Ons kinderverhaal. De Redding P)NIS KlNDËRMOEKretl Best© Jongens en Meiajas! Nu is die meneer Kindervriend plotseling bij me gekomen en heeft tegen me gezegd: ik heb het zoo allerverschrikkelijkst druk, ik weet me geen raad. Toen heb ik gezegd: „Geef mij dat stelletje brieven maar hier, dan zal ik al die varkentjes was- BChen." Vandaar, dat jullie nu met een en- deren kindervriend te doen hebt dan de gewone. Zie je, het is zoo'n korte week, en het Juttertje moet nu Don derdag uitkomen, dus je begrijpt, ook jullie briefjes kwamen eerder aan de beurt. En dat is me tegenwoordig een stapel om van om te rollen, 's Kijken wie het eerst aan de beurt is. Tini en Corrie van der Holst, die erg „nieuwschierig" ('n lastig woord, hè) zijn wanneer het Juttertje uitkomt, zijn hiermede al beantwoord. Maar ze mo gen niet schrijven „ik staan" te wachten, nietwaar? Corrie van Poelje wil graag een versje inzenden, Dat mag hoor, en als het geschikt is, nemen we 't op, Corrie d'r ros je wil graag een raadseltje storen, maar Cor rie zelf vreest dat ze nog wat jong is, want ze is nog maar acht jaar. Hindert niet, hoor! als het een goed raadsel is, geven we 't aan de kleintjes. Dag Corrie van Strijen. Nog wei ge feliciteerd met je verjaardag, Corrie! Wat ben je al groot, dat je op de ulo-school gaat. Maar flink je best doen daar, dat komt je later allemaal van pas. Catrientje Laan. Wat heb jij ge zellig geschreven over die kerstfeestviering bij jelui! Ja, met zoo'n boom met kaarsjes is het wel leuk om daar omheen te zitten en te zingen. Hebben jelui een piano? Die hoort er eigenlijk bij. Je schrijft zoo'n aardig briefje, Catrientje, ben je ook mei een aardig kiendje? Dag hoor Jorrie Isaksson (wat een Corrie's hebben we, zeker omdat het zoo'n mooie naam is:) Zeker mag je ook wel eens een raadsel insturen. Maar dan kan je natuur lijk zelf niet mee oplossen, dat zou niet eerlijk zijn, wel? Annie Koni ngstein, IJmuiden. Fijn, Annie, dat je zoo bent aangekomen 1 Nu maar zien dat je dat behoudt. Als ik het goed begrijp ben je een schilderes in deo dop. Marietje Moorman beweert hard nekkig, dat d r zusje een meisje is. De raadselmencer dacht, dat het een jongetje was. omdat ze Fransje heet. Ik ken een meneer, die Marie heet. Gek hè? Dus een meisje kan ook wel Fransje hoeten. Maar dat de raadjselmeneer zich vergiste was toch ook wel te begrijpen, he? Wat schrijf je keurig, zeg B. Broekhuizen. Jou zullen we dus voortaan in het Fransch moeten schrijven, hè? Bonjour, ma petite! Henk Verheul. Ik ben het met je eens, Henk, een kerstboom moet natuurlijke kaarsjes hebben. Annie Walboom stuurt een versje in, waarin ze vraagt wat de techniek ii vin een vers. Annie had namelijk naar het Volksblad een rijmpje gestuurd en dat teruggekregen met de opmerking, dat de techniek niet goed was. Om in een paar woorden daar een antwoord op te gwven waar je wat aan hebt, is niet zoo gemakke lijk, Annie. Ik zal 't probeeren. Kijk eens, je kunt een vers misschien het best vergelijken met de liedjes, die je op •ehool leert en die toch ook uit versjes (en wijsjes) bestaan. Je hebt ze in driekwarts maat, in vierkwartsmaat, en als het een marschliedje is in tweekwartsmaat. Pre- ties zoo is het nu met een vers ook, al noemt men het daar anders. Je hebt Ver zen van korte regels en van lange, van let tergrepen^ die elkaar om en om in lang en kort afwisselen, maar ook heb je verzen met twee lanke en cén korte, of met twee korte en één lange lettergreep. Maar pre cies zooals bij een liedje moet je ook, als Je eenmaal met een vers begonnen bent, in deaeifde maat voortgaan. Ja mag later wel veranderen, maar nooit in hetzelfde vers Ik zal een voorbeeld geven met je Mgeci rijmpje, dat je inzond. De twee eerste re gels van het tweede couplet luiden: „Dien avond zal gezellig we zen, want pa zal een verhaal voorlezen'. Ten eerste moet het „die avond" zijn, want het is onderwerp, maar als je eens de maat van den eersten regel toepast op den tweeden, zul je zien, dat het vers fou tief is. Luister maar. Ik zet streepjes waar de klemtoom op moet vallen en boogjes waar hij niet valt: Die avond zal gezellig wezen, Want Pa zal een verhaal voorlezen. Zie je wel, dat het niet goed is? Want je srpeekt toch nooit van één verhaal en van voorgelezen? Dat is een lange brief geworden, hè? Ik hoop, dat je 't allemaal begrijpt, want 't is nogal moeilijk, zie-je. Het best is maar goed je Nederlandsche taal te leeren en veel verzen te lezen, dan krijg je vanzelf F»»«- inzicht hierin. Jo Bur «er. Jo tikt den raadselmencer ook al op zijn vingers vanwege Fransje, die een meisje is. Je broer zal wel een reuze voetballer worden, hè? Toosje Weiland. Dank je wel, hoor, Toosje! Van den zomer krijg je een roosje, maar dat duurt nog wel een poosje. Fransje Moorman. Daar is Fransje zelf. Hoera! Dag, jongejuffrouw! Is 't zoo goed? Fransje vindt het grappig, dat ze voor een jongetje is aangezien. Jammer, dat ik Fransje niet eens kan zien met een broekje aan, zie je, dan zou ik weer lachen! Dag Fransje, Neen, we krijgen geen sneenw met Kers+mis, of er moet al heel wat veranderen. Annie van den Brink. Vindt jij de Kerstdagen ook zoo fijn? Hoe is 't mo- ge-ffk! LoulsevanSehaik. Je kunt je rijmpje gerust sturen, Louise, dat hindert toch niet, als 't niet goed is. Maar 't is, erg Moeilijk om goede versjes te maken, lees maar eens wat hierboven staat aan Annie Walboom. Germaine Franken. Jonge. wat een pracht van een naam. En nu leer je pog Fransch ook! Dat vind ik voor iemand die een Fransche naam heeft niet meer dan natuurlijk. Hier aan de krant hebben we allemaal brillen, de een een blauwe, de ander een roode, de derde weer een andere. Maar kaplaarzen dragen we niet. Bonjour, Germaine! Je ziet, ik ken ook Fransch. Jan en Ali Roeper. Als jelui bang zijn voor een slecht rapport, heb je 't er dan naar gemaakt misschien? Dan krijg je je verdiende loon. Nietwaar? Antje Tydeman. Je „levendige" kerstboom moet een „levende" zijn, Antje. Annie Jansen. Ook al aan 't vis- schen naar den kindervriend? „Omdat ie zoo leuk dee", dacht je dat hij je van de week hielp. We doen allemaal op z'n beurt leuk, hoor, Annie! Van Ina Boels ook een briefje over dien leuken meneer. Ik zeg het toch lekker niet! Dieuwerje Timmerman. Dat is de hekkesluitster voor vandaag. Of moet ik zeggen de hekkesluiteres? Dat moet je maar eens uitvisschen. Ook al zoo'n keurig briefje! Ik wed, dat jij een net meisje bert, dat je keurig netjes je bed afhaalt en jé boeltje in orde houdt. Of heb ik het mis? Fijn, zeg, zoo'n broer in Afrika te hebben, die postpaketten stuurt. Ben je niet bang, dat hij daar heelemaal zwart wordt? Aan alle j o'n gens en meisjes. Alle kleine schrijvers en schrijfsters stuur den ons de beste wenschen voor de Kerst dagen. 't Is dat mijn armen te kort zijn om jelui allemaal te kunnen omhelzen, nu. Nu moet moeder het maar voor elk afzonder lijk aoen. Dag hoor! Prettige vacantie, een beetje sneeuw voor den een, een beetje geen sneeuw voor den ander. En straks komt andere, echte, meneer met jelui praten. Dunken .jullie erom, dat de raadsels volgende week ook weer Maandag avond op kantoor moeten zijn, die van Bruten de stad weer vóór Dinsdac- atvrzta 12 tmr. Kindervriend no. 2. (Een spannend Kerstverhaal voor kinderen). door BEPPO. In het huisgezin van de weduwe Bright vierde men elk jaar het Kerst feest. Ondanks het feit dat moeder Bright geheel alleen voor het onder houd van haar twee kinderen, Bob en Zus, moest zorgen, hadden zij toch ieder jaar een prettig Kerstfeest kun nen vieren en ieder jaar had het Kerstmannetje voor ons twee robbe doezen een leuk cadeau in zijn ransel gehad. Ook thans waren zij er reeds dagen voor Kerstmis mee begonnen den boom op te tuigen, het versiersel hadden zij nog van de vorige jaren bewaard en moeder kocht bij Buke den marskramer de benoodigde kaars jes. Twee dagen voor Kerstmis begon moeder groote Kerstbrooden en Kerst- koeken te bakken en er heerschtc zoo'n heerlijke lucht in huis, dat ons twee tal den heelen dag als twee jonge hondjes liepen te snuiven. Ach, alles had er zoo mooi uitge zien.... tot er plotseling iets gebeur- 1 de, dat den horizon van vreugde als een zwarte wolk verduisterde. Zus werd ziek, een dag voor Kerstmis. Ze was bleek en rillend van een bood schap teruggekeerd en moeder had het raadzaam gevonden om haar on middellijk flink onder de wol te stop pen. Daar lag ze nu met het kleine vuurroode hoofdje boven de dekens, de groote blauwe oogen als ni;t-be- grijpend in het rond starend. Moeder zat naast haar bed en hield het kleine warme handje in haar groote vereelte handen en keek in spanning naar het kleine mondje, dat nu en dan een woord of een brok van een zin prevel de. Bob. die achter zijn moeder stond, begreep dat Zus koorts had en niet goed meer wist wat zij zei. Den avond en den nacht voor Kerst mis was moeder bij het bed gebleven om Zus regelmatig koude omslagen om het warme hoofdje te leggen. Bob had er in den beginne op gestaan om zijn moeder gezelschap te houden, doch toen de klok al éen uur in den nacht had geslagen, was zijn hoofd zoo vreemd zwaar geworden, dat hij het niet langer meer goed rechtop kon houden. Tegen den schouder van moe der was hij ingeslapen en heel voor zichtig had deze hem uitgekleed en in •zijn eigen bedje gelegd. Itoff Oom Kar®!, fc, d« maan bewoond? Neen jongen! Dat dacht ik well Waarooi? Wol, «ia het halve maan is, waar zouden dan al die andere mexasohon moeten blijven? M0«© Alhoewel de koorts een weinig had afgenomen, ging het met Zus nog al tijd niet goed. Ze lag nog heel stil en zonder een woord te spreken voor zich uit te staren en het werd een heel ver drietige eerste Kerstdag. Buiten had de zon een beetje geschenen, de dorps klok had zün opwekkende klanken ovor de daken der kleine huisjes gebeierd en de menschen hadden zich vroolijk en lachend door de straten gespoed. Tegen den avond, op het tijdstip <ut anders de Kerstboom werd aangeste ken, zaten moeder en Bob aan het bed van Zus, wier kleur weer hooger was geworden, dan dien middag. Beid.»! dachten zij aan het mooie feest dat z§ leder jaar met z'n drieën hadden g# vierd en beiden voelden zij zich heel treurig gestemd. Reeds vroeg in den avond was de koorts zoo hoog opgeloo. pen, dat moeder's trekken van angst verstaarden en Bob zag aan den ang. stigen trek op moeder's gelaat, dat h?t met Zus niet goed ging. Hij stootte haar zachtjes aan en fluisterde: „Za\\k den dokter even gaan waarschuwen?" In den beginne gaf moeder geen ant woord, doch tenslotte knikte ze en bin nen drie tellen was Bob de kamer uit Snel trok hij zijn schoenen en zijn jas aan, schoof de wollen, met bont afge zette muts ver over het voorhoofd in stapte moedig naar buiten. Hij stapte stevig voort en had bin nen tien minuten de woning van den dokter bereikt. Een angstig voor<*p. voel, dat dokter niet thuis zou welde plotseling in hem op en een zucht van verlichting ontsnapte hem, toen hij bespeurde dat er licht in de kamers brandde. Goddank. Bob schelde aan en na een mhrtnit ongeveer kwamen sloffende voetstap- §en naderbij. De huishoudster van okter Mopherson opende even een klein raampje om te zien of er go-d volk voor het huis stond en opende toen de deur. Bob nam zijn muts af en vroeg beleefd of de dokter thuis was. De huishoudster schudde het hoofd en vertelde dat hij naar het naburige dorp Twiddle was gegaan om bfl de familie Husband het Kerstfeest te vie ren. Als door een donderslag uit klaren hemel overrompeld stond Bob de huis houdster met open mond aan te stairn en de woorden drongen eerst langzaam tot hem door. „Naar Twiddleherhaalde hfl zacht voor zich heen, „maar", liet hfi er luider op volgen, „komt hij dan van avond niet meer terug?" Weer schudde de huishoudster het hoofd en voegde eraan toe, dat hij •erst over twee dagen terug zou Bob zette, zonder te weten wat hij deed de muts weer op het hoofd en maakte zonder groeten rechtsomkeert. Hij hoorde niet meer dat de huishoud- ster hem nog vroeg wat er aan de hand was. hij was door de onverwachte tjjding geheel overdonderd en liep rel een paar minuten voort zonder te weten waarheen hü zijn schreden richtte. Toen hij bijna met bet hoofd tegen een boom opbotste, begon hij zich den toestand te realiseeren en z'ch af te vragen wat er thans gedaan moest worden. Er woonde maar één dokter in het dorp en die bevond zich thans op ongeveer 25 kilometer van Cou" i- ton. In den tijd. waarvan ik thans ver tel, waren de steden nog niet door een telefoonlijn met elkaar verbonden en het was dus noodzakelijk om zichi wsa Twiddle te begeven, wanneer hti oen dokter te spreken wilde krijgen, !>aa TwiddleBob zag voor zijn gtm «e onafzienbare, met sneeuw bedekte te, die thans alleen per slee beg-an- baar was. Hoe zou hij dien afstand kunnen afleggen? Hij stond sti. dacht hierover na. Morst hij naar terugkeeren en zijn moeder den tori stand bloot leggen of... Dit laatste durfde hij niet te voleindigen, hoe z"u hi) als kleine jongen ooit alleen m Twiddle kunnen komen? Terwijl "P hierover nadacht, slenterde hf1 weer voort en stond toen plotseling voor oe spoorbaan. Hij keek verdrietig naar d glimmende rails en kreeg toen opeen een Ingeving. Zijn blik was plotseling gevallen op een voorwerp naast h® seinwachtershuisje, waarin hij J railsfiets herkende. Hij had vaak hi op de mannen aan het werk gezien een enkele keer had hij verlof Rckre# om het ook eens te probeeren. En waar, het was gegaan, nu ja wel n zoo heel snel, maar wanneer je maal vaart had, ging je bijna va" fP vooruit. Hij wist hoe hi) het voor b0{. In beweging moest brengen en een fer was, dat de fiets niet op de ee andere manier buiten werking was i steld. Al spoedig had hfj haar op hoofdrails en voort ging het nu. Hij keek eens om zich heen, doe duisternis viel hem nogal mee. De stond niet aan den hemel, waren millioenen sterren die ^jj sprankjes verspreidden. Zoo ree een poosje voort en de lichties van

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1931 | | pagina 12