S. I. KMI t Zi. DE DOLENDE JUWEELEN. TIELEMANS' WIJNEN NIEUWSBLAD VOOR DEN HELDER, KOEGRAS, TEXEL, WIERINGEN EN ANNA PAULOWNA Buiteftlandsch overzicht Nr. 7000. EERSTE BLAD DONDERDAG 10 MAART 1932 60ste JAARGANG Stemmen bij den dood van Brktnd. - I3e buitenge wone Volkenbor.dsvergadering. - Geen wapenstilstand in China. - De Engelsche marinebegrooting. - De Fransche steun voor Centraal-Europa. Visschers Kousen!! «Jaap Snor*, Zuidstraat 19 Donau-federatie. Aristide Briand. China en Japan, VRAAGT naar Koningstraat 85. om de kwaliteit. Telef. 492. in 50 dessins, kleur-eoht, - wasch-ocht, 55 per el. FEUILL ETON COURANT Abonnement per 3 maanden bij vooruitbet.: Helderscha Courant f 1.50; voor Koegras, Anna Paulowna, Breezand, Wieringen en Texel f 1.65 finnen- land f 2.—, Nederl. Oost en West-ïndië per zeepost f 2.10, idem per mail en overige landen f 3.20. Zonda§»bl»d resp. f 0.50 f O.iO, f O.n), f i._ Modeblad resp. f 0.95, f 1.25, f 1.25, f 1.35. Losse nos. 4 ct.; fr.p.p. 6ct. Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmiddag. Redacteur: P. C. DE BOER. Uitgave N.V. Drukkerij v/h C. DE BOER Ja. Bureau: Koningstraat 78 Telefoon: 50 en 412 Post-Girorekening No. 16066. ADVERTENTIËN: 20 ct. per regel (galjard). Ingez. meded. (kolombreedte als redaction tekst) dubbele prijs. Kleine advertentiën (gevraagd, te koop, te huur) van 1 t/m. 3 regels 40 ct., elke regel meer 10 ct. bij vooruitbetaling (adres Bureau v. d. blad en met br. onder no. 10 ct. p. adv. extra). Bewijsno. 4 ct. De dood van Briand heeft ontroering gewekt over heel de wereld, omdat Briand's persoonlijkheid ver reikte tot over de grenzen van zijn vaderland. Met hem is een van de grootste voorvechters van den vrede heengegaan, die het wat overmoedig en zeker zeer optimistisch durfde zeggen, dat tijdens zijn leven geen oorlog meer zou plaats hebben. De laatste maanden van zijn leven hebben hem de bittere teleurstelling gebracht van den strijd in het Verre Oosten en een op mis lukking gedoemde ontwapeningsconferen tie. Wij laten hieronder nog eenige uittrek sels uit persstemmen volgen. Allereerst dan uit ons eigen land. Zoo schrijft de „Nw. Rott. Crt." o.m.: „De dood van Briand schept een leege plek in de Europeesehe politiek, die geen ander in staat is te bezetten, want Briand had een vertrouwen in zijn bedoelingen weten te scheppen, dat een plaatsvervan ger slechts zeer langzaam zal kunnen ver overen. Briand was Briand geworden en niets of niemand anders. Als goed Franschman stond hij in den dienst der politiek van zijn land. Maar hij trachtte die politiek met zich omhoog te heffen tot een dienst voor den vrede en de menschheid. Briand was een oude wijze geworden; hij had het ijdele leeren inzien van het eerzuchtig streven van volkeren ten koste van andere volkeren. Nóóit verliet hem het besef van het volkomen redelooze, het volmaakt krankzinnige en vreeselijke van den oorlog. De verbinding van natio- nalen hartstocht was van hem afgevallen. Hij had zich losgewerkt uit de nationale beperking van blik, uit de beperking van blik der partijpolitiek, en toch heeft hij zich in dienst van de politiek van zijn land kunnen handhaven. Zoo was hij een groot staatsman geworden". Het „Handelsblad" schrijft: „Wij geiooven dat wij de staatkunde van Briand zóó mogen begrijpen. Zijn Euro peesehe federatie, zijn pact van Parijs, zijn ononwankelbaar geloof in de taak en de toekomst van den Volkenbond waren voor hem geen middelen om de Fransche hegemonie, het overwicht dus, te consoli- deeren. Met zijn ruim begrip en zijn ken nis van menschen en hun ontroeringen, moet hij hebben geloofd dat vrede en vei ligheid slechts kunnen gedijen wanneer de gevoelens en belangen der volkeren in evenwicht zijn. En op de geleidelijke be nadering van dat evenwicht is zijn gan- sche politiek, sedert Duitschland lid werd van den Volkenbond (aanvankelijk het instrument der overwinnaars!) dan ook gericht geweest". Interessant is ook 'een Duitsche pers stem te laten hooren, omdat de meening over den gestorvene nogal uiteenloopen, er echter ook heel veel waardeering is voor zijn groote persoonlijkheid. Zoo schrijft de Parijsche correspondent van het „Berliner Tageblatt" o.m.: „Deze man, vervolgd en uitgescholden door een kleine troep van reactionaire Eigen werk, tijdelijke aanbieding a f 2.25 (Let op den gelen winkel) vijanden, was steeds ver verheven boven het kleine politieke gekijf. In zijn heele loopbaan heeft hij zich geen valschheid, geen verraad, geen wraak te verwijten. De Fransche reactionairen verweten hem dat hij Duitschland te veel had gegeven, vele Duitschers noemden hem onbetrouwbaar, daar ze nog meer van hem verwacht had den. Aristide Briand ging zijn weg als een goed Franschman, maar ook als een goed Europeeër. Hij was de eenige man, die nog tijdens den oorlog heeft ingezien, dat een einde aan het vreeselijke bloedvergie ten moest worden gemaakt". De behandeling van het Chineesch .Tapansche conflict in de buitengewone Volkenbondsvergadering wordt wel zeer pijnlijk voor de vertegenwoordigers door het feit, dat Japan zich practisch niets aantrekt van alle verklaringen of be palingen doch den strijd rustig voortzet. De algemeene discussies zijn Dinsdag ge sloten en vertegenwoordigers van 33 staten, die gesproken hebben, hebben den wensch geuit, dat de Volkenbonds vergadering krachtig zal vasthouden aan de beginselen van het Volkenbondsver drag. Als wij eenstemmig en met den steun der Verèenigde Staten van Amerika deze rechte lijn van trouw aan het Volken bondsverdrag blijven volgen, zeide graaf Apponyi, zal onze moreele kracht zoo groot zijn, dat niemand daartegen zal op kunnen. Krachtig genoeg hebben de gedelegeer den zich dus geuit tegen het optreden van Japan. Maar het resultaat daarvan? Een Wolffbericht- van Maandag meldde: De Chineesche delegatie heeft heden een hier Zondag ontvangen bericht uit Sjanghai gepubliceerd, waarin verklaard wordt: Generaal Tsjang Kwang-Tai meldt uit zijri hoofdkwartier: Vrijdag j.1. heeft de Japansche artillerie van 15 uur af onze stellingen hevig onder vuur genomen. Daarop volgde een hevige infanterie- aanval, die tegen middernacht werd af geslagen. In een hedenmorgen bekend geworden mededeeling verklaart de Japansche gene raal Shirokawa, dat de bezetting van Hoeang-toe, dat ver buiten de zone van 20 km ligt, noodig is ter bescherming van Nantsjang, dat zich op het oogenblik in handen der Japanners bevindt. Het is, voegt de Chineesche delegatie er aan toe, dus heel duidelijk, dat de Ja pansche strijdkrachten ook nu nog hun opmarsch naar het binnenland voortzet ten, waarbij als motief steeds weer de eisch van bescherming van de laatst ver overde stad dient. De Engelsche marine-begrooting voor 1932 is Dinsdag door den minister van marine, ingediend. De begrooting sluit met een uitgaaf van 5lV2 millioen pond sterling. Dit is l1/» millioen minder dan vorig jaar en de minister wees er met na druk op dat dit zoo niet door kon gaan, ctil de marine haar taak van bescherming der handelswegen naar behooren kunnen vervullen. Om een nieuw bewijs te geven van Engelands goeden wil in het jaar van de ontwapeningsconferentie en 'voorts om de staatsfinanciën zooveel mogelijk te helpen, was deze begrooting zoo zuinig mogelijk opgemaakt, dat zelfs van de twee door het verdrag van Washington toegestane nieuwe torpedobootjagers slechts één op stapel was gezet. In 10 jaar was nu geen nieuw slagschip meer gebouwd wel waren er nog twee afge leverd en ook hier moest op de vol gende begrooting rekening worden ge houden met de noodzakelijke vervanging van verouderde schepen. George Hall zeide namens de oppositie, dat hij wilde aannemen, dat de minister zijn best had gedaan, maar tenslotte was een bezuiniging van lV4 millioen op 513/» nog slechts iets meer dan 2 procent en de arbeiderspartij was overtuigd dat het nog zuiniger kon, vooral als men van plan was van Genève een succes te ma ken, wat toch zeker van de Engelsche regeering verwacht moet worden. Sir Austen Chamberlain beantwoordde den vorigen spreker en betoogde dat En geland zich opofferingen getroost had, die geen enkele andere groote zeemo gendheid nagevolgd had en dat het volk niet zou willen dat de marine, die de toe gangswegen moest vrijhouden, nog ver der besnoeid zou worden. Dit kan slechte dan de laatste begrooting van dezen aard zijn en de anderen nu eindelijk En gelands voorbeeld willen volgen. De Fransche steun voor centraal Europa waarover men hieronder een interessant artikel vindt heeft niet de onverdeelde sympathie van de mogendheden, omdat de onzuiverheid van den steun aange voeld wordt. Dat blijkt b.v. ook uit een redevoering van den rechtschen afge vaardigde Ybarnegaray, in de Fransche Kamer, die de punten opsomde over welke misverstanden tusschen Italië en Frank rijk gerezen waren, n.1.: De vloot-pariteit, de grenzen in Lybië, het statuut der Italianen in Tunis en de Italiaansche expansie-drang. Geen dezer punten was volgens spr. zoo ingrijpend, dat een oplossing niet te bereiken zou zijn als men die van beide zijden ernstig wilde. Het juiste oogenblik was thans aangebroken, want wanneer in Duiisch land Hitier zou gaan dreigen, zou Italië zich ongetwijfeld weer aan Frankrijk's zjjde plaatsen. Frankrijk had nu 12 jaar verzoenings politiek tegenover Duitschland bedreven zonder eenig blijvend resultaat. Wanneer men de helft der aan Duitschland ge brachte cijfers aan Italië ten goede had willen doen komen, dan zou men er in Europa thans anders voorstaan. De rede van Ybarnegaranay werd met zeer grooten bijval door de Kamper aan gehoord, waarop Tardieu onmiddellijk opstond om bovenvermelde verklaring af te leggen. Het Midden-Europeesche blok is voor Frankrijk buitengewoon interessant, om dat het ten slotte een deel vormt van de omsingelingspolitiek, die na den vrede van Versailles door Parijs is ingeluid. Men kent de geschiedenis hiervan. Frankrijk vreest voor de Duitsche agres sie, die in den loop der dingen ligt en die op een gegeven moment moet komen. Men zal een nieuwe botsing zoo lang mogelijk voorkomen, maar al de pogingen, welke gedaan worden om Duitschland te knechten, loopen ten slotte op het fatale moment uit, het moment van afrekening en boetedoening voor ge maakte fouten. Frankrijk wil daarom Duitschland omringen door tal van Staten, die van Frankrijk afhankeijk die nen te worden gemaakt, die leeningen van Parijs zullen kunnen verkrijgen, mits zij daarvoor de noodige politieke concessies verleenen. Onder anderen zullen zij on getwijfeld hun weermacht op peil moeten houden, hunne wapens, munitie en ander oorlogsgerei van Fransche fabrieken koo- pen, terwijl natuurlijk geheime overeen komsten zullen bestaan in het geval Frankrijk het sein geeft om tegen Duitschland, op welke wijze ook, militair dan wel economisch, in het geweer te komen. De ring om Duitschland is moei lijk te sluiten; de groote gapingen zijn natuurlijk Nederland en de Skandinavi- sehe Rijken, want Rusland kan in dit ver band buiten rekening worden gelaten. Rusland immers zal nimmer Duitschland in een agressie tegen het Westen openlijk helpen, al zal het natuurlijk gaarne zien, dat de tweedracht tuSschen de Europee sehe naties zoo krachtig mogelijk wordt aangemoedigd. In dit verband mag men de pogingen van Frankrijk beschouwen ten opzichte van een nauwere aaneensluiting van Bel gië, Nederland en de andere Oslo-contrac tanten. Ook de kanalenkwestie, die onze gemoederen in beweging houdt, mag in zekeren zin als uitvloeisel worden be schouwd van de Fransche omsingelings politiek. Hoe krachtiger zou Frankrijk niet ten opzichte van Duitschland wor den, wanneer het desnoods indirect, via België invloed op de Rijnmonden kan uitoefenen. Wjj willen echter in dit ver band niet verder op dit interessante pro bleem doorborduren. Frankrijk heeft nu pogingen aange wend om de Donau-staten aan elkander te binden. Het zijn Tsjeeho-Slowakije, Roe menië, Hongarije, Oostenrijk en Yoego- Slavië; aan de oppervlakte komen natuur lijk alleen de economische problemen, het steunen met geldde afzet van de landbouwproducten, het verkoopen aan hen van industrieele artikelen en de ver grooting van hun economischen weer stand door elkander zooveel mogelijk te steunen. Het liefst zou Frankrijk een tol- unie tusschen deze gebieden wenschen om daardoor ook de militaire band te kun nen versterken. Maar dan handelt Parijs te grof, omdat zij alles erop heeft gezet om destijds de tol-unie tusschen Duitsch land en Oostenrijk te verhinderen. De geldnood is momenteel acuut; Oostenrijk loopt op zjjn financieel tandvleesch, met de andere Staten is het niet beter gesteld. Zij zullen natuurlijk alles doen, alles be loven, wanneer zij maar over de noodige middelen kunnen beschikken. Later zul len zü natuurlijk wel zien, hoe zij op de handigste wijze de op den koop aangeno men verplichtingen zullen nakomen. Oostenrijk en Hongarije zijn de moei lijkste vazallen. TsjecFo-Slowakije voelt zich dichter tot Frankrijk, heeft meer af finiteit tot het Fransche streven. Hon garije en Oostenrijk zijn ten slotte Duitsch georiënteerd, voelen het meest voor Duitschland en zien dan ook het grootste heil, tenminste op den duur, in het samen gaan met het Midden-Europeesche rijk. Natuurlijk kan Berlijn op het moment, nu hetzelf in de grootste problemen, de grootste moeilijkheden zit, niet daadwer kelijk steunen; doch waar de Duitsche energie niet te onderdrukken is, waar de Duitsche toekomst-hegemonie al onmis kenbaar vaststaat, zou het kortzichtig zijn om voor incidenteel gewin de woede van den Duitschen bondgenoot op den hals te halen. Vandaar de schuchtere suggestie van Oostenrijk en ook van Hongarije om er Duitschland bij te halen. Frankrijk kon dit natuurlijk niet weigeren en met een zuur gebaar deelde de Fransche ge zant, nadat allerlei onderhandelingen bui ten Duitschland om, hadden plaats gehad, de bereidwilligheid van Frankrijk mede om ook Berlijn in het gezamenlijke stre ven te halen. Volgens Tardieu zouden Frankrijk en Italië de Fransche verlan gens steunen. Wij geiooven er niets van, al zullen natuurlijk de uiterlijke bewerin gen wel waarheid bevatten. Engeland tracht zich geleidelijk weder aan de spits der Europeesehe politiek te stellen; door het verlaten van den gouden standaard heeft het daartoe de kracht en men be hoeft niet te verwachten, dat Engeland iets zal doen, om de Fransche hegemonie hi Europa op de een of andere wijze te hel pen bevestigen. De begrafenis. De nationale begrafenis van Briand zal op Zaterdag 12 Maart om 2 uur 's mid dags plaats hebben. Het stoffelijk over schot zal Donderdag 10 Maart (heden) naar de Quai d'Orsay worden overge bracht en daar in staatsie gelegd wor den. Het publiek kan den overleden staatsman daar de laatste eer bewijzen. Op den dag van de begrafenis zal men het stoffelijk overschot in den tuin aan den ingang van de Quai d'Orsay op stellen. Minister-president Tardieu zal daar in tegenwoordigheid van het diplomatieke corps een lijkrede houden. Vervolgens zal hij de baar naar Passy begeleiden, waai de voorloopige bijzetting plaats heeft, tot aan de overbrenging naar Cocherel, waar Briand volgens zijn wensch begraven wordt. Een rouwdienst in de scholen. De minister van onderwijs heeft order gegeven, dat op den dag van de begrafe nis de scholen een rouwdienst, zullen orga niseer en, die echter om 10 uur geëindigd is, waarna de leerlingen den verderen dag vrij hebben. Chineesche troepen-transporten naar het Sjanghai-front. Van Chineesche zijde wordt gemeld, dat groote Chineesche troepentransporten uit het Noorden van het Jangtse-gebied en uit de provincie Kiangsi zich bewegen in de richting van Sjanghai. Tegenstrijdige berichten over Tsjiang Kai-sjek. Uit Nanking komen tegenstrijdige be richten over de houding van maarschalk Tsjiang Kai-sjek. Eenerzijds wordt ge meld dat Tsjiang Kai-sjek voornemens is zich naar het Chineesche front bij Sjang hai te begeven, teneinde den strijd tegen de Japanners te hervatten. Anderzijds doen geruchten de ronde, dat hij zijn be trekkingen met de Chineesche regeering geheel zou willen verbreken. Reden daartoe zouden de scherpe aanvallen zijn, die op hem zijn gedaan omdat hij zijn medewerking heeft verleend bij het terugtrekken der Chineesche troepen van het front bij Sjanghai. Hiertegen Verkrijgbaar bij: Let op naam op den zelfkant Vraagt onze Stalen-colleotie voert Tsjiang Kai-sjek aan, dat hij nooit militaire bevoegdheden heeft gehad, aan gezien hij geen lid van de regeering is. Om Sjanghai. Een Russisch bericht Een Russisch bericht het komt wel uit Sjanghai, maar via Moekden ver meldt', dat de Japanners hun offensief voortzetten en Hoeantoe hebben bezet, waarna zij Anting attaqueerden. Zij zijn bezig een autoweg aan te leggen tusschen Tasjang en Siating voor het vervoer van hun tanks en hun zware artillerie. Vijftig Japansche schepen liggen tusschen Woo- soeng en Nanking. Japansche vliegtuigen bombardeeren dagelijks Soetsjou 14000 Japansche soldaten, deel uitmakende van een nieuwe Japansche divisie, zijn te Sjanghai gearriveerd. In Tsjapei organiseeren de Japanners onder leiding van hun officieren de politie. Poe-ji. De voormalige keizer van China, Poe-ji, die door de Japanners als hoofd der re geering van den nieuwen staat Mantsjoe- rije, is naar voren geschoven, is te Tsjangtsjoen, waar het bewind van den nieuwen staat zal zetelen, aangekomen. De plechtige installatie van Poe-ji in zijn nieuwen staat was op gisteren be paald. Ter eere van Poe-ji's komst is de stad in feestdos. Poe-ji ontving een enthou siaste begroeting. De Japanners nemen voorzorgen voor zijn veiligheid. Dinsdag avond werd de stad geïllumineerd. Bezorgdheid te Washington. Een V.D.-bericht uit Washington meldt: In officieele kringen wint de meening veld, dat Japan zal trachten de „zuive ringsactie" rondom Sjanghai zonder zich 0111 de andere mogendheden en den Vol- door K. R. G. BROWNE. 49) „Zoo doof als een pot", kondigde Sir John aan toen hij terugkwam. „Verstaat geen woord, al schreeuw je je heesch. E11 t is echt ook, want ik bood 'em wat te drinken aan en hij hoorde me niet. Abso luut ongeschikt 0111 een auto te besturen. Vroeg me om assistentie te telefoneeren terwijl hjj de schade opneemt, 'k Zal iemand naar hem toesturen als we dezen hier behoorlijk ondergebracht hebben. Alles in orde?Vooruit dan". Een oprijlaan, geflankeerd door zware boomen bracht hen, na een minuut of wat rijden bij het buiten, een groot, grauw- steenen huis met veel ramen, omgeven door terrassen en een collectie keurig aan gelegde tuin-gedeelten. Toen de auto voor de breede terrastrap stilhield, liet Sir John de claxon krijschen en in antwoord op deze waarschuwing werd de groote massieve voordeur opengedaan en haastte een man van het onvervalschte fvpe butler zich de terrastrap af. „Een klein ongeluk gehad, Sanders," vertelde Sir John op een toon, of kleine ongelukken en het binnenbrengen van bewustelooze slachtoffers dagelijksch werk op Croyde Park was. „Deze heer hier heeft een slag op zijn hoofd gekre gen, die hem tijdelijk buiten gevecht ge steld heeft. Help hem even naar binnen dragen. Of nee, ik weet beter haal den stoel h i e r, Sanders. Zal hem meer goed doen als hü hier op het terras blijft, dan als we hem naar binnen sleepen. Frissche lucht en rust dat zijn de din- gen, die hij noodig heeft." Op oogenblikken als deze is het goed als er één commandeert en de anderen maar te gehoorzamen hebben. In een merkwaardig kort tijdsverloop hadden de heeren Carr, Todd en Sanders, zwoegend als een compagnie kersversche recruten onder het alziend oog van een dienstklop- perigen sergeant, Fanshawe-Smith een Fanshawe-Smith die alweer teekenen van leven begon te vertoonen op een langen dekstoel in een hoek van een der terras sen gelegd. Toen dat gebeurd was, ver dween de butler, op zoek naar een glas stimuleerende medicijn voor het slacht offer het huis in en posteerden George en Mr. Todd zich in de houding naast de legerstede om verdere orders af te wach ten. „Ziezoo, dat is in orde", zei Sir John. „N11 eerst iets te drinken voor u beiden, zou ik zeggen. Mijn vrouw heeft haar enkel verstuikt, dus die zult u moeten excuseeren. Helen, als jij eens even naar boven, naar Mary ging en haar vertelde, dat ons tochtje naar Yeobury door onvoor ziene omstandigheden uitgesteld is Er is altijd baas boven baas, ook wat wil en doorzettingsvermogen betreft. Dus knikte Miss Pringle gedwee en verdween niet de bewegingen van een bezige kloek, oir John keek eerst George aan, dan Mr. lodd en glimlachte. „Aangenaam u te ontmoeten, Mr. Carr... u insgelijks, Mr. Todd. Als ik 't goed be grepen heb, was u op weg hierheen, toen dat van zooeven gebeurde. Jammer, dat u niet dertig tellen eerder weggegaan bentMaar.... hallo, kijk, die begint bij te komen!" Fanshawe-Smith begon inderdaad bij te komen. Zijn oogen gingen open en beke ken vaag en slapjes knipperend tegen het licht, het landschap en de lucht; zijn ge zicht droeg een uitdrukking van stomme verbazing. Hij hief langzaam zijn hand op om den bovenkant van zijn hoofd te in- specteeren, maar na de eerste aanraking staakte hij die pogingen onmiddellijk. „Allemachtig!" zei hij. „Prachtig!" zei Sir John goedkeurend. „Begonnen op te knappen, wat?" Fanshawe-Smith bekeek hem duizelend. „Het ergste van aardbevingen," zei hij zwakjes, „is dat ze zoo deksels onver wacht komen. Dit is toch een aardbeving geweest, niet?" „Niet bepaald. De auto is in de sloot gevallen en 11 bent tegen een telegraaf paal terechtgekomen." De man op den stoel nam deze kennis geving langzaam, maar grondig in zich op. „Telegraaf-paal!Zoo!.... Draad loos heeft toch wel een hoop vóór, vindt u niet?" Hy staarde Sir John suffig aan. j „Wie bent u?" „Mijn naam is Croyde. Ik woon hier. Heb u hierheen gebracht om op te knap- j pen." I „Croyde!" herhaalde Fanshawe-Smith met een even fronsen van zijn wenkbrau wen, alsof hij zich iets probeerde te her- inneren. „Croyde! Dien naam heb ik meer gehoord.... Croyde!.... O, ver- I duiveld!.Zeg.... toch niet Sir John van dien naam?" „Ja „Verdraaid. hoe is 't mogelijk. Maar vertel me dan...wat er is. alle Goden! daar heb je ze... Of zijn het hun geesten?Zijn jullie het in den vleeze, vrienden Carr en Toddof ben ik nog j meer van de kook dan ik me voel?" George grinnikte den patiënt bemoe- j digend toe. I „We zijn het F.SCarr en Todd in levenden lijve." „Maar hoe. ..Kom, kom," zei George op den vrien- delijken, beslisten, ik-ben-de-baas-en- voor-zeuren-bedank-ik toon, waarmee een zeker soort verpleegsters prikkelbare pa tiënten tot het uiterste drijft, „je moet je niet zoo opwinden, ouwe jongen. Leun °P j® gemak achterover en blijf rustig zitten tot je je wat beter voelt.... Hiei is je drankje," voegde hij eraan toe, toen de butler juist op dat oogenblik de huis deur uitkwam met een blaadje in de hand waarop een hoog glas met een gele vloei stof erin prijkte.. „Daar zult u wel van opknappen," voorspelde Sir John.... „En dan nog een poosje rust.en stilte om u heen) Hier blijven liggen is het beste, dunkt 111e. Vindt het zeker niet erg ais ik met de heeren hier even wegga om ze wat te I drinken te geven? Als u wat noodig mocht hebben, roept u Sanders maar. Misschien uw hoofd wat betten.... of koude compressen. Fanshawe-Smith gaf geen antwoord. Hii had het te druk met George aan te staren, alsof deze een verschijning van een andere wereld was. „Vriend Carrbegon hij. „Straks, als je wat beter bent," suste I George hem. „Op het oogenblik ben je nog niet in staat een behoorlijk gesprek te voeren, F.SKom straks terug, hoor!" Hij glimlachte hartelijk en toch met iets medelijdends tegen den patiënt, keerde zich om en ging zijn gastheer achterna. Sir John ging hen voor, door hooge, openslaande deuren, naar een groot, met donker eikenhout beschoten vertrek, waar talrijke jacht-trofeeën hingen, afkomstig uit verre landen, en minstens een dozijn schilderijen van de soort een kost bare soort! die op een afstand van jmeer dan vijf meter niet meer te ontcjj- I feren zijn. Daar bood hij hun ieder een reusachtigen leeren clubfauteuil aan en wandelde het vertrek door 0111 uit een donker-eiken buffet de gewenschte kal- meerënde vloeistoffen te halen. Dadelijk toen hü zijn gasten zijn rug toegekeerd had, boog Mr. Todd zich naar George over en vroeg fluisterend: „Je kijkt opeens bar gelukkig en te vreden, jong! Wat ister gebeurd?" Op het prettige, gezonde jongensge zicht van George M. A. Carr verscheen een breede grijns van genoegen. Hü keek vlug om zich heen, greep in zijn zak en haaide een klein pakje, gewikkeld in een grooten, furistisch gekleurden zakdoek te voorschijn. Hij legde vlug maar voor zichtig de punten 0111 en hield Mr. Todd den inhoud, een klein hoopje groene en witte gesteenten, onder den neus. „Gom!" bracht Mr. Todd er hoogelijk verbaasd uit. „Daar hè-je ze! Maar hoe, bij hier en daar, is het je George vouwde de punten weer dicht en liet het pakje in zijn zak verdwijnen. „Ik heb het lijk beroofd," zei hij. „Toen we hem naar de auto droegen, voelde ik iets hards in zijn zak en op weg hierheen heb ik een klein onderzoek ingesteld en dit geconfiskeerd. Nou moeten we zien hier gauw weg te komen en dan een, twee, drie naar Carmencita. „Maarre.begon Mr. Todd, maar hij hield zich meteen weer in, toen hij Sir John, beladen met alcoholische dranken, naderbij zag komen. „Soda, Mr. Todd?" informeerde de eigenaar van Croyde. „Nee, liever niet," zei Mr. Todd. „Ik zou 't graag puur hebben, als 't u 'tzelfde isIk heb zoo'n gevoel, dat een hart versterking me goed zou doen." HOOFDSTUK XVII. Miss Milligan in actie. Van alle erge dingen, die je een mo dern jong meisje, dat behept is met tem perament, kunt aandoen, is als een stout kind alleen in een kamer opsluiten en haa daar een poos laten zitten, wel het allerergste. In den goeien ouwen tijd was dat misschien de manier. Maar tijden en zeden veranderen; ouders zijn bij de tegenwoordige jeugd niet meer in tel en een vader, die het zou willen probeeren zijn dochter in haar kamer op te sluiten, liep de kans, dat h ij 11a afloop opge sloten in een brancard naar veiliger oorden vervoerd zou moeten worden, Daarom verwondert het ons niets, dat Carmencita Milligan, toen Fanshawe- Smith haar aangedaan had. wat haar va der haar nooit zou hebben durven aan doen en 11a afloop daarvan opgewekt flui tend weggestapt was, een poos lang on beweeglijk van machtelooze woede voor zich uit bleef staan kijken. (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1932 | | pagina 1