HET BiNNENHOFg
OP EN OM 1
Oefening der linkerhand.
Varia.
Een tocht door het
Braziliaansche oerwoud.
Nog geen vacantie! - Minister Verschuur
en de Drankwet - In de Senaat.
Het is zeer nuttig om alle kinderen
te leeren beide handen evengoed te
gebruiken. „Ja, voor het geval, dat zij
hun rechterhand moeten missen! Vrce-
selijk!" En omdat dat zoo vreeselijk is,
wordt aan de heele stelregel niet meer
gedacht. Dit is een geheel onjuiste op
vatting. Met het ontwikkelen van be
paalde spieren worden ook de ver
standelijke vermogens ontwikkeld en
zelfs voor een mensch met twee ge
zonde handen is het veel waard, wan
neer hij ze beide even goed kan ge
bruiken. Linksche kinderen worden
ook wel gedwongen om hun rechter
hand te ontwikkelen; hetzelfde moes
ten wij doen met de kinderen, die
reeds van nature alles met hun rech
terhand doen de groote meerder
heid doet dit en die bij de tegen
woordige opvoeding ten volle de kans
krijgen om hun linkerhand dikwijls
onverantwoordelijk ten achter te laten
blijven in haar ontwikkeling. Dr. Ar-
maingoud van de Sorbonne te Parijs
heeft dit eenigen tijd geleden nog eens
ter sprake gebracht, waarbij alle des
kundigen van verschillende richting
hem bijvielen. Hij wees er o.a. op, van
hoeveel belang het is, dat een chirurg
beide handen kan gebruiken, al naar
het het beste uitkomt. Toch zijn zulke
chirurgen op het oogenblik nog even
zeldzaam als de beroemde witte raaf.
(Nadruk verboden).
DANKBAARHEID EN LIEFDE.
Een kolonel liet eens zijn nieuwe,
gouden tabaksdoos zien aan zijn offi
cieren, die bij hem middagmaalden.
Kort nadat de doos de rondte gedaan
had, sprak de kolonel verschrikt: „O,
ik heb mijn tabaksdoos niet meer in
mijn zak. Zie toch eens heeren, of mo
gelijk een van u haar in vergissing in
den zak gestoken heeft".
Allen keerden hun zakken om, zon
der dat de doos te voorschijn kwam.
Eén jonge vaandrig sprak zichtbaar
verlegen: „Ik wil mijn zakken liever
niet omkeeren, laat u allen mijn eere
woord, dat ik de doos niet heb, genoeg
zijn". De officieren zagen elkander
hoofdschudend aan en allen hielden
den jongen man voor den dief. Den
volgenden morgen liet de kolonel den
vaandrig roepen en sprak hij: „De doos
is gevonden; doordat er een naad los
getornd was, gleed zij tusschen de voe
ring van mijn jas. Maar zeg me nu
eens, waarom je gisteren je zakken niet
wilde omkeeren?"
De vaandrig gaf ten antwoord: „U
wil ik het wel zeggen kolonel. Mijn
ouders zijn arm, ik geef hun mijn hal
ve soldij en eet 's middags nooit warm
eten. Toen u mij ten eten vroeg, had
ik reeds het brood en de worst in mijn
zak, waarmee ik dien middag mijn maal
dacht te doen, en hiervoor schaamde ik
mij tegenover de officieren".
Getroffen sprak de kolonel: „Van nu
af kom je bij mij je middagmaal ge
bruiken. Je kunt dan des te meer van
je soldij aan je ouders afstaan. Zij
mogen trotsch zijn op zulk een zoon".
Waar het moderne leven
nauwelijsk doordringt.
Door het halfduister rijden wij, zien
hemel noch aarde. De muildieren zet
ten voorzichtig de slanke pooten tus
schen de varens. Wij, die in het zadel
zitten, moeten steeds weer de vochtige
twijgen, de doornen struiken, het zwie
pende riet, dat in het gezicht slaat,
ontwijken. Met opgeheven arm en i ij-
stokje beschermt men zich tegen dun
ne twijgjes en buigt zich diep over den
nek en de borstelige manen van den
muilezel, als men door den grooten tak
wordt bedreigd. Wij ademen de zweet-
damp van het dier in, dat zich met de
geur van het leder van het zadeltuig
vermengt en de zware geur van rot
tend hout en oerwoudbodem.
In het woud is de hitte niet zeer
groot, maar de vochtige warmte ver
slapt en werkt neerdrukkend. Ter
zijde van het uitgehakte pad kan men
slechts loopend, voetje voor voetje
voorwaarts komen, wanneer men zich
met een groot kapmes meters en me
ters weg slaat. Een wandeling, die niet
alleen genoegen biedt. Gaat er hier
soms een wild geworden muildier van
door, dan doet de berijder het beste
zoo spoedig mogelijk zich er af te laten
glijden, wil hij zijn leven sparen.
Ja, het is niet gemakkelijk op muil
dieren te rijden. Dikwijls ziet men het
den mooien dieren aan, dat zij den
rijders weinig gunstig gezind zijn. Er
zijn weer andere, die niets van een
doode last als pakzadels of anderszins
moeten hebben en zoodra zij een be
rijder hebben, zijn ze tevreden.
Wij komen over een kleine open
vlakte met een beekje, welks kabbelen
verkoelend aan ons oor klinkt. De rand
van het water is over een geheele
lengte wit als besneeuwd. Een rusten
de zwerm vlinders, millioenen en mil-
lioenen, die door het trappelen der
hoeven opschrikken. Als dichte sneeuw
vlokken dwarrelen ze ons tegemoet.
Ik sluit mijn oogen en houd den zak
doek voor mijn neus. Honderden, war
me, weeke, kleine stootjes tegen het
gelaat. Het geeft den indruk of men
wakker wordt afgedept. Ik open de
oogen weer en houd de handen voor
mijn gezicht. Onder mij is de weg wit
van vertrapte vlinders crême-kleu-
rig bloed vloeit uit kruipende, trekken
de lichaampjes.
De Gaucho, die naast mij rijdt, zegt:
En dan zijn er nog menschen, die dit
ongedierte verzamelen. De weg wordt
nu een weinig breeder en aan den
rand staan eenige primitieve altaar
tjes, tempeltjes uit steenen gemetseld,
waarin beelden van de Heilige Moeder
Gods, versierd met borst crêpe papier
en brandende kaarsen. Een neder
zetting moet dus in de buurt zijn.
In een dozijn leemen hutten en
blanken hokjes, die alle een paar
honderd pas van elkaar af zijn ge
legen, leeft een hoopje menschen aan
het einde van de wereld, in zalig niets
doen en tevreden, doch door het kli
maat, de hitte en de koorts verzwakt.
Zij hebben met hun talent niet gewoe
kerd, maar zij hebben toch iets van
edellieden over zich. Nog in geen
honderd jaar zullen expresse trei
nen puffend naar hen toe snellen.
Hier komen slechts muilezel karava
nen en zware ossenwagens met een
dozijn trekdieren bespannen en zoo nu
en dan eens verdwaalde touristen, die
op een pleiziertochtje zijn.
Er is een „venda" in het dorp na
tuurlijk. De herberg met haar klein
winkeltje-van-alles. Mijn muilezel
houdt vanzelf stil bij elke venda. Men
krijgt hierdoor een indruk van den
vroegeren bezitter.
Binnen in de kleine gelagkamer is
het koel. Wij staan voor een houten
schenktafel voor een ouden donkeren
mulat, die serveert. Zijn rimpelig,
grauw bruin gezicht is versierd met een
wit, kroesachtig baardje. Moede, droeve
oogen, tusschen stompjes tanden steekt
een pijp uit een maiskolf gemaakt.
Achter den rug van den ouden uit de
hut van Oom Tom zijn vakken met snij
werk, zwarte boonen, mandiokaneel,
rijst en bruine suiker. En een paar
flesschen. De etiketten zijn kunstwer
ken. Men kan zich in het oerwoud er
kinderlijk over verheugen. De men
schen in de herberg zijn zwart of hou
den het midden tusschen koffie met
melk en citroen.
Buiten barst een tropische regenbui
los. Een stroomend suizen van water.
Als een bosoh van glazen stengels
schijnt de zware regenval. Tienduizen
den regenstralen slaan met woedend
gekletter op het gegolfd ijzeren dak.
Het geruisch in de wereld, dat ons
het treurigste van alles stemt, 't Wordt
na urenlang een foltering en als het
dagenlang aanhoudt, komt men tot ont
zettende gedachten.
De muildieren staan moe, ontspan
nen met hangende staarten en koppen,
nat als verdronken katten en zijn
slechts parodieën van zichzelf. Zij wor
den naar een open plek in de buurt ge
bracht, terwijl ik in een hoekje van de
gelagkamer een deken spreid en mij
moe op den grond laat vallen.
Des morgens trekt men mij onder de
deken weg. Met pijnlijke ledematen
hink ik door den morgennevel, hoor
het tikken van de maïskorrels in de em
mers om de muilezels te lokken. Ook
zij slapen nog half en zijn makkelijk
te vangen. Aan den rand van den weg
vlamt een vuur op rond een dampende
koffieketel. Aandachtig wordt de eer
ste sigaret gerookt. Zoo begint de dag,
elke dag op dezen rit.
Het eerste half uur schijnen de pijnen
in de nog steeds niet gewende beenen
onverdragelijk. Wij rijden zwijgend.
Tfder is in gedachten verzonken.
Waarover de anderen piekeren weet ik
niet. Tk verheng mii on de kust- op de
zee, waarvan ik weet dat zii tot Europa
reikt en op een bed, een echt met witte
lakens overtrokken bed.
Wh' draven verder en komen op
"roote vlakten waar de zon onbarm
hartig schroeit en de hoeven der muil
dieren rood" stofwolken oniagen. Als
een roode sluier hangt deze stof om
de karavaan. Het zien wordt moeilijk,
het spreken onmogelijk, het leven tot
een last. Muildieren en berijders gelij
ken op zweetende, vuile, roode spook
gestalten.
Maar de gedachte aan de kust, die we
binnen enkele dagen zullen bereiken,
doet veel verzachten.
(Nadruk verboden).
Een waarschuwing.
Mijnheer Flips: Weet je nog, dat
je voor ons huwelijk gezegd hebt, dat
je nooit de man van een armen man
zou kunnen zijn?
Mevrouw Flips: En dat ben ik
toch ook nooit geweest?
Nee, maar dat zal je heel gauw
wezen, als je op denzelfden voet als nu
voort blijft leven.
Die man was ziek tengevolge van
overwerktheid.
Toch geen besmettelijke ziekte,
dokter?
Buen Humor, Madrid.
W E E K-
KRONIEK
Den Haag, 14 Mei.
De Tweede Kamer onzer Staten-Ge-
neraal heeft wel op Woensdag 13 Mei
j.1. de huishoudelijke begrooting van
het Huis in comité-generaal behandeld.
Wat een teeken is, dat het groot zomer-
verlof met rassche schreden nadert.
Edoch, in dit zeer-bijzonder geval
moet men er zich toch op voorbereiden,
dat de beide takken onzer Vertegen
woordiging, ook de Senaat stelde
reeds zijn huishoudelijk Budget voor
1932 vast, zeer vermoedelijk tot in
Juli hunne openbare zittingen zullen
hebben voort te zetten.
In de Tweede Kamer gaat 't nu dag
aan dag tusschen het Parlement en
onzen hoog-intelligenten Minister van
Arbeid, Handel en Nijverheid, Exc.
mr. T. J. Verschuur, over de door hem
ingediende Drankwet.
De bewindsman staat hier tegenover
een reuze-taak.
Het getal amendementen, op zijn
Drank-ontwerp ingediend, gaat het cij
fer van honderd een héél eind te-buiten.
Nu zijn er wel groepen van amende
menten, die zoozeer met elkander ver
band houden, dat het lot van 't eerste
ook beslist over dat van de volgende,
maar: ook dan bleven er nog genoeg
over om te kunnen voorspellen, dat de
behandeling van het Drank-ontwerp
nog vele, vele dagen zou moeten duren!
De behandeling van art. 1 duurde al
buitengewoon lang.
Ik verwijs hier naar uwe verslagen
over de behandeling van Minister Ver-
schuur's Drank-ontwerp in de Tweede
Kamer.
De katholieke bewindsman gaf ook
bij deze gelegenheid blijk van zin tot
samenwerking met de Kamer, zon
der dat Z. Exc. van Arbeid, H. en N.
een oogenblik prijs gaf iets van wat
mr. Verschuur ook bij deze gelegenheid
als principieel-onaantastbaar had ge
steld.
Allereerst, weten wij nu, de
Plaatselijke Keuze.
Welke de oud-minister prof. Slote
maker de Bruïne in het ontwerp had
willen opgenomen gezien.
De ,,Local Option", door Minister
Verschuur onaannemelijk verklaard,
op constitutioneele en andere gronden
(wederom verwijs ik naar uw verslag),
waarna in den zeer laten namiddag
van Dinsdag 12 Mei j.1. dr Slotemaker
(beseffend, dat hij met zijn Plaatselijke
Keuze-amendement slechts échec zou
kunnen lijden), dat voorstel wijselijk-
tactiseh introk.
Daarmee was 't voorloopig met de
„Local Option" in ons Parlement uit.
Tweemaal zond ons Lagerhuis het
naar den Senaat.
Die de Plaatselijke Keuze weigerde.
Deerlijk was het échec, door prof.
Slotemaker de Bruïne er nu wederom
mee geleden.
Voorloopig, in afzienbare toe
komst, zal toch wel zeer ver
moedelijk niet pogen, alsnog dezen
vorm van drankbestrijding in onze wet
geving op te nemen.
Den 12en Mei was de „dag der Plaat
selijke Keuze" in ons Lagerhuis. Ik zal
er niet lang bü stilstaan.
't Bind van het zeer-lange liedje was,
dat prof. Slotemaker zijn amende
ment tot het inlasschen van de Plaat
selijke Keuze terugnam.
Begrijpend, dat de oud-minister,
voorganger van mr. Verschuur,
slechts op deze wijze een nederlaag kon
ontloopen.
Op wezenlijk-krachtige wtjee had de
Minister de aanvallen, op zijn Drank-
ontwerp gewaagd, afgeslagen.
Hii heeft „over de gansche linie"
overwonnen.
Over de behandeling der nieuwe
Drankwet teeken ik nog aan, dat de
vrijheid der verpachting, welke onder
de bestaande Drankwet is geworden
tot een zoodanige regelmatige ontdui
king der wet, dat Exc. mr. Verschuur
aanvankelijk dacht over wettiging,
is dan toch niet in de nieuwe Drankwet
gekomen.
De Minister nam de vorige week
na overleg met de Commissie van Voor
bereiding, de verpachtingsmogeliik-
heid weer terug.
De katholiek mr. Van Hellenberg
Hubar trachtte toch nog de verpachting
te redden. Voelde zich gedrongen, zijn
daartoe strekkend amendement terug
te nemen.
Over diverse amendementen liepen
de disoussiën vast.... Zoodat Praeses
Van Sohaik zich genoodzaakt zag, in
den tamelijk vroegen middag van 13
Mei, in den vooravond van Hemel
vaartsdag, schorsing der delibera-
tiën over het Drank-ontwerp door te
voeren.
Wat zeer goed mogelijk was.
Het ontwerp is „op één oor na
gevild".
Minister Verschuur, nogmaals ge
constateerd, heeft gezegevierd. Er
is geen wezenlijk-warme attentie meer
voor deze wetsvoordracht.
De Kamer is Woensdag-middag met
HemelVaartsdag-recèsje gegaan.
We zullen in de week, a.s. Dinsdag
19 Mei beginnend, het Drank-ontwerp
wel tot het eind-stadium brengen.
Eerste Kamer.
Voor den Senaat is, alvorens de
groote parlementaire vacantie in 1931
aanbreekt, nog een lange lijst ont
werpen af te doen.
Op Woensdag 13 Mei werd door het
Hoogerhuis oftewel parlementair Huis
van Cassatie afgedaan: het ontwerp tot
aanvulling van de Leeningwet-1914 en
heffing van opcenten op den tabaks
accijns op sigaretten.
Ik teeken van de discussie aan, dat
Minister De Geer, die na de gebruik
keliike pauze aan het woord kwam te*
verdediging van het wetsvoorstel,
als zijne meening uitte, dat: de vraaa
of en in hoeverre de gemeentebesturen
hulp zouden moeten krijgen uit d®
Rijks-kas bij de bestrijding van crisis»
uitgaven, er niet een is, welke bij dit
ontwerp kan worden beantwoord. 7ij
ligt aldus de Minister van Financiën,
meer op het terrein van Binnenlar l-
sche Zaken.
Minister De Geer verduidelijkte n
dat wat de overschotten uit het Lf
ningsfonds betreft, 't z. i. beter is,
deze thans te gebruiken tegelijk met
een verhooging van de sigaretten-be
lasting. Ter bestrijding van crisis-uit
gaven.
Beter, aldus Z. Exc. van Finan
ciën, dan: naast deze belasting an
dere, nieuwe uitgaven de bevolking op
te leggen.
Op verhooging van middelen uit de
Dividend-belasting heeft Z.Exc. al zeer
weinig hoop.
Ik teeken nog aan, uit mr. De',
Geer's rede, dat wat de uitgaven voor
werkloosheids-bestrijding betreft,
een suppJetoire begrooting van Bin-
nenlandsche Zaken en van Arbeid in
bewerking is.
Verschillende ontwerpen zijn nog
door den Senaat voor de koninklijke
sanctie rijp gemaakt.
De volgende week komt ons Hooger
huis wederom bijeen. Mr. ANTONIO.