kapitein klakkebos op de leeuwenjacht x x x David en Goliath. Kunstjes met lucifers! e x dorp werden als maar kleiner, als maar kleiner. Vreemd was, dat Bob zich in het geheel niet beangst gevoelde. Hij dacht er geen oogenblik aan welke groote gevaren hem op dezen tocht kon den bedreigen. De wolven, die door honger gedreven uit de bosschen naar de vlakte kwamen, zwierven altijd bij voorkeur in de buurt van de spoor rails terwijl voorts het gevaar van een achterop rijdenden trein zeker niet denkbeeldig was. De lichtjes van Coughton waren al bijna sprookjesachtig klein, toen Bob plotseling wat scherper toeluisterde en een vreemd geluid meende te hooren. Hij bleef opmerkzaam toeluisteren, ter wijl hij onwillekeurig zijn vaart wat vertraagde. Het geluid verdween om echter na enkele minuten wat duidelij ker terug te komen. Verbaasd vroeg hij zich af wat het te beteekenen kon heb ben, doch toen hij het een derde keer vernam, nu weer wat duidelijker, wist hij wat het te beteekenen had. Hij her innerde zich plotseling een donkeren winteravond dat hij naast zijn vader over de vlakte was gereden en hij het zelfde geluid had vernomen. Zijn vader had hem toen verteld dat de wolven klaagden De wolvenmompelde hij zacht voor zich heen en in een plotseling reflex boog hij zich diep voorover en begon harder te rijden. Zij waren ach ter hem, maar misschien hadden zij hem reeds gerooken, omdat de wind naar hem toe wasHij werd niet bang. Hij was te veel vervuld van zijn grootsch plan om angst te kunnen koesteren. Het gi g om de overwinning In een geweldig snel tempo ging hij vooruit, doch het was klaar duidelijk, dat hij dit niet lang vol zou kunnen houden. Al heel spoedig moest hij wat rusten en hij hijgde van vermoeidheid. Toen hij achterom keek en enkele zwarte stippen op het smettelooze wit meende te ontwaren, boog hij zich weer voorover en dwong zich tot een tempo, dat hij niet vol zou kunnen houden G clukkig begon hier de helling nog st: ker te glooien, zoodat de fiets van- zen'1 sneller ging. Hij wilde zichzelf dwingen om niet achterom te kijken, doch na een poosje kon hij zijn nieuws- g! righeid niet langer bedwingen. Hij hoek snel om en was er thans van over tuigd dat de stippen geen gezichtsbe drog waren geweest. Zij waren thans wat grooter geworden en weer hoorde hij zwakke, klagende klanken. Spoedig w.rden ze door een schor geblaf afge wisseld en nu steeds duidelijker. De wolven wonnen veld. Hij moest nu al leen maar aan zijn zusje denken, dat dan dokter noodig had en daarom voor waarts voorwaartsEen schel ge blaf, nu vrij dicht in de nabijheid, deed hem bijna verstijven van schrik en hij vergat te trappen. Wat moest hij dade lijk doen wanneer de wolven bij hem waren, hij had geen enkel voorwerp waarmee hij zich kon verdedigen. In zijn angst sprong hij van de fiets af en zette het op een loopen, zonder er bij na te denken dat hij hierdoor het ge vaar slechts vergrootte. Nauwelijks had hij een paar passen gedaan of hij hoor de het geblaf dicht achter zich en plot seling een stem er boven uit: „Hè ventie, waar moet dat naar toe?" Bob stond stil, doodstil. Hij bracht de hand naar het voorhoofd en veegde langzaam het zweet weg. Er waren menschen, mensohen, die hem kw&mtjii redden. Toen hoorde hij: „Kom eens hier kereltje, wat doe jij hier zoo laat in den avond?" Aarzelend stapte Bob naderbU en vertelde bedeesd wat er was voorgeval len en welke vrees hij had gekoesterd. Toen Bob zijn verhaal gedaan had, schoot de man even in den lach en vroeg schertsend of hij nog verder wil de rijden. „Niet graag", bekende Bob, „maar het moet Daarop deed do man oon voorstol, dat Bob deed duizelen van geluk, hij bood aan hem naar den dokter in Twiddle te brengen, met zijn honden- slee. Zij vonden den dokter thuis en deze verklaarde zich onmiddellijk bereid om mee te gaan. Daarna ging het weer vliegensvlug met de paardenslee van den dokter terug. De dokter informeerde onder wijl naar den toestand van zijn zusje. Ongeveer twee en een half uur na dat Bob weg was gegaan, kwamen zij thuis. De dokter onderzocht zus snel en schreef onmiddellijk een drankje voor, dat Bob nog in dienzelfden nacht in de kleine dorpsapotheek zou moeten halen. Hij stelde moeder gerust en be loofde haar dat zus den volgenden mor gen, wanneer zij een paar keer het drankje had ingenomen, weer veel beter zou zijn. Toen hij weg was ge gaan en Bob voor zijn moedige daad had gecomplimenteerd, nam moeder Bob in haar armen en terwijl zij hem op den mond en op de hartn kuste, kon zij alleen maar zeggen: „M'n lieve kleine dappere jongen". zijn slinger en in zijn gordel nam hij nog een paar steenen mee. Toen trad hij in het strijdperk. Men had afgespro ken, dat wie winnen zou, was overwin naar over het volk van zijn tegenstan der. De Filistijnen waren er van over tuigd, dat hun Goliath zou overwin nen. Maar zij hadden buiten David ge rekend. Jullie hebt toch wel eens de geschie denis van David en Goliath gehoord, uit het Oude Testament? Op zekeren dag kwam een troep Filistijnen, een be paalde volksstam, op de Joden toe en wilden vechten. Uit hun gelederen kwam een reusachtige krijgsman naar voren, een abnormaal groote man, een reus, die Goliath heette. Hij daagde zijn tegenpartij uit met hem alleen te vech ten, één voor één. Hij droeg een zware harnas, een geweldigen helm, waai' zijn woeste haren onderuit kwamen, een groot slagzwaard en een flink schild. En niemand van de Joden durfde tegen hem op te treden, want het zou een ongelijke strijd zijn geworden eu hij zou hen allen overwonnen hebben. Maartoen Goliath enkele malen zijn uitdaging had herhaald, trad er op eens een eenvoudige herdersjongen naar voren en nam den tweestrijd aan. Hoewel men hem bewonderde, raadde iederen hem af zich zoo in gevaar te begeven, maar David, zoo heette de herdersknaap, was niet van zijn voor nemen af te brengen. Men deed hem een harnas aan, zette hem een zwaren helm op en gaf hem een zwaard en een zwaren speer in de handen, maar David kon zich in al dit metaal haast niet be wegen. Hij verzocht te mogen strijden, zooals hij altijd gekleed was, in zijn die renhuid en gewapend met zijn slinger, waarmede hij kluiten aarde naar zijn schapen slingerde, om hen bij elkaar te houden. Inplaats van kluiten aarde, deed hij echter een scherpen steen in Goliath lachte spottend, toen hij David kalm zag naderen, trok zijn ge weldig slagzwaard, deed een paai' stap pen in David's richting enviel levenloos neer. Een steen uit David's slinger had hem precies tegen het voor hoofd geraakt. Diep verslagen waren de Filistijnenl Dit is de korte geschie denis van David en Goliath. Hier zien jullie nu David staan; hij heeft zijn slinger in de rechterhand. Maar waar is Goliath gebleven? Wel als je héél goed kijkt, zie je hem duidelijk. Pro beer h-+ tp"ar eens! Uit bovenstaande figuur 5 luoifera verwijderen, zoodanig, dat er drie vier kanten overblijven. Uit deze tweede figuur 6 lucifers wegnemen, zoodanig, dat er nog twee vierkanten overblijven. Wie kan het? Goede oplossingen ontvangen van: H. A.; I. B.; A. en M. B.; M. B.; B. B.; C B.; G. B.; G. D.; C. D.; D. C. D.; J. D.; B. v. d. E.; M. G.; J. G.; N. G.; T. v. d. H.; N. v. d. H.; P. H.; A. H.; A. J.; C. I.; N. K.; A. en J. K.; K. en J. K.; A. K.; H. K.; J. v. d. K.; C. L.; A. v. L.; H. L.; R. L.; D. en S. L., G. M.; T. M. en M. M.; J. de M.: C. M.; J. de M.; C. P.; C. P.; J. O.; J. en A. R.. L. S.; J. S.; A. S.; J. en P. S.; A. en C. v. S.; T. S.; T. M.; D. T.; G. T.; S. T.; A. T.; A. V.; W. V.; V. H.; C. V.; A. W.; T. W.; G. W.; J. W. B. Z. RAADSELS. jasingen der vorige raad- Cerstvacantie gmond aan zee ioodeschool Stekeltjes treurwilg. Volendam Amerika ©aetu» Annie (leen Tl» Bt H Ieder vogeltje zingt zooals het ge bekt is. HL Hobbelpaard of nijlpaard. Nieuwe raadsels. XXXXXXXXX X X X X X Op de staande en liggende kruisjes- Lijn komt de naam van iets, wat alweer spoedig aanbreekt. de 2e de 3e Op Op Op de 4e Op de 5e Op de 6e Op de 7e Op de 8e Op de 9e rij iets wat dieren bezitten, rij iemand van adel. rii een plaatsje in N.-Holl. rij een gezonde drank, rij een jongensnaam, rij een soort visch. rij een deel van een wiel. rij een medeklinker. (Ii.gez. daar A. v. d. B.) IL XXXXXXXXX X X X Op de staande en liggende kruisjes- lijnen komt de naam van een boom. Op de 2e rij zegt men wel eens te- fen iemand die dom is. Op de 3e rij oet metaal dat men niet onderhoudt. Op de 4e rij het tegenovergestelde van glad. Op de 5e rij deel van een piano. Op de 6e rij timmergereedschap. Op de 7e rij een lichaamsdeel. Op de 8e rij een dier. Op de 9e ry een mede klinker. III Mijn geheel is een kerstversier ing. Zonder mijn laatste letter behoor ik in een geweer. Verander mijn eerste letter en neem mijn laatste weg en ik ben heel weinig. (Ingez. door H. V.) door G. Th ROTMAN. 81. Sinjeur was dus gevangen. Even Jater lag hij, netjes gebonden, naast den luipaard, dien de negers al gebonden hadden, vóór hij weer bijkwam. En daarop trokken de inboorlingen vlug aan het werk, om ook voor die nieuwp gevangenen een rollend hok te maken. Maar opeens riep de kapitein, op een naderende stofwolk wijzende: „Wat is 82. Het was Kookmebotje, die hen, door snelvoetige dragers gedragen, achterna kwam. „Kookmebotje kies pijn! Kokmebotje kiespijn!" schreeuw de hij; „blanke man helpen!" „Het wat je zal uitgewerkt wezen!" zei de kapi tein, en, met een gezicht alsof hij zijn leven lang tandarts geweest was, zei hij; „Tja, dan moet de kwaj* kiee er maai- uit!" 83. Eerst morrelde de kapitein wat met zijn tang in Kookmebotjes mond, maar hij kon de kies er niet mee U pakken krijgen. Toen haalde hij een breekijzer en een hamer, plaatste het opperhoofd tegen een boom, zette het zware breekijzer tegen de kies, en... 84. „Oeal Oeal" klonk het ge smoord uit Kookmebotjes keel, toen de hamer met een forschen slag op het breekijzer neerkwam. Hij had twee van zijn eigen kiezen ingeslikt, drie andere lagen los in zijn mond en het breekijzer zat tot op de helft in zijn keel! Met uit puilende oogen en van angst verwron gen gezicht holde de arme man woest In de rondte...

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1931 | | pagina 13