Ons kinderverhaal. Be boottocht Beste jongens en meisjes! Wat hebben jullie nu een massa te puzzelen, behalve de raadsels in 't Jut tertje, en dat zijn er vandaag weer drie, puzzel je natuurlijk ook mee met de legpuzzle en dan misschien nog wel andere puzzles, uit andere bladen. Wat een „raadsel-hoofd" zullen jullie krij gen. Vandaag heb ik niet zooveel tijd en zullen jullie je dus tevreden moe ten stellen met een kort praatje. Ik ga dus meteen aan je briefjes beginnen, anders krijg ik volgende week stand jes. „Hè, meneer, waarom hebt u mijn briefje nou niet beantwoord?" wordt me dan natuurlijk gevraagd. Dan kij ken de jongens met knorrige gezichten en de meisjes mopperen. En dat zou ik niet graag willen. Henk Verheul. Je hebt gelijk, Henk, die oplossing van dat aardrijkskunde-vraag- stuk van twee weken geleden, heb ik vorige week vergeten in 't Juttertje te pjlaatsen. Vandaag staat hij er in, hoor, en ben je dus tevreden gesteld. Was je erg teleur gesteld? Tini Kuiper. Fijn, hè, Tini, dat het zoo gauw St. Nicolaas is. Hoeveel nachtjes slapen nog? Je telt natuurlijk al af. Wat een leuk versje heb je gemaakt. Het staat hieronder. Je wordt nog een keurige rijme laarster. Annie Sprengers. Een aardig raadsel heb jij gemaakt, Annie. Ik heb het in de groote gele envelop gestopt, waar de andere raadsels in zitten, die geplaatst zul len worden. Maar wanneer???, ja, dat weet ik zelf niet. T i n i e v. d. Ho 1 s t. Denk, er om, Time, dat het nu niet alleen bij het goede voor nemen blijft om geregeld in te zenden, maar dat je het nu ook heusch doet, want dan doe je ook pas mee bij de verloting, 'k Ben benieuwd naar je rijmpje dat je me beloofd hebt. Annie Walboom. In dat aardige versje dat je gemaakt hebt, Annie, kunnen alle kinderen lezen wat een fijne verjaardag jij gehad hebt. En wat ben je laat naar bed gegaan, voor zoo' klein meisje. Maar dat mag ook wel eens met zoo'n feestdag, want dan duurt de dag veel korter dan anders, hè, dat komt door al 't pleizier. Nannie Grande. Ja, dat kan, Nan- nie, dat je me voor 't raam gezien hebt, Zondagmiddag. Er gaan wel eens meer kin dertjes voorbij, die met nieuwsgierige oogen naar binnen kijken en dan zeg ik tegen m'n vrouw: „Dat zijn vast raadselvriendjes of vriendinnetjes. Jullie moesten eigenlijk een kaartje met je naam op je borst dragen dan kon ik zien wie je was. Op een confe rentie; waar ik dezen zomer was, hadden de menschen dat ook, dan had je niet te vragen: „wie bent u?" maar kon je het meteen zien. Jo Burger. Dat is een goed idee, Jo, Dm met de rijmpjes mee te doen. Maar kan Ie rijmen? Denk er om, iedereen kan dal niet, hoor, en als ze niet aardig zijn, kan ik ze natuurlijk niet in 't Juttertje zetten! Dus doe goed je best, misschien wordt het dan nog veel leuker dan van de andere kinderen. Fransje en Marietje Moorman. Julile krijgen met z'n tweeën één briefje, omdat jullie ook hetzelfde schrijven over die weggelaten letter, in het woordje Zand- roort. Gelukkig dat je er toch nog weg mee wist en je de raadsels in okn zenden. Vandaag hoop ik nu maar dat ze er zon der een enkele fout in staan, want dat geeft maar noodeloos zoeken. A n n i e v. d. Brink. Doe jij ook mee met de legpuzzle, Annie, dat mag, hoor, je zal alleen een krant extra moeten halen, want jullie zullen wel geen twee kranten thuis lezen. Zondagmiddag krijgen we juist visite, Annie, dus laten we het uitstellen tot volgende week of kom eens na vier uur, m'n vrouw is meestal thuis en zal het aardig vinden als je eens aan komt wippen. Zie maar eens. Leuke eigengemaakte raad sels heb je. Catrientje Laan. Als je eens wist Catrientje, hoeveel van mijn raadselvriend jes en vriendinnetjes du kennen, zou je groote oogen opzetten. In verscheidene briefjes stond: Mmw Gatrientie Laan ken ik goed." Leuk hè? En nu ken ik jou ook, tenminste van je briefjes, misschien zie ik je wel eens gauw, want ik loop nogal eens door de v. Galenstraat. Als ik je ge zien heb zal ik aet je schrijven. Dag, hoor. Mon Bonte. Dat is leuk werk, Mon, op der. huisvlijtcursus. Je maakt zulke aardige din gen, dat je je vader en moeder ook eens verrassen kan. En dat gebeurt je niet iederen dag en 't is wat fijn als je je vader en moeder eens blij kan maken. Antje Tijdeman. Wat is dat aardig, Antje, dat die buurman van jou, die in Indië is, ook steeds het „Kinderhoekje" leest en nu een heele massa dingen van je weet, zonder dat je ze hem geschreven hebt. Mijn naam had je eigenlijk niet mo gen vertellen, maar ja, daar is nu niets meer aan te doen en 't is niet zoo vreese- lijk, hoor. Ben je al weer beter? Dank je wel voor je eigengemaakte raadsels. Jan Roeper, Texel. Als ik nog eens op Texel kom, Jan, zie je me vast nog eens bij jullie binnenkomen. Dan sta 'ik plotse ling voor je neus en zeg: „Hier is de Kin dervriend" en dan zal ik eens kijken wat voor een verwonderde oogen jij op zal zet ten. Zullen we dat afspreken? A 1 i Roeper, Texel. Er zijn veel kin deren die de briefjes uitknippen en bewa ren, Ali, misschien krijg je er ook nog wel eens een schrift vol van. Nu begrijp ik hoe jij me kent en ik sta er verbaasd van dat je zelfs broertjes verjaardag weet. Je oom ken ik wel en misschien je moeder ook wel. Vindt je dat niet leuk? Beppie Zwierstra. Je bent precies twee jaar in de war, Beppie, want broertje wordt volgende maand twee jaar, maar 't is een rakker, hoor. Van de week heeft hij een groote bal gehad en daar was hij zoo dol mee, dat hij minstens een half uur er achteraan heeft loopen hollen en toen kon hij niets meer zeggen, zoo moe was hij, maar hij had er reuze veel pret mee. Annie Koningstein, IJmuiden. Ben je nog niet zoover beter dat je naar de bazar mag? Dat is wel jammer, omdat je zooveel loten hebt verkocht. Maar wie weet wat voor heerlijke feestjes er nog in het verschiet liggen. En anders, het is toch ook al fijn dat je zoo opknapt, wees daar dan blij om. Annie Jans en. Ook al een ziek Vriendinnetje. Je kan wel zien dat de win ter in aantocht is, dan zijn er altijd een massa kinderen ziek. Maar gelukkig is het meestal een ziekte van korten duur. Ik hoop dus dat jij ook maar weer gauw bui ten speelt. Agatha de Bie, IJmuiden. Denk er om, Agatha, dat je huiswerk van school niet onder het raadseloplossen lijdt, want dan zou je vader zeggen: „Nu schrijf je den kindervriend maar niet meer" en dat zou niet leuk zijn, hé? Nu is het toch nog een groote brief ge worden, hé, vinden jullie niet? Mijn eerste vindt men op het strand, Dat zal wel moeten wezen: zand. Het tweede is een lichaamsdeel, Drie letters lang, dus niet te veel, Toch kon ik het wel vinden hoor, 6, 7, 8, dat is een oor. Het laatste deeltje is een guit, Daar kwam de naam van Antoon uit. 't Geheel een badplaats aan de zee: Naar Zandvoort, zeg! wie gaat er mee? Iemand die klein is en niet sterk, Heeft slimheid noodig bij zijn werk. 't Marmotje is een aardig beest, De arend wordt alom gevreesd. De rest der deeling is vaak niets; Een mijn vind ik een vrees'lijk iets, Een os loopt 's zomers in de wei, De letter t komt los er bij. Arie M. DIE ONDEUGD! Vijf kleine, dikke hondjes Die zaten in één mand; Ze zaten zoo verschrik'lijk nauw, Wat hadden ze 't land. Maar één van die vijf hondjes Bedacht een heel mooi plan. Hij fluisterde z'n buurman in: „De dikste moet er an!" Ja, ja, dat kleine hondje, Dat was een groote guit. Hij gaf den dikste een zetje En riep: „Wip, jij eruit!" Tinie Kuiper. MIJN VERJAARDAG. Maandag was 't mijn verjaardag, Ik was om zes uur al uit bed. Mijn cadeautjes waren, als altijd, Op de tafel neergezet. Gauw eerst kijken in die pakjes Met die touwtjes er omheen, Maar toch heel voorzichtig wezen, Misschien is er iets bij van steen. In 't eerste pak, dat 'k openmaakte, Zat een negerpoppenkind. Uit het tweede kwam een auto. Die je met een veer opwindt En toen volgde een borduurdoos. Toen een spel, dat vlooien heet; Nog een spel van „erger niemand En een boek van lief en leed. 's Middags kreeg ik van vriendinnen Er nog meer geschenken bij; Leida, Beppie, Bertha, Eva, Allen gaven wat aan mij. En toen ging het feest beginnen Met veel snoep en chocola. En wij zongen samen liedjes Bij een mondharmonica. 's Avonds tien uur kwam het einde, Iedereen moest naar zijn bed. Jammer dat de dag al om was. Maar wij hadden reuzepret Annie Walboom. Zoo'n voorvalletje droeg er nu nk bepaald toe bij om Henri „getapt" tt maken bij de club van vier. Ze dachten pr niftt, hii na ^nt. T Een avontuur van „De Club van Vier." door ESSAY. Mag ik de leden van de club van vier even voorstellen? Voorzitter: Jan Helmers, de jonge ling met de grootste spierballen van de geheele school. Secretaris: Keesje Doelemans, klein, vlug en lenig en bij klimpartijen altijd nummer één. Derde lid: Henk Bakema, beste zwemmer van de school. Vierde lid: Gerard Derksen, die be- beroemd was om zijn schoone rede voeringen die hij voor de school kon afsteken. Deze jongens vormde „De club van vier". Andere leden waren er niet. Wel hadden enkele jongens gepro beerd om in de club te worden opge nomen maar dat was niet gelukt. Al leen jongens met bijzondere eigen schappen konden als lid toetreden. En tot nu toe zoo meenden de jongens was er nog niemand in aanmerking gekomen. Wat de club overigens deed? Ja, dat wisten ze zelf eigenlijk niet precies maar zeker was het, dat ze iederen vrijen middag samen waren. Ze gingen dan dikwijls naar de ri vier, die even buiten de stad stroom de. Daar was iets schoons te zien! Op Zaterdag- en Woensdagmiddag werd daar namelijk door de roeivereeniging „Unitas" geoefend. En de jongens wa ren altijd van de partij om toe te kij ken. Meer ook niet. Want de leden van Unitas waren jongens van de groote kostschool en ze voelden zich waar om wist niemand zéér verheven boven „die jochies van de lagere school". Door de leden van de club van vier was wel eens een poging ge waagd om ook eens in zoo'n fijne, slanke boot te mogen zitten maar dat was op niets uitgeloopen. Ze waren weggejaagd door den trai ner van „Unitas". Toch gingen de jon gens nog vrij geregeld kijken. En als ze die kostschooljongens daar fijn za gen roeien dachten ze: „Hè, als wij dat nu ook eens konden doen...." Maar ze vreesden zéér, dat het wel altijd een wensch zou blijven Aan het begin van de maand kwam er een nieuwe jongen in de klas. Het was een stevige, groote vent, die er echter nogal trotsch uitzag. In het be gin bemoeide hij zich dan ook weinig met de andere jongens. Hij ging kalm zijn gangetje en.... hij deed zijn werk in de klas zéér goed. Zoo goed, dat de meester al twee keer had gezegd tot de andere jongens: „Nemen jullie eens een voorbeeld aan Henri Lameer vici. uv uauuien er met bij na dat Lameer er eigenlijk niets aan kon doen dat hij tot voorbeeld van de klas werd gesteld.... En zoo kreeg Henri Lameer spoedig in de club de bijnaam „Brave Henri". Een kleine variatie op de bekende uit drukking dus.... Het was op een mooien Zaterdagmjd. dag dat de club van vier bij het \jooten. huis van Unitas samenkwam. Ze weer eens naar de roeiwedstrijden op de rivier gaan kijken en wachtten daarom bij het huis tot de kostschool jongens zouden komen. Meestal waren deze er om een uur ot drie maar dit keer werd het half vier zonder dat de jongens in hun witte truien verschenen. „Ze komen niet vanmiddag" besliste Jan. „Laten we nog wachten tot vier uur", stelde Henk voor. „Als ze er dan nog niet zijn gaan we weg". Jan, de hoofdman, schudde het hoofd „We gaan niet weg", sprak hij. Ju zullen wij eindelijk ^ens gaan roeim, De lui van de kostschool roeien van middag niet en de booten worden dus niet gebruikt. En dat, terwVl wjj zoo graag eens zouden willen roeien! Neen lui, nu moeten we de kans waarnemen». De vrienden knikten. Ze voelden er veel voor. Zoo werd er nog een poosje gewacht en toen de jongens daarna nog niet waren gekomen, sprak Jan: „We gaan er op los, jongens". „Goed", sprak Gerard Derksen, „Maar hoe kom jij in het bootenhuis? Dat zal toch wel op slot zijn?" „Laten we beginnen met over het hek te klimmen", sprak Jan. Dan kunnen we nog altijd verder zien". Zoo gezegd, zoo gedaan. De club van vier klom op de, haar eigene vakkun dige wijze, over het hek. Jan trad ver volgens op de deur van het bootenhim toe en rammelde er aan. „Op slot", sprak hij. Een oogenblik scheen hij na te denken. Toen sprak tij tot Keesje Doelemans: „Keesje, klim jij eens op mijn v'hou- ders en daarna op het dak van het huis. Misschien is daarboven een luik". Keesje klom al. Binnen enkele oogen- blikken was hij op het dak, keek even rond en sprak toen: „Er is een, luik". Jan glimlachte voldaan. „Allemaal op het dak, jongens", commandeerde hfl en eenige minuten later zat deS^lme club van vier op het dak van het >o tenhuis. Het luik was snel geopendlm zoo stonden de jongens spoedig n< elkander in het donkeregebeur.b waarin de booten van Unitas werden bewaard. Het kostte heel veel moeite om een der booten een flinke giek -J> tillen en door het luik op ba' krijgen. Maar het ging nu een* anders. De jongens werkten ais y den en eenigen tijd later lag ('e j,r, het gras aan den oever van de En toen ging de roeipartij MP® Dat ze eigenlijk geen van alj?11 stand hadden van roeien, wild^ jongens niet bekennen. Ze vol geestdrift dat ze er maar V jjet insprongen. En in het begin S'nS ook werkelijk goed. De jongens me stil zitten in de giek en hel sla bootje bleef dan ook wel in eve"^Zl Uit voorzichtigheid bleven ze 70 .yjer mogelijk aan den kant van de Alles ging dus goed tot.W langs het water plotseling uen meer aangewandeld kwam. ^gt „Jongens", schreeuwde^ Jan> heb je de brave Henri ook". n „n h?- De andere „roeiers" keken OP. gonnen ook te schreeuwen. Hen naderbij. fleb* „Zoo jongens", zei hij lachen hen jullie een bootje gejat9 Jan ging rechtop staan in «e wpneer „Gejat is het woord n,e„d van Henri. We hebben de boot ge' Unitas". „.«nzenA „Dat zal wel", zei Henri g™züilen „Tk ken die lui van Unitas. 1 jr ge- d'r tvooten uitleenen aan JV'i toen loof er geen spat van". Jui®' Td hierop een vernietigend an 'detWtë9, de geven, gebeurde er iets 7'° ^9anpn Keesje Doelemans was ook °P®,stlge de giek was door deze pint®0 wichtsverplaatsing hevig aan melen gegaan.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1931 | | pagina 14