Wat kikker Karei en Tuimeltje beleefden.
xxxxxxxxx
x
x
x
Ons Kinderverhaat
De roemrijke avonturen van
een paling...
De magnetische scheepjes.
RAADSELS.
X
Een verhaal, dat met meneer Bollenbos
begint en met een paling eindigt.
door
MART.
Meneer Bollenbos zat in zijn studeer
kamer en las.
Meneer Bollenbos was een geleer
de.Hij studeerde in de Biologie, in
de levensleer van de dieren. En daarin
had meneer Bollenbos het al ver ge
bracht! Zjjn studeerkamer was een
eigenaardig vertrek. Rondom groote
boekenkasten, die allerlei boeken be
vatten over de meest uiteenloopende
onderwerpen, doch meestal betrekking
hebbende op het dierenrijk, aan den
zolder een reusachtige opgezette kro
kodil, op de boekenkasten tal van op
gezette vogels. Glazen vitrines met
allerlei wonderlijke diertjes, vlinder-
verzamelingen, enzoovoorts. Ook de
schrijftafel van meneer Bollenbos
prijkte met allerhande bijzonderheden.
Vogeleieren, beenderen van verschil
lende dieren, leeuwentanden, tijger
nagels, pijlen en messen. Aan den
muur, die nog open was, hingen ge
weien van herten en elanden, die het
vermoeden deden rijzen, dat meneer
Bollenbos veel gejaagd had, een ver
moeden, dat overigens volkomen on
gegrond was, omdat meneer Bollen
bos het stadje Harderloopen nooit an
ders had verlaten, dan om de begra
fenis van zyn vader, die in Amster
dam had gewoond, bij te wonen en om
zyn erfenis in ontvangst te nemen bij
den notaris, die in Hilversum woon
de. Maar de kamer van meneer Bol
lenbos geleek een klein museum.
En in dit museum troonde meneer
Bollenbos en laslas ingespannen,
met uitpuilende oogen, hetgeen trou
wens een gewoonte van hem was,
wanneer hij placht te „studeeren".
n trok hij zijn wenkbrauwen hoog
op opende zjjn oogen achter de dikke
oniieglazen zoo ver mogelijk, kauwde
op zijn tong en rukte gestadig aan zijn
pmce-nez, die maar niet recht wilde
blyven staan.
En het boek, waarin meneer Bollen-
las, heette „Over slangen en slan
gengiften", door professor Knorhaan
Juist was meneer Bollenbos aan een
interessant gedeelte gekomen: „In de
diepste oerwouden van Brazilië, waar
tto nog toe slechts één enkele blanke
is geweest, leeft een klein, maar uiterst
gevaarlijk slangetje. Het dier is onge
veer een halve Meter lang, kan echter
ook grooter worden, tot circa 1 Meter-
f® jlIe"r+ la zwart-grijs, soms overheb
lende tot bruin. De kop is klein en
ts- ™et een ry uiterst scherpe tand
jes. L)it dier is het vergiftigste slan-
klTi^he0^ 't hee-' d€ were,d- Een
makf>n n n ^mand waanzinnig
maken en daarna onder vreeseliike
Pijnen doen sterven....» Meneer Bob
lenbos rilde, huiverdeen dankte
?nnheteo 6l' das hli iD Holland en niet
borlln w--W jan Brazilië was ge-
o en. Hy voelde niets voor sterven
en nog vele minder voor pijn!.. Die
lectuur was hem tè machtig Hij greep
»il wgen van de Grieken". Hy
Athenï<lOPen 8? l9S: "Toen stunrde
strand dip t**™- zee®'ang naar het
strand die Laocoon, den priester, en
zyn beide zonen omstrengelde en
langzaam vermorzelde. Brrrrr"
rilde meneer Bollenbos en' hij dacht
weer aan het oerwoud, „de slangen
sehynen mij te achtervolgen!" En hii
sloot ook dit boek. Toen ging hy ach
terover liggen en sukkelde in slaap.
Het was loom-warm daar onder in
de sloot. De waterplanten wiegelden
tengevolge van de bewegingen van
een baars, die zich traag voortstuwde
en te lui was om te happen naar de
leklfl-re hapjes, die langs hem dreven.
Op hat wateroppervlak lag hi t kroos,
bewegingloos als een groene deksel
op het water En onderin de sloot, op
de modder, lag Owa, de paling, die
zich koesterde in de schaduw van een
sierlijke waterplant, die haar heerlijk
beschutte tegen de zonnestralen, die
zelfs nog door het kroos heendrongen.
Plotseling viel een bundel zonnestra
len door de waterplanten heen; dooi
het kroosdek drong, wriemelend, een
wormpje, spartelend en trekkend
Owa was hongerig, had in lang geen
lekker hapje geproefd. En Owa was nog
jong en onervaren. Bovendien zoo'n
heerlijk hapje op zoo'n warmen dag!
Daarom hapte Owa toe.... en werd
omhoog getrokken! Arme Owa!.
(Wordt vervolgd).
Een paar kurken hebben we allemaal
wel hetzij van een leege wynflesch of
limonadeflesch, hetzij van een olie- of
azynflesch. En als moeder geen be
paalde voornemens met deze kurken
heeft, zal ze die gaarne aan ons af
staan. Wij kunnen zoowel groote als
kleine kurken gebruiken, maar ze moe
ten niet beschadigd zyn. In de eerste
plaats maken wy van de beide kurken
een tweetal scheepjes. Met een penne-
mesje snijden wy de scheepsrompen,
zooals het plaatje het aangeeft. Naar
willekeur kunnen wij het scheepje voor
zien van schoorsteenen of van zeilen.
Als masten gebruiken wy spelden.
Eveneens als boegspriet wordt een
speld gebruikt, maar deze laatste spel
den moeten van staal zyn en niet van
messing of aluminium. (Messing is een
koperlegeering). Met een gewoon hcef-
iizermagneetje kunnen wy dat heel ge
makkelijk vaststellen. Het is ook van
belang de scheepjes ook van een klein
BRINIO. DE AANVOERDER DER
GERMANEN.
Maak de figuurtjes, waarin een
kruisje staat, met potlood flink zwart.
Houdt het papier daarna op eenigen
afstand van het gezicht. Dan zie je dui
delijk het gezicht van den hoofdman
der Germanen, van Brinio, met zijn
helm. Op de helm zitten vleugels, zoo
als de Germanen in dien tijd droegen.
Zien jullie het?
MIMI-POES.
Mimi-poes is in 't doolhof verdwaald
geraakt en weet er zelf niet meer uit te
komen. Ach help haar eens! Vul uit
alle vakjes juist die in, die mimi-poes
te voorschijn tooveren. Volgenden keer
verschijnt de oplossing.
soort kiel te voorzien, die we van een
stuk.je blik kunnen knippen en in een
gleufje, dat we in de kurk maken, ste
ken. De grootte, en de zwaarte van de
kiel moeten wy proefondervindelijk
vaststellen. Hebben wy de scheepjes
eenmaal zoover, dat zij goed drijven,
dan plaatsen wy ze in een groote scho
tel water, of in een teil, en laten ze
rondvaren, door de magneet meer of
minder dicht er bij te houden. Men zal
verbaasd staan op welken afstand de
magneet zich reeds laat gelden en de
scheepjes tot zich trekt. Door de tegen
werking van het water kunnen de
scheepjes slechts statig naar den mag
neet varen en niet, zooals een los stukje
ijzer zou doen, plotseling er tegen aan
schieten! Probeer het maar eens....
Snugger was zich niet bewust bij zijn
eigengemaakt radiotoestel een fout te
hebben gemaakt. En toch was de ont
vangst nihil. Daarom noodigt Snugger
zijn vriend Hansen uit om eens te
komen kijken. Hansen weet nogal wa.t
van radio af. Hij kijkt en morrelt wat
aan het toestel, krabt zijn kale schedel
en zegt dan peinzend: „Je hebt zeker
de laatste lichtrekening niet betaald,
is niet?"
Ja, meester, ik ben gewoon elk
jaar een portret van me te laten maken.
Meester (verstrooid): Wat moet u
al een respaktabele collectie hebben,
mevrouw.
De schilder ontmoet een schuld eischer.
(„Söndagsnisse").
Oplossingen der vorige raadsel
I
Rijst - Brood - Thee - Peren.
II
Jet - Boon - Ket - Hooi. Tob nooit
hoekje.
Goede oplossingen ontvangen van:
H. A.; J. D. en C. B.; M. B.; G. en J. B;.
A. M. en A. B.; I. B.; B. B.; G. B.; C. B.;
J. B.; G. D.; C. D.; J. F.; G. F.; N. G.;
N. v. d. H.; A. J.; M. J.; A. en J. K.; J.
en K. K„ (Texel); J. v. d. K.; N. K.;
T. K.; J. K.; C. L.; D. en S. L.; A. v. L.;
H. L.; M. en F. M.; G. M.; A. M.;
J. O.; J. en M. O.; J. en A. R„ (Texel);
M. S.; A. v. S.; T. S.; D. T.; M. en A.
T.; S. T.; H. V.; J. W.; A. W.; T. W.
Nieuwe raadsel.
x
x
x
x
Het geheel is de naam van een groot
Ned. passagiersschip.
Op de le rij komt de naam van het
gevr. schip.
Üp de 2e rij komt de naam van iets,
dat in elke winkel is.
Op de 3e rij komt een stad in Nd.-H.
Op de 4e rij komt een staat in Europa.
Op de 5e rij een meisjesnaam.
Op de 6e rij een vrucht.
Op de 7e rij het tegenovergestelde
van dun.
Op de 8e rij een groote slee.
Op de 9e rij een medeklinker.
(Ingez. door J. A.)
II
Mijn le letter vindt men in wal,
maar niet in zal. Mijn 2e wel in schil
maar niet in bast. Mijn derde wel in
moe, maar niet in toe. Mijn vierde in
peer, maar niet in heer. Mijn vijfde
in pit, maar niet in steen. Mijn zesde
in hek, maar niet in kast.
Het geheel is de naam van iemand,
die ons elke week op leuk nieuws
verrast.
(Ingez. door A. v. d. B.)
79. In een der kelders vonden ze een schuilplaats.
„De koning zal ons zeker gevangen zetten," zei kikker
Karei. „Wij hebben hem erg kwaad gemaakt en nn
zullen wy' streng gestraft worden. Laten wij ons ver
stoppen in deze steenen potten. Ik zal zien 's avonds
wat eten uit de keuken te halen en kunnen wij hier dan
rustig leven."
80. Dagen verliepen zonder dat er nu iets gebeurde.
Iedereen was verwonderd dat Tuimeltje en Karei, ver
dwenen waren, maar ze waren al gewend geraakt aan
de gekke streken van de twee vrienden. Toen eindelijk
kwam er een dag, dat de deur van den kelder open
werd gemaakt. Verschillende bedienden kwamen en
haalden de steenen potten naar boven. En Tuimeltje en
Karei kropen zoo diep mogelijk in de vazen en zaten
vol spanning te wachten, wat er zou gebeuren.