POPÜUIlit MBMEI
POPUIAJR Syvo^qn5^L,vajiDË,Mei4>ËR0Cfl^ COURAHT
De verborgen schatten van Egypte.
VAN ZATERDAG 20 JUNI 1931.
Wonderlijke vondst in de grafkamer van koningin Neit.
Zijn er nog meer ontdekkingen te verwachten
191
(AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN)
Eenigen tijd gel-eden meldden de tele
grammen, dat te Sakara dicht bij Ca-|ro
een godsdienstig geschrift was gevon
den van meer dan 800 regels. Het was
gegrift in de wanden der grafkamer
van Koningin Neit, de vrouw van Pepi,
een van de laatste Pharao's der zesde
dynastie. Wij hebben hier te doen met
één der vele merkwaardige ontdekkin
gen, die de laatste jaren in het Nijldal
zijn gedaan door merendeels Ameri-
kaansche en Engelsche archeologen.
Waar zulke ontdekkingen zich telkens
opnieuw herhalen, vragen wij ons on
willekeurig af, of er niet nog schatten
van wetenschappelijk materiaal in het
woestijnzand verborgen liggen.
Het doodenboek.
Het nu weer gevonden geschrift moet
tot dusver onbekende hoofdstukken
omvatten van het „Doodenboek", en
wat meer is, uit dit boek zooals het
luidde in den oudsten vorm, die ons
bekend is geworden door verschillende
geschriften. De graven der latere tijd
perken bevatten papyrusrollen met ge-
wijzigden tekst. Men gaf de overlede
nen gedeelten van het doodenboek mee
in het graf, omdat zij dan in het bezit
zouden blijven van de daarin neerge
schreven tooverformules, die werden
vereeuwigd in den schoonen vorm dei-
als heilig beschouwde hieroglyphen en
onmisbaar werden geacht om ook na
den dood een bewust en actief indivi
dueel bestaan te blijven voeren in een
„land in het Westen", dat alleen voor
de geesten bestond en dat er precies
zoo uitzag als het aardsche Egypte,
zoodat de overledenen al de genoegens
van hun leven daar tot in eeuwigheid
konden blijven genieten.
Woningen voor de eeuwigheid.
De groote figuren uit dit oude land
van wonder en mysterie hebben inder
daad op aarde een zekere onsterfelijk
heid bereikt, want zij leven thans, dui
zenden jaren na hun dood, nog voort
in de herinnering der menschheid. Dit
is echter niet de onsterfelijkheid, die
zij voor zichzelf begeerden. Zij streef
den met al hun macht naar een voort
zetting van hun individueele bestaan
na den dood en dit streven wordt uit
gedrukt door het feit, dat geen kosten
of moeite werden gespaard om hun
stoffelijk overschot voor ontbinding te
EEN WIJZE RAAD.
„Luister Mia, je hebt me verteld, dat
je Jack liefhebt met geheel je hart en
dat zijn liefde wederkeerig is. Ik ver
heug me daarop en daarom wil ik je
één raad geven, een raad van een
vrouw met veel ondervinding. Die raad
zal daaruit bestaan, dat ik je mijn
levensgeschiedenis vertel."
Mia blikte op naar het gelaat van
haar tante, die haar vanaf haar tiende
iaar opgevoed had. Mia wist, dat haai'
tante in die jaren nog jong was, waar
mede haar bleek gelaat,waarin de
doffe oogen thans nog droeviger ston
den dan gewoonlijk, en de omlijsting
van zilverwit haar in tegenspraak wa
ren. Nimmer had haar tante over de
oorzaken daarvan willen spreken, doch
thans scheen zij het oogpnblik geko
men te achten, haar nichtje hiervan
iets te vertellen.
„Mia, ééns was ik ook zoo gelukkig
bewaren, terwijl zij het trachtten te be
schermen voor lijkenschennis door
steenen graven of in de rotsen uitge
houwen graven, die zij hun „wonin
gen voor de eeuwigheid" noemden in
tegenstelling met hun zeer verganke
lijke woonhuizen van in de zon ge
droogde baksteenen.
Meer licht in het mysterie.
Het oprijzen van het oude Egypte
uit het stof der vergetelheid is een van
de wonderen der moderne wetenschap.
En gelukkig is dit proces niet te dan
ken geweest aan het losmaken der be
vlekte windsels van een griezelige
mummie, doch aan het langzaam en
systematisch wegtrekken van de vele
sluiers, die zoo lang de overblijfselen
van deze groote beschaving hebben
omhuld. Geschiedkundigen en ontdek
kingsreizigers hebben al hun waarne
mingsvermogen en logica en groote
sommen geld gebruikt om de opgravin
gen in het Nijldal tot stand te brengen;
een waarlijk heldhaftige poging om na
eeuwen van verval en vergeten de over
blijfselen te redden van een der oudste,
grootste en langdurigste beschavings
perioden der wereldgeschiedenis.
Zij zoeken niet in de eerste plaats
naar goud en edelsteenen, hoewel na
tuurlijk het vinden van zulke kostbaar
heden den onderzoeker vervult met een
groote voldoening, vooral wanneer de
voorwerpen kunstzin en vaardigheid
verraden of wanneer zij kunnen wor
den toegeschreven aan een met zeker
heid bekend tijdperk of persoon. Doch
de geschriften van historischen, gods-
dienstigen en letterkundigen inhoud,
de portretbeelden, de tafereelen uit het
dagelüksch leven van dien tijd, die op
de wanden der grafkamers zijn gegrift
of geschilderd, de voorwerpen, die da
gelijks werden gebruikt voor gewone
doeleinden, dat alles vertelt ons veel
meer van het leven der oude Egypte-
naren dan tallooze gouden vazen.
Men is wel eens geneigd te denken,
dat er reeds zooveel gevonden is, dat
er niet veel meer overgebleven kan zijn.
Men wijst dan op de systematische
plunderingen der roovers en op het
ijverig zoeken der ontelbare geleerden,
die het werk hebben voortgezet van
Auguste Mariette, die in 1851 de eerste
wetenschappelijke opgravingen begon
te Sakara en dit werk gedurende dertig
als jü thans bent. Ik was verloofd
met John Vandyke en werd daarom
door vele meisjes benijd. En John
was ook een jongeman, op wiens liefde
een meisje trotsch kon zijn. Knap van
uiterlijk, uitmuntend in allerlei soor
ten van sport, en daarbij goed van
hart en steeds prettig gehumeurd. Ir.
die dagen was ik een wildebras en een
overmoedige durf-al, én dat moet
ik bekennen dikwijls ging ik te ver.
John maakte mij daarover wel eens
een aanmerking en dat was iets, dat
ik in mijn overmoed niet verdragen
kon. Wij waren verloofd en niet ge
trouwd, redeneerde ik en dus had hij
niet het minste recht, mij te kapittelen.
Op zekeren dag waren we in een
tamelijk groot gezelschap op een land
goed, niet ver hier vandaan. Onder de
genoodigden bevond zich ook een
jonge luitenant. Misschien was het de
uniform, misschien was het uit plaag
zucht of wel door beide, dat ik in het
oog loopend flirtte met dien luitenant,
terwijl ik John verwaarloosde. John
sprak weinig, doch uit zijn blikken be
merkte ik, dat hij allesbehalve met mijn
gedrag ingenomen was. Dat prikkelde
mij, omdat ik. wist, dat John 's avonds
over mijn gedrag niet zwijgen zou en
mijn dolle overmoed bracht mii er zelfs
toe, hem eenige malen in het oog
jaren persoonlijk leidde. Doch had Ma
riette kunnen denken, dat tachtig jaar
later op dezelfde plek de ruïnen der
pyramide van Koningin Neit zouden
worden gevonden? Zeker niet, want zij
waren zoo volkomen door het zand be
dekt, dat hun bestaan ook in veel later
tijd door niemand werd vermoed. De
moderne Egyptologen zijn het er dan
ook allen over eens, dat wij nog aan
het begin van ons werk staan en dat
verdere ontdekkingen van ingrijpend
belang niet alleen mogelijk zijn, doch
dat wij daarop zelfs mogen rekenen.
Zelfs op plaatsen, waar reeds onver
moeid gegraven is, kan nog ieder
oogenblik de moeite van een hernieuwd
onderzoek rijkelijk worden beloond, wat
wel bewezen is door liet vinden van
het graf van Toet-ankh-amen in het
dal der Koninginnen van Thebes, en
eveneens door de ontdekking van het
graf van Koningin Ketepheres dicht bij
de groote pyramide van Gize.
De geschiedenis van het Egyptische
volk in de breede delta en het smalle
dal van de Nyl kunnen wij reeds meer
dan 4000 jaar terugvoeren. Nadat zij
in het dal ten Zuiden van de waterval
len tot macht en rijkdom waren geko
men, doordat zij gebruik wisten te ma
ken van wapens en werktuigen zij
waren toen echter nog nomaden en
leefden in het steenen tijdperk wist
Menes, een groot opperhoofd uit het
Zuiden, de Nijldelta te veroveren, die
de wieg werd der Egyptische bescha
ving. Daar kende men reeds een alfabet
en verschillende andere dingen, die
voor de ontwikkeling van een bescha
ving en een maatschappij onmisbaar
waren. Zoo kwam Egypte tot zijn be
kenden bloei en de geschiedenis ver
meldt ons de namen van een lange rij
van Pharao's, wier macht slechts zel
den werd onderbroken door vreemde
indringers, totdat eindelijk in 323 vóór
Christus Egypte werd veroverd door
Alexander den Grooten.
De bloeitijd der Pharao's.
In den tijd der Pharao's, die dertig
dynastieën omvatte en bijna 3000 jaar
duurde, kunnen wij drie tijdperken
onderscheiden, waarin Egypte een
hoogte bereikte, die nergens in de oude
geschiedenis is geëvenaard en waarvan
men zelfs in de moderne wereld niet
licht een voorbeeld zal vinden. Het
heterogene gebied werd voortreffelijk
bestuurd, het maatschappelijk leven
stond op een l*>og moreel peil en de
kunst drinkt onze bewondering af,
vooral de architectuur, beeldhouw- en
schilderkunst en de eenvoudigere kun
ioopend te negeeren. Den volgenden
dag zouden we een autotocht gaan ma
ken naar de beigen. John, 'n vriend
van hem, diens vrouw en ik. Ik ging
nu zelfs zoo ver, dat ik den garde-lui
tenant op eigen gezag inviteerde voor
dit tochtje, hetgeen door dezen op uit
bundige wijze geaccepteerd werd.
Geheel tegen mijn verwachting zei
John 's avonds bii het naar huis gaan,
niets over mijn gedrag. Alleen was hij
bijzonder zwijgzaam. Ook den volgen
den morgen zei hij niet veel, vóór het
vertrek, toen wij een oogenblik alleen
waren, zei hü: „Ik verwacht, dat je
niet meer zult doen als gisteren."
Deze paar woorden, die ik bazig
vond, prikkelden mijn verzet. Ik gaf
geen antwoord, doch in mijzelf kwam
het plan om hem te toonen, dat ik mij
geenszins aan zijn gezag wilde onder
werpen.
Gedurende den rit bemoeide ik mij
weini" met John, die achter het stunt
zat, doch des te ineer flirte ik inet den
luitenant. Het doel van onzen tocht
was een berghotel, dat bij een uitge-
strekt bosch lag. Toen wii daar aange
komen waren en wij onzen maaltijd
gebruikt hadden, besloot ik een wan
deling te gaan maken in het bosch en
vroeg ik den luitenant mii te vergezel-
sten en handwerken. Van de drie ge
noemde tijdperken wordt het eerste het
Oude Koninkrijk genoemd en ook wel
het tijdperk der pyramiden, omdat
achtereenvolgens verschillende Pha
rao's die woningen van ingenieurskunst
bouwden om hun graven, die nog altijd
tot de wereldwonderen gerekend wor
den. In dit Oude Koninkrijk heerschte
de Pharao oppermachtig en werd be
schouwd als een God in menschenge-
daante. Dit rijk was de eerste volko
men uiting van een volk, dat zich be-
vust was van zijn lichamelijke en in-
tellectueele superioriteit boven zijn om
geving. De koninklijke pyramiden en
de z.g. mastaba-graven van de minder
vooraanstaande leden van het konink
lijk huis en van de aristocratie dateeren
zoowel uit deze periode als uit den tijd
van het Middelste Koninkrijk en nog
later. Zii vormen uitgestrekte kerk
hoven en liggen op onderlinge afstan
den van bijna 80 K.M. langs het hooge
woestijnplateau ten westen van het
Nijldal vanaf Aroe Roesj tegenover
Caïro en langs de Zuidelijker gelegen
plaatsen Gize, Aboe Sir, Sakara, Das-
joer en Lisjt tot Meiboem toe.
Kunstschatten.
Op al deze plaatsen heeft men beeld
houwwerk gevonden van de hoogste
kunstwaarde en juweelen, die met vol
maakte technische vaardigheid zijn ge
maakt van goud en veelkleurige half-
edelsteenen en waarvan de ontwerpen
den modernen juwelier jaloersch zou
den maken. Men heeft er inschriften
gevonden van overwegend chronolo
gisch en historisch belang en bouw-
„Mijn vrouw kookt vandaag voor het
eerst. Wil je bij ons komen eten?"
„Natuurlijk, ik ben er de man niet
naar om een oud vriend in den steek
te laten in het uur zijner beproeving."
II Travesco, Rome.
,len, waartoe deze maar al te gaarne
bereid was.
Ik zag John bleek worden en in mijn
overmoed verheugde mii dat. Het
eenige dat hü zei was: „Blijf niet te
lang weg, er komt een onweersbui op
zetten!"
Wij dwaalden zoo'n beetje door het
bosch en hoewel de luitenant er op aan
drong, dat wij terug zouden keeren,
weigerde ik dit, alleen uit stijfhoofdig
heid om John te toonen, dat ik voor
een onweersbui niet bang was.
In minder dan geen tijd was de lucht
door een dreigende wolkenlaag over
trokken en niet lang daarna brak het
onweer in al zijn felheid los. Wii zoch
ten beschutting achter een rotsblok,
wij tamelijk goed beschut waren.
uur lang woedden de elementen
zoo verschrikkelijk, dat ik dacht, het
niet te zullen overleven. Doch eindelijk
bedaarde het noodweer en wij spoedden
ons terug, naar het hotel. Mijn trots
was gebroken en hoe verlangde ik er
naar troost en beschutting te vinden
in de armen van John!
John was echter niet in het hotel en
op mijn angstige vraag, deelde zijn
vriend mii mede, dat John toen het
noodweer losbrak het bcsch was inge
gaan om mij te zoeken. Hij had het idee
niet langer kunnen verdragen, dat ik.