ALS DE NIEUWE MAAN OPGAAT.
De stoom - caroussel.
Beste jongens en meisjes!
Juist deze laatste weken voor de
zomervacantie krijg ik er nog verschil
lende raadselvriendjes en vriendinne
tjes bij, als die met het najaar ook mee
doen, dan belooft het. van den winter
wat te worden. Nog veel meer dan
honderd kinderen zullen er dan mee
doen en we krijgen dan een Jutter vol
briefjes. Nee hoor, zoo erg zullen we
het maar niet maken, hè? want dan
zou het kinderverhaal er bij inschieten
en de rubriek „voor onze meisjes" en
nog veel meer leuke dingen, die julie
vast niet graag zouden missen. Maar
enfin, dat is van later zorg, we krijgen
nu gelukkig nog den zomer Heerlijk
is dat, geniet maar iederen dag veel
van het mooie meer, spring naar buiten
in de warme zon en als je zwemmen
mag van je vader en moeder duikel
dan maar lekker in het water. Maar
denk er om, wees voorzichtig, vooral
de jongens! en ga niet uit opschepperij
ver van den kant zwemmen en ga nooit
op het strand verder in zee dan tot je
buik. Want- dat is niet noodig, maar
roekeloos en dom.
En nu jullie briefjes weer.
Laurie Hagen. Leuk, dat jouw broer
tje nu ook kan loopen, want dat is* zoo'n
vermakelijk gezicht en dan heb je zooveel
pleizier. Broertje van mij liep al toen hij
ruim negen maanden oud was, maar hij is
wel honderd maal gevallen en ik geloof niet
dat hij vanaf dien tijd, zonder blauwe bul
ten of schrammen geweest is. Hij klom op
stoelen of op de divan en stak dan b.v. heel
tr.omfantelijk zijn beide armpjes in de lucht
en dan tuimelde hij natuurlijk naar beneden.
Nu klimt hij zelf de trap al op en af. We
moeten hem heel erg in de gaten houden.
Loesje Robert. Ik denk dat jij een
van mijn jongste vriendinnetjes bent,
Loesje, pas zeven jaar oud. Ik ben benieuwd
of je de raadsels altijd op zal kunnen lossen.
Joh. T ij d e m a n. De groote stekel
(het roodborstje) is dood, Joh. en het heele
kleintje is ook gesneuveld, maar de andere
twee kleine zijn nog in blakenden welstand,
't kan natuurlijk wel zijn dat er een neus-
verkouden is, maar dat kan ik zoo niet zien.
Antje Tijdeman. Nee, ik ben Zon
dagmiddag niet op strand geweest, Antje,
je zal dan zeker een ander voor mij aan
hebben gezien. Het gedichtje zal ik bij ge
legenheid wel eens opnemen, misschien
volgende week wel.
Annie Koningstein, IJmuiden.
Een leuke tocht heb jij weer gemaakt, An
nie, daar krijg je natuurlijk nooit genoeg
van om naar al die beesten te gaan kijken
in Velserbeek, vooral naar de herten,
die je zoo prachtig vindt en dan die pauw,
als de foto goed is, wil ik er graag een heb
ben. Een leelijke streek was het van die
aap om je in je vinger te knijpen toen je
hem een stuk koek gaf. Een echte apen
streek.
Annie Jansen Ik zal eens kijken
wat je volgende week van het rijmpje en
je eigengemaakte raadsel,terecht hebt ge
bracht, hoor Annie.
Jaap Sinnige. Als je wilt dat ik jou
een briefje schrijf, Jaap, dan moet je mij
ook wat schrijven en niet in twee regeltjes
zeggen dat je niets weet te schrijven, dan
kan ik je ook niet antwoorden. Vertel me
maar, wat je gedaan hebt die week en wat
je gespeeld hebt. Dat is toch niet zoo
moeilijk?
Meta Sinnige. Als ik nu langs jullie
huis kom, zal ik mijn oogen toch nog eens
extra wijd open zetten, Meta, misschien dat
ik de schelpen dan zie. Jij vindt het dus
fijn dat je twee maanden vacantie krijgt.
Geniet er dan maar flink van. Dag, hoori
Agatha de B i e, IJmuiden. Je leest
het boek maar als je er tijd voor hebt,
Agatha, maar brdnd nu maar bruin in de
zon, dat is veel gezonder dan boeken lezen.
Als je het gelezen hebt, dan schrijf je er
maar eens over.
Hendrik Kramer. Dat was een leuk
bedacht eigen raadsel, Henk en het wordt
ook vast geplaatst, hoor.
T. Weiland. Denk er-om dat je je
voornaam schrijft, hoor. Ik heb zooveel
vriendinnetjes, dat ik het heusch allemaal
niet onthouden kan. Je
drie eigengemaakte raad
sels zijn goed. Dank je
wel voor de moeite.
L e i d a v. d. Kamp.
Heel goed was dat raad
sel, Leida, weer eens wat
anders. Het wordt dus
geplaatst.
Ino Boels. 'k Ben
benieuwd wat er van het gedichtje terecht
komt, Ina. Mijn adres heb je dus uit de
derde of vierde hand. Maar je bent er dan
toch maar achter gekomen.
Mon Bonte. Nee, ik wist niet dat
Beppie in de la Reystraat woonde, Mon,
dan kom jij daar zeker ook wel eens? Mis
schien bots je wel eens tegen me op.
Jacobajetje Ox. Voor goed zomer
krijgen we nooit, Coba, want over een paar
maanden is het weer herfst en dan weer
winter en dan lente en zoo gaat het maar
door tot jij een oud vrouwtje bent en dan
nog langer. Dank je wel voof je nieuwe
raadsel.
T i n y Leen. Als je dus weer heelemaal
beter bent, krijg ik de beloofde groote brief
van je Tiny? Dan schrijf ik jou ook meer,
hoor.
Corona Vos. Voor dezen keer is het
raadsel goed gerekend, Corona, want je kon
toch moeilijk 't Juffertje uit Indië terug
laten komen.
Annie Walboom. Je versje is weer
opgenomen, Annie, jij fvordt mijn kleine
dichteres.
Beppie Keijzer. Ik heb me dus drie
jaar vergist, Beppie. Nü is het waar dat er
vaak weinig verschil is tusschen een kind
van negen en een van twaalf en ik zou ook
niet graag willen beweren dat je leelijk
schrijft Ja, Rita groei* iedere week bijna
twee ons en is dan ook al een lekker dik-
kertje. Broertje is altijd erg lief tegen haar,
alleen toen zijn moeder, hem de vorige
week een tik gaf, omdat hij ondeugend was,
gaf hij in dezelfde vaart zijn zusje een pats.
Misschien dacht hij broertje en zusje zijn
een en als ik een klap heb moet je er o«k
maar een hebben. Maar dat zullen we hem
wel anders leeren.
A a f j e v. L e e u w e n. Je naam is met
dikke letters bij de goede oplossers geno
teerd, hoor Aafje, want je raadsels waren
goed.
Johanna en Agatha Koelemey.
Ik zwem ook al, Joh, maar ik vind het wa
ter nog niets lekker. Als je er een tijdje in
bent, gaat het wel. Hoe zijn jullie nu weer
achter mijn adres gekomen. Al die raadsel-
vriendjes en vrindinnetjes lijken wel speur
dersneuzen te hebben. Ver-tel je me- het
eens?
Louise v. Schaik. Wat heb jij een
massa dingen hetzelfde als je vriendin,
Louise, dezelfde klas op school, in dezelfde
maand jarig, alle twee 12 jaar. Dat zal wel
een bizonder goede vriendschap zijn.
Je hebt weer flink je best gedaan met je
eigengemaakte raadsels en me ook een
grooten brief geschreven.
Een van de kinderen was zoo dom 1
geweest zijn naam te vergeten.
Nu, Jongens en meisjes, tot een vol
gende week maar weer.
Kindervriend.
Onze Helder wordt steeds mooier
En kan straks weer geuren gaan,
Als men aan de Buitenhaven,
Ziet wat daar weer wordt gedaan.
Eerst dan krijg je 't Peperhuisje
Wat er honderd jaar vast staat,
Wordt nu spoedig afgebroken,
Met den grond gelijk gemaakt.
Dan de hekken om de gebouwen
Gaan een metertje omhoog,
Als het water dan gaat wassen,
Zitten wij tenminste op droog.
En de palen langs den straatweg,
Waar wel eens een schip aan meert,
Worden uit den grond getrokken,
Behoeven nu niet meer geteerd.
En je krijgt een breeden rijweg,
Met een heele nieuwe straat,
Die de auto's, die daar rijden,
Met gemak passeeren laat.
e
Langs dien rijweg komt dan ook nog
Een heel mooi breed trottoir,
Onze Helder heeft dan zeker
Een der mooiste boulevards.
Annie Walboom.
Voor deze aardige proef hebben wij
o. a. noodig een leege wijnflesch van
het gewone model (mag desnoods ook
nog gevuld zijn), twee vorken, twee
eieren, twee vingerhoeden, een eind
draad en een naald. Eerst zuigt men de
eieren uit door er een klein gaatje in
te boren, of men blaast ze uit, door aan
het tegenovergestelde einde eveneens
een dergelijk gaatje te prikken. Maar
niet te hard tusschen de vingers druk
ken, hoor! Dan neemt men de beide
vingerhoedjes en bevestigt deze niet
het stuk draad zóó aan de eieren, dat
ze er vlak onder komen te hangen, zoo
als de teekening aangeeft.
Nadat wij dus op deze wijze de eieren
in „luchtballons" hebben veranderd,
waarbij de vingerhoeden de gondels
zijn geworden, moeten wij ze^net wa
ter vullen. Dat doen wij door de eier
schalen voorzichtig eenigszins te ver
warmen en ze dan in koud water onder
te houden, totdat er geen luchtballetjes
meer opstijgen. Daarop neemt men de
beide vorken, steekt ze in de kurk en
steekt de naald van onderen in de
kwik. Het beste is een stopnaald. Op
de opening van den hals leggen wij een
cent en op deze cent wordt nu de naald
punt geplaatst, zoodat de beide vorken
goed in evenwicht staan en gemakke
lijk draaien. Aan de andere einden der
vorken worden de eieren opgehangen»
Door de vingerhoeden gedeeltelijk te
verzwaren met hagelkorreltjes, kan
men het evenwicht van de vorken nog
verbeteren. Nu steekt men in iedere
►vingerhoed een klein, in spiritus ge
drenkt watje en steekt dit aan» Als de
beide gaatjes nu in de goede richting
(achterwaarts) wijzen, zal de draai
molen, net als een echte stoom-carous-
sel, door de werking van de ontsnap
pende stoom gaan draaien. Als men de
eieren „doorgeblazen" heeft, rppet men
natuurlijk het voorste gaatje dichtplak
ken, met stopverf of iets anders. En
nu aan den slag!
Patiënt: „Denkt u dat ik genezen zal,
dokter?"
Dokter: „U hebt een mooie kans, in
negen van de tien gevallen sterft men
aan deze ziekte. Maar u is mijn tiende
geval, en de negen vorigen zijn er alle
maal aan gestorven".
Wij weten allen, dat de Maan, de
trouwe begeleider van de Aarde, in den
loop van een maand voor ons uiterlijk
geheel verandert. Precies in een maand
hebben die veranderingen weliswaar
niet plaats, want het geschiedt in een
tijdsruimte van 29 dagen, 12 uren, 44
minuten en 3 seconden. Gedurende
dezen tijd groeit de maan van een
smalle sikkel aan tot een cirkelronde
„volle" maan, om daarna weer af te
nemen. Deze verandering der maange-
stalte hangt af van den stand van de
maan, ten opzichte van de zon, want,
zooals algemeen bekend is, straalt de
maan zelf geen licht uit, doch datgene,
wat wij als maan bedoelen, is alleen de
weerspiegeling van de zonnestralen,
die de maan verlichten. Weliswaar
wendt de maan steeds slechts één zijde
naar de aarde; de andere zijde, die nog
nooit door ons, aardbewoners, is aan
schouwd, blijft eeuwig in het duister
gehuld.
Of de mpan groeit öf afneemt, kan
men zien uit den stand van den maan
sikkel. Er zijn verschillende regels
hiervoor, waardoor men het gemakke
lijker kan onthouden. Staat de sikkel
zoo, dat debolle zijde naar rechts is
gewend, dan zou men door de beide
uitende punten met een rechte lijn te
verbinden, de letter d vormen, de be
ginletter van het Fransche woord
„dernier", hetgeen „laatste" beteekent.
De maan staat dan dus in haar „laatste
kwartier" en dus krijgen wij kort daar
op nieuwe maan. Is de stand van de
maansikkel omgekeerd, dan kunnen
wij op dezelfde wijze de letter p vor
men, hetgeen „premier", of eerste
kwartier beteekent. Ook zegt men wel,
dat de maan met de bolle zijde naar
rechts een D vormt, hetgeen „Dik"
beteekent en dus op toenemen slaat.
Wie op een heel groote reis gaat,
b.v. naar Zuid-Afrika, die kan dit re
cept natuurlijk niet meer volgen. De
stand van de maan is verschillend,
naarmate wij ons op een andere plaats
ter wereld bevhiden. Op de afbeeldin
gen is duidelijk te zien, hoe de maan.
kort na zonsondergang, in de verschil*
lende werelddeelen staat. In de Noorde
lijke gematigde zóne, dus waar wij
leven, wijst de punt van de maansikkel
links omhoog. In de Noordpoolstreken
staat de maansikkel precies recht over
eind. In de Tropen, dus in de aequator-
gebieden, ligt zii plat in de lucht om
dan hoe verder wij zuidelijk komen,
-met de linker punt te stijgen, totdat in
de Zuidpoolstreken beide punten naar
rechts wijzen.
Niet zelden wordt tegen dezen regel
door schilders gezondigd, welke land
schappen schilderen, waarop de maan
voorkomt. Als wij soms Italiaansche
schilderijen zien, staat de maan, even
als dit voor de Zuidelijke gematigde
zóne geldt, met de punt naar rechts..
Misschien hebben jullie dit wel eens
gezien. En anders zal je vast en zeker
wel eens in je leven in de gelegenheid
zijn een dergelijke fout vast te steWen.
mmmm