Hollanders in Amerika.
514
TWEEDE BLAD.
VAN ZATERDAG 28 NOV. 1931.
(AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN)
NOOIT.
Oost West, thuis best.
Avonturen van Maarten en Mien in Calilornië.
II.
We gingen een maand naar de ber
gen om op te knappen. Onderweg brak
de as van de nieuwe auto. Later, mid
den in de wildernis, op een steile hel
ling, rolde het achterwiel er af. We
konden juist nog stoppen. Er was geen
hulp te vinden dan op vele kilometers
afstand. Zelf hebben wij toen de auto
naar boven gewurmd door middel van
omgekapte boomen, het heele onder
stuk er uit gehaald en gerepareerd.
Het bleek, dat de batterij was uitge
werkt, zoodat we geen licht hadden.
Tenslotte konden wij verder gaan en
zijn toen bijna in een afgrond gereden.
Pannekoeken en speculaas-
vrijers.
Na de vacantie in de bergen is de
ranch erger dan ooit. Eenmaal daar
kunnen we niet meer terug als de we
gen onberijdbaar zijn. Eens bleven we
14 dagen geïsoleerd. Alle wegen waren
modderstroomen. We leefden van pan
nekoeken en van een speculaasvrijer,
reeds als te oud weggeborgen, nu even
wel een lekkernij.
Mien's moeder zou bij ons komen
logeeren en we moesten dus weg om
haar van den trein te halen. Ik kreeg
een span paarden bij elkaar om de auto
uit de modder te trekken en voldoende
vaart te geven, zóó, dat ik den motör
aan den gang kon krijgen, hetgeen ten
slotte gelukte. We moesten echter 55
km per uur rijden, anders stopte de
motor weer. Door smalle, onbegaanbare
modderwegen en diepe geulen ging het
voorwaarts; soms stond de auto dwars
op den weg en reden we tegen een dijk
op. Het werd een wilde tocht in het
donker, en dat deze tenslotte goed af
liep, mag wel een wonder worden ge
noemd.
We gaan verhuizen.
Den volgenden dag stonden we bij
het station en verwelkomden mijn
schoonmoeder, die voor het eerst in de
Vereenigde Staten kwam. Ze hielp ons
verhuizen naar een andere ranch, waar
het heel wat beter was. Daar werd 16
April 19.. onze zoon Piet geboren.
Alles goed, een flinke jongen. Ik ben
er echter niet goed aan toe; de dokter
acht een operatie noodig tenzij ik bin
nen twee weken naar de bergen ga, an
ders zal ik sterven.
Dus een nieuwe ranch gezocht in de
borgen. Prachtplaats, 80 acres. Heuvel
achtig terrein, 2 koeien, 1 kalf. Ons
huis is een logcabin (blokhuis), reuze-
gezellig. Mien is nog wel zwak, ik ben
veel beter. Wij verkochten de auto en
namen een nieuwe wagen (Dodge),
waarmee we geen verdere ongelukken
hadden. De wegen waren smal en op
sommige plaatsen heel gevaarlijk. Daar
door kwamen er gelukkig weinig be
zoekers. Het uitzicht was prachtig, er
was een zwembad, een eigen bronwa
terleiding, eigen melk, groenten en
vruchten in overvloed. Ons huis was
dus van boomstammen gebouwd. Zelfs
in het koudste weer behoefden we al
leen 's ochtends en 's avonds een kachel
te branden; de warmte bleef er in en
als we 's zomers de zon er uit hielden
en vóór deze opging goed spuiden,
bleef het den geheelen dag koel. De
kamers waren groot, licht en uitste
kend gebouwd. De keukenkachel gaf
warm water door het geheele huis.
Alles was heel eenvoudig en practisch.
De temperatuur bedroeg 's zomers 95
tot 100° in de schaduw, het was dus
veel koeler dan in de vlakte.
De koe!
Geen van tweeën hadden we ooit
koeien gemolken. Onze koe was geluk
kig een goedaardig beest; roodbont en
gaf ongeveer 12 liter melk, 's ochtends
en 's avonds. Ik begon met het melken,
want ik had 't in Holland ook wel eens
geprobeerd en wist de theorie. Maar ja
wel: bons, ik ging al dadelijk met em
mer en al ondersteboven en kwam in
het prikkeldraad terecht. Toch heb ik
volgehouden en tenslotte kreeg ik er
heusch melk uit. Eerst molk ik de koe
maar gedeeltelijk uit en bewaarde de
rest voor 's avonds, doch dit bleek ver
keerde theorie. Tegen Mien was de koe
goedaardig, want zij was gewend door
een vrouw gemolken te worden, doch
op den duur raakte ze ook aan mij ge
wend.
Het beest had de gewoonte precies
om zeven uur 's ochtends voor het hek
te staan en kwam je dan niet dadelijk,
dan ging ze er vandoor en was 't haast
niet mogelijk haar te vangen. Uren
lang klauterden we dan heuvel op heu
vel af achter haar aan, en als je haar
dan bijna thuis hadbelle belle bel
en dan ging ze er weer van door in de
hitte!
Het droge gras op de hellingen was
erg glibberig, zoodat we elk oogenblik
op onzen neus lagen. Het was een ge
luk, dat de moeder van Mien er was om
op de baby te kunnen letten.
We hadden dus onze eigen melk en
boter, en een separator, die de melk
van de room scheidt. Je ziet, net echt.
Er waren over de 100 groote vrucht-
boomen. zoodat we al gauw geen vruch
ten meer konden zien. We verkochten
heel wat en de varkens aten ook een
gedeelte op. Ook hadden we prachtige
wijndruiven.
Een hemel op aarde.
Het leven op die ranch was je ware
hemel op aarde: een prachtig uitzicht,
mooie bosschen, helder water en uit
stekende grond voor de groenteteelt.
Jammer alleen, dat het in den zomer
zoo warm was. 's Winters was het er
fijn. De weg er naar toe was dan echter
levensgevaarlijk, erg glibberig, zoodat
we dan ook kettingen om de banden
moesten doen.
We kochten na eenigen tijd er een
paar koeien bij, n.1. een donker bruine
(Jersey Swiss) en een wit met zwarte
(Holstein). Den eersten dag dat ze bij
ons waren, ging de Holstein ar al van
door met een lazzo om haar hals. Wij
er achter aan, door water, over rotsen,
door struiken. Eindelijk hadden we het
touw te pakken en trachtten haar tegen
te houden. Maar jawel, ze keerde zich
om en wij werden over den grond er
achter aan gesleept. Later kregen we
haar toch in den stal door wat hooi
neer te leggen. Per slot van rekening
waren de koeien erg goedaardig: als
we 's ochtends riepen: „Go home May"
en „Red Snoek.y", dan kwamen ze belie-
belle-bel naar beneden van den top van
den berg vliegen. (Wij konden daar
nauwelijks op de been blijven, zoo steil
en glad was het daar).
Later kochten we er nog drie koeien
bij, n.1. „Horne" (een koe met reuze
hoorns), „Lally" en „Patsy". Nu hadden
we volop melk en verkochten aardig
veel boter. Piet vond het fijn. Die liep
zonder iets aan in de zon. Meestal zat
hij in het water te spelen en zat dan
onder de modder. Hij liep al heel spoe
dig en was zeer gezond. Van een vriend
kregen we een paard te leen en dan
ging Piet dikwijls voor op het zadel
mee de bosschen in. Hij had de „time
of his life" (genoot bizonder). Het was
soms wel eens lastig met al die koeien,
want als ze niet thuis wilden komen
was het niet gemakkelijk om ze te pak
ken en jaagden we wel eens uren ach
ter ze aan.
De komst van den stier.
Het werd nu noodig een stier te be
machtigen, doch in de buurt was er
geen. Dus met de auto er op uit. Het
had juist gesneeuwd en bij de gevaar
lijke bocht slipte de wagen, of liever,
het was zóó glibberig, dat de banden
niet hielden en we sukkelden gezellig
den afgrond in. Gelukkig had ik een
grooten steen en een boomstam aan den
kant gelegd, zoodat we eenig houvast
hadden. De boom en de steen gingen
den afgrond in, doch wij bleven net op
het randje staan. Gelukkig wen je wal
gauw aan zulke dingen hier. Even later
stormden we een helling op, ver weg,
de bosschen in en kwamen op een ijs
kap terecht, zoodat we weer bijna den
afgrond in gingen, doch ik kon geluk
kig nog net tegen een boom sturen,
maar den stier, waar we op uit waren,
vonden we niet.
De gelegenheid bracht ons tenslott»
een prachtstier en erg goedkoop. Vol
bloed en naar het scheen een lief beest
Maar jawel, zoo hadden we hem in den
stal of hij sprong door het raam, ruim
2 meter hoog, er weer uit (een stier
springt veel hooger dan een paard),
schoon er door heen en nu begon de
jacht. Maar jawel, een stier is geen koe.
Den volgenden dag kwam Karei (de
padvinder, die bij ons werkte), den heu
vel af rennen met den stier achter zich
aan. Hij kon nog net over het prikkel
draad springen. Iemand die te paard
zijn koeien kwam halen, werd ook ach
terna gezeten door den stier. Hij moest
gevangen worden.
Enkele dagen later stond hij aan het
hek te brullen en zand op te gooien. Ik
ben er met een hooivork op af gegaan.
Hij stevende dadelijk op me aan en
toen heb ik met dien hooivork een
tijdje toreador gespeeld en hem eens
flink in zijn neus geprikt totdat hij in
bond. Hij was toen zoo mak als een
lammetje en als hij zich weer eens ver
giste, kreeT hij een zwaren steen om
zijn poot en dan was het uit. We hiel
den hem een week vast, doch toen
moesten we hem weer loslaten, anders
zou hij dol zijn geworden. We gaven
hem toen een ketting om zijn poot, zoo
dat hü niet meer over hekken kon
springen, maar hij nam eenvoudig een
„Zoo, nou hoop ik toch dat het zal
functioneeren!
(Berlingske Tidende).
Langzaam schreed zij heen en weer
ui ur kamer. Zij voelde zich opgelucht.
kamer dag 0p haar nieuwe
kamer Uren lang was zij bezig ge
weest, haar bezittingen te rangschik
ken, aan de kamer zelf iets S00n-
hjks, iets van haar eigen ik, te geven
En wonderwel was zij daarin ue'
slaagd.
De tafel had zjj in een hoek gezet.
Een aantal boeken lag erop. De divan
plaatste zij voor het venster, foto's
sierden de wanden, tal van voorwer
pen, wier aanblik het leven van een
vrouw veraangenamen, hadden een
plaatsje gekregen.
Veimoeid zette het meisje zich neer
op de sofa en keek belangstellend het
vengter uit, in tuinen, waar het zachte
lenteweer den boomen en planten een
nieuw leven ingeblazen scheen te heb
ben. Plotseling werd haar oog ge
troffen door eenige letters en cijfers,
die in de verf van de vensterbank ge
grift waren. Nieuwsgierig trachtte zij
te lezen, wat daar geschreven was.
Niet zonder moeite ontcijferde zij:
Nooit-3-4-30.
Getroffen staarde zij voor zich uit.
De datum was nog jong, nog geen twee
maanden oud. Wie zou dat in de verf
gekrast hebben? Wat beteekende dat
eene woord? Was het 'n belofte of een
plotseling genomen besluit?
Haar blik gleed over het verdere
gedeelte van de vensterbank, als
trachtte zij een andere inscriptie te
vinden, die haar de oplossing zou
geven. Maar neen, niets bespeurde zij
verder. Zij liet haar hoofd op het kus-
sen rusten, terwijl haar brein het
laadsel trachtte op te lossen.
Zonderling. Zij wist niet, wie de vo-
!ige bewoner van deze kamer was ge
weest. En toch was er iets van zijn of
f ,ar .,Persoonlijkheid achtergebleven,
xot uiting gebracht door het raadsel
achtige: Nooit Was het smart? Was I
het vreugde? Onmogelijk daarop een
antwoord te geven. Meer en meer ver
vaagden haar gedachten, haar oogen
sloten zich, en regelmatige ademhaling
verried, dat de slaap zich over haar
ontfermd had.
Met een schok rees zij overeind. De
duisternis was over de aarde gedaald.
Moeizaam trachtte zij zich te herinne
ren waar zij zich bevond. Wat had
haar gewekt? Een kreet, een gil, een
snik? Zij wist het niet. Een beklemd
gevoel drukte haar. Wat was dat?
Haar gelaat nat van tranen!
„Nooit.... nooit", mompelde zij. Ja.
zij had gedroomd, en in dien droom
had haar dat enkele woord: Nooit, in
de ooren geklonken. Droeve herinne
ringen waren in haar opgekomen en
hadden zich gestrengeld om dat eene
woord: Nooit. Haar droom had haar
teruggevoerd naar haar vorige kamer,
waar zij zich weer zag zitten, haar ge
liefde tegenover ,ch. Vol geluk had
zjj zich naar hem overgebogen. Doch
een doffe treurigheid had zich van hem
meester gemaakt. Een doodsche stilte
was gevolgd op z'n woorden, woorden
zonder klank, die de stilte verscheurd
hadden: „Morgen moet ik vertrekken".
De smart had haar plaats opge-
eischt in hunne harten, die slechts
plaats schenen te kunnen bieden aan
liefde. Nog hoorde zij zijn woorden,
waar een wereld van teederheid in
sidderde: „Ik zal sterven van verlan
gen naar jou. Maar ik zal je spoedig
komen halen om je met me mee te voe
ren. Nooit zal ik een ander kunnen
liefhebben, nooit.
Het bonsde in haar hoofd, de smart
knelde haar den keel dicht. Zonder
tegenstand te kunnen bieden, gaf zij
zich aan die pijnigende smart over. Ja,
hij was werkelijk heengegaan. Nog
weerklonken zijn stappen op de treden
van de trap in haar ooren. Zij rukte
het venster open, om hem te zien, zoo
duidelijk hoorde zij dien tred. Doch
kreunend zakte zij' terug, het kon im
mers geen werkelijkheid zijn.Hart
brekend snikte zij, als wilde zij met
hare tranen haar pijnlijk kloppend
hart wegspoelen.
„Nooit.nooit. mompelde zjj.
„Nooit. en toch heeft hij mjj ver
geten.
(Nadruk verboden.)