POPULAIRE RUBRIEK sSS POPU14MR. KcXVQ EJC,Ö ^I-, VMiDE, CMÉ, COURAïtft EV9ATA HARI, de bekoorlijke spionne. SffAïïï Ks-i- 497 VAN ZATERDAG 1 AUG. 1931. Zij stierf op heizeifde oogenbiik dat zij een kushand zond aan de soldaten van het vuurpeloton. Als hst kindje binnenkomt. (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDENj door Sir BASIL THOMSON, oud-chef van den Engelsehen Contra-Spioneaged'ienst. Mata Hari, die in werkelijkheid Mar- garetha Geertruida Zelle heette en Neder- landsche van geboorte was, heeft vooral in den wereldoorlog van zich doen spreken. Zij werd door een Franschen krijgsraad, zonder voldoende bewijs, tot den dood door den kogel veroordeeld. Nog twijfelt men er aan, of zij dit vreese- lijke lot wel verdiend had. Ook Sir Basil Thomson schijnt er niet van overtuigd te zijn. In het volgende geven wij zijn her inneringen aan de „roode danseres" weer. In het begin van 1916 kreeg ik op mijn bureau in Scotland Yard bezoek van de vrouw, die over de geheele we reld bekend zou worden als de handig ste oorlogsispionine, de roode danseres, Mata Hari. Door haar lenigen gang, haar gratie en het geraffineerde in haar geheele houding, trok zii de aandacht en wekte ieders bewondering. Haar oogen waren zwart en schitterend, en hoewel het on geregelde leven, dat zij geleid had, aan haar schoonheid afbreuk had gedaan, kon ik_ gemakkelijk begrijpen, dat het haar niet moeilijk kon vallen, de man nen van den rechten weg af te brengen. Maar Mata Hari was verdacht en heel verdacht ook. Ongeveer zes maan den tevoren had men (terwijl men tevoren meende, dat zij zich te Madrid uitsluitend met dansen bezig hield, waarvoor zij ook contracten had aan gegaan) gemerkt, dat zij in werkelijk heid een spionne was van den Duit- schen geheimen dienst, en dat zij als zoodanig zeer veel te beteekenen had. In dien tijd had Frankrijk veel te lij den van Duitsohe spionnen, waarvoor velen Spanje tot basis geko.xen hadden. Ik had veel van Mata Hari hooren spre ken en ik dacht eerst, dat zij zou pro- beeren ons in te palmen wij waren met ons vieren mannen, met een koel hoofd, zonder illusies omtrent onszelf, Ik vergiste mij echter: Mata Hari bleef uitsluitend zakelijk. Voorts verwpzen we naar een boekbespreking van een door den Fransch-Nederlandschen journalist Heymans uitgegeven levensbeschrij- vjng, opgenomen in ons blad van 26 F ebruari. De dames Munmiikkenhuysen zaten, alle drie op hun eigen plaats, om de tafel en hun breinaalden klepperden. K' was het eiken winteravond. De juffer Marie, zat het dichtst bij hprt a- (ie tweede, juffer Anne, zat ste -mVf de theetafel en de jong- deur zat h'et didhtst bi-ï het en'H5°- Was het en zoo hoorde de la nee T,,i^miftalden klepperden en in Anne, had als de tweede het kind. Ze was voor het kind-zijn wel een beet.ie te oud, want haar veertieste levensjaar had ze ai achter zich, maar Het is waar, dat zij ons niet uit eigen bewegign kwam opzoeken Zelfs was zij sinds haar vertrek uit Madrid onophou delijk gevolgd door ambtenaren van den geheimen dienst, die wilden ont dekken, welke nieuwe wandaad zij van plan was. Na wat wij te Madrid gezien en gehoord hadden, was er geen twijfel meer mogelijk; Mata Hari zou naar Holland teruggaan om daar officieren van den Duitsohen geheimen dienst te ontmoeten en hun het resultaat van haar ontdekkingen in Spanje mede te de eten- Haar levensgeschiedenis was onge twijfeld zeer merkwaardig. Zij was in Holland geboren als dochter van een Nederlandse-hen vader en een Indo- Europeesche moeder en trouwde heel jong met een Hollandsohen marine officier van Iersche afkomst, die Mac Leod heette. In elk geval ontbrak het haar niet aan Oostersch bloed. Haar Oostersche afkomst was niet te miskennen. Haar panterachtige gratie deed onwillekeurig aan een tropisch klimaat denken, meer nog dan baar artistennaam, die „Oog van den dag" of Zon betèekent. „Gaat u zitten, mevrouw," zei ik be leefd. Zij knikte even met het hoofd en zette zich neer. Het was haar aan te zien, dat zii een scherp verhoor ver wachtte. Dat had zij al gedacht vanaf het oogenbiik, dat. men haar had opge licht van de boot, die haar naar Holland had moeten brengen. Kalm en beheerseht. „Wü hebben u verzocht, hier te ko men, om enkele vragen te beantwoor den," begon ik. „Ja ongetwijfeld," antwoordde zij in het Fransch. „Wü zijn er tamelijk benieuwd naar te weten, wat u te Madrid heeft ge daan." „Oöh mijnheer, dat is bekend genoeg. De heele wereld weet, dat ik een dan seres ben." „Ja", antwoordde ik, „dat weten wij ook wel. Maar is u nog iets anders?" Mata Hani, die tot dat oogenbiik de zakelijkheid in persoon was geweest, liet een glimlach over haar gezicht gaan. dat deed er niet toe, ze was de jongste en het kind. De dames Munniikkenhuysen zaten alle drie op hun eigen plaats, om de tafel en haar breinaalden klepperden. Ze klepperden zelfs deizen avond bij zonder snel, en hard, en dat was geen wonder ook, want zoo iets als er nu ge beuren ging, neen, dat moest je wel zenuwachtig maken, En er was den laatsten tijd zooveel gebeurd. Daar was in de allereerste plaats het overlijden van broer Joban, toen de begrafeniisdrukte en de rouw- kleeren. Toen onderhandelen met den notaris. En toen.,., de zorg om het alleen-gebleven zesjarige nichtje. Alles samen had heel wat moeite en zorg ge kost, en juffer Marie, de autoriteit, had soms aan haar eigen superioriteit getwijfeld, 't Niehtie was ziek gewor den, moest in een ziekenhuis verpleegd worden, en juffer Marie had, denk eens aan, wel tien maal naar de stad ge moeten om het kind te bezoeken. Nu was het eindelijk hersteld, en morgen, morgen zouden de twee oudste dames haar gaan halen. Reden genoeg, om zenuwachtig te worden. Jutter A«me legde haar breiwerk „Ach neen! Neen, mijnheer, dat zijn geruchten. Ik heb vele bewonderaars, en, voegde zij erbij, terwijl zij haar mooie schouders optrok, die zijn wel eens jaloersoh op eikaar." „Kent u te Madrid niet iemand, die Von Kalle heet?" vroeg ik. Zij scheen een of twee seconden na te denken en antwoordde toen: „Ja zeker. Ik geloof, dat hij aan de Duitsohe ambassade was. Maar ik heb bem alleen op diners ontmoet." „En Von Kroon?" „Ja, die heb ik samen met den ander ontmoet." Als ik bii het begin van het gesprek al eenigen twijfel had gehad aangaande de gecompliceerde persoonlijkheid van Mata Hari, dan was die nu langzamer hand verdwenen onder den invloed van haar wonderbaarlijke zelfbeheersching. Bovendien wist ik van haar vele andere dingen, waarvan ik niets liet merken. Doch zij was handig: zij liet zich door niets uit het veld slaan en zij was ver standig genoeg om te begrijpen, dat nu bet oogenMik gekomen was om een van haar listen te gebruiken. Onder vier oogen? „Ik begrijp wel, waar het op neer komt," zei ze met een betooverenden glimlach. „U denkt, dat ik een Duit sohe spionne ben. Het zou ongetwij feld beter zijn, als ik u onder vier oogen sprak." Een dergelijk verzoek werd op mijn bureau dikwijls gedaan. Vooral vrou wen zijn bij voorkeur alleen, als het er om gaat, compromitteerende verklarin gen af te leggen. Ik liet dus iedereen weggaan, behalve een marine-officier, die in Mata Hari evenveel belang stel de als iik. Mata Hari wierp een wantrouwenden blik op hem. „Mijnheer," zei zij op verwijtenden toon, „ik zou u onder vier oogen willen spréken," „Mevrouw, onder omstandigheden ais die waar wij nu onder verkeeren, zijn mijn collega en ik officieel te beschou wen als een en dezelfde persoon." Hier trok ze de schouders op, zweeg nog een oogenbiik en zei toen als in volkomen berusting: „Ik moet u iets bekennen. Het is waar, r dat ik eed spionne ben. Maar niet voor Duitsch- land. Neen, ik werk voor Frankrijk en als zoodanig is het natuurlijk mijn plicht om het gezelschap van Duit- schers te zoeken. Zij denken, dat ik met hen sympathiseer en daarom zeggen zii mü vele dingen, die ik zonder dat nooit te weten zou komen." Ons onderhoud eindigde in de beste stemming, doch wij stonden Mata Hari niet toe, dadelijk af te reizen. Zij werd neer en ging theeschenken. Juffer Koosje zag'naar de klok, en juffer Ma rie vroeg haar daarom, of ze moe was en naar bed verlangde. „Het kind", ging wel eens een poosje eerder dan de ouderen ter ruste. De thee werd ingeschonken en de drie zusters bogen zich weer over hun werk. Hun oude gezichten waren stil en ernstig en hun breinaalden klepper den. Maar plotseling legde juffer Marie met een resolute beweging het werk neer. „Hoor eens," zei ze, „we moeten toch eens praten over 't kind. „Ja, Anne, voor jou is dat niet zoo noodig, maar voor Koosje, die is niet zoo vast, als ik wel zou wenechen." Beschaamd sloeg juffer Koosje haar oogen voor den strengen blik van haar oudste zuster neer. „Kijk eens, 't komt aan op een sterk karakter en daarom sta ik er op, dat 't kind niet bedorven wordt. Vaste regels, vaste tü'den, vaste grondbegin selen, daar sta ik op." „Wat weet je het toch altijd goed te zeggen," bewonderde juffer Anne, „ik zou 't niet zoo kunnen, maar ik ben het uafcuuxliik met je eens." integendeel nog eenogen tijd door ons te Londen aangehouden om ons in staat te stellen tot het inwinnen van enkele inlichtingen, die ons wantrou wen ruimschoots bevestigden. Het was natuurlijk moeilijk om de gangen na te gaan van een vrouw, die zoo handig was. Als danseres en onder daan van een neutraal land had zij door heel Europa kunnen reizen. Zoo wordt er verondersteld, dat zp bij het uitbre ken van den ooi-log te Berlijn was en dat zij eenigen tijd later te Parijs aan kwam, waar zij nauwkeurig werd be waakt door het „tweede bureau", dat beschouwd kan worden als een cóntra- spionnagedienst. Terecht of ten onrechte waren de Fransehen er van overtuigd, dat zij in lichtingen van overwegend belang had weten te verkrijgen, die betrekking hadden op de Franische plannen aan gaande de bewegingen van de geal lieerde troepen. Opnieuw verdacht. Voordat het echter mogelijk was, üe tegenover haar te volgen gedragslijn vast te stellen, verliet Mata Hari Frankrijk. Men hoorde weer over haar spreken te Madrid. Zij werd dikwijls gezien in gezelschap van Von Kalle en Van Kroon, resp. marine- en militaire attaché bij het Duitsohe gezantschap. Tot nu toe waren er tegen haar slechts maatregelen van preventieven aard te nemen en toen zii voor de twee de maal op Scotland Yard kwam, wa ren wü reeds tot de conclusie gekomen, dat zij in het aangezicht van oniverschil- „Jongen, houd op met dat slaanl Weet je niet, dat je je vyand moet lief hebben?" „Hè-hè, 't is heelemaal niet m'n vyand, 't is me broer!" (Everybody's Weekly). Juffer Marie knikte goedkeurend, en den wijsvinger van haar rechterhand opheffend, ging ze voort: „Daarom van 't begin af aan geen flauwe toe gevendheid. Als 't kind morgen komt, dan dadelijk eten en naar bed. Ik breng haar maar boven en Anne kan meegaan om haar te helpen hij 't uitMeeden. Dan 't licht uit en gaan slapen. Geen gezanik meer om drinken of niet-kun- nen-slapen. Hoor je Koosje? En dan den volgenden morgen om zeven uur op. De eerste dagen kan 't kind nog thuis blijven om wat aan te sterken, we zullen zorgen voor nuttige bezig heid, je zoekt je oude schoolboekjes op, Koos, en jij geeft haar onderwijs." „Als ik dat maar kan," zuchtte juffer Koosje, maar de autoriteit antwoordde: „Niet kunnen? Gekheid. Alles kan. En nou is 't tijd om naar bed te gaan en morgen komt er weer een dag." Zoo gingen dan de breinaalden rusten. Het kind was er. 't Was er nog maar twee minuten, 't had bet hoedje nog op en het manteltje nog aan, maar 't was er. Juffer Marie stond rechtop, in de kamer, en wees aan. „Koosje, jü trekt haar 'i manteltje

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1931 | | pagina 9