Het luchtschip, het vervoermiddel der toekomst
Duitschland's Zuidgrens - de toekomstige kust.
door
Schout-bij-nacht b.d. BEELITZ.
De bekende hooggeplaatste
marine-officier spreekt hier
zijn meening uit over de toe
komstige ontwikkeling van het
luchtverkeer.
De kust van een land is de drempel
van zijn verkeer met de andere landen
der aarde. Elk streven van een staat,
dat op vreemde werelddeelen gericht is,
alle overzeesche handel, emigratie en
kolonisatie moet dien drempel passee-
ren. En aan die kust zijn het weer de
havens en kustplaatsen, waar de ver
bindingen met overzeesche landen sa
menkomen. Deze verbindingen met de
wereld daarbuiten vond men in Duitsch-
land eeuw na eeuw in het Noorden, in
de havens aan Noord- en Oostzee. Hier
kwam alles binnen en hiervan ging
alles uit, wat invloed had op de ontwik
keling en de beschaving zoowel in
gunstigen ais in ongunstigen zin
en behalve ruwe grondstoffen en afge
werkte producten, behalve kennis, rijk
dom en macht kwamen ook oorlog en
ziekte over dezen drempel. Een geheel
tijdperk der geschiedenis wordt geken
merkt door het belang van de overzee
sche verbindingen: de middeleeuwen
eindigden, toen er groote ontdekkings
reizen over zee werden gedaan en de
oceanen werden overgestoken. En nu
is dat tijdperk ook weer afgesloten en
begint er een nieuwe periode met de
overwinning van de lucht. De atmosfeer
is voor ons een nieuwe zee, een nieuwe I
weg, evenals vroeger de oceaan. Wij
kunnen door de lucht zeilen en door de
lucht een reis om de wereld maken. En
na de eerste aarzelende proeven, du
bieuze resultaten en talrijke nederla
gen, heeft de luchtvaart zich ontwik- 1
keld tot een volwaardige tak van het
wereldverkeer. Dit feit zal indirect van
groote beteekenis zijn voor de ontwik- l
keling der menschheid in het nieuwe
tijdperk der wereldgeschiedenis, dat nu
begonnen is; het zal in cultureel op
zicht dezelfde rol vervullen als eenmaal
de groote zeereizen hebben gespeeld.
De verovering der lucht is niet langer
een uit de verte benaderd ideaal, doch
een vaststaand resultaat van jarenlange
inspanning. Er bestaat in zekeren zin
reeds een wereldverkeer door de lucht
en dit zal zich ongetwijfeld nog verder
uitbreiden in de toekomst.
Als het bü uitstek geschikte vervoer- j
middel door de lucht beschouw ik het
luchtschip, dat alle eigenschappen be- i
zit, om gedeeltelijk de taak der tegen-
woordige oceaanstoomers over te ne-
men. Teekenend is ook, dat in 1929
onze planeet voor het eerst werd omge
vlogen dooreen luchtschip, i. c. de
„Graf Zeppelin". Onder normale om
standigheden zouden wq een grootsch
bouwplan moeten ontwerpen voor
transoceanische luchtschepen, in den
geest van het bekende programma van
Tirpitz, volgens hetwelk indertijd de
Duitsche marine is uitgebreid. In de
zen tijd met zijn politieke en finan-
cieele moeilijkheden valt daaraan he
laas niet te denken, doch wij kunnen
ons wel duidelijk voor oogen stellen,
menschen, die te jong trouwen op een
klein inkomen, dat verliefdheid maar
verbeelding was en meer zulke dingen.
Op een dag dat Marion peinzend
tusschen haar bloemen zat, stapte Bill
den winkel binnen. Hij droeg in een
papier een pot met een harige cactus
plant.
„Ik eh.... ga een tijdje op reis en
wilde U vragen, of TJ mijn cactus wilt
verzorgen, want U weet, die hebben
veel zorg noodig. En ehwilt U me
dan nu en dan laten weten, hoe het er
mee gaatmet de cactus meen ik?"
„O. zeker, natuurlijk," antwoordde
Marion.
„Het is toch niet te lastig?"
„Weineen! En ik ben blij iets voor U
te kunnen doen. Na alles, wat Uw oom
al voor mij gedaan heeft!"
Hij vertrok en er ontspon zich een
regelmatige correspondentie, waarin
de cactus een vrij ondergeschikte
plaats innam.
Maar toen Bill terugkwam, en ze hem
ontmoette bij zijn oom, waren ze bei
den verlegen. Oude Williams, die van
de cactus gehoord had, spotte met de
dingen, waaraan tegenwoordig de jon
gelui hun hart hingen. Den volgenden
dag kwam Bill de plant halen. Vreemd,
dat de moderne wereld met haar handel
en verkeer aan luchtverbindingen over
groote afstanden dringend behoefte
heeft en dat deze luchtdiensten abso
luut tot de technische mogelijkheden
behooren. Wij kunnen er dan ook met
zekerheid op rekenen, dat deze lucht
lijnen in de toekomst tot stand zullen
komen, dat zij zich aanvankelijk lang
zaam zullen ontwikkelen, doch dat hun
groei verzekerd is. Deze zekerheid ligt
niet in het feit, dat het beginkapitaal
reeds aanwezig is dat is natuurlijk
niet het geval doch in de omstandig
heid, dat een dergelijk verkeer met
luchtschepen uitvoerbaar is gebleken
en zou voldoen aan een behoefte der
menschelijke samenleving, dus renda
bel zou zijn. En de landen, waartus-
schen dit luchtverkeer zich in hoofd
zaak zal bewegen, liggen zoowel op het
Noordelijk als op het Zuidelijk halfrond
in de gematigde zone. Het zal zich dus
in Oostelijke en Westelijke richting
begeven en voorts naar het Zuiden voor
wat betreft het Noordelijk halfrond en
naar het Noorden in de landen op de
Zuidelijke breedte.
Wat nu Duitschland in het bijzonder
betreft, zal dus de Zuidgrens voor het
toekomstige luchtverkeer van het groot
ste belang zijn, veel meer dan de Noord
kust. Daarbij komt nog de omstandig
heid, dat boven Noord-Europa een dui
delijk afgeteekende zone ligt, waarlangs
ongunstige weersgesteldheden zich bij
voorkeur verplaatsen; deze zone dringt
het luchtverkeer dus als vanzelf meer
naar het Zuiden. Speciaal bü Duitsch
land ontmoet men dan weliswaar het
bezwaar, dat de Zuidgrens boven den
zeespiegel ligt, waardoor het draag
vermogen en dientengevolge de nuttige
last van een luchtschip verminderen
met 3 of 4 (ongeveer 1 voor elke
100 meter boven den zeespiegel), doch
hierover zal men moeten heenstappen.
Bovendien begint bij Duitsohlands
Zuidgrens nooit de langste étappe van
een vlucht; deze begint uit den aard
der zaak dicht bij de kust van den
Oceaan, die moet worden overgestoken,
en de betrokken kustplaats ligt natuur
lijk op zeehoogte. Dan komt eerst de
langste étappe, waarbij het volle draag
vermogen van het luchtschip moet wor
den benut en de brandstoftanks geheel
moeten worden gevuld. Het verschil in
het gewicht der brandstof, die resp.
aan Duitschlands Zuidgrens en aan de
kust wordt ingenomen, weegt vermoe
delijk geheel op tegen het verlies aan
draagvermogen door de hooge ligging
der startplaats. En zoo zal dan in de
toekomst de Zuidgrens de rol vervul
len, die in het achter ons liggende tijd
perk aan de Noordkust te beurt is ge
vallen.
Een luchtkust is veel moeilijker te
verdedigen dan een zeekust. Bovendien
zal men er zeer weinig natuurlijke ha
vens vinden en deze zijn dan nog niet
volmaakt. Zelfs een breed en diep ketel-
vormig dal is niet ideaal; het beschut
wal tegen horizontale luchtstroomin-
gen, doch niet tegen verticale wervel
winden. Een haven voor luchtschepen
kan het dus niet stellen zouder kunst
in hun brieven waren ze zoo vertrou
welijk geworden, nu ze tegenover el
kander stonden, voelden ze zich on
zeker. Bill was schuchter tegenover
vrouwen, hy kwam er niet toe, het
meisje dat hij vereerde, te vragen, met
hem uit te gaan.
Een paar weken verliepen. Marion
treurde over haar cactus. Tenminste,
ze maakte zichzelf wys, dat ze de plant
miste. Bill was stil en neerslachtig ge
worden, iets ongewoons bij hem. Oude
Williams mopperde ergen dan ooit!
Op een keer dat ze bij hem aten, ver
telde hq op zqn gewonen, knorrigen
toon: „Bill heeft een betrekking ge
kregen in het buitenland en gaat vol
gende week weg. Zal mij benieuwen of
hq je zijn cactus weer in de kost geeft!"
Marion was bleek geworden. Bill
ging weg. Dan was alles voorbij.
Bill kwam met de cactus. Hq stamel
de zooiets van „als herinnering bewa
ren" en Marion bedankte hem vriende-
lyk en toen stonden ze daar en Bill
trachtte haar te zeggen, wat zich naar
de lippen drong, maar het eenige wat
hq uitbracht was: „Dan wensch ik U
het beste verderToen rinkelde de
winkelbol en oude Williams kwam bin
nen.
matige gebouwen, groote hangars voor
luchtschepen dus, die wel duur zijn,
doch niet duurder dan de talrijke kunst
werken langs de zeekust. Voor de lucht
lijnen der toekomst kan men volstaan
met een kleiner aantal luchthavens;
zelfs het grootste land zal slechts één
luchthaven met meer dan één lucht
schepenhal behoeven te hebben. De in
vloed, die eeü kustlijn in het Zuiden
op Duitschlana zal hebben, kunnen wij
slechts aanvoelen, doch onze kinderen
en kleinkinderen zullen van een- groo-
ten ommekeer in den stand van zaken
getuige zijn. Dan zal de Zuidkust van
het land onmisbaar zijn voor alle ver
keer inclusief handels- en postverkeer,
met andere werelddeelen. Welke haven
stad zal aan die Zuidkust de eerste
plaats innemen? Zou het niet Frie-
drichshafen aan het Bodenmeer zijn,
waar de luchtscheepvaart geboren is,
waar reeds vele gebouwen staan en
waar dus met de minste onkosten kan
worden uitgebreid? Deze stad van het
luchtschip zullen wij spoedig zien uit
groeien tot een typische havenstad,
waar het verkeer uit alle landen der
aarde samenkomt, doch haar ontwikke
ling zal iets geheel nieuws voor ons
zijn, omdat het hier een havenstad der
lucht betreft, die thans reeds in kiem
aanwezig is.
(Nadruk verboden).
De duiker thuis.
(„Passing Show").
POEET!
Naar Piet Paaltjens: „Zelf
moordenaar".
In het diepst van het woud,
Zag 'k een dichter, heel oud,
Zoo geheel in zijn eentje aan 't dwalen.
Maar ineens stond hij stil,
Keek mij aan door zijn bril,
En hij tandknarste als was hij aan 't malen.
En hij vloekte: „Poëet!"
Als je zelf nu iets weet,
Maar 't in dichtmuziek niet kunt verhalen,
Wel, dan vind ik 't heel fout,
En verschrikkelijk boud
Om 't uit mijn rijm en rhythme te halen.
Want je zit als een slak
Op je dooie gemak,
Daar jou woorden met mijn lijm te lijmen,
En ik zie (het is waar)
't Is voor jou geen bezwaar,
Om je rijm met mijn maat door te rijmen."
Doch ik zei „Paaltjens Piet,
'k Wil je doen geen verdriet,
Noch je werk als het mijne uitgeven,
Maar je bent me sympathiek,
'k Wou in deze rubriek,
Slechts je al-ouden naam doen herleven".
Noorder Kustkraaltje.
WAT GAAT HET MIJ AAN...
Wij menschen zitten over het alge
meen zoo vastgeroest in ons eigen
kleine kringetje. Er is een beperkt
aantal menschen en dingen, waarin
wij belang stellen en langs het andere
leven wij heen, doof, stom en blind in
figuurlijken zin. Iemand met wie wij
in contact komen ziet er slecht of mis
troostig uit, wij zien het, maar ver
diepen er ons verder niet in. Wat gaat
het ons aan.
Wij hooren van een zieke, schrijven
een briefje of sturen wat bloemen en
vergeten het daarna. Wat gaat het ons
aan. Ieder heeft zqn eigen zorgen.
Toch zou het leven zooveel aan inhoud
winnen, wanneer wij wat minder on
verschillig en oppervlakkig over de
dingen heenliepen; wanneer eigenbe
lang en gemakzucht wat minder hoogtij
vierden. Iemand die zorgen heeft en
neerslachtig is kan het veel goed doen,
als een ander zich de moeite getroost
om eens een kwartier met werkelijke
belangstelling met hem te spreken.
En wat een afleiding voor een zieke,
als men eens een uurtje er af neemt
voor een rustig bezoek en een opwek
kend gesprek voert, zonder te druk te
zijn. Veel menschen voelen het wel, als
een ander behoefte heeft aan meeleven,
maar slechts heel weinigen geven er
gevolg aan. Toch is het in dit opzicht
al heel waar, dat iemand oogst wat hij
gezaaid heeft. Als u zich altijd blind
staart op uw eigen leven, als u zich
nooit de moeite getroost om anderen
wat steun, wat hartelijkheid of wat be
langstelling te geven, dan zal er een
tyd komen dat u zelf eens neerslachtig
bent en naar wat opwekking verlangt,
en dan zal iedereen langs u heengaan
zonder het u te geven. Dat is het ge
volg van uw eigen egoïsme, dat is de
echo van uw harteloos: „Wat gaat het
mij aan?"
En dan, ja dan is het dikwyls te laat.
Men heeft werkelijk niet ver te zoeken
naar een gelegenheid om wat hartelijk
heid te geven, een ieder heeft die in
zijn naaste omgeving, eiken dag. Men
behoeft iemand niet intiem te kennen
om een lichtpuntje in zijn grijze leven
aan te steken. Valsche schaamte be
hoeft niemand te weerhouden om een
betrekkelijk vreemde vriendelijk tege
moet te komen. Misschien stuit u één
keer op stug onbegrip, maar daar
tegenover zullen er twintig keer zijn,
dat men u dankbaar is voor wat harte-
hjkheid.
En dan nog: stugheid kan het gevolg
zijn van vereenzelving, van ongewoon
te, en is met tact heel dikwijls te over
winnen.
Dr. JOS. DE COCK.
(Nadruk verboden).
Duidelijk.
Graaf (die zqn knecht maar niet dui
delijk kan maken wat hij van hem ver
langt): Ben ik nou idioot of ben jij het?
Knecht: Ik mag toch van mijnheer
de graaf niet veronderstellen, dat hij er
t-en idioten knecht op na houdt.
Hy stond stokstijf voor hen stil, keek
naar Bill, die juist Marion de hand tot
afscheid drukte en barstte uit: „Dacht
ik het niet? Ik'wist het wel! Ik zag het
duidelijk genoeg aan jullie beiden!
Verliefd tot over de ooren! Alle twee!
Cactus, huh! Liefde, trouwen, doen,
zooals alle jonge dwazenen mij
zand in de oogen willen strooien!"
„Maar oomstamelde Bill vuur
rood.
„Heusch, u vergist zich," stamelde
Marion.
„Vergissen? Heb ik je niet zien ver-
bleeken toen je hoorde, dat hij weg
ging? Kwijnt hy niet als een geknakte
lelie? Heb ik niet sinds maanden ge
merkt, dat deze jonge idioot, die geen
cent van me te wachten heeft, tot over
zijn ooren verliefd op je is? Wist ik
niet, dat hij je zou meenemen naar het
buitenland? En dat jij met hem zou
trouwen op zijn kleine salaris? Mij
kunnen jullie niets wys maken, huh!"
Pang! sloeg hij de winkeldeur achter
zioh dicht.
„Ostunde Marion.
Toen keken ze elkander aan en er
waren geen woorden meer noodig. Een
kooper, die wilde binnentreden, staarde
door de glazen deur naai- dat verliefde
paar en liep lachend verder.
Dien avond zocht Marion den ouden
Williams op en pleitte. „U moet mo
niet voor ondankbaar houden, we heb
ben u heusch niet bedrogen, we namen
net afscheid, toen u binnenkwam
„Dacht je, dat ik iets anders dacht?"
Een glimlachje vertrok den ouden
mond. „Gans dat je bent, sinds maan
den probeerde ik dien idioot er toe te
brengen zooveel moed bijeen te schra
pen, dat hij je vroeg, maar hij kon niet
over zijn verlegenheid heenkomen. Ik
moest wel geweld gebruiken. Ben zelf
jong geweest, kind, en net zoo verlegen
als hy met meisjesEn er was een
aardig meisje, zooiets als jy. Ik wachtte
te lang, toen trouwde ze een ander.
Jammer, zie je, en nou veronderstel ik,"
eindigde hy op zyn gewonen mopper-
toon, „dat die cactus naar mij zal ver
huizen en ik kan cactussen niet uit
staan!"
„En toch...." zei Marion en drukte
haar wang tegen de zijne, „doet die
cactus me aan u denken. Ruw en on
toegankelijk.Maar ze bloeien soms
opeens zoo mooi, die cactussen!
(Nadruk verboden).