Kannewasser
K DOLENDE JUWEELEN.
Guur weer!
BALANS-UITVERKOOP
is NOG goedkoopsi*
VERSCHE ROOMBOTER
Ontwapening en de Ontwapeningsconferentie.
I
NIEUWSBLAD VOOR DEN HELDER, KOEGRAS, TEXEL, WIERINGEN EN ANNA PAULOWNA
Buitenlaiidsch overzicht
OKKE VISSER,
ZATERDAG 23 JANUARI 1932
Een Fransch rapport over Duitsche wapening. -
Stemmen voor en tegen Belgische bewapening. - De
vooruitzichten voor de herstelconferentie te Lausanne.
Weinig vredelievende interpellaties in de Fransche
kamer. - China, Japan en de Volkenbond.
Voor Uw handen,
HELDERSCHE STEENKOLEN-
EN ANTHRACIETHANDEL
Tel. 228 POLDERWEG 34
Zoo kan het niet langer.
FEUILLETON
LOERSC^E COURANT
Abonnement per 3 maanden bij vooruitbet.: Heldersche Courant f 1.50; voor
Koegras, Anna Paulowna, Breezand, Wieringen en Texel f 1.65; binnen
land f 2.—, Nederl. Oost en West-Indië per zeepost f 2.10, idem per
mail en overige landen f 3.20. Zondagsblad resp. f 0.50 f 0.70, f 0.70,
f 1.Modeblad resp. f 0.95, f 1.25, f 1.25, f 1.35. Losse nos. 4 et.fr. p. p. 6 ct.
Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmiddag.
Redacteur: P. C. DE BOER.
Uitgave N.V. Drukkerij v/h C. DE BOER Ju.
Bureau: Koningstraat 78 Telefoon: 50 en 412
Post-Girorekening No. 16066.
Een Fransch rapport over Duitsche
wapening Zonder in al te sombere
bespiegelingen te vervallen inzake de
internationale verhoudingen, moeten in
dit overzicht toch weer verschillende
dingen naar voren gebracht worden, die
op zoo droevig-overtuigende wijze doen
zien, dat de kanker van het wantrouwen
voortvreet. Zonder genezing van deze
internationale ziekte, zal ook een ver
betering in de politieke verhoudingen
niet mogelijk blijken, zal de onderlinge
haat steeds toenemen en is een uitbar
sting binnen afzienbaren tijd te vreezen.
In de Commissie voor buitenlandsche
aangelegenheden van de Fransche
Kamer, hebben generaal Bourgeoios en
senator Eccard een uitvoerig rapport
uitgebracht over den stand der Duitsche
bewapening.
Naar V.D. meldt, komen de uiteenzet
tingen van generaal Bourgeois hierop
neer dat Duitschland tegen het verdrag
van Versailles in een machtig leger or
ganiseert en dank zij het groote aantal
onderofficieren, die de Rijksweer onmid
dellijk na hun vorming verlaten, om
plaats te maken voor nieuwe recruten en
dank zij de talrijke officieren, die in de
rijksweer en op bijzondere, door het ver
drag van Versailles verboden scholen,
worden gevormd, in staat is om in geval
van oorlog een eerste stootleger van aan
zienlijke kracht op te stellen welks mili
taire geest door veelvuldige bijeenkom
sten van nieuwe eenheden met leden van
vroegere troepenformaties gewekt wordt.
Parallel daarmede wordt de groote in
dustrie voortgezet, die door rationalisee
ring in zeer korten tijd in staat is het
Duitsche leger te voorzien van alle oor
logsmiddelen. De oorlogsvoorbereidingen
in Duitschland worden begeleid door een
revanche-propaganda. De kinderen wor
den op school in dezen geest opgevoed
en een reeks schoolboeken is uitdrukke
lijk met die bedoeling geschreven.
Senator Eccard gaf een overzicht van
de, Duitsche begrooting en verklaarde,
dat de uitgaven voor het leger verborgen
worden ondergebracht op andere begroo-
tingsposten. De Duitsche begrooting
wordt voor 50 pet. voor zuiver militaire
doeleinden gebruikt. De begrooting voor
de pensioenen dient er hoofdzakelijk toe
de reserve-officieren te betalen, die ge
bruikt worden voor militaire werkzaam
heden. Bovendien wordt actieve propa
ganda gevoerd met het doel de meening
ingang te doen vinden, dat Duitschland
ontwapend heeft, terwijl Frankrijk zich
wapent.
En zoo'n rapport verschijnt in een tijd
dat toenadering zoo brood- en broodnoo-
dig is.
Stemmen voor en tegen Belgische be
wapening. Niet minder ontmoedigend
voor de ontwapening is wat de Belgi-
Ingezonden mededeeling.
312
)oos30r60,Tube80clBijApoth.en Drogisten.
sche minister van landsverdediging, de
heer Dens, dezer dagen in den Belgi
schen senaat betoogde. Hij voerde een
pleit voor een sterker bewapening voor
België.
Hij is overtuigd, dat de tegenstand van
België in 1914, den oorlog heeft doen
winnen. België is ook voor ontwape
ning, maar eerst moet de moreele ont
wapening komen. Wij gaan naar Genève
met vredelievende bedoelingen, doch wil
len niet het voorbeeld van ontwapening
geven, omdat wij sedert 1914 geen ver
trouwen hebben in de internationale ver
dragen.
Op de begrooting werd met het oog op
de crisis 350 millioen francs bezuinigd.
Toch wordt onze weerbaarheid, aldus de
minister, niet minder. De weder indienst-
stelling van de forten vordert snel; voor
de voltooiing van de Oostgrens zal de
regeering nog 190 millioen aan het par
lement moeten vragen.
Weer datzelfde, wat men ook in het
Fransche rapport hierboven, in anderen
zin vindt „wij hebben gee. trtrouwen".
Daarom uraait de zaak. En op welke wijze
kan men nu dat wantrouwen wegnemen
en vertrouwen wekken. Niet door confe
renties, dat is nu al wel overduidelijk
gebleken uit al de mislukte pogingen die
daartoe gedaan zijn, vandaar ook dat men
met zoo'n bezorgd hart naar Genève
gaatWaar gaan we naar toe?
De vooruitzichten voor de herstelcon
ferentie, tenminste voor de herstelcon
ferentie te Lausanne, worden steeds som
berder, schrijft de „Nw. Rott. Crt.". Het
is zelfs niet meer mogelijk in te zien hoe
men nog iets goeds ervan zou kunnen
verwachten.
Het nieuwste feit is nu dat Brüning
geweigerd heeft een verlenging van het
moratorium met één jaar te aanvaarden.
Dit antwoord was een eisch der conse
quentie. Men kan niet zeggen dat men
nooit meer een cent wil betalen en dan
tegelijkertijd uitstel van betaling aan
vaarden. Door zijn weigering van een
moratorium heeft Brüning dus nog eens
laten voelen hoe ernstig hij het meent
met zijn voornemen om het einde der be
talingen voor herstel van de geallieerde
mogendheden te eischen. De positie van
de conferentie van Lausanne wordt daar
door vrijwel onmogelijk, daar men toch
geen conferentie kan beginnen onmid
dellijk nadat de twee hoofdbelangheb
benden beiden hun vaste voornemen heb
ben geformuleerd op een wijze, die recht-
streeksche onderhandelingen tusschen
hen voorloopig tot onvruchtbaarheid
moet dienen. De spanning in het herstel
probleem is nu zoo gi'oot, dat eerst stoom
moet afgeblazen worden voor men er
practisch mee aan het werk kan gaan.
Dit stoom aflaten lijkt op het oogenblik
alleen te kunnen geschieden door het
klassieke, neutrale middel van de vor
ming van een commissie. Dit denkbeeld
begint dan ook reeds het hoofd op te
steken in de discussie. Eenvoudig in uit
voering is het ook Aveer niet.
Maar is het nut ervan niet problema
tisch, als Duitschland blijft verklaren
niet meer te kunnen en te willen betalen,
en als de wereld zelfs alleen gediend is
met het eindelijk verdwijnen van het
vraagstuk der oorlogsschulden, zoo zegt
het blad verder.
En tenslotte:
Amerika houdt vast aan zijn uit den
oorlog voortspruitende eischen op de ge-
ADVERTENTIËN:
20 ct. per regel (galjard). Ingez. meded. (kolombreedte als redaction
tekst) dubbele prijs. Kleine advertentiën (gevraagd, te koop, te huur)
van 1 t/m. 3 regels 40 ct., elke regel meer 10 ct. bij vooruitbetaling (adres
Bureau v. d. blad en met br. onder no. 10 ct. p. adv. extra). Bewijsno. 4 ct.
Naast onze bekende verpakte boter
thans eenige vaten boter af te geven.
Geschikt voor bakkers, hotels, winkels
of slijters. Vraagt omgaand offerte.
Coöp. Zuivelfabriek Eendracht - Oen Burg
allieerde staten. Deze staten verklaren
dat die lasten ondragelijk zwaar worden
als Duitschland geen herstel meer be
taald. Hoe men er in Italië over denkt, is
geen geheim meer. In Frankrijk en En
geland gaan stemmen op van gelijke
strekking. Ook daar vormt zich een zake
lijke tegensteling als tusschen Duitsch
land en zijn sc-huldeischers, al is deze van
gevoelswege minder scherp omdat deze
schulden inderdaad vrijwillig en ge
deeltelijk zelfs met erkentelijkheid in het
hart zijn aangegaan, zoodat het element
van politieken wrok erin ontbreekt.
Weinig vredelievende interpellaties
in de Fransche Kamer. Tenslotte nemen
we hier nog een en ander uit interpella
ties in de Fransche Kamer, over de bin
nen- en buitenlandsche politiek, waaruit
eveneens blijkt de weinig tegemoetko
mende houding van Frankrijk ten op
zichte van Duitschland,
De republikeinsche socialist Forgeot
merkte op, dat Duitschland niet behulp
van credieten op korten en langen ter
mijn en ten deele ook uit eigen middelen
zich een nieuwe industrieel e uitrusting
heeft geschapen. Thans is er een crisis
ingetreden, die men niet over het hoofd
kan zien. Frankrijks rechten tegenover
Duitschland moet men niet alleen aflei
den uit het verdrag van Versailles, maar
ook uit het plan Young. Frankrijk moet
zijn schade tot het laatste toe vergoed
zien en heeft daarvoor de volstrekte
prioriteit opgeëischt.
Onder geweldigen bijval van de Kamer
besloot Forgeot met te zeggen: „Kan
Frankrijk bij zijn negatieve politiek blij
ven? Is het niet verplicht een positief,
constructief plan voor te stellen om het
algemeene onheil te voorkomen?"
In denzelfden geest uitte zich in de
avondvergadering Delsol van de groep
Maginot, die beweerde dat de verklaring
van Brüning niet beteekende, dqt
Duitschland niet meer kon betalen, miar.
dat het dat niet meer wilde. Het is dus
nutteloos met onderhandelen door te
gaan. Men moet tegenover Duitschland
een sterke vuist toonen en niet toegeven,
ook niet inzake de ontwapening. Hierop
zei Delsol te hopen, dat er in de Fransche
Kamer alleen leden zouden blijken te zit
ten, die als vertegenwoordigers van
Frankrijk mogen worden beschouwd en
niet als die van Duitschland.
China, Japan en de Volkenbond. Laat
ons ten slotte ons oog van de Europee-
sche misère afwenden, om nog een blik
te werpen op het verre Oosten. En daar
is het al niet veel beter dan in het Wes
ten. Ook wantrouwen, dat geleid heeft
tot de ernstige botsing in Mantsjoerije,
waarbij reeds honderden dooden zijn te
betreuren. Het Oostersche probleem is
door den Volkenbond ook een vraagstuk
geworden van het Westen.
Wij lezen in de Nw. Rott. Ort.:
Briand heeft als voorzitter van den
Volkenbondsraad tot zijn collega een
nota gericht, waarin hij constateert, dat
de omstandigheden, waarin de commis
sie van onderzoek haar arbeid in Mant
sjoerije begint, anders zijn dan den Raad
bij het einde van zijn laatste zitting had
mogen hopen.
De plechtige verbintenissen echter, die
zijn neergelegd in twee resoluties van
den Raad en stellige waarborgen blijven
dat in Mantsjoerije geen territoriale ar
gumenten zullen worden nagestreefd,
geven ons het recht den buitengewonen
toestand daar als zeer tijdelijk te be
schouwen. Deze toestand moet zoo spoe
dig mogelijk eindigen, bij naleving van
de voorwaarden, vervat in 's Raads
resolutie van 30 Oc-tober 1.1.
Briand geeft verder uiting aan de
overtuiging dat het onderzoek der com
missie van de gegevens die zij zal ver
zamelen den Raad van grooten dienst
zullen zijn bij het voortzetten van haar
taak: het geschil tusschen China en
Japan voorgoed bij te leggen. Briand ver
klaard zich n.1. overtuigd dat beide par
tijen in dat geschil den Raad zooveel mo
gelijk tegemoet zullen komen bij z.g.n.
pogingen om den wereldvrede doeltref
fend te waarborgen.
I.
De ontwapeningsgedachte,
voordat de Volkenbond tot
standkwam.
De oude tijden en de Middeleeuwen
kenden geen permanente bewapeningen,
en dus geen ontwapeningsvraagstuk. Dit
is eerst ontstaan sedert de Fransche
Koningen der zeventiende eeuw en na
hen de Pruisische vorsten der achtiende
eeuw z.g.n. staande legers invoerden.
Totdusverre was het gebruik geweest met
huurlegers den strijd te voeren, die daar
door in zooverre buiten de bevolking om
ging, wanneer deze niet rechtstreeks met
den oorlog door belegering of plunde
ring e.d. in aanraking kwam. De staande
legers echter begonnen een regelmatig.
ook in vredestijd sprekenden, last op db
verschillende staten te leggen, en de be
kende Engelsche philosoof Jeremy Ben
tham, die omstreeks 1780 een ontwerp
voor een Volkenbond schreef, dat eerst
in 1820 werd gepubliceerd, achtte de
daardoor op de landen gelegde lasten
zoo groot, dat het wegnemen van deze
lasten een der argumenten vormde,
waprmede hij de noodzakelijkheid van
de oprichting eener Statenorganisatie of
Volkenbond verdedigde. Zelfs zijn tus
schen Frankrijk en Engeland, zoowel op
;naritiem als militair gebied, in 1787
overeenkomsten aangegaan, die tijde
lijke ontwapening beoogden voor een
deel met betrekking tot de legers langs
de Hollandsche grenzen. Van meer en
sprekende beteekenis is de ontwape
ning, die het Amerikaansch-Canadeesch
verdrag van 1819 totstandbracht, wijl dit
ertoe leidde, dat de oorlogsschepen, die
beide, destijds zeer vijandig tegenover
elkander staande landen op de grens-
meren onderhielden, geheel werden af-
Philippe als zgn. burger Koning den
Franschen troon had bestegen, riep deze
te Parijs eene bespreking der Europee-
sche mogendheden samen, welke op ont
wapening betrekking had, doch die tot
niets anders leidde dan tot een resolutie
van zeer vagen en onbeteekenenden in
houd. Van meer beteekenis mogen worden
j geacht de pogingen, die Napoleon III tot
driemalen toe deed om met Pruisen tot
overeenstemming te komen terzake van
een vermindering der wederzijdsche
legermachten. Ofschoon van Fransche
zijde politieke motieven voor deze voor
stellen niet ontbraken, kan toch niet
anders dan vastgesteld worden, dat zij ge
heel mislukten tengevolge van de koele
ontvangst, die zij van Pruisische zijde
ontvingen. Nog in den aanvang van 1870
ging Napoleon III tot een, zij het ook
zeer gedeeltelijke vermindering van het
Fransche leger, welke echter aan de
andere zijde geen weerklank vond, over.
Het mag een eigenaardig verschijsel
worden genoemd, dat de zgn. georgani
seerde vredesbeweging, die in 1815 door
de oprichting van de New York Peace
Society ontstond, zich niet, gelijk denkers
en Staaslieden van de voorafgaande
eeuwen hadden gedaan, wierp op het tot
standkomen eener Statenorganisatie,
doch haar voornaamste, zoo niet uitslui
tende aandacht gaven aan de beide vraag
stukken: arbitrage en ontwapening. Zoo
wel het een als het ander heeft dan ook
geheel de negentiende eeuw door een
punt van overweging uitgemaakt in de
verschillende nationale parlementen. In
de wetgevende vergaderingen van Ame-
rikaansche Staten werd daarmede een
aanvang gemaakt, terwijl reeds de dertig
jaren het Amerikaansche congres in zijn
geheel zich met deze aangelegenheid be
moeide. De Europeesehe Mogendheden
volgden dit streven na, en zelfs in Duit
geschaft. Eene herhaling van dit Ame- sche wetgevende vergaderingen bleef het
GOEDE EN GOEDKOOPE
BRANDSTOFFEN. ANTHRA-
CIET VANAF f 1.60
rikaansche voorbeeld werd eerst bijkans
100 jaren later verkregen, toen, in den
aanvang der 20ste eeuw, Chili en Argen
tinië totdusver onverzoenlijke vijanden
in Zuid-Amerika, er, dank zij de bemid
deling van den Engelschen Koning toe
overgingen, een aanmerkelijke verminde
ring in hun vlootprogramma's aan te
brengen en in verband daarmede op sta
pel staande nieuwe oorlogsschepen aan
andere landen te verkoopen.
De noodzakelijkheid om in het bewa
peningsvraagstuk tot eenige overeen
stemming te komen, is echter telkemale
door de Europeesehe Mogendheden ge
voeld. Na het verwoestingstijdperk der
Napoleontische oorlogen, deed de Russi
sche Keizer Alexander I een voorstel in
deze richting, dat echter bij den Oosten-
rijkschen kanselier Metternich weinig
bijval vond en zoodoende tot een schrif
telijke 2gedachtenwisseling tusschen de
vorsten, die zich aan het hoofd der zgn.
Heilige Alliantie hadden gesteld, bleef
beperkt. Korten tijd nadat in 1830 Louis
niet onopgemerkt. Intusschen met geen
ander resultaat dan dat door den wetge
vende vergadering resoluties van paci
fistische bijeenkomsten, op ontwapening
betrekking hebbende, werden overgeno
men, doch weinig wenschen ln die rich
ting werden uitgevoerd. Geen der sedert
1889 jaarlijks samenkomende internatio
nale Vredescongressen liet na op de
noodzakelijkheid van vermindering der
bewapenig, leidende tot ontwapening, de
aandacht te vestigen, gelijk dit reeds dooi
de Congressen, die van de jaren 1848 tot
1853 in verschillende Europeesehe hoofd
steden werden gehouden, was geschied
En tegelijk was groot het aantal publi
cisten dat zich aan den arbeid zette om
ten oplossing voor het ontwapenings
vraagstuk te vinden. Want dit stond op
den voorgrond; die oplossing zou er een
dienen te zijn van voor alle Staten ge-
lijktijdigen, evenredigen en geleidelijken
aard. Het ontwapeningsvraagstuk wordt
niet een uitsluitend militair, ook niet een
uitsluitend militair-politiek, doch tegelijk
ten economsche financeel en sociaal, ja
zelfs een psychologisch vraagstuk ge
oordeeld. Aan den eenen kant werd voor
gesteld de uitgestrektheid van de gren
zen der landen als maatstaf te nemen
voor het aantal troepen; aan den anderen
kant werd de bevolking als norm aanbe
volen, terwijl weer bijzondere oplossin
gen werden aan de hand gedaan met het
oog op Overzeesch grondgebied, op
het onderhouden van vloten en de zoó
moeilijke aangelegenheid van vestingen
en materiaal. Zelfs al brengt men de
voornaamste ontwerpen, die in den loop
dezer tientallen van jaren aan de aan
dacht der openbare meening zijn onder
worpen, samen, dan verkrijgt men een
boekwerk van eerbiedwaardigen omvang.
Het kan in deze omstandigheden niet
verbazen, dat het manifest, dat op 24
Augustus 1898 van den toenmaligen Rus-
sischen keizer Nicolaas II uitging, een
gevoel van verlichting door geheel de we
reld deed gaan. Hij toch stelde een con
ferentie voor, gewijd uitsluitend aan het
ontwapeningsvraagstuk, en hij toch, do
meest souvereine vorst van de wereld,
erkende, dat de voortgaande bewapenin
gen een te drukkende last op de bevol
king legden. Maar de tegenstand, die
andere mogendheden tegen zijn denk
beeld boden, maakte van de oorspronkè-
kelijke Ontwapeningsconferentie een'
Vredesconferentie, welke condificatie van
het recht, en daarnevens arbitrage en
bemiddeling tot voornaamste program
mapunt had. Zoodoende heeft de eerste
Vredesconferentie op het gebied der out.
wapening weinig opgeleverd. Zeker, zij
gaf uitvoerige aandacht aan de Russi
sche voorstellen, die zich tensotte moes
ten beperken tot een stilstand gedurende
3 of 5 jaren in de bewapeningen van dat
oogenbik; stilstand echter, die stuitte op
onoverkomelijke bezwaren hetzij van
technischen aard, hetzij van wetgeven-
den aard. Zü nam aanbevelingen aan om
vraagstukken, verband houdende met
nieuwe typen van geweren en kanonnen,
en gebruik van onderzeebooten, nader in
studie te nemen, aan welke aanbevelin
gen nooit meer eenige aandacht is ge
schonken. En zij aanvaardde met alge
meene stemmen een resolutie, uitspre
kende, dat de toenemende bewapeningen
lasten op landen legden, die voor hun
sociaal en economisch welzijn vernieti
gend moesten worden geacht. Het eenige
gevolg van deze resolutie is geweest dat
men, toen acht jaren later de tweede
Vredesconferentie samenkwam, diende te
constateeren, dat de bewapeningen wareiï
gestegen op een wijze als te voren niet
was mogelijk geacht. Ter tweede Vredes
conferentie in 1907 mocht, ingevolge
voorafgaande gedachtenwisseling, door
Duitschland uitgelokt, het ontwapenings
probleem niet eens worden besproken.
De discussie erover beperkte zich tot een
Verban die dagen, waarop gij door pijn in
uw rug en spieren, door urinestoornissen,
hoofdpijn en duizeligheid, door afgematheid,
terneergeslagenheid en uitputting uw werk
niet doen kunt. Deze verschijnselen zijn dik
wijls de eerste waarschuwingen van verzwak
king der afscheidingsorganen.
Van de gezondheid en kracht dezer organen
hangt uw welzijn af. Zijn zij verzwakt, dan
hoopen urinezuur en andere schadelijke stoffen
zich op, welke rugpijn, spit, waterzucht,
graveel en blaasstoornissen veroorzaken.
Herstel uw gezondheid door vanaf heden
Foster's Rugpijn Pillen te gebruiken. Dit
speciale middel werkt rechtstreeks op da
betreffende organen, neemt de oorzaak we#
van uw lijden, waardoor gij u weder spoedig
flink en gezond zult voelen.
Bij alle drogisten enz. a 1.75 per flacon.
door
K. R. G. BROWNE.
29)
„Ja," zei hij. „ik heb een van de beste
verzamelingen in heel Europaeh.
van beddepannen tot de allernieuwste
soorten toe. Toevallig hoorde ik vanmid
dag van mijn tante, dat ze u een buiten
gewoon mooi modern exemplaar gegeven
had en toen kwam de gedachte bij me op,
dat u haar misschien zou willen afstaan.
Tegen een behoorlijke vergoeding na
tuurlijk", voegde hij er aan toe.
„Wat ik neit doe," gaf Mrs. Turtle po
sitief ten antwoord, ,,'t Is een presentje
van juffrouw Pringle selvers en ik, die
zoo'n last van me beene heb dakker niet
op stoan ken. nog minder loope. Guster
oog. toen de md van me bure in me
•gioente kwa en ik 'em wou wegjoage
v ouen me ene opeens geen meer en
bin ik me t»r bove op evalle
,.I)er boven op gevallen!" genoot Mr.
Todd. „Nounou zal-ie het den vol
genden keer wel uit zijn hart laten om
rond te koinine snuffele."
I)e opmerking van Mr. Todd aan
*t adres van Mrs. Turtle over haar ge
wicht was heel goed bedoeld, maar als
scherts een mislukking.
Als ongeveer alle dikke mannen was
Mr. Todd op het punt omvang absoluut
niet gevoelig, als hij in de gelegenheid
was, maakte hij er zelfs grapjes over.
Maar door zijn onwetendheid ten opzichte
van de psyche van de andere sexe beging
hij de vergissing om te veronderstellen,
dat Mrs. Turtle op dat punt even ruime
opvattingen had als hij. En daarin ver
giste hij zich schromelijk, wat de Quan-
tock Royalistische humoristen al lang tot
hun scha uitgevonden hadden. Bij het
hooren van de fatale opmerking ging
vrouw Turtle rechtop en ï'echterop en zoo
rechtop mogelijk staan en keek den schul
dige met haar kraaloogjes vernietigend
aan.
„O," zei ze langzaam en kwaadaardig.
„Begin je nou zoal Mottik me loate be-
leedige door zoo'n dikke ouwe kerel, die
op zain leeftaid waizer most wezen as
zukke dingen zeggen teuge '11 vrouw, die
ard warkt en der plicht doet. 't- Is een
mooie grap as een dikke ouwe kerel
doar moar mag gaan staan en zulke lam-
mighaid mag zegge, omdat me man der
niet is om veur me op te komme en dat
mit beene die zoa zeer doean, da'k heele-
gaar niet staen kan, laat staen looapen.
Mit eek vang je geen vliege, zeg 'k maar
zao. En je wor vrindelijk verzoch fesoen-
Ujk te blaive."
„Nee, maar," stamelde Mr. Todd in zijn
benauwens, zoo heb ik 't niet be
doeld, juffrouw...."
„Toe, vrouw Turtle," viel Carmencita
hem vlug in de rede, „laat die maar pra
ten. die kletst wel eens meer in de
ruimte. Luister nu eens naar mij. Als u
ons die kruik niet wil verkoopen,
laat em ons dan zien.... eventjes maar,
toe! U ziet er zoo vriendelijk uit," voeg
de ze er sineekend aan toe, „u zult zeker
niet weigeren.
Maar de verontwaardiging van Mrs.
Turtle was niet meer met lieve woordjes
te bezweren. Een man had zich vermeten
om aanmerkingen over haar figuur te
maken en dus kookte ze.
„Nee, dat doe'k niet", weigerde ze posi
tief. „Ik he'm net in 't bed e'sotpt van een
heer, die ze niet plaats konde in 't loze-
ment en nou ie drin is, blaift-ie drin, hoal
ik 'em der neit uut. En ten minste neit
veur zooan ouwe kerel, die zukke lillike
praat doeat. En nou groeat ik jullie, want
ik bin nog druk en dat binné jelui neit
als ik je zoa bekaik tenminste
Ze keek haar bezoekers een voor een
nog eens extra venijnig aan, snoof min
achtend, keerde zich om en stapte weg.
De voordeur viel toe met een slag, die
het kleine huisje deed dreunen. Daarna
werd het stil.
Na vijf minuten:
„Gommie," begon Mr. Todd zwakjes.
„Hoe vin-je me dat? Hoe kon ik nou we
ten, dat ze zoo gauw op der teentjes ge
trapt was. Gom, Milie, ik sta der nog
van.
„Heilige Mozes!" viel Miss Milligan
hem ongeduldig in de rede. „Dat een j
man niet pienterder is, dan met zoo'n
soort vrouw over dat soort dingen grap- j
jes te maken. Eerst jaagt George haar,
op stang en dan gaat u haar vertelen, dat j
op stang en dan gaat u haar vertellen, dat
dan bent u paf dat- ze woedend is.
Haar beide helpers accepteerden het
standje in alle nederigheid. Mr. Todd
maakte allerlei bedroefde geluiden en
schudde berouwvol z'n hoofd. George
keek met starre oogen naar de dichte
deur en ging zich te buiten aan een
heele serie vleiende benamingen aan zijn
eigen adres. Zoo super-schuldbewust en
geslagen was hun houding, dat Carmen
cita tegen wil en dank moest lachen.
„Kop op, vrienden Carr en Todd', zei
ze. „Jullie bedoelen 't goed, maar wat
diplomatie betreft zijn jullie nu eenmaal
gen eerste klassers. En ten slotte heb ik,
na alles wat jullie voor me gedaan hebt,
niet 't recht om zoo tegen jullie van leer
te trekken. Maar 't was een teleurstel
ling, zie je en dan ben je wel eens on
redelijk. Enfin 't is gebeurd. Maar nu
moeten we naar het hotel terug om een
plan de campagne te ontwerpen. We zijn
nog niet g e s 1 a g e 11!"
Zwijgend keerden ze zich 0111, liepen
het pad naar het hekje af en sloegen naar
links af, den kant van het Wapen van
Croyde op. Ze liepen langzaam, of ze
lood aan hun schoenen hadden. Maar het
Lot had nog een verrassing voor hen
klaar. Toen ze onder de poort van de
dorpsstraat op het kleine voorplein wa
ren gekomen, zagen ze daar iets, dat hen
aan de plaats genageld deed staan.
Vlak achter de Weston-Winchester,
zoo dat haar bemodderde motorkap bijna
het achterlicht van den grooten grijzen
wagen raakte, stond een groene auto. En
op de houten bank voor het huis met zijn
hoed achter op zijn hoofd en een groo
ten pot hier in zijn eene hand, zat Mr.
Reginakl Featherstone Fanshawe-Smith,
zooals gewoonlijk „tiré". Toen hij hun
verbaasde oogen op zich gevestigd zag,
zette hij de kroes neer, stond langzaam
op, nam zijn hoed af en boog.
„Goeden avond! Goeden avond", be
groette hij hen opgewekt. „Niet vermoeid
na de lange reis?"
Die vriendelijke begroeting had een
halve minuut absolute stilte ten gevolge.
Door de gebeurtenissen van den dag was
de complicatie FanshaweSmith en hel
pers wat hun gedachten betreft, tijdelijk
uitgeschakeld geweest en dus sloeg zijn
plotseling ten tooneele verschijnen hen
met stomheid. Een poos lang waren ze
tot niets anders in staat dan stokstijf
staan en hulpeloos staren. Carmencita
was de eerste, die het gebruik over haat
spraakorganen terug kreeg.
„Je bent nog erger dan een klit, Smith!
Wat ben je nu weer van plan?
FanshaweSmith lachte haar met z'n
beminnelijkste glimlach toe.
„Maar, mijn beste Carmencita! Je dacht
toch niet, dat ik het op zou geven, alleen
omdat die eene poging mislukt is. Neen,
zoo zijn wü. Smithen, niet! Van gister
middag af hebben ik en mijn trawanten
in een eenvoudig, bescheiden cafétje
tegenover de Regal op de loer gelegen
i d.w.z. zij hebben het loeren gedaan en
ik het liggen. En vanmorgen ik be-
grijp niet goed waarom jullie zoo over
haast vertrokken zijt toch geen moei-
l lijkheden met de directie? werd ons
geduld beloond. Maar wij waren, evenals
de marine en de Padvinders, op alles
voorbereid."
„Waarmee je zeggen wilt," zei George
met iets van bewondering in zijn stem,
„dat je ons van Londen af nagegaan
bent?"
„Zoo is 't, vriend Carr. We hebben je
spoor gevolgd, zooals de vakterm luidt.
I Ik begrijp niet, hoe 't komt, dat jullie ons
niet gezien hebt. Misschien niet aan ge
dacht eens achterom te kijken. Ik moet
toegeven," dit met een edelmoedig
air „dat het een paar maal 'n haartje
gescheeld heeft, of we waren jullie kwijt
geweest. Een Weston-Winchester vol
gen is geen kleinigheid. Maar ons vehi
kel kan er ook 'n scheje opgooien, als hij
wil, ondanks zijn lichtelijk aftandsch
voorkomen en ik ben een geboren speur
der, al zeg ik het zelf. En dan hadden
we de voorzienigheid aan onzen kant.
Toen even voorbij Yeobury die band
sprong bijvoorbeeld, dacht ik, dat we uit
gebeld waren. Maar we gaven alle hoop
niet op, reden verder en ziedaar, in het
eerstvolgende dorpje zagen we jullie
woonauto voor de plaatselijke verfris-
schingen-inrichting staan. Als dat nu
geen goed voorteeken is...."
„Je bent als causeur onbetaalbaar,
Smith," zei Carmencita koeltjes. „Maar
wat kom je hier doe n?"
Fanshawe-Smith keek haar lichtelijk
verwonderd aan.
„De oorlogskas halen, natuurlijk, wat
anders? Ik heb nog wel een heele week
vóór Reilly terugkomt ja, daar weet ik
alles van maar ik kan niet riskeeren,
dat jü op een gegeven oogenblik met de
juweelen spoorloos verdwijnt. Daarom
ben ik je achterna gegaan. Maar wat ik
vragen wou wat komen we hier doen?
't Is een schilderachtige nederzetting on
getwijfeld, maar.
„We komen hier een tante van me op
zoeken," vertelde George hem zoo over
tuigend mogelijk, „andere niet."
(Wordt vervolgd).