POPUIAJR. COURAtït
Een tiental, dat het ver gebracht heeft.
522
TWEEDE BLAD.
VAN ZATERDAG 23 JAN. 1932.
(AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN)
Drie keer is scheepsrecht.
Briand, de toovenaar.
Hieronder publiceeren wij
het tweede artikel uit onze
serie „Arme jongens, die het
ver gebracht hebben...", bio
grafieën van verschillende mi
nister-presidenten.
door
R. RAYMOND,
journalist van internationale
vermaardheid.
In 1862 werd Aristide Briand als
zoon van den eigenaar van een klein
havenkroegje te Nantes geboren. Hij
wordt dus dit jaar 70 jaar oud en heeft
een moeilijke jeugd achter zich. Daar
de familie Briand over weinig woon
ruimte beschikte moest de kleine
Aristide onder het orkestpodium in de
kleine, rookerige gelagkamer van het
kroegje slapen. Zijn bed bestond eigen
lijk slechts uit lompen.
Het milieu van schippers en haven
deernen, waarin hij zich noodgedwon
gen bewoog, kon natuurlijk niet zonder
invloed op hem blijven; reeds als jon
geman was hij geheele nachten met
meisjes en vrouwen van verdachte
zeden op het pad.
Het lot heeft hem een eigenaardig
leven beschoren, vol van tegenstrijdig
heden. Men kan wel zeggen, dat nie
mand zooveel contrasten op zijn levens
weg ontmoet heeft. Hij, die wegens zijn
gedragingen uit de advocatenkring
werd gestooten, moest later voor
de Kamers allerlei zedewetten verdedi
gen. Hij, die als syndicalist en socia
list de scheiding van kerk en staat
doorvoerde en de priesterheerschappij
heftig bestreed, werd later als minister
ten val gebracht, daar men hem ver
weet, dat hij te zeer voor de katholieke
kerk in de bres gesprongen was. En
deze zelfde man, moest later toen
hjj reeds minister was de door
anderen voorgestelde verzoening tus-
schen kerk en staat bewerken. Hij, die
behalve de „tijger" Clemenceau
de geweldigste en meest bewerker is
geworden van den val van ministers,
werd zelf zestienmaal ten val gebracht.
Maar dit leven vol contrasten en
tegenstrijdigheden kon dezen elasti-
schen man, dezen stoeren geest, niet
buigen. Zijn vader was nu juist geen
voornaam heer en daar hij zelf niets
had bereikt, eischte hij dit van zijn
door
H. RESTONO.
Charmion ging met lustelooze sL.p-
pen de trappen op naar haar pension.
Weer een dag teneinde en een een
zame avond op komst. Jane was uit
met haaf verloofde, Mary woonde by
haar ouders, een gezellig gezin, zij ech
ter leefde alleen op kamers en had de
keuze tusschen een boek of naar een
bioscoop gaanalleen.
Charmion zuchtte.
Eens was het anders geweest. Eens
was ze met vlugge voeten de trap op-
geloopen en had dan bijna altijd op
haar kamer de een of andere bood
schap gevonden, een briefje, bloemen.
zoon ook niet. Deze zou later zijn op
volger achter de toonbank worden en
de „klanten" bier en jenever schen
ken, zoo nu en dan iemand met een
bierglas of een stoel naar buiten ram
melen en de meiden tot drinken aan
sporen. De kroeg bracht genoeg op om
niet te verhongeren en dat was de
hoofdzaak. Maar de vader kreeg on
aangenaamheden met eenige schip
pers en verloor het proces, daar hij
een sleciiten advocaat genomen had.
Daarom vatte hij het voornemen op om
zijn zoon advocaat te laten worden, zoo
dat deze hem bij eventueele processen
beter verdedigen kon. En Aristide is
advocaat geworden, maar hij heeft
nooit een proces voor zijn vader ge
voerd, en beiden zullen wel nooit ver
moed hebben, dat hij het tot minister
en zelfs tot minister-president zou
brengen!
Briand volgde den weg, dien vele
politici in Frankrijk reeds hebben ge
volgd: hij werd advocaat, syndicalist,
organiseerde stakingen in alle steden,
zijn naam kwam op ieders lippen, hij
liet zich candidaat stellen voor het huis
van afgevaardigden en werkte op dien
weg voort. Maar toen hij voor de eerste
maal minister geworden was, hij was
juist op de plaats van minister van ar
beid terecht gekomen brak er een
staking uit, die hij voordien als advo
caat zelf gesteund en veroorzaakt had.
Maar thans, als minister, was hij een
ander mensch geworden en liet hij de
regimenten oprukken en de stakers
met machinegeweren neerschieten! In
de Kamer was hij een van de meest ge
vreesde redenaars en bovendien ook de
beste. Als Clemenceau sprak, dan beef
den de ministers, want hij wist hun
zwakke plekken precies te treffen
Als Briand opstond, dan sidderde het
geheele Huis. En hij sleepte iedereen
mee en bracht soms het geheele Huis
in vervoering. Juist deze buitenge
wone gave heeft hem telkenmale weer
op den presidentszetel teruggebracht,
men kon dit talent niet missen.
Zijn loopbaan is een gestage afwisse
ling, een steeds op en neer-gaan. In
1891 vinden wij hem nog als medewer
ker van sociale couranten te Parijs, in
1902 is hij reeds afgevaardigde, in 1906
minister van Onderwijs, waarbij hij in
opdracht van Clemenceau de scheiding
van kerk en staat moet bewerken, het
geen in de geheele wereld een hoon
gelach opwekte, in 1909 kon hij zijn
eerste kabinet vormen en ging hij zon
der scrupules, zooals hij steeds deed,
van de socialisten over naar de links
republikeinen. Na vier maal door zijn
tegenstanders tot den val gebracht te
zijn, werd hij in 1913 onder Poincaré
minister van Justitie, een jaar later
tweemaal achtereen ministerpresident.
Bij het uitbreken van den oorlog wordt
hij echter door Viviani vervangen. Het
is een soort wedstrijd van zetel van af
gevaardigde tot zetel van minister en
terug; maar steeds haalt men dezen
man er weer bij. In 1915 wordt hij mi
nister van buitenlandsche zaken, doch
na het misloopen van de kwestie van
Saloniki moet hij aftreden.
Hij is in 1921 de eerste, die op de
conferentie van Cannes als minister
president en minister van Buitenland
sche Zaken eenige tegemoetkoming
aan Duitschland toont, doch dienzelf
den nacht wordt hij, gedurende zijn af
wezigheid te Parijs door Poincaré ten
val gebracht. Maar in 1925 is hij al
weer terug, moet echter weer aftreden,
daar hij de waardevermindering van
de franc niet kan stuiten. Een jaar
later is hij onder Poincaré minister van
Buitenlandsche Zaken. Hoe groot de
achting voor hem is, hoe dringend men
hem noodig heeft, blijkt alleen reeds
uit het feit, dat men zijn doodsvijand
Poincaré dwong hem als minister in
het kabinet op te nemen. Nu volgde
het hoogtepunt van zijn roem, van zijn
carrière; in samenwerking met Strese-
mann en Chamberlain stelde hij het
verdrag van Locarno op en ontving een
jaar later, met de beide eerstgenoem-
den tezamen den Nobelprijs voor den
vrede. In 1928 gaf hij in den Volken
bond toe aan het Duitsche verlangen
naar een spoedige Rijn-ontruiming.
Sedert dien tijd meent men hem
overigens volkomen ten onrechte
als een vriend der Duitschers te moeten
beschouwen. Voor zijn boek „Frank
rijk en Duitschland" schreef Dr.
Stresemann het voorwoord; hij tracht
daarin de harde woorden van Clemen
ceau en Poincaré te verzachten.
Wat hij in zijn politieke carrière be
reikt zou hebben, zou niet twijfelach
tig. zijn geweest, als hij niet in dat af
schuwelijke havenmilieu te Nantes was
opgegroeid. Een politie-agent vond den
jongen advocaat met een meisje „op
een kleine bank in 't park" en wel in
zulk een houding, dat deze dienaar van
den Heiligen Hermandad daar aan
stoot aan moest nemen en Briand ver
baliseerde, Briand werd uitgesloten
uit den stand der advocaten en begaf
zich den dag daarop, bevend van
woede, naar Parijs, sloot zich aan bij
de communisten (zoo verkrijgen deze
hun leden!) en werd de woedendste op
ruier, die Frankrijk ooit gekend heeft.
Nu is hij oud geworden, maar de macht
der rede is zijn eigendom gebleven en
als hij spreekt en hij laat zich dik
wijls door de radio hooren luistert
de geheele wereld ingespannen naar
zijn woorden.
De menschen noemen hem „de too
venaar", daar hij door zijn ongeloofe-
lijke redenaarskunst iedereen weet
mee te sleepen, ja iedereen betoo-
vert! Hij is een der schitterendste en
hartstochtelijkste sprekers van Frank
rijk enhij werkt slechts met het
woord: Want zijn gestalte is klein,
thans door de jaren gebogen; de snor,
steeds eenigszins verward en onver
zorgd, hangt over de breede en tame
lijk dikke onderlip; het haar reeds
meer grijs dan bruin is nooit ge
kamd, maar ligt als een pruik boven op
zijn breede, verstandige kop.
Ook aan zijn kleeding laat Briand
zich niets gelegen liggen. Nooit heeft
hij een kraag gehad, die hem goed
paste, nooit heeft hij de kunst kunnen
leeren een das goed te strikken. De
jassen en broeken zitten hem aan het
lijf, alsof een kleermaker in een woe
dende bui een hoop lappen aan elkaar
had genaaid. Maar als deze man
langzaam uit zijn zetel opstaat, als hij
zijn lange, knokige handen op het
tafelblad voor hem legt, als zijn oogen
beginnen te fonkelen, zijn mond zich
opent om met zachte, niet eens wellui
dende stem datgene te zeggen, wat op
dat oogenblik precies gezegd moest
worden, dan zijn zij alle in zijn macht,
kan hij doen met hen, wat hij wil!
Hij is geen mooiprater, geen vleier
Dat kan hij niet. Hij spreekt steeds
pathetisch en eenigszins ironisch, soms
scherp en geestig, hij heeft het talent
steeds het goede te zeggen en kleedt
zijn woorden zoo in, dat zij door hun
charme en élégance steeds weer op
nieuw treffen, Toen de Duitsche afge
vaardigden voor de eerste maal op de
Volkenbondsvergadering te Genëve
aanwezig waren en als nieuwe leden
werden opgenomen, 1 TIJ Briand oen
klinkende redevoering, die met de
spontaan in de zaal geworpen woorden
begon: „Ni de canons, ni de mitrailleu-
ses!" (Géén kanonnen meer en géén
mitrailleurs!) En daarmede vormde hij
een kern voor de daarop volgende be
sprekingen. Na langen tegenstand had
men Duitschland in den Volkenbond
opgenomennu moest er ook geen
sprake meer van oorlog zijn, nu zou de
vrede heerschen!
De Duitschers zijn spoedig geneigd
Briand voor een vredesvoorstander en
een vriend der Duitschers te houden;
maar zij laten zich door den schijn ver
blinden. In werkelijkheid is Aristide
Dan had ze zich vroolijk opgeknapt en
was gaan eten met Jim. Eenseen
jaar was het nu geleden en na die
ruzie hadden ze elkander nooit meer
gezien. Geen wonder! Ze was ver
huisd, om ver weg te zijn van hem. Jim
woonde en werkte in het andere einde
van de stad, hier in de buurt had hij
niets te zoeken.
Ze wist nog, dat ze gezegd had: „Ik
zal je nooit vergeven." En dat alles
om een bagatelle.
Nu was het leven leeg en eentonig
«eworden en toch, telkens als ze ge-
I Tegenheid had om kennis te maken
met andere jongelui, telkens als
vriendin Lilian drong: „Ga mee, Beb
heeft een vriend, net iets voor jou,
zocht ze een uitvlucht.
Juffrouw," zei de hospita, toen ze
binnenkwam, „er is een meneer voor
U geweest."
„Een meneer?" Charmion s hart be-
gon wild te kloppen.
„Ja, een knappe jongeman, erg
aardig."
Heeft hij zijn naam niet gezegd r
"Neen, hij zou wel terugkomen, zei
hii
Charmioii stond in haar kamer een
tijdje in diep nadenken verzonken.
Toen begon ze zich met koortsachtige
haast op te knappen. Ze zou haar
blauw japonnetje aan doen, Jim hield
zoo van blauw en wat rouge opleggen,
want ze was bleek van emotie. Dat
Jim eindelijk toegaf! Ze kon bijna niet
eten van zenuwachtigheid, schrikte
telkens op als er gebeld werd en nam
zich voor, een beetje koel en terug
houdend te zijn, want gemakkelijk
wilde ze het hem toch niet maken!
Maar de avond ging voorbij en hij
kwam niet. Charmion schreide dien
nacht haar kussen nat.
Den volgenden dag echter zei de
hospita: „Die jongeman is weer ge
weest."
„Heeft hij weer geen naam gezegd?"
vroeg Charmion, wier hart een salto
mortale gemaakt had.
„Neen, hij komt terug."
Charmion neuriede, terwijl zij zich
kleedde en nam zich voor niet al te
koel te zijn
Maar hij kwam niet. En dagen ver
gingen.
Eentonig was het leven in elk geval
niet, want nu rende ze van kantoor
naar huis en de trappen op en ze
durfde niet uitgaan, uit vrees, dat Jim
voor niets zou komen. Ze hoopte op
een brief, een bericht. De spanning
was tenslotte niet meer te dragen.
Dit heele jaar hadden koppigheid
en trots haar staande gehouden, maar
nu overviel haar een vertwijfelde
angst, dat ze hem voor goed verloren
had, dat hij misschien meende dat ze
„niet thuis" gegeven had en zich niet
wilde verzoenen. Tenslotte kon ze het
niet uithouden en ze schreef: „Lieve
Jim, het spijt me zoo, dat je tweemalen
voor niets geweest bent, ik was er
werkelijk niet. Kom morgen, wil je?
En laten we al die dwaasheid verge
ten! Je Charmion."
Ze postte den brief en sliep dien
nacht rustig en hoopvol.
Ze wachtte, den volgenden avond, in
de blauwe japon, met een kleur van
opwinding en zingend theewater. Toen
kondigde de juffrouw aan:
„Daar is die meneer."
Binnen trad een keurige jongeman,
die boog en zeide: „Ik ben vertegen
woordiger van Litton en Co., ik kwam
eens met U spreken over gemakke
lijke betalingscondities van een
radio