m
stva ta
«as
WIE KENT DEZE LANDEN?
Ons kinderverhaal.
Het geheim van Joe Barke.
- I
r Beste jongens en meisjes!
Dit Juttertje is met groot verlangen
tegemoet gezien en ik ben er van over
tuigd dat jullie het aan de deur hebben
opgewacht oi dat je anders naar
gang bent gehold met een sneltreins-
vaart, toen je het in de bus hoorde
vallen, want.... de verloting heelt
plaats gehad en je bent natuurlijk
„reuze nieuwsgierig" of je een prijs
hebt gewonnen. Ik zal jullie geduld
niet lang op de proef stellen en hier
meteen maar de namen noemen. Er
zijn drie meisjes en één jongen, dat
komt omdat er zoo weinig jongens by
het oplossen meedoen. Bij de verloting
waren n.1. nog 26 meisjes en 10 jon
gens. Er waren natuurlijk wel veel
meer deelnemers deze maand, doch die
hebben niet alle vijf keer goed opge
lost en zijn dus bij de verloting uitge
vallen. Waar er dus tweemaal zooveel
meisjes als jongens hebben meege
daan, was het niet meer dan. billijk dat
er drie boeken verloot werden onder
de meisjes en een onder de jongens.
Er. hier zh'n dan de namen:
Henk Aberson, P. Heinstraat 1.
Marietje Goes, P. Heinstraat 9.
Aafje v. Leeuwen, Gravenstraat 4.
Wiesje Verhagen, Breestraat 69.
Dat zijn ze, jullie mogen je boek van
middag op kantoor komen halen, vóór
vijf uur. Ik hoop dat je het erg mooi
zat vinden. En dan maar weer met
nieuwen moed begonnen.
Annie Koningstein, IJmuiden.
Het eerste briefje is voor jou, Annie, dat
komt misschien omdat je ziek bent. Het
lag bovenop. Dat was ook een leuk gezel
schap voor je, dat katje op je balcon. Wat
za! het dankbaar geweest zijn dat je het
te drinken gaf en voor je zelf was het pret
tig om het te mogen doen. Ik ken een heel
mooi vers en daar staat in dat je iederen
avond, voordat je gaat slapen, nog even in
je hart moet kijken of je iets goeds gedaan
hebt dien dag. Of je vriendelijk bent ge
weest of iets liefs hebt gezegd tegen men-
schen of kinderen die eenzaam of verdrie
tig waren of b.v. zoo'n zwervend katje wat
te drinken hebt gegeven of je broertje of
zusje blij hebt gemaakt. En als je dat dan
hebt gedaan, dan heb je van binnen zelf
een gelukkig gevoel.
Louise v. Scha ik. Ja, dat was
broertje, die ik naar bed bracht, Louise.
Dat vindt hij altijd fijn als ik het doe, want
dan maken we altijd een massa lol boven.
Maar „Willy" is mijn dochtertje niet, hoor,
doch van mijn broer. Mijn dochtertje is nog
maar een heel, heel klein hummeltje, die
nog niet loopen kan.
Bcppy Zwierstra. Kan je al weer
met groote oogen kijken, Beppy, of ben je
nog zóó slaperig van al die feesten, die je I
meegemaakt hebt, dat je ze niet verder
open kan krijgen dan een dubbeltje op zijn
kant? Volgende week zal ik. denk ik, we!
eer. d.kken brief van je krijgen. Is 't niet
zoo?
Laurie Hagen. Nu heb je raadsels
dan toch gelukkig nog goed, Laura, al
heeft het dan ook niet veel gescheeld of
je had ze met gevonden. Je moet nooit zoo
gauw den moed opgeven, hoor, anders kom
if-0" ergenJB mee k,aar' want er zijn een
heele massa dingen in het leven, die je al-
een met veel inspanning kan bereiken.
V' r e n* jij al eens een prijs
f wonnen At,Nu. deze maand ben je Z
hebt8mï H' Z°0a'S jg Wer aI ge,€zen
men' '"S "OR ,an* e" ko-
dacht AnnL? f 6 bcbt nat«uriijk ge-
,aIs m,iu vriendinneties kun
nen rijmen. dan kan ik het ook en het U
Tettert200415 jC Wani k
Fijn, hè'? Je' mCt JE naam eron<ler-
."b ben.toeh eigenlijk maar
Ina want l f1'6 is b,iiven vriezen,
schèn t ,'SrVOOr een hee,e massa me"-
schen toch akelig om zoo vroeg in den
winter te zitten. Denk er maar een aan dat
menschcn, die het arm hebben, het lang
met prettig vinden als het vriest.
Er is een meisje
dat vergeten heeft haar
naam op haar oplos
singen te zetten en die
wil zoo heel graag we
ten hoe ik heet en waar
ik woon en ik mag me
er niet mee afmaken,
door te zeggen dat ik
„Kindervriend" heet en
in Den Helder woon.
Wat moet ik daar nu mee aan? Het wordt
me telkens weer gevraagd en ik zeg h
toch niet. Wat hebben jullie er elSenhJk
aan, 't is heusch veel leuker als je het met
weet, weet je waarom, omdat het
eigenlijk „een beetje geheimzinniger ,s
briefjes aan me te schrijven. Je weet toch
ook niet hoe St. Nicolaas heet. En daarom
houdt je zooveel van hem. En als je er nu
niet van slapen kan, zooals een vriendin
netje me schreef, dan ga je maar zoeken
en dan kom je er misschien wel achter, net
als zooveel anderen. En wie was jij nu?
Tini v. d. Holst. Natuurlijk, Tini,
mag' je meedoen met het raadseloplossen.
Ik had me voorgenomen dat niet meer te
zeggen, omdat alle kinderen mee mogen
doen, en daarom schrijf ik het hier nog
maar eens een keer neer. A'lemaal dus, die
de Heldersohe Courant lezen.
Henk Verheul. Jij hebt dus twee
Marklin-doozen gehad voor je verjaardag.
Dat zijn fijne cadeaux voor een jongen.
Al broertje er groot genoeg voor is, hoop
ik ze hem ook te kunnen geven, want ze
zijn leerzaam en je kan je er uren mee be
zig houden. Fijn voor de winteravonden.
Ik merk wel uit je brief dat je een heel
prettigen verjaardag hebt gehad. Gelukkig,
want daar blijf je altijd nog lang aan terug
denken, hè?
Mon Bonte. Ja dat zijn vast de ge
zelligste uurtje van den dag, Mon, a's je
moeder je 's avonds voorleest. Dat moes
ten alle moeders aan hun kinderen doen,
want dat vinden alle kinderen fijn. Dus je
vindt het vervolgverhaal in 't Juttertje
mooi? Dan zal je het wel jammer vinden
dat het vandaag is geëindigd. Maar enfin,'
dan komt er weer een ander.
Agatha de Bie, IJmuiden. Dat heb
ik heusch zoo niet uitgezocht, Agatha, maar
dat is zuiver toeval, dat het eerste briefje
voor een vriendinnetje uit IJmuiden was en
het laatste ook. Jij hebt van de week nog
eens een fijn meevallertje gehad met het
winnen van die Carlton-prijsvraag. Je ziet
wel dat je niet altijd even gelukkig kan
zijn, want je bent bij de verloting niet uit
de bus gekomen. De raadsels vonden de
meeste kinderen deze week erg gemakke
lijk, er waren er zelfs bij die schreven dat
ze „te gemakkelijk" waren. Zoo zie je dat
wat voor de een erg gemakkelijk is, dat
nog niet is voor den ander. Enfin, je hebt
ze toch goed opgelost.
Kindervriend.
VAN KLAAS VAAK.
Weten jullie
dat N.-Brabant ongeveer evenveel
inwoners telt als Amsterdam en Gro
ningen samen?
dat er 1081 gemeenten in Nederland
zijn, met samen 7.416.416 inwoners?
dat de tien grootste steden in ons
land achtereenvolgens (gerangschikt
naar de grootte) zijn: Amsterdam, Rot
terdam, Den Haag, Utrecht, Groningen,
Haarlem, Arnhem, Nijmegen, Tilburg,
Leiden?
Tólpin broertje zei eens tegen Pa
Klein droeiu Klaas Vaak zoodra
,,'k Begrijp met dat Klaas v aax
Maar zand heeft bij de hand
„Maar jongen, begrijp je dat n°® n'et'
Hij roept zijn trouwe knechtje Piet,
En die moet zand gaan halen.
„Maar hoe komt hij dan in ons huis.
Zoo maar, zonder een enkel geruis
Dat kan je toch wel hooren.
„Maar jongen, hij is toch maar klem?
En hij kan loopen, o zoo fijn,
Zoo zacht wel als de poes."
't Is nu al avond, Pa die zegt:
,'t Wordt bedtijd, kleine knecht,
Klaas Vaak zal wel gauw komen."
ANNIE JANSEN.
(Een vervolgvsr'naal voor jongens)
door
ESSAY.
VIJFDE HOOFDSTUK.
(Slot.)
Er viel een drukkende stilte in de
kamer
De man die het vertrek was binnen-
gekomen zat op een stoel midden tus-
i schen oom's heerlijkheden en keek
strak naar den grond. Oom en de jon
gens wachtten.
Na eenige minuten sprak de eerste:
„Nu, krijgen we nog wat te hooren?
Begin maar eens met dat masker af
te nemen en ons te vertellen wie jij
I bent."
De man bracht zijn hand naar zijn
gezicht en rukte het masker af. Het
viel mee! De jongens hadden een vree-
selijke boeventronie verwacht, maar 't
gezicht van den man leek meer op dat
van een boer of een zeeman dan van
een misdadiger.
I „Mijn naam willen jullie weten?
Ach, waarom zou ik het jullie niet
allemaal vertellen, 't Is nou toch een
verloren zaak. M'n naam is: Hendrik
Stuivema".
I „Stuivema?" riep oom uit. „Jij bent
dus de kerel waaraan ik de Karaba
moest brengen."
Stuivema knikte.
„Die ben ik meneer. Maar laat me
verder vertellen. Het heele verhaal wil
ik jullie doen. Ik heb er nou tenmin
ste heelemaal genoeg van.
Om bij het begin te beginnen: jaren
geleden was ik in Noord-Afrika. Wat
ik er deed? Laat ik dadelijk zeggen:
ik deed er niet veel. Ik was er inder
tijd met de „Louise" uit Amsterdam
gekomen, maar onderweg hebben een
paar belhamels en ik een muiterij op
touw gezet. Dat lukte echter niet, de
andere mannen wilden niet mee doen
en zoo werden wij gevangen genomen.
Het is ean de goedheid van kapitein
Hendriks te danken dat we niet aan
de politie werden overg6]eyfl(,
zette ons alleen in Afrika aan i
„Wat
f
zei: „wat jullie doen laat ine
de Louise wil ik jullie echter m.,
hebben." En hij monsterde een meel
andere zeelieden voor de terugreis^1
Daar zaten we dan. Met z'n VW
aan dé Noordkust van Afrika ZOnde>
een cent op zak en eveneens ZOn<w
een vriend of bekende. We deden m.
gingen om nog op een schip te komen
en twee van ons gelukte dat ook J0«
Barke en ik bleven echter over
konden geen schip vinden. Toen ve
op een kwaden dag in Cairo rond-
zwierven kwam daar professor van
Gelder aan. Hy zou een expeditie on
dernemen naar het binnenland. Zoo-
dra wij dat hoorden meldden wij ons
bij hem aan en vroegen of hij ons niet
kon gebruiken. Nu was die professor
een zonderling mensch. Een van de
raarste menschen, die ik ooit heb ge
zien. Hü had. een hekel aan blanke
mensohen en kon met de inlanders
véél en véél beter opschieten. Daarom
had hü geen enkele blanke assistent
bij zich toen hij in Cairo aankwam.
Het kostte ons dan ook zeer veel
moeite om hem te overreden ons aan
te nemen als zijn helpers. Op het laat
ste moment stemde hij echter toe
waarom weet ik nog niet. Want het(is
hem noodlottig geworden.
Wij gingen dan op weg met een
klein legertje zwarten, die onze ba
gage en de 'instrumenten droegen. Ik
zal u niet vervelen met een verslag
van de reis. Het was een tocht v 1
moeilijkheden, vooral met de stammen
in het Zuid-Oosten. Deze toonden zich
namelijk in het geheel niet vriende
lijk tegenover onze expeditie. Ze sche
nen heelemaal niet van vreemde en
vooral van blanke indringers te hou
den.
Toen brak eindelijk de vreeselijke
dag aan. We hadden ergens in het
Zuid-Oosten ons kamp opgeslagen en
de professor was er dien dag alleer
op uitgegaan. Wij toonden ons tak-
wens niet erg enthousiast om hem tt
vergezellen. Het was snik heet en
zochten meest zonder resultaat -
naar verkoeling. In de groote tent van
den professor zaten wij en met eenige
bladeren wuifden wij ons koelte toe.
Geheel onverwacht kwam professor
van Gelder terug in een zeer opge
wonden stemming.
„Jongens!" riep hij uit, „jongens,
zie nu toch eens was ik heb gevonden.
Hij rukte zijn tasch open en., daar
zagen wij een groot aantal ruwe dia
manten. Het waren echter diamanten
van een bijzondere grootte. Het
hoopje dat de professor had vertegen
woordigde een fortuin.
Wij waren er dan ook dadelijk be
lust op en ons misdadigerplan was
spoedig gemaakt. We zouden den pro
fessor die diamanten afhandig maken.
Laat ik niet precies vertellen hoe «V
het plan in elkaar zetten. HooiwaaK
is dat, toen Joe Barke 's nachts in
tent van den professor sloop, neze
wakker werd. Er kwam een hevigs
ruzie.een gevecht zelfs, waarin ne
oude prof het onderspit moest delven
Barke schoot hem neer als een hond
Daarna volgde er voor ons een vree
selijke tijd. De zwarten, die wel ban
den gemerkt dat er iets niet In orde
was, gingen er van door met alle ba-
Jullie hebt natuurlijk allemaal al
aardrijkskunde gehad op school, niet
waar? Nu dan, de een zal wat verder
zijn dan den ander, maar dat doet er
niet zooveel toe. De bovenstaande op
gave is er alleen maar om eens te
zien hoe 'e nu eigenlijk met die
aardrijkskbent. Kijk eens, je ziet
op de plaat vijftien verschillende om
trekken van landen en werelddeelen.
Nu is het jullie taak om dadelijk te
zeggen welke landen dat zijn. Ja pas
op even, je mag natuurlijk geen atlas
gebruiken bij deze opgave. Dan zou
er „mets aan" zijn.
Dus uit je hoofd moet je het zeggen.
Pas op en denk goed na.
Toon dat je in aardrijkst
,,'n Piet" ben!
(Nadruk verboden.)
Wij geven volgende week
sing van het bovenstaande raao-
dan kan je zien of je het goed