Wat kikker Karei en Tuimeltje beleefden.
Wat is hier niet goed?
Het kruisgetal-raadsel.
De wonderrol van Choeaka.
GUMMI
Stuurboord en baKboord.
RAADSELS.
De cijfer-vogel.
niet, als je leven je lief is! Loopen dan
toch!" En hij rende de Vijverparklaan
af, gevolgd door den smid en den
waker, regelrecht naar den tuin van
den burgemeester. Die was omringd
door een soort schutting met prikkel
draad. Met den moed der wanhoop
sprong Gerrit tegen de planken op,
maarhij kon er niet overheen
komen. En in de verte naderde het
spook, griezelig verlicht door de lan
taarns
Zonder een woord te zeggen, grepen
Pakman en Gromsnor dikke Gerrit
beet en heschen hem puffend en
blazend op, zoodat hij bovenop de schut
ting lag. Toen klommen zij zelf er over
heen. Maar dikke Gerrit was blijven
haken aan het prikkeldraad en lag nog
boven op de schutting. Toen ze hem
aan den anderen kant naar beneden
trokken, ging er opeens iets „krak!"
enGerrit plofte in het burgemees-
terlijke grasperk.
Met bevende knieën zochten zij het
tuinpoortje, keken naar buiten en ge
lukkig het spook was verdwenen.
Maar Gerrit had een leelijke winkel
haak in zijn uniformjas gehaald!
Zoo kwamen ze tenslotte hijgend,
maar ongedeerd in het dorp aan. En
daar de sociëteit niet vol was en het
rapport van Gerrit nog wel eventjes
wachten kon, besloten zij den schrik
even te gaan wegspoelen. Gerrit's neus
kreeg weer een beetje kleur. Met hooge
borsten vertelden zij van hun avon
tuur hoe zij met zijn drieën een
spook op de vlucht hadden gejaagd en
het hadden achtervolgd. En Gerrit liet
zijn winkelhaak zien en zei: „Dit heeft
het spook met zijn griezelige klauwen
gedaan!" En iedereen bewonderde zijn
moed; men was het er over eens, dat
geen dorp zóó'n dapperen politieagent
bezat als deze. En ook baas Gromsnor
en Pakman werden dapper toegeklon
ken en gehuldigd. Binnen een half uur
wist het geheele dorp van het geval en
dikke Gerrit noemde men van dien dag
af de „de spokenjager", een eeretitel,
waar hij prat op ging. Maar zijn vrouw
zei 's avonds: „Wat een onzin, om op
spoken jacht te gaan maken; je doet
het maar niet meer hoor, begrepen?
Ik ben niet van plan iederen dag win
kelhaken in je uniform te gaan stop
pen. Ik heb wel wat anders te doen!"
En Gerrit zei heel schuchter: „Ja
lieve!"en schonk zich een „slaap
mutsje" in.
En toen Jantje 's avonds thuis kwam,
van top tot teen onder de kalk want
hij was in een bak met kalk getuimeld
vond vader Gromsnor zichzelf niet
meer zoo'n held, als in de sociëteit. Hij
deed eerst heel streng, maar beloofde
Jantje tenslotte niet te zullen straffen,
als hij aan niemand vertelde, dat hij
zoo ondeugend was geweest. „Want",
zei hij, „ik schaam me er over, dat mijn
zoon zoo ondeugend is geweest!" In
werkelijkheid schaamde baas Grom
snor zich ook wel een beetje, dat hij
aan spoken geloofd had en zelfs op de
vlucht was geslagen. Maar Jantje was
blij, dat hij er zoo afkwam en vertelde
er dan ook aan niemand wat van, tot
groote opluchting van zijn vader, die
niet graag wilde, dat er iets van uit
lekte. Dikke Gerrit durfde sindsdien
nooit meer alleen door een verlaten
bouwwerk te loopen en de burgemees
ter was genoodzaakt een tweeden agent
aan te stellen, die hem op zijn ronden
vergezelde. Pakman, overigens een
tamelijk onverschillige kerel, nam een
week vrijaf, om weer op krachten te
komen, daar een betrekking als waker
tusschen die bouwerijen toch wel een
beetje „vermoeiend" was. Hij heeft
wegens zijn betoonde dapperheid bij de
spokenjacht het baantje van portier
van de sociëteit gekregen, waar hij
nooit met spoken te doen krijgt. En
laten wij ons voornemen óók niets
rond te vertellen, wat ik jullie nu ln het
geheim heb meegedeeld! Want die
arme helden zijn door den schrik al
genoeg gestraft voor hun lafheid. Dus
mondjes dicht!
(Nadruk verboden).
Oom Hendriks en kleine Piet zouden
fijn samen uitgaan. Een heele week
zouden zij gaan logeeren bij tante
Klara, die héél ver weg woonde, wel
haast anderhalf uur met den trein.
Kleine Piet vond het wat fijn, zoo op
reis te gaan. En dan die gezellige drukte
vcoraf! Dat inpakken van de koffers
en uitzoeken van alles,wat hij mee zou
nemen. Alleen oom was een beetje boos
geweest, voordat ze weggingen, want
hij was zfln boordenknoopje kwijt ge
raakt en moest nu op zijn knieën hal
verwege onder het bed kruipen, om
daar tot de ervaring te komen, dat
Jaantje, de dienstbode, zeker in zes
weken vergeten had eens onder het bed
te vegen. Jaantje kreeg toen een flink
standje, begon te huilen, meneer Hen
driks begon te razen, wilde de deur uit-
loopen en.trapte zijn boordeknoopje
in gruzelementen, hetgeen een nieuwe
stroom van verwenschingen tengevolge
had. Gelukkig had tante Bets, zorgzame
huisvrouw als zij altijd was, wel een
ander knoopje in voorraad, waardoor
oom weer kalmeerde en het tweetal ten
slotte door tante Bets veilig en welge
moed de voordeur werd uitgeloodst. En
het leukste vond kleine Piet nog wel
de teekeningen van oom. Want als ze
ergens even moesten wachten, kwam
oom met zijn schetsboek te voorschijn
en teekende alles en dan teekende hij
dikwijls zichzelf er heelemaal uit het
hoofd nog büZoo heeft oom ook een
teekening gemaakt van het station; ze
wachtten op den ambtenaar, die hun
bagage zal aannemen.... die zijn nooit
van de vlugsten. Daarom hadden ze
voldoende tijd om even te teekenen.
Maar of oom nog in de war was van
het boordenknoopje, of dat hij bang
was zijn trein te missenin ieder
geval maakte hij in zijn teekening tien
fouten! Hier is de teekening. Kunnen
jullie de tien fouten ook direct vinden?
Kijk maar eens goed'.
In ieder leeg veld moet een cijfer ge
plaatst worden, dat uit de berekening
logisch volgt. Blinde getallen, d.w.z.
een alleenstaande nul, of een nul als
eerste cijfer van een getal van meer
dan één cijfer, komen niet voor. Het
onderste getal van ieder der drie ge-
tallenkolommen vormt de som van de
vier daarbovenstaande getallen. De
drie sommen zijn onafhankelijk van
elkaar.
IX
1 8 9
b 1
1+ 1
1111
1- 1
111
1 3 1 4
M
Treedt uw zoon dan niet meer als buik
spreker op?
Neen, die heeft nu een vaste betrek
king in een vogel winkel!
Kom. en waarom?
Sssst! Hij verkoopt papegaaien!!
De kaffers, in den Belgischen Congo,
weten allen wie „Choeaka" is. Choeaka
is de "roote toovenaar van den stam
der Behari's. Hij is beroemd en berucht
door de geheele wildernis. Want
Choeaka kent heel wat tooverkunsten,
zóóveel, dat de blanken, die hem be
zoeken, dikwijls nog verwonderd staan.
En toch zijn heel veel van zijn kunsten
zóó geweldig eenvoudig, dat men dat
nooit zou verwachten. Zoo b.v. ook de
wonderrol van Choeaka. Na veel dan
sen en tromgeroffel verschijnt hij dan,
behangen met allerlei beenderen en
amuletten, gekleed in wuivende struis-
vogelveeren en met een gordel van de
pluimen van osse-staarten om het mid
del. Hij draagt een bus bij zich. Die bus
wordt op den grond gelegd en hóé men
de bus nu ook rolt, steeds zal deze weer
precies terugrollen naar de plek, waar
Choeaka haar heeft neergelegd.
GEWICHT
„Kijk eens oompje, dat is nu een
cubistisch schilderij!"
„Tjonge, tjonge, dat moet daar in
Cuba vreeselijk zijn!"
In principe is zoo'n bus heel gemak
kelijk te maken. Neem een ronde bus,
een beschuitbus bijvoorbeeld, en boor
in het deksel en in den bodem twee
gaatjes, vrij dicht bij elkaar. Haal door
deze gaten een elastiekje en knoop dit
vest. In het midden van het elastiekje
bevestigen wij een klein, maar niet al
te licht gewichtje. Sluit nu de bus en
ons tooverapparaat is klaar. Alleen nog
een geheimzinnig verfje, met wat bar-
baarsche versierselen en we hebben de
bus van Choeaka, of de „wonderrol",
zooals hij het noemt.
In oude tijden werden de schepen
bestuurd door middel van een grooten
roeispaan, of, zooals men aan boord
zegt „riem", welke aan de rechterzijde
van het schip nabij den achtersteven
was bevestigd. Daarom noemde men
deze zijde „stuurboord". De man, die
het roer bediende, stond dan met zijn
rug (baeke in het Oost-Friesch, back
in het Engelsch) naar de linkerzijde ge-
kerd en zoo kwam men er toe deze zijde
bakboord te noemen.
I.
i
Oplossingen der vorige raadsels.
Vulkaan.
II
Zooals het klokje thuis tikt, tikt
het nergens. Klok - ziek - stoelen
koe - roos.
Goede oplossingen ontvangen van:
H. A.; J. v. d. A.; C. B.; M. B.; G.
en J. B.; A., M. en A. B.; A. d. B.,
LJmuiden; I. B.; B. B.; N. C.; D. C.J
J. D.; R. D.; C. D.; B. v. d. E.; R. v. E.:
G. F.; D. F.; Chr. d. G.; N. G.; M. G.;
N., A. en J. G.; R. en G. G.; C. en T.
v. d. H.; N. v. d. H.; A. H.; J. H.; H.
de H.; M. H.; C. I.; A. J.; Z. en N. J.;
L. d. J.; A. en J. K,; L. en A. K„
IJmuiden; J. en K. K., Texel; R. K.;
J. v. d. K.; J. K.; C. L., D. en S. L.:
A. v. L.; H. L.; G. L.; R. L.; W. M.;
J. d. M.; M. en T. M.; G. M.; J. O.:
J. O.; J. en A. R.; M. R.; T. S.; A. v. S.:
N. S.; T. S.; A. S.; D. T.; A. T.; M. en
A. T.; S. T.; J. V., Oosterend; H. V.;
J. W.; A. en C. W.; T. W.
Ni;uwe raadsels.
Ik ben in Liter en niet in kan
Ook vindt U mij in eend maar niet
[in kip.
Ook ben ik in winter, maar niet in
[hagel.
Zoo ben ik thuis, maar niet in de
[keuken.
Ook wel in zes, maar niet in vijf.
Welk jaargetijde ben ik?
(Ingez. door M. P.
II
Verborgen boomen.
Den 17en Mei komt mijn Oom uit
Indië.
Bob, erken nu maar je schuld, want
ik zal niet boos op je zijn.
„Jan, riep Moeder, je moet een bood
schap doen".
Moet je hem eens parmantig zien loo
pen.
III
Het geheel wordt in bijna iedere
huiskamer gebruikt en bestaat uit 7
letters.
1, 2 vindt men aan een wagen.
7, 6, 1, 2 eet men wel op de boterham.
5, 1, 3, 4 was de naam van een beroemde
componist. (Beide ingez. door J. d. K.)
Hierboven vinden jullie de oplossing
van de vorige week.
19. Tuimeltje danste uren achtereen en was eindelijk
doodmoe. Toen dacht hij plotseling aan den koning en
rende naar de feestzaal terug, maar de koning was reeds
naar bed. Een vriendelijke oude kikvorsoh bracht Tui
meltje naar zijn kamer en daar had de koning in een
mand allerlei lekkers laten brengen. Men wilde eens zien
of Tuimeltje ook gierig was. Tuimeltje leegde de mand
en legde de appels, de taart en al het andere op den
grond. Hij had niet eens gezien, dat alle kikkers voor
«in raam stonden.
20. „Geef ons wat van dat lekkers", riepen ze allen
tegelijk uit, maar Tuimeltje deed of hij niets hoorde en
zei hardop: „Neen, dat heeft de koning voor mij laten
brengen". Toen gingen de kikkers weg. Kikker Karei
wilde Tuimelt je eens fijn voor den gek houden en hij
wist dat de mand op een luikje stond. Als hij dat luikje
oplichtte zou de mand over het hoofd van Tuimeltje val
len en dan konden de kikkers vlug de taart en de appels
wegnemen.