Het monument voor Mistral. Draadlooze telegraphie bij de Indianen. De man die op rijst schrijft... KWINKSLAGEN Met mijn verrekijker zocht ik den oet van den wand langs. IJskloven, awineoverblijfselen. Wanneer men iet den kijker omhooggaat, komt men .ij sneeuw te land, daarna een lood rechte wand, blauwzwart ijs, geen be- ineeuwde kloven. Hooger op dreigen de ijstorens; hier begint ook de spleet, lie dwars door den wand gaat. Daar boven was een blanke, ja een spiegel- jl'anke ijswand tot aan den top. Mijn blik gleed weer naar beneden. Langs den ijswand, de geweldige kloof, de ijs- torens, dieperdieper. Thans had ik voor mijn kijker wat ik zocht. Twee stipjes, neen gestalten menschen. Feutl en Dobiasch. Den vorigen avond hadden zij mij in de Bovalhut hun plan verraden: de bestijging van de Piz Palü-Noord. Zij zijn beiden zeer voorzichtig en bedachtzaam. De magere, pezige Willy Dobiasch en Otto Feutl, die urenlang treden kunnen hakken zonder moe te worden. Beiden weten waar het om gaat. Zij moeten sneller zijn dan de zon. Want wanneer de zon het boven ste gedeelte van den wand verwarmt, wanneer een ijstoren naar beneden stort, zoolang zij nog er onder zijn, danVanaf mijn veilige zitplaats zag ik hun wedloop met de zon. Doch ondanks mijn goeden verrekijker zag ik hen zoo ver weg als in een /reemde, wilde wereld. De bezorgd- ieid, die ik voor hen gevoeld heb, kan illeen degene begrijpen, die wel eens en vriend in doodsgevaar heeft ge- .veten. De zon steeg hooger en keek reeds oorzichtig over den noordwand. De top nas reeds geheel in de zon. Doch de mannen zijn snel, razend snel. Zij lie pen over de sneeuw met een behendig heid alsof zij een gewonen weg onder de voeten hadden. Zwak klonken de slagen tot mij door. De een sloeg 'n ijshaak in den gladden ijswand. De houweel werkte en maakte inkepingen voor handen en voeten. De zon klom hooger en gaf reeds warmte af. Doch de lawinen en ijsmassa's bleven nog in rust. Feutl en Dobiasch worstelen voort over ijs, firn, spieten en ijsrotsen, rus teloos en haastig. De zon de zon voor hen beteekende het het leven. En voorwaarts ging het in stormtempo. De houweel hoorde men bijna niet meer, zonder steun klommen zij voort. Snel, zoo snel, dat ik het nu niet meer ge loofd zou hebben, wanneer ik het niet met mijn eigen oogen had aanschouwd. Toen zij onder de kloof voor den laat- sten topmuur stonden, scheen de zon reeds sterk over den wand. Maar de dreigende ijstorens lagen gelukkig reeds beneden hen. Zij trokken over den staalgrijzen topwand: spiegelgiad ijs. Doch wederom zonder treden. Deze plaats is bijna 70 graden steil. Zij lie pen in sterk gebukte houding, maar treden sloegen zij niet. De naderende top trok hen als een magneet aan. En uiet zonder succes, want na een klim van drie uren hadden zij den top be reikt. Zij kwamen langs de ijswand nog sneller vooruit dan een ander langs een gewonen weg, die naar boven leidt. Maar zij hadden er ook niet veel meer tijd voor moeten gebruiken. De eerste kleine sneeuwlawine's zet ten zich in beweging, de eerste ijs blokken vielen. Toen was de wedloop gewonnen. Gerustgesteld stak ik m'n kijker in den zak. (Nadruk verboden). Mistral was een groot dichter, die talrijke bewonderaars telt in Frankrijk, ondanks het feit, dat hij in het Proven- gaalsch schreef, n taal op zichzelf, die een speciale studie vereischt, ook al is men het Fransch nog zoo goed meester. Na Mistrai's dood heeft zioh natuur lijk een comité gevormd, om voor den vereerden dichter een standbeeld op te richten in zijn geboorteplaats. Jaren zijn voorbij gegaan, het monu ment is klaar. Maar nu is er plotseling een groote oneenighejd losgebroken in het comité. Hartstochtelijk wordt ge streden vóór en tegen het werk van den beeldhouwer. De beide partijen zijn onverzoenlijk. De eene categorie beweert, dat het werk niets waard is, een vernedering voor het model. De andere partij daarentegen roept met heftige verontwaardiging uit: Pardon, pardon, het beeldhouw werk is naac de werkelijkheid uitge voerd, nog tiidens het leven van den dichter, en die heeft er zijn volkomen goedkeuring aan gegeven. Jammer, de meening van Mistral telt hierin volstrekt niet mee, ant woorden de eersten dan weer. Mistral mag dan al een groot dichter zijn ge weest, vpn de beeldhouwkunst had hü geen greintje verstand. Fin zoo vechten de twee partijen verder. Toen is er een journalist gekomen, diet 't naadje tfan de kous wilde weten en niet tegen wat moaite opzag. Stuk voor stuk is hij al de mannen met be- beroemde namen gaan interviewen, die deel uitmaakten van het comité. Van de voorstanders zoowel als van de tegenstanders heeft hij alle argu menten aangehoord, en nauwkeurig aanteekening daarvan gemaakt. En daaruit is hem duidelijk gebleken, dat niet één dier heeren ooit het stand beeld gezien heeft, noch de maquette, noch zelfs een foto daarvan!. B. Het gebeurt meerdere malen bij op zienbarende uitvindingen, dat twee personen, tegelijkertijd of kort na elkaar tot Zoo'n zelfde ontdekking komen, zonder ooit van elkaar gehoord te hebben, of zonder dat een van bei den de ander nabootste. In de meeste gevallen geeft een van hen te weinig ruchtbaarheid of te weinig aandacht aan z'n uitvinding, soms ook ontstaat er strijd wie van de twee de eer toe komt. Met de draadlooze telegraphie-ex- psrimenten schijnt dit ook het geval te zijn. Terwijl men n.1. bezig was met het nemen van pro'even om een draadlooze verbinding (het klinkt paradoxaal) tot stand te brengen tusschen de Engel- sche en Fransche kust, ontdekte dr. José Bach uit La Palta in Brazilië een merkwaardige telegraaf. De In dianen van de Catuquinauu-stam schenen het vraagstuk van de draad looze telegraphie met heel eenvoudige hulpmiddelen te hebben opgelost. De stam, die 196 personen sterk was, had zich in vier afzonderlijke woonplaatsen gevestigd, die op onge veer 16 K.M. afstand van elkaar ge legen waren. Ieder dezer woonplaat sen bezat een geheimzinnig toestel, dat het opperhoofd den reiziger eerst wil de laten bezichtigen, nadat hij hem tal van geschenken had aangeboden. In den grond was een cylindervor- mig gat gegraven, dat halverwege met vastgestampt, grof zand was gevuld. Op de zandlaag stond in het midden een ruim een meter hooge 40 cM. dik ke palmstam, waarin zich aan beide uiteinden twee cylindrische holten van verschillende breedten bevonden, die door slechts 12 centimeter wijde uitholling verbonden waren. De onderste uitgeholde ruimte be vatte vier laagjes fijn zand, hout spaanders, beendersplinters en fijnge- stooten mica. De bovenste holte had drie laagjes: leder, hout en caout chouc, terwijl de verbindende uithol ling ledig was Rondom den palmstam was het gat in den grond aangevuld met stukjes hout, ongelooid leder en verschillen de harssoorten, terwijl het ter hoogte van het aardoppervlak was bedekt met een plaat van caoutchouc. Dit toestel, dat een soort trommel voorstelt, en door de Indianen cam- barusy wordt genoemd, diende zoowel tot het geven als tot het overzenden van seinen. Er behoorde een houten klepel bij met een 10 centimeter dik ken knop, die overtrokken was met een 5 centimeter dikke laag caout chouc en ruw leder. De verbinding tusschen de afzon derlijke toestellen geschiedde alleen door de aarde. Het opperhoofd liet den reiziger, zien hoe de telegraaf werkte, door dat hij het naastbiigelegen 16 kilome ter verwijderd station opriep, waarbij hij met den klepel tweemaal op den cambarusy sloeg. Spoedig weerklonk als antwoord een dof geluid., dat veroorzaakt werd door een slag op het toestel in het op geroepen station. Daarna ontspon zich een lange gedachtenwisseling door middel van overeengekomen seinen van dezelfde soort als die van het Morse-stelsel. De inhoud van het ge sprek was natuurlijk voor Dr. José Baoh onverstaanbaar, voor zoover hij het niet kon opmaken uit de gelaats trekken van den Indiaan. Wat echter de verbazing van Dr. Bach opwekte, was. dat men het geluid van de slagen op het station waar hij voor stond, op eenigen afstand slechts zeer moeilijk kon onderscheiden, ter wijl die zelfde seinen bij het aange roepen station duidelijk hoorbaar wa- „Wat is daar aan de hand?" „O, niemendal, iemand die werk heeft!" ren. Klaarblijkelijk had men hier te doen met een acoustieke telegraaf, waarbij de door slaan opgewekte ge luidsgolven niet door de lucht maar door de aarde werden voortgeplant. Perspectieven De Hindoe Naqui is te Bombay een reis om de wereld begonnen, met als eenig kapitaal een paar rijstkorrels. Hij bezit namelijk de gave, op één rijst korrel vierhonderd letters te schrijven in vier uur tijd. Dit doet hij met een bij zonder soort pen en inkt. De eerste honderd letters schrijft Naqui met het bloote oog en daarna bezigt hij een vergrootglas. Voor zijn vertrek heeft hij een proe ve van bekwaamheid afgelegd op een bureau van een blad te Bombay, waar hij het volgende gedicht op een rijst korrel pende: „Verborgen leven, sidd'rend in elk atoom, Verborgen licht, verborgen in ieder schepsel, Verborgen liefde, als één kussend het él Moge degeen, die zich één voelt met dezen, Ook weten, dat hij één is met de menschheid. Vrede!" Met den verkoop van deze rijstkor reltjes hoopt Naqui zijn reiskas op peil te houden. Als hij er voor de koopers geen brillen bijlevert, zien wij de toe komst niet rooskleurig voor hem in. Overigens opent deze kunst wel perspectieven voor bibliophielen in mo derne poppenwoninkjes, op voorwaar de dat er een middel komt om de rijst- schrifturen ten allen tijde te kunnen ontcijferen, wordt het een gemakke lijk ding, de „Honderd boeken om te bezitten" op zijn boekenplank par don, in de rijstbus bijeen te hebben. Eén gevaar is er nog aan verbonden, dat de bijziende keukenmeid op een gegeven oogenblik de twee bussen rijst de litteraire en de andere ver ruilt, en men tot de conclusie komt, dat zijn dinergasten de verzamelde werken van Shakespeare, Heine's „Buch der Lieder", de vertellingen van Poe en de partituur van Mahler's Acht ste hebben opgegeten! CARLYLE'S OORDEEL OVER DE BOEKEN. Carlyle was, met Southey en andere beroemde Engelsche schrijvers en dichters een trouwe klant van de „Lon- don Library Club. Hij had de gewoonte, als zooveei andere habitués van deze uitleenbibliotheek, om met potlood kantteekeningen teschrijven in de boeken, die hij las. De commentaren van de gewone lezers werden altijd zorgvuldig weggegomd, door een spe- cialen daarvoor aangestelden verifica- tiedienst. Die van Carlyle en andere be roemdheden daarentegen werden steeds zorgvuldig behandeld met een che misch procédé, dat ze voor uitwis- sching behoedde. Die kantteekeningen van Carlyle nu zijn bijzonder interes sant. Hü had bijvoorbeeld de aardige gewoonte, om een paar mooie ezels- ooren te teekenen bij de passages, die hij als uiterst stompzinnig beoordeelde. Verder had hij er pleizier in, om zijn oordeel over den schrijver samen te vatten in enkele woordeh, onder den naam van den schrijver op het titel blad. Zoo leest men bijvoorbeeld onder den eenen naam: „Onbegrijpelijk", onder weer een andere: „Zonder eenige beteelcenis" en „Inconsequent" en ein delijk deze vleiende karakteriseering „Wat een ongelukkige stommerik". tob nooit hoekje VONKJES. Er hangt een sfeer van algemeene malaise over de wereld. Iedereen spreekt over de slechte tijden, iedereen is somber en heeft geen vertrouwen in de toekomst. Wanneer men maar wilde inzien, dat dit allerminst de manier is om die toekomst te verbeteren en ver andering ten goede in de zaken te bren gen! Of men al klaagt over de voor- doelen van vroeger die men niet meer heeft, daar schiet men niets mee op. De quaestie is, dat men moet roeien met de riemen die men heeft. Verspilt geen energie, maar doet iets. Maakt uw inventaris eens op van de middelen die u nog wel ten dienste staan en gaat eens na, wat daarmede te bereiken is. Zeker, de tijdsomstandigheden zijn niet gunstig, geen mensch met gezond verstand zal dat ontkennen. Maar ze zijn er nu eenmaal. En degenen die in dezen tijd leven zijn tenslotte de eeni gen, die met gezamenlijke krachten een beteren tijd kunnen scheppen. Kweekt daarom een geest van frissche opge wektheid aan. Piekert niet over het feit, dat een bestelling van 3000. u ontdaan is, prent het dan goed in uw geheugen, opdat u een volgenden keer niet weer dezelfde nalatigheid begaat, maar laat de zaak verder rusten, ook in uw gedachten. Werkt geconcentreerd in uw werkuren, zeker, maar gunt u buiten uw werkuren tijd om te ge nieten van het aardige en schilderach tige, dat ieder mensch dagelijks op zijn weg ontmoet, als hij het maar. zien wil. Een grappig tafreeltje op straat, de schril-fleurige kleurenweelde in de mand van een bloemenkoopman, een aardig lichteffect, hoe dikwijls gaan wij dit alles gedachteloos voorbij in een nerveus jachten van het een naar het ander, in een nutteloos en drukkend verdiept zün in kleine tobberijen. Juist kleine tobberijen kunnen uw levens vreugde zoo vergallen. Wie kent ze niet, de kleine ergernissen over het missen van een tram, het wachten op iemand, die een afspraak vergeten heeft, het op een oogenblik niet weten waar men dit of dat heeft neergelegd! En L het de moeite waard? Tien tegen één van niet. Wü hebben eens een jon geman gekend, die zeide: „ik zoek nooit naar iets wat ik momenteel niet drin gend noodig heb. Wanneer ik het er gens heb opgeborgen dan kom ik het vanzelf wel weer tegen. En is het wer kelijk zoek geraakt, dan vind ik het toch niet en is zoeken dus tijdverspil ling". Hü was een levenslustig, opgewekt en energiek mensch, waarschijnlijk mede door het goede principe om zich kleine ergernissen te besparen. Doet u dat ook, en bedenkt in belangrijker aangelegenheden, dat handelen beter is dan klagen! Dr. JOS. DE COCK. l „Waarom ga je nog steeds naar den dokter? Hij heeft toch gezegd, dat het niet meer noodig is, dat je genezen bent!" „Jawel, maar op zijn tafel in de wachtkamer liggen iedere week tijd schriften en nu was ik pas midden in een roman met vervolgen gekomen". In zeker blad stond onlangs de vol gende aankondiging: Een jongmensch van aangenaam uiterlijk, goede manieren, en eenig vermogen wenscht in het huwelijk te treden. Langs dezen meer en meer ge- bruikelüken weg zoekt hij een beza digd persoon, die hem dat uit het hoofd praat. Op een soiréetje wou een jonge dame het lied: „De zomer is voorbij, tien dui zend blaad'ren vallen" gaan zingen. Maar de inzet was haar te hoog. „Tien duizend" piepte ze, en zweeg toen. „Probeer het eerst eens met vijf dui zend", riep iemand uit het gezelschap, die afslager van zijn beroep was. Kerel wat kijk je sip, scheelt er wat aan? Och een verre bloedverwant van me, 'n oom in Amerika is gestorven, naar ik hoor! Welnu, dat is toch zoo erg niet, om je dat aan te trekken? Neen, dat niet, maar hij heeft zijn heele fortuin aan anderen vermaakt, en daarom treur ik!

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1931 | | pagina 8