van
den cyclus manifesteert zich het duide
lijkst bij die industrieën, wier taak het
is, de onderdeelen te fabriceeren en te
leveren, waaruit het productie-apparaat
is samengesteld, n.1. bij machinefabrie
ken-constructiewerkplaatsen, scheeps-
bouwwerven e. d. Ook deze hausse is
daar het best waarneembaar, omdat
door de vraag naar het eindproduct
vanzelf de vraag ontstaat naar de goe
deren, noodig voor de voortbrenging
ervan. Bij toenemende vraag, zooals we
die uit de hausse kennen, werken de
bedoelde industrieën op volle capaciteit,
vrij doorloonend met overuren en ar
beiders worden in dienst genomen, die
in andere tijden wegens hun mindere
arbeidsprestatie niet zouden zijn toege-
laten.Men gaat hiertoe over, daar de af
zet van machines, fabrieksinrichtingen
e. d. dit vereischt en ook mogelijk
maakt. Daarbij veroorzaakt de toene
mende vraag der eindproducten een
stijging in den prijs, waardoor het op
timisme der producenten in de hand
wordt gewerkt. Steeds meer ontstaat
dan ook bii de constructieve industrieën
de neiging tot uitbreiding. Daardoor
stijgt de vraag naar kapitaal en de
kapitaalrente komt op een hooger ni
veau. Maar in deze beweging liggen
reeds de kiemen van haar eigen einde
opgesloten. Want een betrekkelijk ge
ringe uitbreiding der fabrieken, voor
machines en industrieele inrichtingen
beteekent een onevenredig groote mo
gelijkheid om aan de vraag der afne
mers-industrieën tegemoet te komen.
Maar omgekeerd heeft een kleine vraag
dezer bedrijfstakken, die boven het
productievermogen der afzetindustrieën
uitgaat, het gevolg van een onevenredig
belangrijke uitbreiding. En het is niet
mogelijk, dat het productie-apparaat in
zijn vergrooten omvang, steeds door
volledig -wordt belast en gebruikt.
Daarbij komt nog, dat de door dit laat
ste afgeleverde machines zelf duurzame
goederen zijn, die wanneer ze eenmaal
zijn geleverd voor langen tijd een ver
dere vraag naar nog meer machines
verhinderen. Maar een ander gevolg is
tevens de stijging der kapitaalrente, en
bii uitblijvenden afzet der grondindus-
trieën, worden de kosten dlentenge-
j volge verhoogd, en ook door het feit,
1 dat bü niet benutting van een deel dei-
inrichtingen deze toch hun onderhoud,
afschrijving en rentebetaling eischen.
i Daartegenover is de ,-raag naar ver-
bruiksartikelen gedaald, zoodat steeds
met minder winst moet worden gewerkt.
De dividenden der ondernemingen
dalen, hetgeen ter beurze een scherpe
koersdaling veroorzaakt, die tot een
paniek vaak aangroeit, wanneer som
mige firma's h'— betalingen moeten
staken. Zij hebben immers hun kapitaal
vastgelegd in een groot complex van
fabrieksgebouwen en machines, die
echter ondanks hun buitengebruik
stelling niet voor andere doeleinden
kunnen worden gebruikt, daar het naar
alle zijden gerationaliseerde productie
middel de eigenschap heeft, dat het
slechts kan dienen voor de productie
van zeer bepaalde en geen andere goe
deren. Vele kapitaalarme bedrijven
moeten het onderspit delven tegen de
groote kracht der tijdsomstandigheden,
andere komen er met min of meer zware
verliezen af, terwijl zelfs de meest gun
stig bekend staande bedrijven nog zon
der winst moeten werken.
Groote voorraden worden onverkoop
baar, de banken vragen dringend om
aflossing der aan d-e industrie gegeven
credieten, deze dringen bij hun schul
denaren weer aan op de bespoediging
hunner betalingen, en door al deze han
delingen wordt ook psychologisch de
situatie nog donkerder afgeschilderd.
Vele fabrieksdeelen worden tijdelijk
buiten gebruik gesteld, andere geheel
geliquideerd, de arbeidstijd als nood
maatregel ingekort en velen ontslagen.
En dan ontstaat het spookbeeld van
werkeloosheid, met zijn onzegbare de
moralisatie voor velen, en met nog
steeds een harde tijd van kale armoede
voor een belangrijk deel der bevolking,
die ondanks de van sommige zijden ge
boden hulp neerkomt op een feitelijke
vermindering van menschelijk geluk.
Dan ontstaat een dof pessimisme in alle
geledingen der samenleving, men ziet
de zaken als waren zfj onverbeterlijk,
en deze stemming is op zichzelf een
factor die den toestand zeker niet roos
kleuriger maakt. Maar desondanks
komt er toch verandering. Zij wordt
echter niet opgemerkt omdat het begin
der verbetering nauw zichtbaar is, maar
ook omdat de algemeene geestestoe
stand inmiddels is overgegaan in een
meer passieve gelatenheid, die niets
anders meer dan het minder gunstige
in den tijd kan ontwaren.
Maar ook deze periode draagt de kie
men van haar einde in zich. Want een
prijsdaling moet volgen. De voorraden,
die moeten worden verkocht, kunnen
enkel hun bestemming vinden tegen
verminderde prijzen. Maar ook de ge
deeltelijke afstooting der o- bo-dige
capaciteit, met een daaraan gepaard
gaande rationalisatie der resleerende
inrichtingen beteekent een belangrijke
kostenvermindering. Geen ongetrainde
arbeidskrachten worden te werk ge
steld, de gemiddelde arbeidsprestatie is
dus hooger. De vraag naar apitaal,
waartegenover in het begin der malaise
een wantrouwend en achterdochtig aan
bod stond, is zeer sterk afgenomen in
den tfjd dat de bank reserves langza
merhand weer zijn aangegroeid. Dit
beteekent tevens het schuchtere begin
van een daling van den rentevoet. Maar
zonder dat de fabrikanten dit al als
een direct voordeel voelen, leggen zij
zich toe op het verkrijgen van orders,
daarbij hun noteeringen zeer scherp
stellend. Zij nemen liever met een ge
deeltelijke dekking der bedrijfskosten
genoegen, dan dat zij de gewenschte
order misloopen. Immers in het laatste
geval, moeten toch de lasten worden
gedragen, die onvoorwaardelijk zijn
verbonden aan het instandhouden van
het productie-apparaat, ook al wordt
het niet benut. Maar daar is een tweede
begin van opleving het gevolg van het
klaarblijkelijke feit, dat ook in slechte
tijden het leven nu eenmaal zijn gang
gaat. Min of meer duurzame verbruiks-
goederen als schoenen, kleeren e.d.,
waarmee men zoo zuinig mogelijk is
omgegaan, raken tenslotte versleten en
vereischen evenals in andere tijden
vernieuwing. De langzame bevolkings
vermeerdering vertegenwoordigt een
beweging, die van betrekkelijk korte
conjunctuurschommelingen onafhanke
lijk voortschrijdt en haar behoefte
voorziening vereischt. De kinderen
groeien en hebben nieuwe zaken noo
dig. Al de hieruit voortvloeiende aan
vragen kunnen in het begin nog wor
den voldaan uit de uit de hausse over
gebleven voorraden. Daarbij is de
vraagvermindering kleiner dan over
een zou komen met de daling der ar-
beidsloonen, daar velen uit hun door
winst of besparing verkregen vermo
gen nog kunnen putten. Tevens ligt er
een tijd tusschen het begin der depres
sie en de loondaling, welke ten gevolge
van collectieve arbeidscontracten, nog
kunnen worden verlengd. Ook de ont
vangers van vaste inkomens vermin
deren hun vraag niet of niet noemens
waardig. En daardoor valt langs dezen
weg tevens licht op het feit, dat voor
den verbruiker in het algemeen de con
junctuurcyclus in de vraag minder ge
prononceerd verloopt dan voor produ
cent en handelaar. De vraag neemt dus
in dit stadium der kringloop langza
merhand weer toe, maar de capaciteit
der industrie is nog steeds boven het
benoodigde. In dezen tijd ziet men dan
ook, dat bij een toenemende vraag de
prijzen niet direct oploopen, wijl juist
in deze periode, ook de drijfveer der
concurrentie sterker is dan wanneer
ook. Ook de rationalisatie, die in 'de
allerslechtste tijden tot stand is ge
bracht, heeft geleid tot de mogelijk
heid van kostenverlaging. En zoo ont
staat het voor velen tegenstrijdige feit,
dat de eerste opleving met een verdere
prijsdaling gepaard gaat. Maar de wer
keloosheid neemt af, constante midde
len worden ook bij de fabrikanten min
der schaarsch, de banken krijgen weer
meer vertrouwen in de uitzetting hun
ner middelen en een meer progressie
ve, verwachtende en hoopvolle geest
maakt zich in grootere mate van ieder
meester. De langzaam toenemende win
sten en de in meerdere mate nog toe
nemende werkgelegenheid voor arbei
ders doen de vraag weer herleven, en
dit alles werkt weer terug op de con
structieve industrieën. Hier zijn wjj
tevens aan het uitgangspunt onzer be
schrijving teruggekeerd. Globaal blijkt
hieruit dat opgang en daling beiden
hun oorsprong vinden in dien het pro
ductie-apparaat zelve liggende techni
sche eigenschappen, die gemakkelijk
leiden, tot een overschatting der ver
wachte vraag, maar dat tegelijkertijd
niet gemakkelijk aan te passen is aan
de bestaande behoefte.
Vgl. hiervoor: Drs. J. A. Coltof. De
conjunctuur gezien van de zijde van het
Spaarverschijnsel. (Aanwezig in de
Openbare Leeszaal, alhier).
(Slot volgt).
Waarom steek je niet tusschen de
Twee rijen? Ik zie er vier.
twee rijen klinkers over?
Moustique, Charleroi.
Hfj: Ik kan mij haast niet voorstel
len, dat je van mij houdt!
Zij: Juist wat mama ook zegt. Wat
zullen jullie, als je het samen altijd
zoo eens bent over de dingen, heerlijk
samen kunnen opschieten!
Ie Buurvrouw: Als je de kinderen
niet zoet kunt houden, stuur ze dan
maar naar mij, dan zal ik ze wat voor
lezen!
2e Buurvrouw: Ja. daar heb ik ze
al mee gedreigd!
Ga toch zitten Evert. Dat is reeds
het vierde glas bier dat je staande
uitdrinkt.
Dat is volgens voorschrift van
den dokter; ik lijd aan opstijging van
bloed en nu zei de dokter, dat dit van
niets anders kwam, dan van 't vele zit
ten in een bierkroeg. Zieje, en daarom
blijf ik nu maar staan.
Mama krijk ik nog een koekje?
En je hebt het eerste nog niet eens
op.
't Is maar dat ik weet, of ik dit
gauw of langzaam zal opeten.