Vagebond zijn is weer een beroep geworden. Dichtende en schildeiende zwervers. GROOTE MANNEN rr TOB NOOIT door Dr. ERNSi' MEUNIER. De gelukkige tijden die Duitschland op liet hoogtepunt van zijn macht, bij de eeuwwisseling heeft meegemaakt, hebben met zich meegebracht dat we het vagebondeeren als een strafbare ondeugd van lieden die buiten het maatschappelijk leven staan, beschou wen. Slechts de „hokvaste" menschen werden als volwaardige leden van de maatschappij beschouwd, en namen aan het maatschappelijk leven geheel en al deel. Na den oorlog zijn echter ook voor de vagebonden de tijden anders gewor den. Alleen al 't feit dat er in Duitsch land ongeveer 400.000 vagebonden zijn en verder, dat die zwervers zich dat is echt Duitseh hebben georgani seerd en hun jaarlijksche congressen houden die door duizenden worden be zocht, bewijst wel dat de verhoudingen zich geheel en al hebben veranderd. Vagebond zijn is eer een beroep gewor den en wel zoozeer, dat er tegenwoor dig een geheele groep intellectueele, een groot aantal begaafde koppen, on der de vagebonden zijn. Vagebonden kunst is een tijdsbegrip geworden. In Berlijn is een groote tentoonstelling van door vagebonden vervaardigd schilderwerk gehouden, in de tijd schriften treft men zeer vaak repro ducties naar schilderijen, teekeningen en etsen der zwervers aan, evenals ge dichten, verhalen en essay's door zwervende dichters en literatoren ge schreven. Moet de burger ontzet zijn over deze ontwikkeling? Wanneer men ziet hoe de wereld overal is veranderd, dan be hoort bij dit geheel veranderde aspect der aarde ook de vagebond. Wij be leven in onzen eeuw tegelijk de ver schijning van een nieuwe, grandiooze volksverhuizing en zelfs een volksver huizing op een vredige manier en met een vredig doel. Reeds alleen in Duitschland hebben in de laatste tien tal jaren, echter voor alles na den oor log, groote massa's van woonplaats ver wisseld. Zy zijn uit het Oosten, waar zij tientallen, ja voor een deel honderden jaren hebben gewoond, altijd maar weer verder naar het Westen getrok ken. Oost-Pruisen noemen de aard rijkskundige theoretici en de cultuur critici heden reeds een „uitstervend" land. Miliioenen menschen zijn in de laatste tientallen jaren alleen van Po len naar Duitschland getrokken. De Russische emigranten-golf heeft de geheele wereld overspoeld. Een ander geval: de Klein-Aziatische Grieken zijn met zak en pak, kind en vrouw weer naar het oude vaderland terug gekeerd. Een nieuwe millioen men schen heeft zich alleen om de hoofd stad Athene in aardholen en de meest primitieve woonbarakken gevestigd. Zoo is dus het geheele Europeesche continent in beweging en de landweg is weer een symbool geworden, het symbool der vagebonden, der men schen zonder vaderland, die de geme chaniseerde groote stad zijn ontvlucht om hun verlangen naar vrijheid en on gebondenheid te bevredigen. Ik ken vagebonden die zeker de halve aarde hebben gezien. Altijd trekken ze voor uit! In dat woord „vooruit" ligt de ei genlijke zin van het vagebondeeren. Waarheen gaat de zwerver? Naar de onbekende gebieden, naar het avontuur naar het ongewone. Voorwaarts gaat hij om de kleine dingetjes van alle dag t®. ontvluchten, de sleur te ontloopen, zijn impulsen uit te leven. Want de vagebond zou sterven in de wereld van regel en discipline. Hij kan niet eiken morgen om negen uur op kantoor of fabriek zijn. Het is hem onmogelijk om op „gezette" tijden te eten en zijn krantje te lezen. Hij vergaat in die da- gelijksche sleur en hij doorkruist de wereld om die sleur te ontloopen. Hij wil groot en fier midden in het bonte leven staan, hij wil lachen wanneer hij dat wenscht en huilen als hij er behoef te aan heeft. Hij wil zichzelf zijn en zich aan niemand storen. En hij loopt door de maatschappij als een vreemde, als iemand die er niet thuishoort. En nu ook die welgeordende maat schappij aan het verbrokkelen, aan het ineenstorten is, nu de werkloos heid een omvang heeft aangenomen die aan het ongelooflijke grenst, heb ben vele van hen die tot nu toe in hun veilige positie bleven en meeleefden met de andere welgeordende en welge- gedisciplineerde menschen in de maat schappij, bij het verliezen van die be trekking, de wandelstaf opgenomen om voort te loopen over de zonnige wegen, door de donkere wouden en in de groene weiden. En het leger van vage bonden vermeerdert zich. En het zijn zeker niet de slechtsten die dit doen. Natuurlijk is er ook hier „schuim" maar duizenden gaan over tot het vagebondeeren omdat ze het nu een maal met de verhoudingen in de tegen woordige maatschappij niet eens kun nen worden. Op de landwegen vinden we dikwijls dichterlijke droomers en groote idealisten die peinzend en mij merend verder gaan. U kunt er bijv. een Peter Polter tegenkomen die een navolger is van Peter Hilles, net zoo kinderlijk in lyrische uitdrukking. Of U komt den grooten vagebondenieider Gregor Gog tegen, wiens dichternaam Tobias Schnupftuch is. Het is ook mo gelijk dat U Hans Tombrok ziet, een uitmuntend teekenaar, die in zijn prachtig werk een Heinrich Zille na bijkomt. Er zijn zooveel echte, ware kunstenaars in dat leger van 400.000 naamloozen. Erich Herbertsen, ook zoo'n vagebond-dichter heeft eens ge zegd: Ik zal niet beweren dat iedere vagebond een dichter is, maar wèl is het zeker dat iedere dichter eens een vagebond moet zijn geweest. En wordt de vagebond sterker dan de dichter, dan is dat ook geen schande voor de boekenmarkt. De levensloop van zoo'n zwerver biedt stof genoeg voor een roman. Wie zich eens tijd en moeite neemt om met een van die bedelende vagebonden op te loopen en hem eens uit te vragen over zijn leven, zal verbaasd zijn over den ruimen blik, de eerlijke mensche- lijke levenskijk die zoo'n „schooier", zooals we hem gauw-veroordeelend noemen, bezit. Of U misschien sentimentaiitoiten zult hooren? Niets daarvan. Niemand is zoo weinig sentimenteel als de zwer ver. Maar wél moeten wij in den zwer ver het restje romantiek zoeken dat uit onze machinewereld, uit onze maat schappij waar de Nieuwe Zakelijkheid heerscht, is verdwenen. Want niemand staat meer boven de „technische race" van dezen tijd als de man die zich van die technische voordeelen niet bedient, die geen radio en geen knopje van het electrische licht noodig heeft, maar die als een oermensch teruggaat naar de natuur. Mij schijnt het toe dat uit dat zwerversdom waarden kunnen ontstaan die ook voor het „hokvaste" deel van de massa van het grootste belang zul len zijn. .en hoe i\j werkten. Dat er vaak groote dingen gescha pen worden onder zeer vreemde om standigheden, is een bekend feit. Maar dat groote geesten dikwyls een eigen aardige omgeving zoeken om inspiratie te krijgen, is niet zoo gewoon. De musicus Auber byvoorbeeld werkte, d.w.z. schiep zijn werk, net best, wanneer hij te paard reed. A galoppeerende op zijn schimmel, ont waakte zijn muzikaal genie, en kwamen de composities hem vanzelf voor den geest. Halévy daarentegen was slechts dan in staat iets dragelijks voort te bren gen, als een zingende theeketel met eentonig zoemen hem daarbij bege leidde. Hektor Berlioz werd door de prach tige voordrachten van zijn vrouw, een eens in Londen gevierde tooneelspeel- ster, tot componeeren gebracht. Goinod kon slechts dan werken, als hij in een soort extase verkeerde, waarin hem dan ook geen mensch mocht storen. Zelfs op zijn vrouw, die eens, toen hij aan het klavier zat, voor zichtig in de kamer kwam om iets te halen, dat zij vergeten had, werd hij hevig vertoornd. De bekende Fransche componist Le- cocq daarentegen was zoo practisch aangelegd, dat hij overal en altijd com poneeren kon, behalve in de stilte van zijn studeerkamer. In het rijtuig zoo wel als op straat, op den hoogsten bergtop, ja zelfs in het bad liet zijn muzikaal genie hem niet in den steek. Men wil zelfs beweren, dat één zijner beste werken ontstaan is, toen hij in de wachtkamer van een tandarts het twijfelachtige genoegen had, zich aan een pijnlijke operatie te moeten on derwerpen. Heel anders was het met den poëti- schen Chopin, de geboren Pool en ge naturaliseerde Franschman. Deze werd buitengewoon door het weer geïnflu enceerd .Was de hemel blauw, de zon in volle glans, dan schenen zijn toon- scheppingen ware afbeeldingen van die zonnige natuur. Was het wild en stormachtig, dan stormden ook melo dieën als de omgeving. Het herfstach tig, droevig stemmend landschap daar entegen deed hem melodieën scheppen, die als in tranen klagen en sidderen. Ten slotte nog eenige Italiaansche componisten. De beroemde Cimarose, componeer de op zijn best te midden van het feest gejoel, terwijl Cherubini slechts in een spel kaarten behoefde te bladeren, om tot werken in staat te komen. Bellini moest verliefd zijn om te kun nen werken, terwijl hij bovendien een met bloemen en beelden versierde om geving noodig had. Spontini daarentegen kon alleen werken als hij te midden van een schat van boeken en muziek zat. Rossini, de levenslustige Rossini, kon alleen in werkstemming komen door het genot van een heerlijke tafel en andere wereldsche genietingen. Bovendien componeerde hij dan op zijn best in bed. Zoo had iedere groote meester zijn eigenaardigheden. Men zou kunnen zeggen Welhaast ieder mensch heeft zoo zijn eigenaardigheden, van de grooten vallen ze echter op en worden ze als bijzonderheden aangemerkt. Of ook hier niet de legende een woordje mee heeft gesproken, we kunnen het niet zeggen. B. LEVENSWARMTE. Behoefte aan levenswarmte wij allemaal. Wat hartelijkheid^? hulpzaamheid, wat medegevoel kan niemand het voortdurend biS, stellen. Wie deze dingen weet te? ven, zal ze ook op zijn tijd ontvangen Het zijn de egoïsten, die hun levens! vuur zelf laten uitgaan en het dan een ander verwijten, als ze van kou zitten te rillen! Levenswarmte ideaal als ze verwarmt zooals de Sep. temberzon, die niet verzengt, rnaar juist het kille aan de najaarslucht ont neemt en de dahlia's, herfstasters en chrysanten doet stralen in een mozaiek van blijde kleurenschakeering. pe Septemberzon geeft iemand, die een voortdurenden glans van hartelijkheid over ons leven verspreid, die b is tot helpen in geval van ziekte of andere onverwachte moeilijkheden ons nooit bezwaart met een, zij het verkapte opsomming van wat hy of zy in den loop dr tijden al voor ons gedaan heeftl Iemand, die ons niet overloopt, maar die wij geen mk uit ons leven kunnen missen zonder ons van dit gemis bewust te worden. He laas hebben veel menschen, in lijken zin gesproken, meer van een electriscli kacheltje dan van zonne warmte. Degenen die hen pas ken nen kan men vergelijken bij degenen die het dichtst bij het kacheltje zitten. Zij worden aangenaam verwarmd, ten minste: zoo lijkt het de eerste oogen- blikken. Maar na een kwartiertje wordt de droge warmte brandend, m.a.w. er wordt al te veel aandacht over hen uitgestort. Onwillekeurig hebben ze neigingen om zich iets te verwijderen, van het kacheltje oi van de te uitbundige nieuwe kennis. Maar dan is er van de warmte opeens heelemaal niets meer te bespeuren. Dat is toch kil. Men wil weer wat dichterbij komen. Maar, intussehen is er kortsluiting ontstaan, in den vorm van ©en nóg nieuwer kennis. Geen snippertje warmte is er meer te krijgen. De „levenswarmte" die uitstraalt van hen, die zoo heel hard van stal loopen, is zelden bestendig. Wil niet teveel voor iemand zijn; neemt daarin een tempo dat uw type l'an volhouden. Niet uit gierigheid; neen, juist terwille van de ander. Regelmatige September-zon vet- warmt een leven blijvend; maar wan neer op schroeienden zomerzon hui verige kilte volgen moet, leidt dit tot den wensch, dat men de zomerzon maar niet gekend had. Dr. JOS DE COCK. (Nadruk verboden.) „Wat? de diamanten, die ik van mijn verloofde gekregen heb zijn niet echt? Ik vertrouw op hem als een rots." „Vraag een juwelier eens om ad vies." „Heb ik al gedaan...." „Gefeliciteerd, mijnheer Janset weer op de been? U bent dus buiten gevaar?" „Nog niet heelemaal. De dokter komt nog eenmaal terug." „Waarom laat Mary heur haar weer groeien?" „Vanwege het contrast. Zij heeft een kortharigen terrier." die voor d's studies thuis is gebleven". „Wat 'n bof, dat je den sleutel ge houden hebt." ,,'n Bof? Hij kon te pas komen," dacht ik. Toen ze terugkwamen by de heeren, i iel t hem op, hoe bedrukt deze keken. „Wat is er aan de hand?" vroeg Kitty. „We moeten naar huis", antwoordde Jan. „Geen kwestie van. Jullie gaat met ons mee. Pa en moe zijn, met kleine zus, naar t buitenland. M'n vriendin a,y IS k'.l ons thuis gelogeerd, zoolang ik al.een ben. 'k Kon niet mee voor m'n examen, t Meisje heeft verlof, maar het beteekent mets, want we kunnen even twee diners bijbestellen van den kok. Jelui gaat met den laatsten trein naar Leiden terug. Jan en Piet protesteerden even tegen 1 glorieuze pian; maar dat 't niet van harteging en de overredingskracht van Kitty's pittige oogen Jan's besluiteloos heid vrij gauw overwon.... wie zal het hen kwalijk nemen? Ze namen 'n trammetje en waren bin nen twintig minuten aan 't adres: Een villatje in de Laan van Pooi Voorzich tigheidshalve voerde Kitty, vóór ze de straatdeur bereikt hadden, 'n serie ma noeuvres met haar zakdoekje uit, om 'n gefingeerd stofje uit haar oog te ver wijderen. En, om geen aigwaan te wek ken bij de buren, opende zij direct de tuindeur aan de achterzijde van 't huis. Een tafel werd in 't prieel gebracht, stoelen neergezet en, wachtende op het diner, dat telefonisch door Mary bij een kok besteld was, bracht 't gezelschap een aangenaam uurtje in 't prieel door. De wijn, door Kitty uit de haar welbe kende provisiekast gehaald zy was mm 'n half jaar „gouvernante" ge weest van. de kleine Louise yerhoog- de de stemming en toen 't diner uit de bussen werd genomen, was er weinig, dat nog aan 't geluk van de boffende „studenten ontbrak. De avond vormde een waardig slot van 't geïmproviseerde feestmaal. Piet hakkelde urenlang steps en tango s op de piano en in den voor raad wijn werd 'n geducht gat geslagen. Tegen 't vallen der duisternis kwam er n einde aan de pret. De twee studenten rolden, na n even langdurig als roe rend afscheid van de dames te hebben genomen in 'n door Kitty bestelde taxi naar 't station. „Kom morden even om 't geld, chauf- eur zai Pa zal 't goed maken met de fooi." 'n Half uurtje later, toen 't heelemaal donker was, vigljie straatdeur achter de huiswaarts koerende dames in 't slot. En twee weken daarna putten de heer en vrouw ces huizes zich uit in gissin gen naar de schuldigen aan de onge paste poets, die hun tijdens hun afwe zigheid was gebakken. K°k chauffeur leden geen schade by tgt- val; om opzien te voorkomen werd hun rekeningen gehonoreerd. Wie de kennissen had 't gedaan? Peze hield 't echtpaar geruimen tijd in SP ning. Dat 't geen inbrekers waren g w-eest, was duidelijk. Er werd niets v mist. -i „Ze hadden in ieder geval de ta behooren af te nemen", meende vrouw. H s „En de vaat moeten wasschen het oordeel der dienstbode. Maar meneer ergerde zich 't J" w aan de omstandigheid, dat z'n sigaren en duurste wijn in den gebleven waren.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1931 | | pagina 10