KAPITEIN KLAKKEBOS OP DE LEEUWENJACHT
JSTwMrtrt1n Maar' hoe ,ang h«
xxxxxxxxxx
x
x
x
Om verder af te teekenen.
RAADSELS.
Voor vlugge rekenaars.
hoorde hij de juffrouw plotseling nijdig
zeggen. „Tien fouten in je dictée. Neen,
dat gaat zoo niet jongeheer. Ik heb je
nu al genoeg gezegd dat je meer je best
moet doen, maar je schijnt niet te wil
len. Dat is goed hoor. Ik weet er wel
iets anders op. Ga jü .ie werk maar aan
den bovenmeester, aan meneer Bosman
laten zien."
Pats! Daar had je het. Hü moest naar
den bovenmeester om zijn dictée, waar
in maar liefst tien fouten waren, te
laten zien. Dat werd natuurlijk straf,
héél veel straf.
Jantje stond aarzelend op. Bij de
tweede bank struikelde hij over
Henkje's been. Die had zijn been na
tuurlijk met opzet uitgestoken^
„Wacht maar tot twaalf uur buiten
gromde hij. Toen kwam hij bh de jul-
frouw en nam zijn werk in ontvangst.
Het was rood van de fouten. Wat zou
meneer Bosman kwaad zijn....!
Jantje had wel eens in boekjes ge
lezen, dat men kon loopen alsof men
„lood in de schoenen had". Hij had dat
nooit goed begrepen, maar nu wist hy
wel degelijk wat dat voor een gevoel
was. Nog nooit had hij zoo traag door
de gang geloopen. Hy had heelemaal
geen haast. Bii de vijfde klas bleef hij
even staan luisteren. Hij hoorde de
stem van den meester en plotseling
het geschater der kinderen. De meester
maakte zeker een grapje. Dat was
meester Bovenboom. Een aardige man
was dat. Altijd had hij een mopje. Ja,
dat was leuk. Leuker dan de juffrouw
als ze de japon met de blauwe balletjes
aan had. Anders kon ze ook héél aardig
zijn.
Maar daar was de deur van meneer
Bosman's kamer. Jantje stond er vlak
voor en voelde zich plotseling héél erg
klein. Vanuit de kamer drongen ge
dempte mannenstemmen tot hem door.
De bovenmeester had bezoek. Wat dat
een voordeel voor hem of....?
Daar werd de deur van de kamer
reeds geopend en de heer Bosman en
ja, Jantje vergiste zich niet de
heer Alexander, de school-inspecteur,
traden naar buiten.
„Zoo, Jantje," sprak de heer Bosman
opgeruimd, „wat is er van uw dienst,
meneer?"
Meneer Alexander keek glimlachend
toe.
Jantje dacht bliksemsnel na. Wat
meest hij doen. Het dictée laten zien?
Neen, dat kon niet. Dan werd hy min
stens van school gestuurd. Die meneer
Alexander kon zoo streng zijn.
„Meneer," zei hij met een benepen
stemmetje, „de juffrouw vraagt om
twee pijpjes krijt."
„Maar ze heeft gisteren toch pas krijt
gehad. Ze moet wat zuiniger zijn hoor!"
En Jantje kreeg zijn twee stukjes
krijt. Hy ging terug naar de klas en
toen hy nauwelijks was binnengetreden
rinkelde de bel voor het speelkwartier.
Maar Jantje deed niet mee met de spel
letjes, hoewel hy daarbij anders altijd
nummer één was. Maar nu brandden
de twee pijpjes krijt hem in zyn broek
zak. Wat zou er gebeuren als' zyn
leugentje uitkwam? En uitkomen deed
het vast. Je slechte daden kwamen al
tijd uit!
Het laatste uur was hy erg onop
lettend. Hij kon zyn gedachten niet bij
de les houden, want aldoor zal hij maar
te denken aan die twee pijpjes krijt in
zyn broekzak.
De juffrouw was veel beter gestemd
dan in het begin van den morgen.
Toen de bel om twaalf uur ging en alle
kinders de klas al uit waren, bleef
Jantje nog staan.
„Hé Jantje," sprak de juffrouw
vriendelijk, „heb jii geen haast om weg
te komen?"
En toen kon Jantje het nietmeer uit
houden. Snikkend vertelde hy de heele
geschiedenis en samen met een aanta,
touwtjes, een knikker en een stukjen
potlood bracht hü de twee stukjes krijt
te voorschijn. Angstig keek hij naar
het gezicht van de juffruow. En hy
vond het heerlijk dat ze deed alsof ze
zijn traantjes niet zag, maar hem daar
entegen vroeg of hy nu eens rustig
wilde vertellen welke moeilijkheden hij
bij het dictée had.
En voordat ze dien middag het lokaal
verlieten had de juffrouw begrepen
waarom die kleine Jantje altijd zooveel
fouten in zijn dictée's maakte.
Daarna was het nooit meer noodig
om hem naar meester Bosman te stu
ren ook al had de juffrouw haar
japon met de blauwe balletjes aan
REKENKUNST JES.
Veronderstel dat het een vervelende
regenmiddag is. Je zit thuis, je biblio
theekboek heb je uit en je boek van
school ook. Dan weet ik een paar aar
dige rekenkunstjes.
Schrijf het volgende op een stuk
papier. Het kunstje heet: vermenigvul
digingen maken en maar één keer ver
menigvuldigen.
1X8 1= 9
12 X 8 2 98
123 X 8 4- 3 987
In de rij aan den linkerkant komt
telkens een opklimmend getal bii. Ook
het getal dat telkens moet worden op
geteld klimt gestadig. Alleen de 8 blijft
onveranderd. Voert men dit kunst ie
tot 9 op, dan komt men tot slot tot de
volgende som:
123456789 X 8 4" 9 987 654 321.
Verder behoeven we het kunstie niet
te verklaren. Jullie zien het nu zelf wel.
Een andere opgave. Nu wordt de 8
vervangen door een 9. De derde rij (de
getallen die moeten worden opgeteld)
klimmen op als boven. Het gaat nu tot
en met 10. Het begint met 2 inplaats
van 1. Dus zoo:
1X94-2= 11
12 X 9 3 111 enz.
Het slot wordt dan de volgende merk-
waardigo som:
123 456 789 X 9 4" 1111111 Hl-
Tot slot een niet minder interessant
getallenwonder:
12 345 679 X 1 X 9 111111111
12 345 679 X 2 X 9 222 222 222
12 345 679 X 3 X 9 333 338 333
12 345 679 X 4 X 9 444 444 444
12 345 679 X 5 X 9 555 555 555
12 345 679 X 6 X 9 666 666 666
12 345 679 X 7 X 9 777 777 777
12 345 679 X 8 X 9 888 888 888
12 345 679 X 9 X 9 999 999 999
Slechte tijden.
Bedelaar: „Heeft u geen centje voor
me mevrouw?"
Dame: „Kom morgen maar eens
terug".
Bedelaar: „Maar mevrouw hoe onver
antwoordelijk van u om in deze slechte
tijden schulden te maken".
Wat Is het vierde dier op het
plaatje?
Op het onderstaande plaatje zien
jullie drie zonderlinge diertjes. Kobus
de pelikaan zit heelemaal onderaan. Die
weet er meer van, dat zie je aan zyn
glunder lachend gezicht. Rechts boven
staat Henkie de eend óók al te glim
lachen. En op' zyn rug zit Kareltje de
eekhoorn met zijn mooie staart.
Nu is er nog een vierde beest op het
plaatje. Dat beest waarom zoo wordt
gelachen weet je. Wil je weten wat
voor een beest dat is? Nu dan, je be
hoeft niets anders te doen. dan met een
potloodje dan kan je tenminste nog
eens uitvlakken als je een foutje maakt
de cijfers 1 tot en met 46 te ver
binden.
Heb je dat gedaan, dan staat het
vierde beest op het plaatje.
Veel succes!
Oplossingen der vorige raadsels.
Karei, kar - el
II
Mond, rond, bond, hond.
HL
Sint Nicolaas
invoerrecht
numansdorp
twijfelend
Naaldwijk
indiaan
carton
ouder
laat
aal
ar
8
Goede oplossingen ontvangen van:
H A.; J. B.; C. B.; A. de B., IJmui-
den-' I. B.; A. B.; M. B.; M. B.; A. v.
d B.; B. B.; G. B.; J. B.; G D.; O. D.;
J D.; M. G.; J. G.; N. G.; T._v. d. H.,
N. v. d. H.; A. J.; N. K.; A. K.; J. K.,
K. en J. K., Texel; A. K., IJmuiden;
H K.; J- v. d. K.; A. v. L.; H- L-,
R. L.; D. en S. L.; A. M.; F. M.; M. M.;
C P.* J- en A. R.; L. v. S.; J. S.; A. S.,
J en'P. S.; A v. S.; C. v. S.; M. T.;
D. T S. T.; A. T.; W. V.; H. V.; T. W.
A. W. en 2 zonder naam.
Nieuwe raadsels.
X
X
X -
X
Op de staande en liggende kruisjes-
lijnen kamt de van iemand, waar veel
kinderen bang voor zijn.
Op de le rij de gevraagde naam.
Op de 2e rij een bekend vliegveld.
Op de 3e rij een gedroogde vrucht.
Op de 4e rij een hoofdvak op school.
Op de 5e rij streek in Overijsel.
Op de 6e rij een jongensnaam.
Op de 7e rij een lekkere vrucht.
Op de 8e rij een boom.
Op de 9e een waterstand.
Op de 10e rij een medeklinker.
II.
Welk spreekwoord staat hier?
Wn ije n ttit
.e.p..r. .ij .e. a..e. .e. o.-
r d e
(Ingez. door A. v. d Brink).
Waarmede moet men 12 345 679 ver
menigvuldigen om 111111111 te krij
gen? (Bedenktijd twee minuten).
Waarmede moet men hetzelfde getal
vermenigvuldigen om 555 555 555 te
krijgen? (Bedenktijd als boven).
door G. Th. ROTMAN.
51. Door den schok verdoofd bleef
de kapitein 'n half uur onbeweegliik
hggen. Toen hij bijkwam, wou hij er
den 'ii' -,maar lieve help Rondom
leen n u n(* 'n heele kring van
wee^naarT °P,te wachten! Roets! hij
strekt geen hatït uTS! ach""™ ™1-
trekken. - hebben om te ver-
52. Vijf dagen gingen voorbij, en
nog steeds hield het moorddadig ge-
cjerte de wacht. Nóch de inboorlingen,
n de twee neven durfden bij den
tiid En gedurende al dien
zoodat hi?7r.1J geen sikkePit te eten,
Óm den hf mag.er werd als 'n rietje,
urn den honger niet al te erg te vop-
len moest hii telkens
stijver aanhalen! 2Q buiknem
53. 't Eenige wat hy had, was water
in z'n velflesch. Hij gebruikte het
druppeltje voor .druppeltje en zonder
morsen, maar op den zesden dag was
de flesch schoon leeg. Een diepe zucht
klonk tusschen zyn arme verdroogde
lippen,Ach!" lispelde hü, „mijn
leven zou ik er voor geven, als ik maar
een enkel druppeltje water had.
54. Rikketikketik! Pas had hij 't ge
zegd, of er kwam zoo'n onvervalscht
tropisch regenbuitje afzakken, met van
die kletterende piipestelen. 't Duurde
niet- lang of het water gutste bij stroo
men den kuil in, zoodat de arme Klak-
kebos er weldra tot aan z'n knieën in
stond, ,,'t Is hier hollen of stilstaan,"
mopperde hy. „Geef mij maar rijst
met een rietje!"