r
Da toovenaar gaat eten.
Ons \mderverhaal.
Twee pijpjes krijt.
f Beste jongens en meisjes!
Weet jullie wat leuk is? Nou....
raadt eens? Dat het de volgende week
Zaterdag St. Nicolaas is. „Hé, dat wist
ik allang," hoor ik jullie al zeggen,
maar waar jullie misschien nog niet
aan gedacht hebben, dat ga ik je nu
vertellen, op dien fijnen St. Nico-
laasdag kunnen de kinderen, die een
prijs hebben gewonnen, die op ons
kantoor af komen halen. Is dat nu niet
een heerlijke verrassing. Ik ben nu
dubbel benieuwd wie er uit de bus
komen, ik bedoel, wie er de gelukki
gen zullen zijn! O, je merkt nu al aan
alle dingen dat St. Nicolaas al heel j
dicht bij is, je hoort bijna het trappe
len van de paardenpooten, waarop de
goeie Sint rijdt, je ruikt het banket en
de speculaas en taai taai, dat hij mee- J
brengt. O, wat een tijd vol verrassin
gen is het nu toch! Hebben jullie de
St. Nicolaaswinkels al bekeken. Ik
wel, wat overal een fijne uitstallingen,
hè, je zou zoo wel zin hebben om eens
een half uurtje in zoo'n étalage te
zitten en dan maar uit te zoeken, wat
je graag zou willen hebben. Dat zou
nog eens fijn zijn, zeg, stel je eens
voor, dat je b.v. in de speelgoed
etalage van „De Rookende Ameri
kaan" of van „v. Willigen" of „Prins"
of zoo, maar eens een half uurtje lang
njocht rondscharrelen en alles wat je
graag zou willen hebben, eruit mocht
halen. Ik denk dat je een handkar
noodig had om alles naar huis te
laten brengen. Maar dat gebeurt na
tuurlijk niet. Ik hoop dat jullie alle
maal maar een prettig St. Nicolaasfeest
hebben en dat je veel verrassingen
krijgt.
Voordat ik nu de briefjes beant
woord moet ik jullie eerst nog allemaal
iets op het hart drukken en dat is, dat
je deze week niet vergeet om je naam
voluit onder je oplossing te zetten en
ook je adres en niet te vergeten je
leeftijd. Denk je daar dus om? Deze
week ontving ik weer twee oplossin
gen zonder naam. Dom, hé?
Marietje Moorman. Je versie ligt
voor me, Marietje, 'k heb het driemaal ge.
lezen en driemaal gedacht zou ik het erin
zetten of kan het er niet in. Ik zie dat je
er erg je best op hebt gedaan en 't is ook
zoo netjes geschreven, maar er ontbreekt
wat aan, 't is namelijk geen versje, er is
zelfs niet een regel die rijmt. Je zult het
dus nog eens moeten probeeren, Marietje,
wie weet gaat het dan niet beter. Dit ant
woord is ook voor Fransje.
Henk Verheul. Stel je voor dat jij
de hoofdprijs won, met de legpuzzle, Henk,
dan was je meteen vijf en twintig gulden
rijk. Vijf en twintig honderd cent, dat is
een heele massa, hoor, ik denk niet, dat je
er ooit zooveel tegelijk bij elkaar hebt ge
zien. Je mag wel met een kruiwagen naar
kantoor komen, als het zoo is.
A n n i e v. d. Brink. Met de stukken
van vandaag is de legpuzzle bijna compleet,
Annie, je kan nu al zien wat het wordt. Ik
ben benieuwd hoeveel oplossingen er bin
nen komen, vast een heele dikke stapel,
'k Zal het volgende week eens schrijven.
Annie Walboom. Voor een ver
jaarsfeest laat je natuurlijk alle Sinterklaas-
liedjes liggen, Annie, dat zou ik ook ge
daan hebben Als dat zoo doorgaat vragen
straks alle kinderen Annie Walboom op
hun verjaardag, omdat zij er dan een aar
dig versje over kan schrijven. Als je dan
maar niet genoeg krijgt van alle taartjes
en zoetigheid, net als de kinderen van den
banketbakker, die er ook niets meer om
geven.
Marietje Goes. Dat raadsel van jou
is aardig, Marietje, en wel net zoo gemak
kelijk als de raadsels die de vorige week
in 't Juttertje hebben gestaan. Tenminste,
jij vond ze gemakkelijk, hé? Ik heb ook
briefjes van vriendinnetjes gehad, waarin
gezucht werd: „Hé, meneer, ik kon er
zoowat niet uitkomen, zoo moeilijk waren
ze."
Annie Jansen. Die briefjes van jou
worden iedere week magerder, Annie, net
als konijntjes die geen
eten krijgen. Weet je
wat je dan met konijn
tjes doet, als ze er zoo
slecht uit gaan zien,
dan geef je ze meer
eten en weet je wat jij
nu moet doen, met je
briefje? Een klein
beetje meer tijd er voor
nemen en dan er eens
over denken of je me nu niet eens wat
aardigs kan schrijven over je werk of over
je spel of wat je mee gemaakt hebt. Pro
beer je het?
I n a B o e ls. Sjonge, sjonge, ik kan
merken dat jij Fransch leert, Ina, „ma
mère" en „cela" dat klinkt niet Hollandsch
meer. Hoe lang duurt het voor ik een hee-
len Franschen brief van je krijg? Wat een
leuk versje heb je gemaakt en wat een
massa raadselvriendinnetjes zitten er in
jouw klas.
Agatha de Bie, IJmuiden. 't Was
dus een leuke bazar, Agatha, waar je ge
weest bent, jammer dat Annie Koningstein
niet met je mee kon. Heb je haar verteld
hoe gezellig je het hebt gehad? Dat moet
je doen, dan kan ze er ook van mee ge
nieten.
Louise v. Schaik. Nee, Louise, ik
heb het niet door de drukte vergeten om
de boeken in de etalage te zetten, maar er
waren andere dingen die er in moesten en
de meneer die voor de étalage zorgt, kon
er geen ruimte voor missen. Misschien als
hij nu eens een klein plaatsje over heeft,
dat ze er nog in komen. Dan zie je het wel.
Jan en Ali Roeper, Texel. Nu zal
ik jullie eens een extra raadseltje opgeven,
dat je misschien op kan lossen. Van wie
denken jullie dat ik van de week een brief
gehad heb?Van je moeder. Ze schreef
me dat jullie het zoo fijn vonden om een
briefje te ontvangen. Nu, hier is het weer,
hoor, voor jullie alle twee, één briefje. Dat
vindt je natuurlijk wel goed, omdat jullie
broertje en zustje zijn en dus zooveel van
elkaar moeten houden dat je de dingen wel
samen deelen wilt. Volgende week krijg ik
zeker weer een brief van jullie?
Annie Koningstein, IJmuiden.
Hoh, ho, Annie, je moet een klein beetje
meer respect hebben voor St. Nicolaas,
hoor, als hij hooren zou waarmee je hem
zoo ondeugend vergeleken hebt, dan kon
hij jullie deur wel eens voorbij rijden. Ik
zal je briefje tenminste maar niet aan hem
doorsturen. Je hebt me vergeten te schrij
ven hoe of het met je gaat. Volgende week
niet vergeten, hoor.
Dina Timmerman en Jan en Piet
Strous. Jullie moet me volgende week
eens schrijven hoe het komt dat een van
jullie al eenige weken voor alle drie de
raadsels inzendt. Dezelfde envelop, het
zelfde papier en hetzelfde schrift. Hoor ik
dat volgenden keer dus?
Jo Burger. Dat is een aardig versje,
Jo. Ik ken jou nu meteen, want ik nam je
raadsels aan, je kwam ongeveer gelijk met
Mona Timmer, met Coba Plu en Harm
Leyen. Ik heb goed naar jullie gekeken en
vind het leuk dat jullie net binnen kwamen,
toen ik bij het loket was. Dat was een ver
rassing voor me.
Van Tinie v. d. Holst en Henk Kramer
heb ik nog eigengemaakte raadsels ontvan
gen. Ze waren goed, hoor en zullen als
het zoover is, opgenomen worden.
Nu, jongens en meisjes, tot volgende
week.
K indervrlend.
WEER EEN FEESTDAG.
Weer een feest, maar nu bij Eva,
Die óók op mijn verpaardag was,
Dat ik nu op haar jaarfeest zijn mocht,
Vertelde zij mij Dinsdag pas.
'k Zal hier geen geschenken noemen,
Maar zij had er ook heel veel,
Haar genoodigde vriendinnen
Gaven daarvan ook een deel.
We hadden weer een leuken avond,
Die ik niet zoo gauw vergeet
Dezen keer was het een orgel,
Dat zleh bij de liedjes hooren deed.
Weer veel lekkers om te snoepen,
Om te drinken, een likeur.
En het was weer negen uren,
Voor we gingen uit haar deur.
Vreugde geeft ons zulk een avov
Vreugde, pret, plezier, genot.
Dat zijn vier voorname dingen,
Die een kind juist hebben moet,
ANNIE WALBOOM.
DE WINTER.
De winter is nu weer in 't land.
En zet den zomer aan den kant,
Hij heerscht met storm en wind en vlagen
En met nog heel veel andere plagen.
Maar ook veel pretjes brengt hij mee,
't Ijs, de sneeuwpop en de slee,
St. Nicolaas, Kerstfeest, denks eens aan,
't Kon toch niet veel beter gaan.
Daarom: „Leve de wintertijd",
Die ons plaagt maar ook verblijdt,
Daarom met zomer en winter tevree,
Tevree, tevree, met alle twee.
INA BOELS.
ODE AAN DEN HELDER.
Den Helder, o plaats aan den kop van
ons land.
Met uw zee en uw duinen en uw helder
wit strand,
De plek die mij lief is, "k vertel het met
vreugd,
Omdat ik daar door breng mijn heerlijke
jeugd:
Veel meisjes en jongens, uit stad en uit
land
Trekken zomers naar hier, naar het heer
lijke strand.
i
JO BURGER.
DE MOPPENTROMMEL.
Keesje: „Mammie, waarom huilt
kleine Elsje zoo?"
Moeder: „Ze moet tandjes krijgen,
kind."
Keesje: „Waarom wil ze er geen heb
ben, moe?"
Vijf aardige plaatjes met
onderschriften.
„Dames en heeren, het wordt nu wer
kelijk tijd dat ik mün maal eens ga ge
bruiken."
„Even dit ei leeggooien in die hoed".
„De hoed keer ik om enziedaar
een tafeltje met de heerlijkste spijzen."'
„Prosit juffrouw. Laten we eens sma.
kelijk eten. Jaja, een toovenaar als ik
komt maar gemakkelijk aan den kost,
vinden jullie ook niet?"
m^U ik* TdiRe waar-
meae ik nm kan onderhouden
hoepla, daar is ze al." Ilwuu*n
of
JANTJE MAAKT TIEN FOUTEN
IN ZIJN DICTEE.
door
S O T T O.
„De juffrouw heeft vandaag die
japon met die blauwe balletjes aan. Dan
krijgen we vast weer zoo'n moeilijk
dictée" zei Henk Molenaar, toen de
juffrouw van de vierde klas op de
school afstapte.
De andere jongens knikten. Het was
vreemd, maar waar: als de juffrouw die
japon met de blauwe balletjes - zoo
noemden de leerlingen van de vierde
het aan had, was ze altijd in een
slechte stemming. Ze was dan erg
streng, kon geen gepraat of gelach van
de kinderen hebben enbesloot den
dag meestal met het geven van een rsn
haar „beruchte" dictée's, waarin altijd
geweldig veel fouten werden gemaakt.
„Dag luffrouw", zei Jantje Dolkema
„heeft u goed geslapen?" En zonder het
anjwoord af te wachten, maakte hij zijn
schooltasch open en gaf ziin peer dia
hij van moeder meegekregen had om
in het speelkwartiertje op te eten
aan de juffrouw.
Maar toen zij weg was gegaan, zei
Henk lachend:
„Het helpt je toch niet of je die peer
ook weggeeft. De juffrouw zal er toch
geen fouten voor laten zitten in .ie
dictée."
Jantje zuchtte. Ja, het was zoo: hü
maakte altijd vreeselijk veel fouten hi
ziin dictée's Dat was niet omdat hii lui
was.... in het geheel niet. Hii deed
moeite genoeg om het goed te doen,
maar.... hij wist niet waarom: 't giog
nu eenmaal niet. In zijn sommen
maakte hij nooit fouten, niaar die
dictée's
Maar er was geen tiid meer voor
verdere overpeinzingen. De bel KinR C1
de jongens traden de klas binnen.
„De japon met de blauwe balletjes
was weer te merken. De juffrouw w»
erg kribbig, deelde veel standjes ui
en moest bij het lesoverhooren veel
meer weten dan anders.
En natuurlijk kwam het tweede ui1
het gevreesde dictée. Jantje rilde van
angst toen de juffrouw de eerste zinnen
begon op te lezen. Hè, wat was het
weer moeilijk! Daar had je biivoorbeeio
he.t woord onmiddellijk. Hoe moest J
dat nu schrijven? Eerst probeerde M
het zoo: ommiddeliik. Maar dat ston
eigenlijk een beetje gek, die twee m
achter elkaar.... dat zou zeker fo"
zün. Jantje dacht even na. „Onmiddel
lijk" schreef hii toen. Dat leek er meet
op. Maar of het nu goed was.
i Taal
v vrx uk/u nu -
was zoo moeiliik! Maar er was wee
geen tiid om lang na te denken.
luffrouw noemde de volgende zin «j-
En Jantje schreef door en fronste "1
voorhoofd bij alle moeilijkheden die er
waren. En dat waren er véél..-* h
Toen de juffrouw het werk aan,
nakijken was, zat Jantje in spanm™'
HÜ kon vanaf ziin bank goed °P.,0,
tafeltje dat voor de klas stond, l--
Ja, nu had de juffrouw zijn "'""m
Kras ging het potlood. Dat wf' jje
fout. Weer kras, kras, kras. Jantje t
het al niet meer. Hij hield ziin
vast. Het was erg slecht geweest,
voelde hij wel. Hü kon nu eenm
geen dictée's maken. Zijn sommen--;,
„Maar dat is toch vreeseliik Jan -1