HET BINNENHOF! T OP EN OM I Zonneschijn en schaduw. - Het Petition- nement.-Onze Senaat.-Tweezeventigers. organisatie hiermede nog in verband kunnen brengen, al zou ook dan nog te bezien staan welke pet, de oude of de nieuwe, het meeste weerstand heeft! Maar in alle geval heeft onze pet- tendeskundige zijn gedachten niet in deze richting laten gaan. Tenslotte zijn de politie-petten dan ook niet in eerste piaats „val-hoeden"! Zjj hebben een veel gewichtiger, „decoratieve" taak. Een politieman zonder pet is geen poli tieman meer. Een soldaat, een burger Ox zelfs een bestuurder van de tram kan, als het warm is, zich nog van zijn hooiddeksel ontdoen, zonder iets van zijn waardigheid in te boeten! Maar laat een agent het eens probeeren! I Neen, het is met die politie-petten wel iets anders dan met die andere of- ficieele hoofddeksels waarbij onze pet- tenmaniak eigenlijk vrij spel heeft. Hij kan aan het politioneele teeken van waardigheid niet al te veel in het oog- loopende veranderingen aanbrengen; maar waarom dan al dat kleine gereor- ganiseer?. Waarom moest b.v. het het koperen stadwapentje, dat zoo „fijn" blinken kon in de zon en zoo goed „preventief" werkte omdat het, bang van te voren reeds de nadering van den Heiligen Hermandad aankondigde, plaats maken voor het geëmailleerde plaatje in rood en zwart met de drie kruisjes?.Niemand begrijpt het en de agenten zelf wel het minst. Denkt men er misschien een soort camouflage mee te bereiken, zoodat de boosdoeners niet meer zoo gauw ge waarschuwd worden en eerder m de val loopen?.Dat is toch wel wat al te naïef, want een ook maar eenlgs- zins „ingewijde" herkent immers den voorgeschreven en traditioneelen „loop" van den hoofdstedelijken agent uit duizenden en reeds op mijlen af- sfcands!.Al zetten we onze agenten morgen aan den dag bolhoedjes op dan nog zal niemand hen, hoe in de verte ook, verwarren met een muzi kant, een postbode of een cipier van het Huis van Bewaring. Veilig Verkeer. Er zijn in het moderne stadsleven dingen die de politie, met de oude of nieuw e pet versierd, nu eenmaal moeilijk meer alleen af kan zonder actieve medewerking van het publiek. Daartoe behoort dan o.a. ook de pro paganda voor „Veilig Verkeer". Al doet zij, door middel van het op enkele drukke punten uitreiken van verkeersboekjes, en op andere wijzen, in dezen wat zij kan, tijd en gelegen heid voor een groot-opgezette propa ganda heeft zij niet. En welkom was haar dan ook de Vereeniging voor Vei lig Verkeer, die hier onlangs werd op gericht en die een soort „driehoeks organisatie" bedoelt te zijn van politie- publiek-scholen, die genoemde propa ganda energiek wil bedrijven. En het moet gezegd: aan „plak-energie" althans ontbreekt het haar blijkbaar geenszins. Zij heeft de laatste weken heel Amsterdam, en vooral heel rijdend Amsterdam vol geplakt met grootere en kleinere gele biljetten, die ons allerwege Veilig Verkeer! Bent U al lid? toeroepen. Trammen, motor-vrachtwagens, auto's, mo tor-fietsen, zelfs broodkarren, hand karren en autopeds ontkwamen niet aan deze plakwoede. De kinderwagens ontbreken er alleen nog maar aan. Maar dat komt nog wel. Het is alles goed bedoeld, zeer zeker, al gebiedt de eerlijkheid en de nuchterheid ie erkennen, dat niet alle enerigie hier ten toon gespreid uitsluitend voort komt uit menschlievende overwegingen die den medemensch van een wissen „verkeers-dood" wil redden! Zij gaat, deze energie, ook uit van hen die, via deze nieuwe vereeniging, een „bezol digd baantje" in het verschiet zien schemeren of op persoonlijke eer uit zijn!.Maar tegen Veilig Verkeer en, goedbedoelde (nog eens!), po gingen om dit te bevorderen, heeft na tuurlijk niem.and wat. Men kan alleen een beetje twijfelen of deze overweldi gende plak-campagne nu wel zoo heel veel nut zal stichten. Nu alles vol zit met die gele biljetjes en de woorden Veilig Verkeer overal u toelonken, de zaak. door een teveel, lichte- h t a °"1Pend te werken! Men ziet het, door gewoontewerking na een .a^en rigenlijk al niet meer en maakt zich zeker niet meer bewust warden" en »nenis dezer --gewoonte- TP oeef L rtV?' er aan vast zit.... Ik geef toe, dat het moeiliik is iets te bedenken dat steeds weer de'me f- schen, de weggebruikers in de eers e plaats, óp-schrikt en tot nadenken stemt. Maar met zóoiets, - m origineels, zullen de Veilig-Verkeer- Heeren toch moeten komen willen zri inderdaad het loffelijke doel dienen! KRONIEK Terwijl ik dit schrijf, is 't jubelend zonne-feest van midzomer. De grauwe, dreigende wolken zijn verdwenen, Phoebus, de zonnegod, heeft gezege vierd. Hoe lang zal de overwinning duren?De tijden zijn er naar om mismoedig, pessimistisch, zwartkijke- rig te worden, bang voor den dag of het uur der naaste toekomst. Ver zekerd wordt, dat de drukkende atmos feer nu in figuurlijken zin bedoeld, welhaast plaats zal maken voor eene, waarin men vrijelijk zal kunnen ademen. Ik wil de laatste zijn om de geestkracht en de levensmoed, waar aan wij allen nu zoo dringend behoefte hebben, te fnuiken. Dat onzalig gedoe laat ik over aan de „lamlendige alar misten", zooals De Genestet in den jare 1848 de Jan Salie's, zwartkijkers, gestaag de „stormklok" luidenden brandmerkte. Het geslacht dier Jan Salie's is helaas nog niet uitgestorven. En in de periode van crisis en malaise, waarin wij nu moeten leven, doet het zich maar al te zeer gelden! De jongste berichten over de Lon- densche Conferentie luiden bemoedi gend. Hierbij heeft men nu eens niet te doen met een bandjir, stortvloed va« fraaie woorden, als waartoe zoo menige Conferentie, na den oorlog be legd om de arme menscheid heil en verlossing te brengen, zich bepaalde. De Londensche Conferentie heeft tot daden, beslissingen geleid, waarover ook Nederland zich mag verheugen. Meer dan ooit wellicht in de geschie denis der menschheid, zijn de volkeren der aarde op elkaar aangewezen; is 't een ideaal, waarvan men de ver wezenlijking reeds uit welbegrepen zelfbehoud heeft te bespoedigen, ver vat in het: alle menschen behooren broeders te worden, 't Ware kortzich tig en kinderlijk-naïef om te gelooven, dat wij „aan den vooravond" staan der verwezenlijking van het zooeven aan geduide ideaal. De „eeuw van Nebu- cadnesar" ligt nog in ver verschiet. Maar toch!.... De geestdrift, waar mee het Petitionnement voor inter nationale ontwapening in den lande is ontvangen de een millioen' honderd duizend handteekeningen (welk cijfer op dit oogenblik wel met eenige hon derden zal zijn overschreden, waren er in wel zeer verrassend kort tijdsbe stek!, mag worden aangemerkt als een „teeken des tijds", waarvan waar de en beteekenis stellig niet mogen worden onderschat. Dat officieren van het leger de manschappen aanspoor den, het Petitionnement te steuenn: met vreugde moet 't worden geconsta teerd! Zeker, zelfs nu zijn er disso nanten. Men heeft maniakken, die van internationale ontwapening niet willen weten. Zij vormen gelukkig een heel kleine minderheid. En waar zij 't on dernemen, zich in het openbaar uit te spreken voor bestendiging der uit puttende kosten voor defensie, gelijk die sinds zoovele tientallen jaren als vampyrs het bloed uitzuigen, dat de volkskracht moet onderhouden daar wordt hun „Te wapen!" verstoord door ziedende verontwaardiging. Het besef is eindelijk doorgedrongen, dat men thans vóór de keuze staat tusschen wezenlijke, dus niet schijnbare of ten slotte onbeduidende inkrimping der internationale bewapening of een tweeden wereldbrand, die nog veel schrikkelijker zou wezen dan die van 19141918, en waardoor een wereld revolutie zou worden ontketend, die door de communisten misschien met vreugde zou worden begroet, wijl ze meenen daardoor 't heft in handen te krijgenWelke bolsjewieksche be rekening falikant zou uitkomen, wijlde aanstichters zelve onder de puinhoo- pen zouden worden bedolven.... Ik haast mij deze bespiegeling af te breken, terug te keeren binnen het bestek van mijn week-kroniek. Nogmaals: er zijn dus lichtpunten, maar we hebben nog een lange, moei lijken weg af te leggen voordat, na het „daghen in het Oosten", ook de regel, welke in het oude versje volgt, zal worden vervuld, te weten „het licht schijnt overal Onze Limburgsche mijn-industrie is in hevige mate getroffen door de Franschc „kolen-politiek". Het Staats bedrijf der kolen-industrie zal straks, gelijk op zoo menig ander gebied van handel en nijverheid thans onaf wendbaar wordt geacht, tot Ingrij pende maatregelen genoodzaakt zijn. Die de werkloosheid zullen vermeerde ren. Te Rotterdam wil men op onder- wijs-uitgaven het bagatel van een mil lioen gulden gaan besnoeien. Over de vraag of deze manier om het beruchte „kapmes" te hanteeren niet veel te ruw is, zal ik thans niet gaan be spiegelen. 't „Heilige moeten" leidt tot allerlei nood-maatregelen, welke betrekkelijk kort geleden zelfs niet in overweging zouden zijn genoden. De crisis in Duitschland heeft o.m. berokkend overhaast vertrek van zoovele badgas ten uit Germanië, nadat de komst er van naar onze badplaatsen reeds veel kleiner was dan in vorige jaren. En nu hebben de exploitanten van ho tels en dergelijke wijselijk de handen ineengeslagen om alles te doen ten einde het „restant" althans in mid zomer te doen blijven. Men heeft de tarieven voor allerlei „gereduceerd", zooals 't wordt genoemd. Beduidend verlaagd. Men biedt verschillende „fa ciliteiten" aan, tracht 't den zomer- schen logeergast zoo prettig mogelijk te maken, óók bij het aannemen of in wisselen van marken. Wat nu en dan een verliespostje beteekent. Maar het oude spreekwoord over het halve ei en de leêge dop, wordt i.c. op treffende wijze voor de zooveelste maal bewaarheid. Uit de Regeerings-keuken kwam de tijding, dat minister Verschuur een voor-ontwerp tot wijziging van de Ar beidswet naar den Hoogen Raad van Arbeid heeft gezonden, waarvan de strekking is: uitbreiding der vervroe ging van den dagelijkschen bakkers- arbeid met een uur, indien werk gevers en werknemers daartoe het verzoek indienen. Vooral na de rech terlijke beslissing, althans, wan neer deze in hoogste instantie wordt bevestigd, inzake de mogelijkheid voor hotelhouders om hun gasten in den vroegen ochtend versch, in de hotel-keukens gebakken brood te ver schaffen, maakte 't gewenscht, dat voor de hotels de concurrentie wat ver licht werd. Er zijn weet men nog andere motieven, welke den minister van Arbeid, H. en N. er toe brachten, het bewuste wetsontwerp aanhangig te maken. Onze Senaat moest nog bijeenkomen, alvorens met groot recès uiteen te gaan. Op Woensdag 22 Juli j.1. werd in de afdeelingen der Eerste Kamer het ontwerp-Drankwet onderzocht. Nadat president De Vos van Steen- wijk in een kort, hartelijk speechje, de nagedachtenis van senator Hendrix eere had gebracht. Zooals ik reeds aanstipte, is minister Reymer zijn op volger. Deze zal het hem toegekende senatoriale mandaat niet aanvaarden. Waarna de heer Visser, te Leeuwar den, aan de beurt komt. De voornaamste, belangrijkste wets- voordrachten, laatstelijk de Eerste Ka mer door hare zuster aan de overzijde van het Binnenhof, na goedkeuring, toegezonden, blijven liggen tot het zit tingjaar 1931'32. Wat de Senaat voor openbare behandeling op Donder dag 23 dezer reserveerde, was dus niet zoo heel veel zaaks.... Voor onze katholieke landgenooten was de tijding over mgr. Nolens vrij ernstige ongesteldheid wel zeer be droevend. Voor het behoud der een heid in de Katholieke Staatspartij is 't van de allergrootste waarde, dat een man als dr. Nolens nog eenigen tijd de leiding zal kunnen voeren. Deze emi nente staatsman heeft zijn krachten overschat. Kort geleden is hij deerlijk afgemat uit Genève treuggekeerd. Zeker voor iemand, die al sinds een poos de zeventig achter den rug heeft, nam de heer Nolens teveel hooi op zijn vork. Hem werd door zijn arts absolute rust voorgeschreven. Tot dusver heeft die kuur nog geen verandering In den toestand van den patiënt gebracht. Wat nu juist niet als een bemoedigend teeken bij de lichamelijke inzinking, waarvan dr. N. slachtoffer is, kan worden aangemerkt. In de achter ons liggende week heb ben twee figuren van beteekenis ln de parlementaire en politieke sfeer de zevende mijlpaal-van-tien ln hun leven bereikt. In de eerste plaats de anti-revolu- tionnaire Staatsraad Idenburg. Nu der tig jaar geleden kwam hij, als kapitein bij den Generalen Staf van ons Indi sche leger, met verlof naar Patria. Dr. Kuijper overreedde hem, den militai ren dienst te verlaten, een Kamer- candidatuur voor Gouda aan te nemen. De heer Idenburg werd gekozen en vestigde reeds door zijn „maiden speech" den indruk van een welspre kend man te zijn, die blijk gaf van ernst en groote kunde. Kuijper's scherpe blik op menschen had ook in dit geval goed gezien. De jeugdige, eerst 40-jarige oud-officier werd al zeer spoedig door den premier van 1901 uitgenoodigd, den zetel des ministers van Koloniën Van Ascb van Wijck, door den dood aan zijn taak ontrukt, in te nemen. Idenburg toonde zich volkomen bere kend voor zijn functie. Zijn warm plei dooi voor Nederland's „eere-schuld tegeilover Indië" verschafte hem de sympathie van velen ook buiten den anti-revolutionnairen kring. Na den val van het Kabinet-Kuyper trad ook hij natuurlijk als minister af. Maar zijn liberaals opvolger bood hem het gouverneurschap van Suriname aan. Te Paramaribo gewerd hem, bij het optreden van het Kabinet-Heemskerk (in 1908) de uitnoodiging om ten twee de male de portefeuille van Koloniën te aanvaarden. Vervolgens is deze noeste werker nog Gouv.-Generaal ge weest, zes jaren lang, en in de zoo zware oorlogsjaren. Voor de derde maal trad hij, als hoofd van het depar tement van Koloniën, in 1918 aan de groene tafel. Doch nu schoot zijn phy- sieke kracht tekort. Idenburg werd overvallen door een inzinking en over spanning als waaraan thans dr. Nolens lijdt. Hij moest aftreden. Gelukkig her stelde zich het evenwicht. Hij kon zijn benoeming tot lid van den Raad van State, aannemen. Nog altijd is hij lid van dit hooge Staatscollege. Wijlen Kuypers' hoop, dat de heer Idenburg zijn opvolger zou worden als leider van de anti-revolutionnaire partij kon door Idenburg's ernstige ziekte niet worden verwezenlijkt. Kuyper's naaste vriend en vertrouweling bleef hij tot het verscheiden van dien staatsman toe. Ter gelegenheid van zijn zeven tigsten verjaardag is nogmaals warme hulde gebracht aan de schitterende, ga ven van hart en hoofd, welke hem sie ren, aan zijn sterk en nobel karak ter. Idenburg's eenvoud en bescheiden heid zijn in breeden kring bekend. Vol komen in-de-lijn daarvan paste zijn be sluit om zich op 23 Juli door een reis over de grenzen aan alle hulde-betoon te onttrekken. En een andere stoere werker, de senator L. M. Hermans, werd ook ze ventiger in de afgeloopen week. Hij is een van de echte soc. democratische oude-garde. Behoorde tot Domela Nieu- wenhuis' meest-getrouwe en -enthou siaste volgers. Toen wijlen Toelstra de S.D.A.P. stichtte, sloot de heer Her mans zich bij hem aan. Als propagan dist voor de beginselen, welke hem lief zijn, deed hij ten bate van de soc. demo cratische zaak goed werk. De heer Hermans werd Raadslid, later wethou der te Arnhem. Vervolgens lid van het Parlement. Hij verstaat de kunst om op vaak humoristische, soms scherp- ironische manier over menschen en toestanden te redevoeren. Vooral op het gebied van reclasseering, gevan genistoestanden e. t. g. is hij erkende specialiteit. Dat hij als vurig propa gandist ook wel „de roode duivel" werd genoemd, zal in hoofdzaak hebben ge vonden in 'sheeren Hermans' rossige tint van weelderige lokken, knevel en kinbaardje. Die tint is thans tot zilver wit overgegaan. Maar de heer Her mans is wel een hartstochtelijk aange legd partijman, maar overigens een genoeglijke, gemoedelijke figuur. Ook: een typische!Ik herinner mij niet, hem ooit in het Parlement gezien te hebben in ander dan zwartlakenSch costuum met gekleede jas, gouden horloge-ketting over beide kanten van vest uitgespreid. En ook welbekend is het aan geblaat van geitje herinneren de lachje, dat hij nu en dan in de zaal doet weerklinken. Een trouwhartige en betrouwbare, volijverige partijgenoot in de S.D.A.P.. voor wien alle col lega's in den Senaat waardeering en sympathie gevoelen. Man met helderen kop, ijver en nauwgezetheid wakend over de hem toevertrouwde belangen. Mr. ANTONIO. Alweer een gast van mijn hot 1 bestolen Ga je het aangeven? Natuurlijk. De kerel kan nu zijn rekening niet betalen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1931 | | pagina 11