POPULAIR. IsyVO^QÖ^L.VMiDÊ.fieLpeRtSCH^ COURAÜt Arme jongens, die minister-president werden. VAN ZATERDAG 20 FEBR. 1932. (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN) 527 TWEEDE BLAD. BOBBY I i MASARYK DE PHILOSOOF. Van koedrijver tot president Gedwongen voorstander van de Tsjechische zaak. VI. Dit is het zesde artikel uit onze serie „Arme jongens, die het ver brachten". Reeds ver schenen: Aristide Briand, Her- bert Hoover, Kemal Pasja, Pierre La val en Joseph Pil- soedski. Thomas Carrigue Masaryk, die thans 81 jaar oud is en in Güding ter wereld kwam, is dikwijls onrecht geschied. Niet alleen in zijn persoonlijke leven; men heeft ook dikwijls zijn werk ver keerd begrepen. Het oude keizcrlijko Oostenrijk onder Franz Joseph heeft heel wat idealistische figuren verkeerd behandeld en zich daardoor vele vijan den op den hals gehaald, waar dit in het geheel niet noodzakelijk was. Ook Masaryk was een dergenen, die over de hen ten deel gevallen behanceling dikwijls slechts het hoofd konden ecb"dden. - d stamuc geenszins uit een adellijk geslacht. Zijn vader was slechts hoef smid in het kleine nest Göding en het is hem lange jaren slecht gegaan; men kan eigenlijk zeggen, dat het hem nim mer goed is gegaan. Daar zijn vader weinig verdiende en in het groote gezin voortdurend gebrek heerschte, was er geen geld om de kinderen iets te laten leeren en zoo werd Thomas aanvanke lijk koeiendrijver en hoedde hij het vee gedurende vele jaren. Later lieeft hij dikwijls verteld, dat hij op zijn veer tiende jaar voor het eerst een paar schoenen kreeg. Tevoren had hij steeds barrevoets geloopen. Maar er stak iets anders in den jon gen. Hij was niet iemand die dadelijk naar de sterren wilde grijpen, maar hij had in het begin den onweerstaanbaren drang iets te leeren. Hij leende van den dorpsonderwijzer en den dorpsgeeste lijke allerlei boeken en leerde, studeer de, las en ontwikkelde zich. Nooit is hij naar school geweest. Weliswaar behoef de men in de dorpsschool geen school geld te betalen, doch zijn ouders waren niet eens in staat schoolboeken te koo- pen en daar hij geen enkel heel pak bezat, kon hij niet naar school gaan, maar lag overdag in het weiland en las, terwijl de koeien om hem heen graas den. Hij las niet alleen, hij had ook een goed geheugen en onthield wat hij ge lezen had. Dat kon voor den geestelijke en den onderwijzer niet verborgen blij ven. Toen Thomas 18 jaar oud was, wist hij meer dan de geestelijke en de onder wijzer tezamen, kende de geheele oude geschiedenis en de halve philosofie uit zijn hoofd en wikkelde de beide heeren vaak in gesprekken, waaruit ze nu juist niet als overwinnaars te voorschijn kwamen. Men moest hem uit het dorp verwijderen, hij had anders de bewo ners ervan overtuigd, dat een koeien drijver meer in zich kon opnemen dan een geestelijke en een onderwijzer te zamen. Daarom zorgden deze beiden ervoor, dat hij een betrekking als huisonder wijzer bij een landheer kreeg. Daar ge droeg hij zich zoo uitstekend, dat hij verder werd aanbevolen en een betrek king als dorpsonderwijzer kreeg. Nu was de weg voor de studie vrij, want Thomas wist maar al te goed, dat men moest studeeren om in deze wereld vooruit te komen en er iets te betee- kenen. Als huis- en dorpsonderwijzer leed hij dikwijls honger om een paar centen over te sparen. Maar het hon gerlijden was hij al gewoon en viel hem dus niet al te zwaar. Toen hij genoeg geld bijeen had, vertrok hij naar Wee- nen, waar hij op zijn 28ste jaar nog toe latingsexamen tot de universiteit deed. Natuurlijk moest hij voortdurend les sen geven en jongelui bü hun studie helpen omdat het opgespaarde geld niet toereikend was voor alle studiejaren. Met een geweldige energie zette hü het eens door hem voorgenomen plan door, deed schitterende examens, werd na zijn studie in Leipzig privaat docent en kreeg tenslotte een profes soraat. Voor den oorlog heeft men in het buitenland vrijwel niets over dezen Oostenrijkschen geleerde gehoord en de meesten weten dan ook niet, dat Ma saryk reeds in 1910 een der voornaamste Slavische historici en een der grootste filosofen van dit volk was. Als zoodanig is hij miskend en heeft heel wat moe ten strijden om zich te kunnen laten gelden. Masaryk vertegenwoordigde als filo soof een richting van Spencer en heeft steeds dat eene doel voor oogen gehad: een vereeniging van het Duitsche idea lisme met het West-Europeesche positi visme. Als filosoof dacht hij dus niet pro-slavisch, maar integendeel West- Europeesch en Middel-Europeesch. Zeer interessant en een indruk ge vend over het denken en werken van I dezen grooten idealist is zijn werk: „De zelfmoord als sociale massaverschij ning". Dat hij in de sociale politiek ging, is bekend. Hij kwam als door een toeval in de politiek, die hem eigenlijk heele- maal niet lag, doch zijn landslieden had den geen beteren man, die hun mee ningen en verlangens tegenover Oos tenrijk kon vertegenwoordigen. Aldus werd Masaryk ertoe genoopt, zich can- didaat voor het huis van afgevaardigden te laten stellen. Natuurlijk werd hij ge kozen en heeft als leider der Tsjechi sche Volkspartij te Weenen een belang rijke rol gespeeld. In 1882 was hij pro fessor in Praag geworden, in 1891 kwam hij in het af ge vaardigdenhuis en in 1900 lcooo de Tsjechische Volkspartij hem tot leider. Als zoodanig ondervond hij een hef tige bestrijding en toch had Oostenrijk hem gemakkelijk op zijn zijde kunnen krijgen. Masaryk verdedigde niet zoo zeer het standpunt der Tsjechische na tionalisten. maar van de daar aanwezige realisten. Hii wilde voor zijn landslie den slechts bereiken wat binnen de ge geven omstandigheden mogelijk was, binnen het kader der Oostenrijk-Hon- gaarsche monarchie. De doelstellingen van de Tsjechische nationalisten ken merkte Masaryk als krankzinnige illu sies en haalde zich daardoor den haat dezer lieden op dien hals, ja, men kan zelfs zeggen, dat hij zelfs wel eens de felstgehate man van zijn eigen geboor teland, is geweest. Alle pogingen van j de nationalisten om te strijden voor de Tsjechische onafhankelijkheid hebben nimmer zijn steun gehad. Integendeel! Masaryk is niet alleen een filisoof, maar een man met werkelükheidszin en die daarom heel precies weet, wat hij wil. Nimmer heeft hii teveel willen be reiken, reeds voor den oorlog was het zijn meening, dat een Tsjecho-Slowa- kijsche staat zich nimmer zelfstandig zou kunuen handhaven, maar dat deze steeds afhankelijk van een grooteren staat (thans bestaat die afhankelijkheidi ten opzichte van Frankrijk) zou moeten zijn. Precies als Emile Zola en Cle- menceau in Frankrijk, heeft Masaryk steeds voor het recht gevochten. In 1913 heeft hij de verdediging op zich genomen der zoogenaamde Tsjechische hoogverraders, die in Oostenrijk wer den veroordeeld. Hij heeft in dit proces een groote rol gespeeld, maar kon den zwendel van het „Könighofer Hand schrift' aan het licht brengen, wat hem in Weenen natuurlijk erg kwalijk werd genomen. Gedurende den oorlog beging men de dwaasheid den ouden man, Masaryk was destiids 65 jaar oud. in 1915 uit te wijzen. Hij ging ongebroken en stand vastig, zooals hij steeds geweest 'was en werd daardoor plotseling Oostenrijk's onverhiddellijke vijand. Dat men hem, die steeds het recht en de waarheid had verdedigd, en het onrecht bestreed, zijn vaderland had willen ontrooven, heeft hij nimmer vergeten. Hij- reisde van land naar land, van stad tot stad, hield redevoeringen, schreef brandbrieven en strijdschriften en kende nog slechts één doel: de vernietiging van de Oos- tenrijksche monarchie. Hij is de groot ste en hartstochtelijkste strijder voor de Tsjechische zaak geworden, dien de Tsjechen zich konden wenschen en werd langzaam, ofschoon hü destijds nimmer aan de losscheuring van de Tsjechische volkeren van Oostenrijk had gedacht, de eigenlijke stichter van dezen staat. Het is eigenlijk wel tra gisch als men bedenkt, dat deze man, die, zoolang hij filosoof was, aan de hand van feitenmateriaal bewezen had, dat de Tsjecische staat zich niet alleen zou kunnen instandhouden, nu Tsjecho- Slowakije ten doop moest houden. In het jaar 1918 woonde hij in Parijs en toen de oorlog ten einde was, riep hij daar een Tsjechische nationale raad tezamen, die hij uitstekend kon bezet ten, omdat de beste koppen als verban nelingen in Parijs leefden. Hii werd datzelfde jaar nog naar Praag geroe pen, waar men hem stormachtig be jubelde en ontving. Dat men hem, den grootsten geest, dien Tsjecho-Slowakije „Ober, die mosselen zijn zoo ver schrikkelijk klein, en bovendien zij ze ook niet erg versch!" „Nou, meneer, dan is 't maar goed, dat ze zoo klein zijn!" („Passing Show"). door LANE ORWIN. Het was net iets voor Mary Wakin. jarenlang te droomen van leven bui ten, met kippen en een eigen moestuin en bloemen. En te sparen voor de ver vulling van dien droom, zichzelf alle genoegens te ontzeggen, tot het spaar geld, gevoegd bij het kleine erfenisje dat haar ouders nalieten, voldoende was om den droom in vervulling te doen gaan en zich dan te verbeelden, dat kippen iets is. dai ie 's morgeus vriendelijk kakelend begroet en eieren cadeau doet, dat moestuinen groenten opleveren en bloemen vanzelf bloeien, als je maar zaait. Het was, dat Mary zoo sterk haar eigen dwaasheid voelde, toen die on herroepelijk was geworden, wat haar zoo ongewoon kribbig maakte. Speciaal tegen Allan Cartrught. Hij was haar buurman, een lange, bruine jongeman, die in zijn pink meer wist van kippen en moestuinen, dan zij in haar heele hoofdje. Zijn air van supe rioriteit, zijn ironisch glimlachje, wa ren haar onverdragelijk, speciaal toen alles tegenliep, de kippen geld kostten en geen eieren legden, de groenten oneetbaar bleken en de bloemen zelfs niet recht wilden. Ze leefden weldra naast elkander als uitgesproken vijanden. Allan vond. dat hij nog nooit zoo'n kat had mee gemaakt en zij werd al boos, als ze hem maar in de verte zag. Dat lachje! Die ingebeelde kwast! Dat air van „ik- als-man-weet-liet-beter. Toen kwam Bobby. Hij kwam op den arm van een schooierend jongetje en was zoo zielig zoo hoestend en mager, met zulke om hulp smeekende bruine oogjes, dat Mary weer een dwaasheid beging: ze kocht hem. Voor veel meer geld dan ze zich eigenlijk permiteeren kon uit te geven, na al die mislukkingen. Bobby werd haar metgezel, haar troost en toespraak in uren van ont moediging. Allan zag haar op een dag met het aapje in de armen staan en verbaasde zich. Zóó kon zij kijken, die kat? Hm. Merkwaardig. Intusschen genas Bob by van zijn bronchitis en werd een weldoorvoed, vrooi;jk, verwend aapje. Soms vertelde Mary hem schreiend, dat ze zich eenzaam voelde, dat ze alti,jd m een stad had geleefd, op kan toor gewerkt, gewend was tussehen veel menschen te zijn. En dat het zoo jammer was, dat die buurman niet een vaderlijk, goedige vriend was, maar zoo'n kwast met zijn superieur air. Ze zou zoo graag raad hebben gehad in een hoop dingen, maar van hem. nooit! Haar buurman dacht: Wat ziet ze bleek. Wat doet zoo'n meisje in db kou? Het is veel te moeilijk werk voor haar. De zorgen hoopten zich op. Warme dagen kwamen na een eindeloozen win ter. Bobby speelde in den tuin. Ot> een morgen kon Mary hem niet vin den en ontdekte hen; tenslotte bij haar buunlïan. Ze kon niet veel anders doen dan hem gaan halen. Allan haalde het diertje zelf uit den boom, waarin hij zat en zei glim lachend: „Een zonderlinge gast. Ook al niet erg geschikt om op een farm te leven." Ook al niet? Mary's oogen vlamden. Dank u, zei ze koud, ok hoop dat hij nooit meer naaf u toe zal loopen. Maar Bobby deed het wel. Telkens moest ze hem van het erf van haar buurman komen halen, tot haar wan hoop en woede. Toen kwam de climax. Op een dag klauterde Bobby op het 1

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1932 | | pagina 15