Ons \tnderverhaai Hoe de Knollenburgsche Indianen slag leverden. f$ONS K INDE R HO^FsJE Cl j Beste jongens en meisjes! De laatste Zaterdag van Februari is alweer voorbij en dat beteekent. verloting. Vijf en vijftig lootjes moes ten er deze maand klaar gemaakt wor den We hebben ze goed door elkaar geschud en toen nam ik er vier num mertjes uit en zie hier, wie dat waren. Mien Ouwens, P. Heinstraat 8; Jansje Willemse, Nieuwstraat 34; Gerard Burger, v. Galenstraat 26 en Henk Verheul, Bothastraat 11. Jullie kunnen je prijs vanmiddag voor vijf uur van kantoor halen. Fijn, hè, en die Henk Verheul, die boft even. dat is geloof ik al de derde prijs in een paar maanden. En nu gaan we gen nieuwe maand in, met nieuwe raadsels en straks nieuwe prijzen en nieuwe vriendjes en .vriendinnetjes. Want alle jongens en meisjes, die zich al eens voorgenomen hebben mee te doen, kunnen dat nu. Begin dan met het oplossen van de raadsels, vandaag. Succes er mee. Annie Koningstein, IJmuideru. Vandaag is het hier niet koud, Annie, maar heerlijk zacht voorjaarswer, met een strakke blauwe lucht en een wereld vol zon. 't Is net of alles lacht van blijdschap. Jij ook? Ik hoop dat je goudvischje. dat je water vlooien te eten geeft, in leven blijft. Hij anders liever dan ik. Of smaken ze nogal lekker? Lea Koningstein, IJmuiden. Daar heb je me leelijk te pakken genomen Lea, met die Elbe, die in de Oostzee stroomde. A't ik je tegen kom zal ik zoo zwart als de kachel naar je kijken. Wanneer is de open bare les, waar jij moet spelen? Marie Moorman, 't Eerste rijmpje op het verhaaltje van Annie Walboom, dat ik in handen krijg is dat van jou, Marie. Ik weet nog niet of er nog meer kinderen op gerijmd hebben, maar als ze het alle maal zoo aardig hebben gedaan als jij, dan wordt het een Jutter vol goede rijmpjes. Want dat van jou was heel goed. Fransje Moorman. Dat is het tweede rijmpje, Fransje, en dat is ook heel aardig en je mag er trotsch op zijn, dat je eerste rijmpje zoo goed geslaagd is. Dieuwertje Timmermans. Je hebt geen prijs gewonnen, DieuwerHe en wie weet hoe lang het nog duurt voor jij met een prijs naar huis gaat. Daar >m moet je van vandaag af maar eens beginnen om mee te doen niet om de prijzen, maar om het oplossen van de raadsels zelf en het schrijven van de briefjes. En als je dan vol gende maand een prijs wint is het een dubbele verrassing, want dan had je er niet op gerekend en als je er iedere maand op rekent is het iedere maand een teleur stelling als je er niet een wint. Mon Bonte. Dat was niet aardig van die twee duiven van je, Mon, dat ze die uitgehongerde duif niet eens wat van hun eten gunden. Zij hadden toch meer dan genoeg. We moeten maar leeren om graag iets te willen missen van onzen overvloed, en niet doen als die duiven, wegjagen als iemand om iets komt. H a r r y en Goosje Valkenier. Dat vind ik jammer, dat jullie zoo lang hebben moeten zoeken naar dat eerste raad sel. want zoo erg moeilijk was het toch niet en als je de oplossing hieronder leest, weet ik bijna zeker dat je zegt: „O, moest het dat zijn?" In 3 B o e 1 s. Ja, Ina, Germaine heeft die groote verrassing natuurlijk geschreven, maar ik begrijp dat je, als haar vriendin- netj het toch ook fijn vond. Dat is wel jammer dat jij deze week geen tijd had een rijmpje te maken, maar ik houd het dus van jou te goed Cor Steigstra, Texel. Dag Cor, dat was een nette voorstelling in je briefje, hoor. nu, ik heet „Kindervriend" en ik heb ook een broertje, maar die is niet ziek, zooais ionw broertje „Freekie". Maar 't is gelukkig dat FrreVie tegen den dokter kon zegaen .i»; alweer „een beet'e goeder" wind. Ik hoop -naar dat hij weer gauw hee-emaat goed 7)a?.aag, de groeten aan Jj*nit Vlaming. Texel Zal jij er om denken, Jaiinie, <Ut raadsels altijd "oor »*.;oetx*dagevr»c'i vs uur op kantoor zijn. Die van de vorige week kwamen pas Vrij dag of Zaterdag. En dat is veel te laat. Agatha de Bie, IJmuiden. Hier lag op het Heldersche kanaal een heel dun vliesje ijs, Agatha, net zoo dun als het glas van het keu kenraam, je kon er dus niet op rijden. Ik ben blij, dat de vorst nu weg is. want in mijn tuintje zijn de bollen ook al uit den grond, allemaal groene puntjes uit de zwarte aarde, 't Staat wat teestelijk al, 't is als een lenteliedje en je weet hoe ik daar van houd, hè? Gretha Landman. Fijn, dat je beter bent, Gretha, nu schrijf je volgende week zeker een grooten brief aan mij? Annie Jansen. Ik kan er heusch niets aan doen, Annie, dat je al een jaar met de raadsels meedoet en nog nooit een prijs hebt gewonnen. Vandaag heb je er weer geen. Je moet maar eens lezen wat ik aan Dieuwertje Timmermans schreef, dat is ook voor jou bestemd. Wees maar blij, dat je weer van de griep af bent en weer buiten mag spelen met dat mooie weer. R e i n a Delver. Als jij de vorige week niet bij de goede oplossers stond en je hebt de raadsels toch wel goed opgelost, dan zal jij het meisje geweest zijn dat haar naam had vergeten en aangezien ik niet helderziende ben, kon ik niet weten dat het de oplossingen van jou waren. Germaine Franken. Daar felici teer ik je mee, Germanie, dat je een zusje gekregen hebt. Zoo'n heel klein kindje is het mooiste wat er in de wereld is en je moet maar heel veel van je zusje houden. Een aardig versje heb je gemaakt, hoor. Annie Walboom. Er zijn niet zoo veel versjes ingekomen, dat ik ze niet allemaal plaatsen kan. De opgaaf was ook niet zoo gemakkelijk. Beoordeel nu zelf maar wat het aardigste is. N e e 11 j e Claus. Jij hebt dus goed gelezen wat Harry Dekker van die speld verteld heeft en je hebt nu zelf ook zoo'r. speldenpuzzle, ik begrijp alleen niet best of die speld nu onder water ligt als je met die magnetische schaar er langs gaat. Schrijf het dus nog eens heel duidelijk op, dan zal ik het in 't Juttertje zetten. Tony Sinnige. Je hebt flink je best gedaan, hoor, Tony, want het is zeker niet gemakkelijk op een verhaaltje een rijmpje te maken. Dina Lugtenborg. Kan jij niet stilzitten, Dina? Zal ik je een middeltje aan de hand doen. Ga vanmiddag eens een uur lang tusschen alle pullen en bloemen van je vader zitten, zoo dat je je niet verroeren kan of je gooit een pul met bloe men om. Als je dat nu iederen dag een uurtje doet, dan zal je zien hoe gauw je het kent. Jan en Ali Roeper. Jullie vinden het zeker wel fijn dat je moeder naar Den Helder is, want dan neemt ze naturlijk weer wat mee. Maar aan den anderen kant is het natuurlijk niet prettig dat ze er niet is. want je wilt je moeder nu eenmaal altijd bij je hebben. Feliciteer Henny maar van me. Henk Verheul. Vanmiddag zal je je vast niet vervelen, Henk, want je hebt een prijs gewonnen en kunt dus lezen en als het mooi weer is wip je natuurlijk naar buiten, want dat is nog fijner dan lezen. Jij bent wel gelukkig bij de verloting, hè? Bertus Broekhuizen. Dat weet ik niet, Bertus, je stond niet bij de goede oplossers genoteerd, de vorige week. Nu zijn er twee dingen mogelijk, of je had je naam vergeten of je hebt te laat ingestuurd of, en dat zou natuurlijk ook kunnen ge beuren, je raadsels zijn zoek geraakt, al geloof ik dat laatste niet. Annie v. d. B r i n k. Mijn vrouw had juist gevraagd: „Doet Annie niet meer mee?" en ik begreep er zelf ook niets van dat ik heelemaal niets meer van je hoorde, maar nu begrijp ik het. Pas voortaan maar extra goed op alle naalden, zoodat je er nooit meer in trapt, want dat heeft onaan gename gevolgen voor je gehad. Nu, jongens en meisjes, tot volgende week- Kindervriend. VERKOUDEN. v Ina is verkouden, Ina ligt in bed; Moeder heeft aan 't voeteneind Al de poppen neergezet! Annekeetje, Pietje en Kootje, Trijtje en de teddiebeer; Zitten treurig nu te kijken, V as Moesje nu maar eter weer! GERMA.NE FRANKEN. DIE SLIMME MINET. Dat poesen vischjes-dieven zijn, Daaraan zijn wij gewend, Maar dat zij ook op goudvisch asen, Is niet zoo algemeen bekend. En wat ik nu verder ga vertellen Van onze poes „Minet", Dat zal u allen doen verstellen, Van Zulk een poesenzet. Laatst kwam ik de huiskamer binnen, Poes zat in 't zonnetje bij het raam, Zij zat zoo rustig blij te spinnen, Zoo dacht ik.... en bleef staan. Want vlak bij poes daar stond een kom, Zoo'n mooie, groote, ronde, glazen, Vol met water, daarin zwom Een goudvisch en nog één, twee bazen. En zie wat poes nu eensklaps doet, Zij steeks haar poot in 't water, Maar t.fkt lvsr even vlug terug. Pees is van nat een hater. Ze ging weer z'tten en 't was net Ai sof ze zat te denken Hoe zij de vischjes vangen zou, Zonder chzelf te krenken. I De slimmert gaat met gulzigheid Van 't water drinken uit de kom, Maar juist door deze bezigheid, Elk vischje diep naar onder zwom. Wel poesjelief heb jij zoo'n dorst, I In water? vroeg ik vol medelij, J Kom dan maar mee kleine hansworst, Een schaal vol krijg je dan van mij. Maar toen poes in de keuken zat, Bij 't schaaltje vol met water, Riep zij: „miauw, zeg denk je dat Ik water lust? neen vischjes, malle snater". MARIE MOORMAN. M'N EERSTE RIJMPJE Ik wil rijmen en dichten Van vreugd en plezier, Maar van poesen en visschen Begrijp ik geen zier. En daarom ook maak ik Op die beestjes geen rijm. Want ik weet toch heel zeker. Dat ze vijanden zijn. FRANSJE MOORMAN. POES MINET. Poes Minet zit voor 't raam, En zij likt haar pootje, Poesje dacht: och had ik maar. Van elke visch een mootje. Poes, wat ben je stout, o foei! Wil je visschen pakken? Neen, die zijn te goed voor poes. Vang jij muizen, rakker. Meisje lief, kijk toch goed uit. Dat de poes. die slimme guit. In 't water met haar snuit, Niet aan vischjes ruiken. Vischjes met je ranke leden. Van een gouden waas doorweven. 'k Hoor je kleine hartjes beven, Voor 't gevaar, nu ras verdreven Poesje, als je dorst hebt daar Ga mee in de keuken maar, 'k Zet daar dan je schaaltje klaar, Versch gevuld met water. TONY SINNIGE. POES MINET WILDE EEV GOTJDVisrHFOUT. De poes zat op de vensterbank, Vlak bij de goudvischkom, Daarin zwommmen twee goudvisschen Onrustig om en om. Want telkens ging de poesenpoot Heel even in de kom, Maar raakte die het water aan, Trok poes haar poot weerom. Toen vond Minet een ander plan, In de kom, ging nu haar kop, Haar plan was, eerst 't water er uit En dan, eet ik de goudvisschen op. Ik deed, of Tc poesje niet begreep, En zei: „wou je wa*er Minet? Ik heb daar juist in t keukentje Een schaal vol neergezet. Maar nu riep poes, miauw, miauw, Denk je dat 'k van water h« ud, Daar was 't mij heusch niet om te doen, Ik wilde een goudvischbout. ANNIE WALBOOM. POES MINET. Er zat een poesje al voor het raam. En zag een kom met goudvischjes «taan; Zouden ze dat lekkere hapje hier voor mij hebben nee'gezet, Ja, dat waren de gedachten van onze Minet. De vischjes zwommen naar hartelust, Maar de nabijheid van poes maakte hun toch ongerust Poes zat te loeren en te spinnen En dacht, hoe krijg ik die vischjes toch naar b:nnet Een pootje had Minet al in 't water gedaan. Maar ze zag geen kans om tot op den bodem te gaax De arme vischjes wisten van angst geen raad, En dachten, was die brutale kat toch maar op straat Het koude water viel poes toch met mee. Doch enkel het zi e n der visschen stemde haar n et tevrei. Zij probeerde nu met haar kop in t vv.ater ♦e gaan, En dan zóó het heerlijke hapje naar binnen te kunnen slaan. Doch juist komt Moeder de kamer inge- joopen. En ziet dat poes half in de goudvisschen- kom is gekropen „Als je drinken wil, zei Moeder 'oen, Moet je het toch niet van het water der vischiui doen Moe pakte haar op en heeft stoute Minet Bij een flinke schaal water in de keuken gezet Doch poes liet dat water onaangeroerd st.iaa En is toen hard aan 't miauwen gegaan. Als ze had kunnen praten, zeker cn gewis, Had ze direct gezegd: ik heb zóo'ti trek in visch 1 Doch de poes heeft nu meteen geleerd, Je maar niet altijd krijgt hetgeen je begeert Laat de goudvisschen voortaan maar met rust hoor Minetl Want die worden toch nóóit voor poesjes in de kamer gezet Heb je zin in vleesch, vang dan maar een muis, En houdt die beesten maar voor ons uit 't huis. Doch vogeltjes en vischjes laat die diertjes ur gaan' Want anders kom je bij ons in een slecht blaadje te staan. Nu ga ik eindigen met mijn rijm. En ik hoop dat het versje naar genoegen zal zijn. ANNIE v. d. BRINK. Met klompen op liet oorlogspad Een jongensverhaal. door MART. Ringel Jeringelderingelderingdeed de schoolbel van Knollenburg zich hoo- ren. Het was weer Woensdag, de mid dag, waarop de jeugd vrijaf ha en waarbij heel wat kattekwaad bedreven bijzondere plannenl Nogmaals rinkelde werd. Dezen middag echter waren er de bel en na eenige minuten stormden d6 jeugdige Knollenburgers het school plein op, boekentasch onder een arm en klapperend met hun witte klompjes. „Jongens, naar de eik!" riep de Lat, een dunne, magere jongen, die zoo'n beetje hun aanvoerder was. De „eik" was een groote kastanjeboom; dat lijkt misschien gek, maar de jongens hadcen een of ander jongensboek (ik geloof geschreven door Molt) gelezen, en daar in stond, dat de oude Germanen alt'idi hun raadsvergaderingen hielden op een open plek in het bosch, onder een groo ten eik. En omdat er wel open plekken in het bosch van Knollenburg waren, maar geen open plekken, waarbij eiken stonden, hadden zij een kastanjeboom sis „heilige boom" gekozen en noemden eze nu „de eik"). Al spoedig was het een heele drukte i „den boom". Want als de Lat hen tmer.riep, konden zij er zeker van ziin, iat hij wat in zijn schild voerde.... En zoo bleek het ook te zijn. „Jongens", begon de Lat. „ik heet jullie hier allemaal in de raadsvergade ring van Knollenburg hartelijk welkom en verzoek de geachte vergadering poed

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1932 | | pagina 22