WAAR ZUN DE KINDEREN?
De zwarte roover.
QMS KlNDERtlOmrerj
Een dierenverhaaltje.
Voor het zonnetje nog goed en wel
besloten had haar eerste stralen op den
boschrand te doen schijnen, schrok
vrouw Vink, die dien afgeloopen nacht
zoo heerlijk in haar nestje had gesla
pen, wakker! Zij had iets hooren pie
pen en keek dan ook met haar slape
rige oogjes verward om zich heen.
Wéér hoorde zij piepen, ditmaal heel
hard en plotseling voelde zij, dat een
van de door haar bewaakte eitjes zich
geheel eigenmachtig omdraaide en een
oogenblik later lag er iets warms en
vochtigs naast haar, iets met een geel
snaveltje, dat zich vanaf het eerste
oogenblik wijd opensperde. Het piepen
hield van nu af aan niet op en ook de
andere eieren vertoonden pogingen om
zich binnen korten tijd in kleine vin
ken te veranderen.
Vlug werd vader Vink nu van zijn
uitkijk naar het nest geroepen en nu
moest hij aan het werk gaan om vier
hongerige magen te stillen. De kleine
Vinkjes hadden meer dan gewonen
eetlust!
Op het weiland trof moeder Vink de
veldmuis aan en verheugde zich er
reeds over een praatje met haar te
kunnen maken over hare familie en
over haar huiselijke zorgen. Het muis
je had dien morgen echter niet heel
veel tijd; anders kon zij zoo gezellig
oploopen met vrouw Vink en nu stelde
zij nergens belang in, zelfs niet in het
weer en, tegen haar gewoonte in, had
zij het dien morgen buitengewoon druk.
Vermeerdering van mijn gezin!
zei ze tegen vrouw Vink. Ik heb het
heel druk en moet zien, dat ik een paar
van die heerlijke, sappige peentjes uit
graaf
Neen maar, dan ga ik mee naar
je huis, als je het goed vindt, vrouw
Muis! Ze wachtte niet op antwoord,
maar volgde de veldmuis tot haar huis
je en ging met haar naar binnen. In
de eerste oogenblikken was zij wel wat
veranderd, want eerlijk gezegd, be
greep zij de moedertrots van vrouw
Muis niet, toen zij die kleine, naakte,
wriemelende hoopjes zag, die nog niet
eens konden zien en niets deden, dan
jammerlijk piepen, Ze zweeg wijselijk,
maar dacht bij zichzelve: Smaken ver
schillen! In ieder geval was zij nu dub
bel blij met haar kleine schreeuwers.
Een donkere schaduw bewoog zich
over den grond waar zij stonden en
zonder verder een woord te zoggen,
was vrouw veldmuis verdwenen. Hoe
wel vrouw Vink zich eerst niet kon be
grijpen, waarom de veldmuis zoo onbe
leefd tegen haar was, en zoo maar
zonder een woord te zeggen was
verdwenen, duurde het niet lang of zij
ontdekte de oorzaak. Een groote raaf
zat aan den rand van het bosch op een
tak. Hij wist toch zoo zeker, dat hij een
oogenblik tevoren nog een muis had
gezien en nu was deze ineens verdwe
nen! Dat viel hem geweldig tegen, want
hij had juist zoo op een lekker muizen-
ontbijt gerekend.
Buurvrouw Vink, hebt u zooeven
niet een muis gezien? vroeg hij heel
vleiend voor vrouw Vink zich uit de
voeten kon maken. Of weet u misschien
ook. of hier ergens een muizennest is?
Ik houd zooveel van kleine muizenkin-
dertjes! Bij het laatste smakte hij ech
ter zeer verdacht met zijn tong.
Vrouw Vink had gelukkig haar
tegenwoordigheid van geest weer her
kregen en zeide:
Een muis? Neen, maar een kik-
vorsch heb ik wel gezien; die sprong
zooeven hier voorbij en ging naar den
vijver!
Zij had inwendig groote pret, toen
zij zag, dat de raaf zich teleurgesteld
met langzame schreden verwijderde en
voorzichtig vloog zij nu, voordat zij
naar haar nest terugging, eerst een
eindje in tegenovergestelde richting,
om de raaf zoodoende op een dwaal
spoor te brengen. Zij wist bij onder
vinding, dat raven nu
juist niet het beste ge
zelschap waren voor
kleine vogelkindertjes.
Hoewel de vijver
heel helder en door
schijnend was, kon de
raaf er geen spoor van
een kikvoröch in ont
dekken. Eenige water-
vliegen zoemden 0111
hem heen en 'n rups strekte zich met
welbehagen in de zon uit. Wat heeft
echter een ravenmaag aan zoo'n kleine
rups? Dat is hoogstens een klein voor
proefje, een bonbonnetje, maar geen
stevig ontbijt. Verdrietig hapte hij de
rups maar vast op en nam van louter
ergernis nog de helft van het blad mee
naar binnen, waarop de rups had lig
gen rusten.
Eet smakelijk! piepte vergenoegd
de veldmuis, die zich in een der ope
ningen van den grond had verstopt en
dit verbeterde de booze bui van den
raaf nu juist niet.
Drie eenden waren in den vijver
bezig met een bad te nemen en doken,
onder vroolijk gesnater, maar steeds
onder water, terwijl de druppels rechts
en links om hen heen spatten. Van tijd
tot tijd hielden zij de kop een poosje
onder water om van den bodem het een
of andere lekkere hapje te halen. Ze
kwaakten er in hun vroolijkheid maar
op los.
De raaf had het spel der eenden een
poosje gadegeslagen en begreep toen,
dat hij zich dien morgen moest tevre
den stellen met wat groene blaadjes en
bloedzuigers, die aan den rand van
het water te vinden waren. De eenden
snaterden er weer lustig op los en be
spatten den ontstemden raaf geducht,
wat er niet toe bijdroeg om zijn booze
bui te verdrijven.
Gespuis, dat jullie bent! mompel
de hij bij zichzelf en vloog weer naar
den kant van het bosch. Vandaag had
hü geen geluk.
Op een kleinen afstand van het
bosch waar de raaf woonde, was een
boerderij en het was juist etenstijd
voor de kippen. Het meisje kwam naar
buiten met een mandje voer aan den
arm en de kippen, die haar reeds ken
den, begonnen allen een luid: Tok, tok,
toktoktok! aan te heffen. De kloek met
haar kuikens kregen wat extra-voer
op eenigen afstand van de andere kip
pen, opdat zij er niet met elkander om
zouden gaan vechten.
Die kleine kuikentjes propten zich
zóó vol, dat zij bijna niet meer konden
loopen, zoodat het net dikke, gele bol
letjes op pootjes leken.
De raaf had het kakelen der kippen
gehoord, vloog naderbij en vond een
schuilplaats op het dak, vanwaar hij de
kippen en kuikens kon gadeslaan. Het
water liep hem in den mond, toen hij
die kleine kuikentjes zag en hij kon
nauwelijks wachten, totdat het meisje
weer weg was-^Toen plotseling als
een pijl uit een boog vloog hij naar
beneden, sloeg zijn klauwen in een van
die aardige kuikentjes en verdween er
mede naar het woud, waar hij het arme
diertje, dat niet dicht genoeg bij zijn
moeder gebleven was, opat. Nu ge
raakte h;j weer in zijn humeur na zoo'n
feestmaal!
De boer was echter door het hevige
gekakel van de kippen naar buiten ge-
loopen en begreep, dat er onraad was.
Hij kon nog juist zien, dat de raaf met
het .kuiken wegvloog, doch voordat hij
naar huis was geloopen en zijn buks
had gehaald, was de roover verdwenen.
Pas jij maar op, leelijke kuiken
dief; ik krijg je wel! sprak de boer bij
zichzelf. En den heelen middag bleef
hij opletten, of hij de roover niet zag.
De raaf was echter heel slim en bleef
dien dag verder weg, want hij had de
glimmende loop van den buks van den
boer in de zon zien schitteren. De vol
genden morgen toen de raaf wakker
werd dacht hij met genoegen aan
zijn feestmaal van den vorigen dag en
daar hij het niets kwaads vermoeden
de kuiken zoo gemakkelijk had ver
schalkt, was hij van plan nog eens te
trachten zoo'n malsch boutje te pak
ken te krijgen.
Hij vloog tot op eenigen afstand ven
de boerderij en om de aandacht niet op
zich te vestigen, liep hij het laatste
deel, totdat hij in de buurt van het kip
penhok was.
Het meisje kwam, evenals gisteren,
de kippen hun voer brengen. Eerst
keek zij naar alle kanten of zij de raaf
niet zag en daar er slechts een paar
musschen heen en weer vlogen, open
de zij de deuren van het hoenderhok en
strooide het voedsel om zich heen. Ook
de kloek met haar kuikens kreeg haar
extra-deel. 1
De kippen-moeder, die gisteren een
van haar kuikentjes had zien wegroo-
ven, liep bezorgd om haar kinderen
heen en hield een waakzaam oog op
hen. Kuikentjes zijn echter dikwijls
heel erg eigenwijze diertjes. Daarom
liepen er toch een paar van de moeder
weg. Eensklaps schoot de raaf op een
van de diertjes af en eer de moederkip
het kon voorkomen, sloeg hij zijn klau
wen om het diertje en voerde het mee
naar het bosch. Dat was teveel voor den
boer! Hij besloot net zoo lang te wach
ten, totdat de roover weer term>L-„
hü kende de ravenals zij zn^i ,e;
ker gesmuld hadden, werden zii t
brutaler en kwamen dan wee* t
En jawel hoor de boer had zich
vergist, toen hij bij zichzelf reden,
de, dat de raaf 's middags zou te*
komen.
Inderdaad tegen het middar
etensuurtje - kwam de vraatzuchtig
raaf weer voorzichtig aansluipen Maar
nu hij tweemaal zonder moeite een kni
ken had geroofd, was hij niet meer X
vreeseljjk voorzichtig.
Op het erf stond een regenton; daar
ging hh achter zitten en bespiedde 2iin
prooi. Het zonnetje scheen heerljjt 1
moeder Kloek en de kuikentjes namen
een fijn zonnebad in het warme L<]
De raaf zag dit en wilde nu een
stige gelegenheid afwachten om zich
een nieuwe maaltijd te verschaffen.
Hij had nu echter buiten den waard
gerekend.
De musschenfamilie, die onder de
dakpannen der boerderij haar nest had,
zag van daaruit de raaf achter
regenton zitten en begon op een vrt
selijke manier te sjilpen Zij hadden dt
roofpartijen van de vorige dagen ge
zien en waren erg boos geweest op den
brutalen raaf. Zij gingen nu onophou
delijk heen en weer viiegen over het
erf en om de plek, waar de hen met
haar kuikens lag, als wilden zij haar
waarschuwen. De hen verstond de mus-
schentaal echter niet en begreep niets
van al dat lawaai om haar heen. Rustig
stak zij de kop onder haar veeren voor
een middagdutje.
De kuikentjes, die heelemaal niet sla
perig waren, benutten deze gelegenheid
om eens op verkenning uit te gaan.
Een kuikentje liejè weg en kwam vlak
bij de regenton, waar de raaf begeevig
stond te wachten, gereed om zijn klau
wen in zijn prooi te slaan. Toen viel er
eensklaps tweemaal achter elkander
een schot. Het kuikentje tolde hevig
verschrikt over den grónd en viel ff}
den rug, krabbelde weer op en verborg
zich ijlings onder de vleugels van moe
der, die wakker was geworden en ang
stig om zich heen keek.
Het schot had de raaf getroffen en
deze lag nu dood naast de regenion. ón
zijn begeerigheid had hij heelemaal niet
meer aan den boer gedacht, die reeds
den geheelen dag op hem had liggen
wachten. De kippen waren erg Mij en
de musschen hadden het druk om de
blijde boodschap aan de andere vogels
over te brengen. Spoedig wist dan ooi
de geheele omgeving het nieuws.
De veldmuis liep vergenoegd
haar nest heen; de vinken durfden we-
In het Donkerbergsche bosch woont
een stokoude vrouw, die omdat zij
zoo leelijk is als een „heks" wordt
beschouwd. En natuurlik hebben de
kinderen weer niets beters te doen, dan
de oude te kwellen, te plagen, uit te
schelden en te treiteren. Vooral wordt
zij, om de vorm van haar huisje, dat
gebouwd is in den vorm van een groote
laars, bespot. En de arme oude vrouw,
die heelemaal geen „heks" is, loop maar
zuchtend achter de kinderen aan en
ergert zich iederen dag, dat zij zoo
slecht kan loopen en de rekels niet eens
te pakken krijgt. Deze weten ecb^
steeds te ontkomen en verstoppen
dan in de omgeving. Op onze teeken"
hebben zich ook een aantal kindel^
verstopt; het zijn er niet minder
zeven! Zien jullie ze soms?