Hiujiiii,. SAMBO EN JOCKO VAN EEN LEEUW EN EEN AAP ||j|ümHI x xxxxxxxxx x x Ons kinderverhaal. Medie en Seppie. Wie kan een glas met de vlakke hand optillen? Ket paard. RAADSELS. X X X i Een verhaal van twee vroolijke takshondjes. Medie was een kleine bruine takkel. Jullie hebt zeker- allen wel eens een takkel (spreek uit: tekkel) gezien; het zijn van die aardige, zwartbruine hond jes, met heel korte pootjes, die altijd eenigszins krom zijn, zoodat hun lijfje heel dicht bij den grond is, ze hebben verstandige, donkere oogen. Nu van die takkels ga ik jullie wat vertel len Zooals ik reeds zeide, Medie was een kleine, bruine takkel. Ze was altijd vroolijk en gehoorzaam. Maar van daag? Neen maar, dat was verschrik kelijk! Zijn vrouwtje had dien dag een deftige theevisite en nu was zij heel druk in de weer om alles in orde te krijgen; er zouden drie of vier dames komen, die altijd heel zuur voor zich uit zaten te kijken en c^e heelemaal niet van grapjes hielden. Medie be merkte al heel gauw, dat haar vrouw heelemaal niet op haar lette en liep brommende de keuken in, waar Mina, het keukenmeisje, druk bezig was met het maken van een cake en van koek jes, zoodat zij ook niet veel aandacht aan hem kon schenken. „Neen maar, dat mankeert er nog maar aan, dat jij om me heen zoudt draaien!" zeide zij, „vooruit, maak dat je weg komt!" Medie schudde haar lange ooren heen en weer en hup, sprong ze op den keukenstoel, die voor het open staande keukenvenster stond. Wat was dat? Hoorde zij de hond van de buren niet blaffen? Warempel, het was Seppie, haar vriend! Precies als Medie, stond ook hij voor het keuken venster naar buiten te kijken en blafte tegen haar: „Goeden dag, Medie!" „Dag, dag!" blafte Medie terug .„Mijn vrouw komt vandaag bij" jouw vrouw op visite, weet je dat?" knorde Seppie. „Kom jij mee?" blafte Medie vol hoop tegen haar vriend. Neen, dat is 't hem juist, tot mijn spijt mag ik niet mee komen, wat onaardig, vindt je niet?" blafte Seppie. „Ach, mijn goede vriend, dan ben ik vanmiddag heelemaal al leen met die dames!" Treurig liet Medie de ooren hangen en deed haar mooie, bruine- oogen toe. „Weet je wat", blafte Seppie, „dan gaan we er samen op uit!" „O, fijn", blafte Medie vroolijk terug, „ik zal zien, hoe ik naar beneden kom". Vroolijk sprong zij daarop van de keukenstoel en rende allerdwaast door de keuken heen, terwijl zij allerlei dol le sprongetjes maakte. 's Middags ging Medie beneden aan de trap bij de straatdeur zitten wach ten, om haar snoode plan te volvoeren. Er wordt gebeld en Mina komt de trap af, keurig in het zwart gekleed met een fijn wit schort voor. Zij opent de deur. Wip! En met een vluggen sprong is Medie de deur uit, nog vóór de visite den tijd heeft binnen te komen en zoo doende draafde zij in één stuk voort naar haar vriend Seppie, die reeds op haar zat te wachten. „Zeg Seppie", blafte Medie, „waar gaan wij naar toe?" „Naar buiten, naar het bosch", ant woordde deze en met groote sprongen joeg Seppie voort, terwijl Medie de grootste moeite had om hem te volgen en als een gummibal achter hem aan holde. Eindelijk waren zij geheel en al uitgeput en lieten de tongen uit hun bek hangen. Langzamerhand begon het donker te worden en de kleine Medie werd bang. „Zeg Seppie", blafte zij, „wij moeten naar huis terug!" „Ach ja", antwoordde Seppie, die zich bij de herinnering aan zijn vrouw niet erg op zijn gemak voelde, „we zullen wel gaan". Zjj waren geen van beiden erg vroo lijk gestemd, nu zij aan de gevolgen van hun wegloopen dachten. Met ver eende krachten gelukte het hen einde lijk den terugweg te vinden en kwamen zij eindelijk doodmoe in het donker bij Medie's huis aan. „Hoe komen wij nu in huis?" jammerde deze. „Laat mij maar begaan!" blafte Sep pie terug. Wat denk jullie nu wel, dat hij deed, de slimmerd? Hij sprong tel kens tegen de deur op, waarbij hij dan met zijn pootje tegen het klepje van de brievenbus duwde, zoodat dit heen en weer klepte. Hij had zeker wel eens opgemerkt, dat de postbode de brieven door de opening duwde en dat het klepje dan tikte. Mina, die rustig in de keuken zat te breien, hoorde onop houdelijk de brievenbus klepperen en stond tenslotte op om eens te kijken, wat daarvan de oorzaak was. Daar het erg donker op straat was, deed zij eerst het raampje van de voordeur open en toen zag ze tot haar verbazing de beide honden buiten staan. „Zoo, zijn jullie daar, booswichten; nu je kunt gelooven, dat er wat voor jullie opzit, hoor. Vooruit Medie, naar binnen. Hier Seppie, kom jij maar met me mee natfr jè huis, dan zal ik voor je bellen". Medie liep met haar staart tusschen de beenen en hangende ooren naar binnen en Seppie sloop schuldbewust achter Mina aan. Na dien tijd zijn het heel gehoor zame honden geworden, die liever geen straf meer kregen voor zoo'n on deugend weglooperijtje. (Nadruk verboden). Nieuwste model stroohoed. Met ventilator. Lustige Sachse, Leipzig. In Japan worden jaarlijks ongeveer vier millioen ton haring gevangen. Van deze enorme hoeveelheid dient on geveer vier vijfdevoor bemesting van de rijstvelden! óm een wijnglas, dat bijna tot den rand met water gevuld is, met de platte hand op te tillen, d.w.z. met uitgestrek te vingers, lijkt bijna onmogelijk en toch heeft men daarvoor geen lang jarige oefeningen noodig. Men drukt de uitgestrekte hand stevig op den rand van het glas terwijl en tevens, zoo als de onderste afbeelding het aan geeft, de vingers naar onderen om buigt. Daardoor wordt de handpalm zacht en rond en ontstaat er, nadat men de vingers weer heeft gestrekt, een luchtverdunde ruimte tusschen hand en waterniveau. Het glas zuigt zich op deze wijze aan de hand vast en men kan de arm oplichten (natuurlijk lang rand van 't glas terwijl men tevens, zoo glas van de hand loslaat. Wees echter voorzichtig en neem niet het beste kris tallen glas, dat er in moeders glazen kast te vinden is. Hoe een schooljongen over dit dier in vroeger dagen dacht. „Het paard is een dier, het heeft vier pooten, aan iederen hoek een. Van achteren heeft er nog een, dat is de staart. Van voren heeft het paard een kop, die open kan. Dan ontstaat een gat, daar doet het paard eten in. Boven op die kop zitten de ooren. Daar hoort het paard mee. Achter die ooren heeft het paard manen. Daar houdt papa zich aan vast als hij van ons paard „Minka" valt. Eens viel papa een gat in zijn broek. Toen kreeg hij van mama een standje. De paarden zijn op verschillende wij zen geverfd. Anderen heelemaal niet. Eenige paarden dienen ook bij de sol daten. Magere paarden heeten knol len. Sommige knollen gaan dood. An deren worden geslacht. Dan wordt er biefstuk van gemaakt. Mama vindt die biefstuk lekker. Het paard is van on deren van ijzer. Dikwijls krijgt hij daar nieuwe teenen aan van den smid. Als de draaimolen komt, dan is hij van hout. Dat kost een cent; dat doen wij graag. Als de man het niet ziet, dan kost het niets." Het zou wel aardig zijn eens te we ten hoe de kinderen van tegenwoordig over het paard denken. Of misschien denken ze er heelemaal niet over. Oplossingen der vorige raadsels. I. Apeldoorn Pelikaan Edelman Lakens David Otto Oor Ra N II. Een gat in je ko„ Goede oplossingen van beide raad sels ontvangen van: C. B.; J. B.; A. en M. B.; A. de B. (IJmuiden); M. B.; I. B.; C. C.; D. C. D.; G. D.; N. D.; M. G.; L. H.; N. v. d. H.; A. J.; H. K.; J. P. v. d. K.; N. K.; A. K.; L. v. d. K.; A. E. K.; B. K.; J. K.; D. en S. L.; A. v. L.; T. L.; G. M.; J. O.; W. en L. R.; C. v. S.; L. v. S.; R. S.; A. v. S.; M. en J. S.; A. en J. F.; S. T.; C. V.; T. W.; A. W. Nieuwe raadsels. I. X Op de kruisjeslijnen komen de leuke sprookjesmannetjes le rij een medeklinker. 2e rij een huisdier. 3e rij een wapen. 4e rij een soortschaal. 5e rij het gevraagde woord. 6e ry als wij op de foto gaan dan krijgen wij een? 7e rij waarmee iets vast steekt. 8e rij een lichaamsdeel. 9 rij een medeklinker. (Ingez. door Fr. S.) II. Welke kousen worden niet gedragen? (Ingez. door B. B.) In 1650 brachten de Hollanders eeni ge koffieboomen van Mekka naar Ba tavia, waar daarna algemeen groote aanplantingen gedaan werden, later ook op de Soenda-eilanden. Van een koffieboom uit den botani- schen tuin te Amsterdam kreeg Bode wijk XIV een stekje en daarvan stam men de aanplantingen in West-Indië af. s <m,llil door G. Th. ROTMAN Iï9- Bij 't vallen van den avond zoeken Zij een schuilplaats voor den nacht, Een hooischelf kan daar goed voor dienen, Je ligt als in een bed zco zacht! Ook is t van binnen warm en droog. En loop )e niet zoo in het oog. 120. 't Wordt ochtend. Jantje Visscher hengel' Terwijl zijn vriend nog dut, naar bliek. Sam loert het stiekum af, de stakker Is van den honger driekwart ziek! En ach, de brave hengelaar Beseft nog niets van al 't gevaar! 121. Na een kwartier geduldig peuren Heeft Jan een lekker bliekje beet; Maar achter hem zit onze Sambo Al met zijn open bek gereed! En, of 't een aardig spelletj' is, Hap! zegt de leeuw; weg is de visch! 122. Jan zoekt en zoekt aan alle kanten, Doch van de visch vindt hij geen spoor! Wantrouwig kijkt hij n<aar zijn makker, Maar die ligt rustig op één oor, Waarop vriend Jan, ten einde raad, Maar weer opnieuw aan 't heng'len gaat.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1931 | | pagina 15