IF Een gevaarlijk avontuur. Het spook met de ronde oogen. Een zelfgebouwde watermolen Ons kinderverhaal. Hoeveel diersoorten zijn er op aarde. Een thuiskomst, die een menschen- leven kostte door ARMAND. Hajo Bakker was nog juist ter rech ter tijd in Emoen aangekomen, om het schip naar Borkum te kunnen halen. Hij was deze maal precies drie jaar aan één stuk weggeweest van huis. Als matroos had hij alle zeeën bevaren en nu keerde hij ijlings in de armen van zijn oude moeder terug. Wakker stampte de „Dina" tegen de woelige golven en reeds na enkele uren was het ranke scheepje, ondanks den ongunstigen wind, de landtong Knock gepasseerd. Wel was intusschen de eb ingetreden, maar de heftige tegen wind deed het water slechts langzaam afvloeien en zoo bereikten zij tegen den avond de eerste uitloopers van de zuidpunt van Westlónd op Bor kum, tenminste.... daar hielden de schipper en zijn eenige passagier, Hajo Bakker, de juist zichtbaar ge worden streep zand voor. Alleen een ouwe matroos beweerde dat zij het mis hadden, doch de schipper liet hem nauwelijks aan het woord komen. De ingang van de Borkumer haven was echter vandaag niet te bereiken, want het water vloeide nu vrij snel af en daarom moest men wel, graag of niet graag, voor anker gaan en den nieuwen vloed afwachten. Dat speet Hajo ge weldig en toen het schip spoedig daar op droog kwam te liggen en het water was weggevloeid, wilde h;j trachten het- dorp te bereiken. Hij verlangde er hard naar weer thuis te zijn en zijn verlangen werd elke minuut sterker. Bovendien zou een wandeling hem goed doen. De schipper gaf toe, dat hij te voet eerder aan zijn dorp zou zijn gekomen, dan dat zij den vloed moes ten afwachten en zoo klom Hajo tegen 8 uur des avonds uit het schip, om rechtuit loopende naar de licht'!ikke- ringen van der Borkumschen vuur toren, te trachten zijn dorp rn zijn oude moeder te bereiken. Het was weliswaar intusschen don ker geworden en de maan was ook erg bedekt, maar Hajo liep, zoodra hij vasten grond onder de voeten voelde, rustig en zeker naar het vermeende strand. Een vol uur had hij reeds zoo geloopen, maar er kwam geen eind aan, hoezeer hij zijn oogen ook inspan de om door de duisternis heen te boren. Toen kwam er twijfel in hem op, of hij wel op den goeden weg was. En toen de bodem onder zijn voeten vochtig en zelfs nat begon te worden en het water van minuut tot minuut steeg, begon het hem duidelijk te worden, dat hi.1 zich in het geheel niet op het eiland Borkum bevond, doch op een der Zuid- Oostelijk van Borkum ver in zee uit- loopende „randsels" of zandbanken. Een „randsel" loopt slechts gedeelte- 'u.l ebbe, droog en staat op geen enkele wijze met het eiland in verbin ding. 1 nn het schip was niets meer te zien en de terugweg was gevaarlijk, daar hflnatuurlijk niet vlak bij het schip zou Uitkomen Alleen in de verte dans ten twee hchties. maar de weg daar heen voerde door het water. Intus schen was het pikdonkere nacht ge worden en het water begon reeds te stijgen. Hef kwam Hajo reeds biina tot aan de heupen. Reeds nam hij zich voor op het ergste voorbereid te zijn, toen het hem opviel, dat de beide licht jes dichter bij schenen te komen. Hajo begon nu uit alle macht te roepen, en i i u,ZS kwamen steeds naderbij! TCen half uur later bevond hij boord van een Borkumschen visch kotter. Aan boord van de „Dina" had echter In dien tussohentijd een treurig voor- val plaats gevonden. Niet voor niets voerde het schip bij het binnenvaren in de haven de vlag halfstok. Kort na dat Hajo den vorigen aivond het adhip had verlaten, waren de manschappen naar kooi gegaan.... Maar toen de oude matroos den volgenden mor gen zijn hoofd uit het vooronder stak, zag hij zijn schipper blootslhoofds en met verwilderde haren bij den boegspriet staan„Dat is niet Borkum das is een randsel", riep hij uit met een doffe stem. „Zoo, dus toch...." was alles wat de oude matroos wist uit te brengen, toen hij het water om de boot zag spelen en héél, héél in de verte de vaste kust van het eiland. Hij begreep onmiddellijk, dat de oude schipper zich verwijten maakte, dat hij zijn passagier van boord had laten gaan en om hem te troosten begon hij plannen te maken voor de redding. De oude schudde echter wanhopend het hoofd en riep: „Hij is verdronken". Met deze woorden liet hij zich over de verschansing vallen en verdween on der de golven. Men slaagde niet erin hem te redden. WAT HEBBEN ZE HET DRUK! Tok, tok, tok, tok, tok, tok, tok, tok, Wat een lawaai in 't kippenhok! Het heele kippenhok in koor, Dat kakelt maar in eenen door. „Wat is er toch te doen vandaag?" „Nee maar, dat is me ook een vraag!" Vandaag? Vandaag? Al dagen lang Is het kippenhok aan den gang. Het gaat erom: Wie legt 't meest? Want nog een week maar, dan is 't feest! En wat een eieren kookt moe dan. Wel twee voor Piet en vier voor Jan. Maar Piet roept: „Zes eet ik alleen!" Moe lacht: „Och-och! En ik maar één!" Maar Mie en Trui en Frans en Saar, Daar moeten er wel twaalf voor klaar. Kee, in de keuken, hoeveel die? Die eet alleen wel viermaal drie! ,,'t Kanarietje moet ook wat, hoor!" Roept Piet, „die krijgt van mij een door!" Moe maakt ter eer van tante Da Ook nog een groote e" rvla.... Ja, ja, 't is ei en nóg eens ei. Het wordt een heele smulpartij! Tuk, tuk, tuk, tuk, tuk, tuk, tuk, tuk! Och kippetjes, wat heb je 't druk! (Ingez. door „Madeliefje" te T.j (Nadruk verboden.) Wanhopig, en met verwilderde haren, stond de schipper bij de boegspriet. Het lijk van den ongelukkigen schip per spoelde dien dag op Borkum aan. En in de herinnering van de Borkum- mers zal hij steeds blijven leven, deze oude, eerlijke zeebonk, die het niet kon verdragen, dat volgens zijn mee ning door zijn schuld een men- schenleven was verwoest. Jakkes, zullen jullie zeggen, wat griezeligeen spook. Gelukkig maar, dat het op het plaatje klaarlich ten dag is, want anders zou het heele- maal om te huiveren zijn. Maar wees maar niet bang hoor! De twee griezelige, ronde oogen be- hooren aan een heel onschuldig dier, aan eenDaar had ik het haast vèr- klapt en dat is de bedoeling niet. Dat moeten jullie zelf uitvinden. Verbindt de cijfers 1 tot en met 44 maar eens in de goede volgorde met elkaar, dan zie je het gauw genoeg. wij nog twee even groote palen, die den molen zuilen dragen, ieder met een ronde opening (fig. D) en steekt het rad in de beide draagopeningen. Om de as van den molen te beletten uit de draagopeningen te schuiven, lijmen we hierop aan den binnenkant twee ronde schijfjes (E). Het geheel plaatsen wij nu boven een kleine greppel, drukken de palen zoo ver in den bodem, dat het water het uiteinde van een vleugel kan pakken en onmiddellijk zal onze water molen zich vroolijk plassend in bewe ging stellen. Voor vacantiebezigheid konden wij wel eens tezamen een aardige water molen gaan bouwen, vinden jullie ook niet? Nu dan luister maar goed. Neem een rond, glad staafje, van circa 15 cm lengte (b.v. een potlood) en lijm hierop met wat houtlijm een schijf (A) van 6 cm grootte en 4 cm dikte. In den rand van deze schijf boort men op ge lijke afstanden 6 tot 8 gaten (B) en steekt in ieder gat een vleugel 3 cm breed en 23 cm lang. Nu snijden OP VERJAARDAG VISITE. Het vriend-je van Ton, Bert, jarig. Het trof juist zoo goed, dat het 'op Zaterdag viel. Hij had Ton gevraagd, of deze met Hanis en Rosy, 's middags bij hem kwamen, hij zou nog meer kin deren mogen vragen en dan konden ze allerlei leuke spelletjes spelen. Bert's moeder zou een snoeperij klaar maken, die in Indië veel wordt gegeten en sa men met Ton had hü een fijne taart mogen bestellen. Tegen twee uur kwamen ze allen bij Bert aan en liet duurde maar heel even, eer de kennismaking met Bert's ouders had plaats gevonden, want de meeste kinderen kenden zijn ouders al. Eerst werd begonnen met een glas limonade en een stuk taart, terwijl de vader van Bert hen allerlei mooie foto's van Indië liet zien en er alles van ver- telde. Daarna gingen ze alle mogelijke gezelschapspelletjes spelen. De moedei van Bert wist er een heeleboel en daai, Bert een grooten tuin had, konden a allen hun hart ophalen en behoefden ze niets te ontzien, want de tuin sas nog niet aangelegd, dat zou pas in het voorjaar gebeuren. Verstoppertje, krij gertje, kruip-door gluip-door en andere spelletjes kwamen aan de beurt. Toen gingen ze weer naar binnen, vaar ieder een nieuw glas ranja kreeg en nu een stuk van de beloofde Indische, lekkernij er hij. Nadat alles weer opgeruimd was, kwam het groote moment van het feest,. n.1. een halonnenjacht. Er waren acht ballonnen voor de kinderen, voor ieder een en een kleine ballon voor Fidel, want die was natuurlijk ook mee ge komen. Aan iederen ballon zat maar een kort draadje, net lang genoeg om juist den ballon te kunnen pakken Daarbij kwam, dat de ballonnen ro.- tuurlifk niet hooger konden stijgen dair het plafond. De bedoeling was nu, dat_ ieder kind moest probeeren een ballon,' of liever het draadje van een ballon te pakken, terwijl de anderen onderwijl hun best deden dit te voorkomen, door het draadje weg te blazen of met een stok den ballon weg te duwen. Ieder op zijn beurt moest het mi pro beeren. En der ballons had een tee kentje, dat niet zoo ghuw te zien was. Die den ballon pakte, waar het teeken- He op stond, had redht op een extra stuk taart. Dat was me een gedrang en geduw, eer ieder kind een ballon had Ook Fidel had de zijne aan zijn hals band zitten. Nu moesten ze zien, wie c" gemerkte ballon had, doch hoe ze ook keken, niemand ontdekte iets en ja wel, daar bleek Fidel de gelukkige winnaar te zijn. Ieder schoot er over in den lach en Bert's moeder vond, dat Pidel dan liever een extra kluifje moest hebben. Het stuk taart werd nu in achten verdeeld en ieder kreeg zijn eigen deel. Eindelijk was de pret afgeloopen en gingen alle bezoekers naar huis. Y'0 die een beetje bang was voor dèn fl' Ion, werd er van verlost en Ton offe zidh wel op, twee ballons te dragen. Daar gingen de kinderen weer terug» zeer voldaan over den heerlijken mid dag. Een bekend zoöloog gaf eenige11 geleden interessante gegevens hetrm- fende het vooruitgaan der zoölogie. deelde mede, dat er in 1830 1200 vel schillende soorten zoogdieren bekerw waren. In 1900 was dit aantal tot 2300 gegroeid. De soorten vogels, die in 1830 bekend waren, bedroegen 3600, in 1900 waren er 11.000. Bij de reptielen klcni het aantal respectievelijk van 543 tot 3400; hoe kleiner de dieren waren, h°° gTOot-er hun aantal niéuwe soort®11- Van 1830 tot 1900 steeg het aantal v's' schen van 3500 tot 11.000 (hoofdzak®- 1 ijk tengevolge van de verbeteringen >n het diepee-onderzoek; schaaldieren van 1290 tot 7500; spinnen van 1048 W' 8070; duizendpooten van 450 tot 130® insecten van 49.100 tot 220.150; wornkj van 372 tot 60.10. Kende men in ongeveer 73.588 soorten, In 1900 war* er 311.653. En als men aanneemt, F sedert 1900 jaarlijks ongeveer 12W

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1931 | | pagina 14