POPULAIRE RUBRIEK Duisternis en licht in het leven van Rembrandt. 494 VAN ZATERDAG 18 JULI 1931. Bij zijn 325en geboortedag op 15 Juli 1931 door Dr. H. Westerman. NOODLOT. (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN) Rembrandt van Rijn! Is er een schil- dersnaam ter wereld, die grooter be roemdheid verworven heeft dan die van Rembrandt? Toen deze, in cultu- reelen zin met Shakespeare en Beet hoven te vergelijken, grootmeester der schilderkunst den 4en October 1669 onopgemerkt, bijna vergeten, of zelfs opzettelijk voorbijgezien, onder armoe dige omstandigheden de oogen sloot en voor twintig heele guldens zonder eeni ge plechtigheid, aan de aarde werd toe vertrouwd, toen was daar met hem een geest verscheiden, wiens grootheid eerst in onze eeuw duidelijk is inge zien. Rembrandt is ook voor vele mo derne kunstenaars nog leermeester en voorbeeld gebleven. Toen eens de grootste Duitsche schil der van onzen tijd, Max Liebermann, voor „De Nachtwacht" stond, kon deze niet anders dan vrijmoedig bekennen: „Als men Frans Hals ziet, krijgt men zin in schilderen, als men Rembrandt ziet, zou men er weer mee ophouden!" Zoo oordeelt het eene genie over het andere en toch vermocht de republiek der Zeven Vereenigde Nederlanden een door God begenadigd kunstenaar niet alleen te miskennen, maar ook zelfs te minachten. De volgende eeu wen verging het niet veel beter tot ein delijk de waardeering voor Rembrandt een wederopstanding beleefde en zich een weg van het donker naar het licht baande. Rembrandt, die zich in den loop van zijn rükgezegend leven steeds duide lijker in zijn werken tot een waren aristocraat ontwikkelde, bleef als mensch de zelfbewuste zoeker der een zaamheid, die niet voor Mammon neer knielde. Hij wist zelfs in het leeljjke de schoonheid te ontdekken en had de gave dit in heerlijke kleuren vast te legden. Thans eenige biografische bijzonder heden, Zijn grootmoeder, Lysbeth Har- mensdoohter, kreeg kort voor haar tweede huwelijk met den molenaar Claes van Beckel van Jonkheer Jan Wim hield wel dol veel van haar, dat wist ze heel goed. Had hij al niet twee maal door de vingers gezien, dat ze hem in den steek had gelaten? Ze zou flink zijn opgetreden tegen haar moe der, die met alle geweld wilde, dat ze zich verloofde met dien dikken Piet v. d. Grijp en ze zou haar moeder hebben gezegd, dat ze Wim „moest" ontvan gen, om 't tot een verloving tusschen hen beiden te laten komen. Maar geen van beide keeren had ze 't gedurfd, al had ze 't hem beloofd. Den laatsten keer had Wim erg somber gekeken en hij had veertien dagen niets van zich laten hooren. Toen opeens, gisteren was 't ultima tum gekomen, 't Verwijt, dat er in Wim's brief stond, was waar. Ze had geinig fut, kon niet tegen haar moe- ^er„°P- Al was ze minderjarig, op „be vel trouwen met dien rijken ouden dikzak hoefde ze toch niet, ïm had ook een goede zaak, die best even groot kon worden als die van v. d. Grijp. ?,ie twee, beiden Hagenaars, nu juist dagelijks naar Rotterdam moesten, waar ze hun kantoren hadden Ze zagen elkaar natuurlijk herhaalde lijk op het perron of in den trein maar geen van beiden sprak er ooit ovèr dat van der Does in Noord wijk een koren molen, die zij naar Leiden liet over brengen en bij de Weddesteeg onder de stadswallen aan den Ouden Rjjn liet ombouwen. Naar deze plaats kreeg de familie den naam Van Rjjn. In 1581 werd Harmen Gerritz, haar zoon uit haar eerste huwelijk, medebezitter van het stuk grond. Hü trouwde in 1589 met Neeltje Willemsdochter van Zuid broek en werd op 15 Juli 1606 na een zeventienjarig huwelijk vader van zijn voorlaatste kind, onizen Rembrandt. In zijn vader; een overigens grillige, eenzelvige en verbitterde oude man, met een kaal hoofd met grove gelaats trekken, bezat hij een werkelijken levensvriend., die hem nooit een stroo- breed in dn weg legde. Aan zijn moe der was hij met roerende liefde ver knocht. Uit haar expressieve oogen spraken energie en zelfbewustzijn, maar ook goedheid en vroomheid. Bei den heeft hü onsterfelijk gemaakt door wonderschoone portretten. Zü stierven vóór hem, evenals zijn andere verwan ten met uitzondering van zijn dochter Cornet ia. In het Bataafsche Athene, Leiden, bezocht hij de Latijnsche school, welke hü nog vóór zün vijftiende jaar verliet om in Mei 1620 ingeschreven te wor den aan de Universiteit. Zijn krach tige, stormachtig natuur moest zich nog ontplooien en kon dit naar Rem- brandt's vaste overtuiging niet anders doen dan in de schilderkunst. Hü twij felde geen oogeniblik aan zün eigen be gaafdheid en roeping en stelde zich gedurende drie jaar onder leiding van Jaoob Isaaczoon van Zwanenberg, om vervolgens verder te studeeren bü Pie- ter Lastman. Op negentienjarigen leef tijd voelde hij zich bekwaam genoeg en ook voldoende ontwikkeld om zelfstan dig te werken. Toen richtte hij een ate lier in in den molen van zijn vader. Van nu af ontwikkelde Rembrandt zich als een zelfstandige kunstenaar, die in zes jaar tiids Leiden en daarna Amsterdam stormenderhand veroverde hü den ander gezien had. Ditmaal had Mien een vast besluit genomen. Haar brief was af. In de enveloppe en het adres stond er goed op. Ze plakte de postzegel er op vast. Morgen avond, vier uur vüftien, zou ze Wim aan den trein naar Rotterdam treffen. Hü zou de biljetten nemen naar Lon den. Daar konden ze dan trouwen. Een Engelsch huwelük, waar haar moeder niets tegen kon doen. Tenmin ste, dat had Wim geschreven en Wim wist 't natuurlyk. Als ze nu niet „ja" zei en haar woord hield, begreep ze, dat Wim voor haar verloren was. Nu gauw naar de post. Maar eer ze van haar kamer ging, moest ze toch even in de spiegel küken, of alles goed zat. Vreemd, dat was nu Mientje van Loo, over een paar dagen getrouwd, mevrouw Verbeek! Ze keek scherp naar haar gezicht in den spiegel. Ja, ze was beslist een mooi vrouwtje. Bruin zwarte krullen, een matte teint, don kere oogen met lange zwarte wimpers en beeldige wenkbrauwen. Een neusje, bü'na te fyn, licht gebogen en een snoezig mondje. Byna een Öostersch type, droomerig, week. Opeens probeerde ze heel streng te küken. Vastberaden! Dat was ze im mers in het gewone nooit. Maar bet kwam er nu op aan. Een strenge trek om haar mond. Neen, het had er niet veel van. Ze glim lachte even om het mislukken van haar poging. Die glimlach stond haar beter, zag ze; maar ze vond het toch naar. Vooruit dan maar; de brief moest weg. Den volgenden middag stond ze op het perron Hollandsche spoor. Moe en steeds hooger steeg tot het toppunt van zün roem, om daarna aangezien zün kunst te hoog stond, om iets alge meens te worden tegen het einde van zijn leven weer onopgemerkt voort te werken, eenzaam en vergeten. De groote menigte bleef op den duur toch vreemd staan tegenover de diepzinnige droomerige ernst, die de grondtrek van zijn wezen was en in zijn kunst dat typisch Hollandsche bracht, die hem echter ook in staat stelde om zij n ge heel nieuwe behandeling van het licht in te voeren. Juist hierdoor werd hü een schilder van wereldbeteekenis en kon hü zün roeping, zün taak in de kunstgeschiedenis, eerst ten volle ver vullen. Het licht kreeg bijna boven- aardsche beteekenis door het werk van Rembrandt in de schilderkunst. Wij kunnen hem ons haast niet voorstellen dan als de centrale figuur van de schil ders wereld, waarop het volle licht der kunst valt, zoodat alles om hem het'n in vage lijnen verdwijnt. Hii heeft de ernst in de kunst weten te brengen en daarmee alle oppervlak kigheid, alle gedwongenheid van het doek verwijderd, kunnen houden. Toen hij 25 jaar oud was, was hij in de mode. In zijn huis op de Bloemgracht werkte hij met onvermoeiden ijver. Penseel, pen en graveerstift waren nauwelijks een oogenblik uit zijn handen. Toen kwam ook zijn eerste groote liefde. Iedereen kent Saskia van Uilenburgh, een jonge wees, waarmee hij op 22 Juni 1634 in het huwelijk trad en die, na hem vier kinderen te hebben geschon ken, hem op 19 Juni 1642 door den dood zou ontvallen. De voorname fi guur van Saskia vinden wij terug op tal van schilderijen, naar het leven ge- teekenid, of geidealiseerd.. Zü was een vrooliike en volkomen toegewijde vrouw, die ook zün kunst begreep en hem daarin steunde. Zij woonden toen in de Breestraat bü de St. Antonius sluis. Het is ongetwijfeld aan Saskia te danken, dat Rembrandt, die waar het de kunst betrof, aan zijn opvattingen met een biina ergerlijke koppigheid vasthield, daarin toch zooveel heeft be reikt. Hoe valt ons dan Geertje Dirks te gen, de oude, dikke, leelijke, knorrige, maar toch brave huishoudster, die na den dood van zijn vrouw het huishou den regelt. der had er niets van gemerkt, geluk kig. Wat zou ze opküken als ze tegen zeven uur het briefje kreegom haar gerust te stellen. Zou ze haar moeder ooit weer onder de oogen dur ven komen? Gekheid, Wim was er ook nog. Vier uur vüf. Nog geen Wim. Hij had eigenlijk vóór haar moeten komen. Vier uur tien. Zenuwachtig dribbelde ze op en neer. 't Bloed steeg haar naar het hoofd. De wijzer op de klok maakte een sprong en de trein uit Amsterdam dreunde het station binnen. Vier uur dertien. Tusschen de in- en uitstap pende reizigers door liep ze haastig naar de trap van de ingangstunnel. Nog een minuut. Vlug de trap af, de tunnel door, naar het tourniquet aan de ingang. Misschien kwam hij nog net op tijd. De locomotief gilde, boven haar hoofd begon een dof gerommel. De trein reed weg. Met een gevoel of ze gekookt was, liep ze langzaam terug naar het perron de andere trap af en de tunnel door en machinaal gaf ze het perronkaartje af en ging te voet de stad in. Even speelde haar door het hoofd wat een figuur ze zou slaan als haar moeder haar briefje in handen kreeg. Maar ze vergat 't gauw. Wat een akelig gevoel had ze om haar hart. Ze had toch dol veel van Wim gehouden. Waarom had hü het nu opgegeven, nu zü juist eens sterk was geweest? Of had hii alleen willen laten voelen, hoe vreeselijk zeer 't kan doen, als iemand waar je van houdt, je in den steek laat? Zij had 't hem ook al eens gedaan, nietwaar? Twee keer. Een maand daarna was ze verloofd Toen kwam echter een tweede liefde in Rembrandt's leven. De donkerha rige, kinderlijk onschuldige Hendrikje Stoffel offerde zelfs haar goeden naam op om met groote toewijding te zorgen voor den argeloozen, in zichzelf gekeer- den peinzer, die in de dingen van het dagelijksch leven zoo echt onbeholpen kon zijn. Zü schonk hem twee kinde ren, waarvan er slechts één, Cornelia, in leven bleef om haar vader als eenige overlevende van zijn zes kinderen naar het graf te dragen. Rembrandt moest van vrienden en kennissen dikwijls verwijten aanhoo- ren over zijn slecht financieel beheer; eens zei hij: „Ik voel nu eenmaal niets voor eer en aanzien; inplaats daarvan streef ik naar vrijgevigheid". Hü was een eigenaardig mensch, die zich alleen in zijn kunst geheel uitte. Als hü zich goede manieren had aangeleerd als Rubens en Van Dijck, als hij zijn ver zamelaarswoede eerder en meer af doende had beteugeld, als hij concessies had gedaan aan andere richtingen, b.v. Renaissance en Barok, dan zou hij in onc land een ongeëvenaarde populari teit hebben genoten, doch dan zou hij niet de Rembrandt geworden zijn, die in alle landen, in alle eeuwen zoo vurig vereerd werd en vereerd zal worden. Huis en hof, bijna alles wat hij aan huisraad en kleeding bezat, heeft hij onder dikwijls dramatische omstandig heden aan zijn schuldeischers moeten Speelt u ook tennis, juffrouw. Neen, nu niet meer, ik ben reeds verloofd met v. d. Grüp. Op een Zaterdagmid dag ging ze met Piet mee naar Rotter dam om kennis te maken met een tante In een taxi reden ze naar het Holland sche spoor en Piet nam een kaartjt voor haar. Ze ging hem voor door het tourniquet en liep haastig door. Vier uur vüftien ging de trein, net als... toen ze op Wim stond te wachten. Hé, Mien! Waar ga jü heen? riep Piet haar toe. Verwonderd keek ze om. Kom gauw, riep ze terug; de trein staat al voor geloof ik. De trein? Kind je loopt verkeerd. We gaan met de electrische, over Voor burg. Piet had haar ingehaald, greep haar bjj de arm. Gauw terug, hier opzü i9 de in gang. Wist je dat niet? Even stond Mien stil. Maar hü trok haar mee. Zakenlui gaan altijd met de elec trische, legde hü uit; dan sta je zoo op het Hofplein. De Delftsche Poort is te ver. Zwügend liep het meisje met hem mee. Nu wist ze, waarom Wim niet aan den trein was geweest. Hij had ook staan wachten en er genoeg van ge kregen. Kind, wat scheelt er aan? vroeg Piet, toen hij tegenover haar in de coupé kwam te zitten; het is net of je huilt. Zit er wat in je oog? Een stofje, denk ik, antwoordde ze. heel zacht, terwül ze een zakdoek uit haar tasch nam. Benjamin Trompe.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1931 | | pagina 7