Een zandstorm in de Gobi woestijn.
T.O
Een gevaarlijk beroep.
TOB NOOIT HOEKJE
I
door
ROY CHAPMAN ANDREWS,
Eeider der expeditie van het Natuurhistorisch Museum te N.Y.
De bekende ontdekkingsrei
ziger beschrijft in onderstaand
artikel een van de gevaarlijk
ste gebeurtenissen tijdens zijn
Aziatische expeditie.
xk was bezig, de groeven met fossie
len te inspecteeren, toen de krachtige
wind, die er reeds den geheelen morgen
had gestaan, aangroeide tot een echten
storm. Het bekken zag er uit als de
krater van een vulkaan. Gele wolken
stegen op van den grond en wentelden
voort over de vlakte. In het Noorden
zag ik een dreigend, Isabellakleurig ge
vaarte, dat op ons afkwam met de snel
heid van een renpaard. Ik liep het bek
ken in om mijn mannen bijeen te
roepen, doch op hetzelfde oogenblik
was het reeds, alsof duizend gillende
demonen mijn gezicht met zand en grint
bombardeerden. Ik kon slechts met
moeite ademhalen en in het geheel niet
zien.
Wankelend liep ik over den rand van
het bekken en kwam op de eigenlijke
vlakte. Deze trachtte ik in diagonale
richting over te steken om het kamp
te bereiken. Ik had het gevoel, of ik
door een vasten, gelen muur liep, die
zich achter mij weer toesloot, naarmate
ik verder ging. Zelfs den grond onder
mijn voeten kon ik niet zien. Na en
kele oogenblikken besefte ik echter, dat
ik zoo voortgaande, ver ten Oosten van
de tenten zou uitkomen. Het eenige
wat ik doen kon, was nu tegen den
wind in terug te keeren naar den rand
van het bekken en daarlangs voort te
gaan, totdat ik de insnijding achter het
kamp had bereikt. Ik wikkelde mijn
hoofd in mijn jas en begon toen den
strijd tegen de salvo's van zand en
grint.
Na eenigen tijd misschien tien
minuten, misschien een uur strui
kelde ik plotseling over den rand van
het bekken en viel in een gat. Daar lag
ik eenigszins beschermd tegen den
wind; ik trachtte te denken. Ik strekte
mijn arm uit en greep iemand bij het
been. Het was Tserin. een van onze
Mongolen, met Peter Kaisen. Wanneer
wij den mond dicht tegen het oor van
den ander hielden, konden wij ons ver
staanbaar maken. Zoo beraadslaagden
wij. Tserin dacht, dat de tenten vlak ten
Zuiden van ons waren; Peter en ik had
den absoluut geen idee van de richting.
Ik besloot af te gaan op het instinct
van den Mongool. Wij hielden elkaar
vast en zochten tastend onzen weg door
het verblindende gruis. Enkele meters
voor ons uit doemde een zwart voor
werp op. Het was de kokstent, die
nog overeind stond, doch bü eiken ruk
wind aan flarden gescheurd dreigde te
worden. De tent, waar wij gezamenlijk
aten, was daar vlak naast, en wij slaag
den erin, daar binnen te komen. Wü
gingen op den grond liggen met het
gezicht in natte kleeren gedoken; zoo
konden wü tenminste ademhalen.
Een voor een kwamen de mannen
naar het kamp terug, met uitzondering
van Walter Graoger. Het was onmoge
lijk, thans naar hem te gaan zoeken en
ik maakte mij niet eens zoo ongerust
over hem, want hij had meermalen ge
toond, dat hij ook onder de moeilijkste
Kitty, zei Peter zacht, ik ga je wat
zeggen, wil je naar me luisteren?
Even overwoog ze, of ze hem niet
eerst haar verhaal zou doen. Of ze hem
niet eerlijk zou opbiechten, dat die
heele geschiedenis van Dick van Wa-
melen, den schoolvriend, alleen maar in
haar fantasie had bestaan. Dat het een
leugentje^ was geweest, omdat ze hem,
Peter, wilde ontdooien. Maar waarom
zou ze dan eerst vertellen. Per slot van
rekening was het minder belangrijk.
Ik luister, Peter, fluisterde ze
zacht en gedwee.
Het zal wel een heele groote ver
rassing voor je zijn, zei Peter op zijn
gewone bedaarde manier. Maar feitelijk
heb .ui mü den weg gewezen.
Ja, mompelde Kitty gretig.
Je vertelde me, dat je dien ouden
schoolvriend had teruggezien. Hij
scheen nogal in je smaak te vallen.
En toen ineens herinnerde ik me, dat
ik roeger op school een vriendinnetje
had, Willy van der Hout heet ze
Jaen?
Wel, zei Peter opgewekt, ik heb
haar opgezocht; we zijn een paar keer
uit geweest en volgende week gaan we
ons verloven....
omstandigheden voor zichzelf kon zor
gen. Zoo wachtten wij het einde van
den storm af. Dit kwam zeer plotseling,
na verloop van een uur ongeveer. Toen
heerschte er volkomen windstilte; de
geheel aan flarden gescheurde vlag
boven mijn tent hing onbeweeglijk. De
stilte was angstwekkend na het geloei
en gedruisch van den storm. Wij
kropen juist een voor een te voorschijn
uit de tenten, toen wij iemand zagen
aankomen, zoo geel als de woestijn,
waarover hij liep, maar toch onmisken
baar Walter Giranger. Toen de storm
losbrak, dacht hij niet aan zijn eigen
veiligheid, doch begaf zich zoo snel
mogelijk naar.de plaats, waar wij bezig
waren met het opgraven van een kost
baren titanotheres-schedel. Hij vreesde
n.1., dat deze plaats na den zandstorm
niet meer teruggevonden zou kunnen
worden. Met zijn hoofd in zijn jas ge
wikkeld, bleef hij er bü zitten, gedeel
telijk beschermd door de graafgeul. Hij
was op zijn hoofd na bijna geheel be
graven onder het zand en het scheelde
niet veel, of hü was gestikt.
Nu begonnen wij de tenten uit het
zand op te graven en onze kleeren en
bedden uit te schudden. Ongelooflijk
veel zand was in onze bagage gekomen,
zelfs in de best sluitende koffers. De
camera's, geweren, pistolen en kijkers
hadden er het meest*van te lijden, hoe
wel ze in dubbele hulzen waren gebor
gen. Ons „opgravingswerk" duurde
twee uur aan één stuk. Toen zond ik
een vrachtauto naar de bron, waar al
len zich konden baden en andere klee
ren konden aantrekken.
De rust was teruggekeerd en wü za
ten juist te eten, toen een der mannen
naar het Noorden keek en daar een
zelfde zandkleurig gevaarte zag aan
komen, doch ditmaal voorafgegaan door
een reusaohtigen „windduivel", die over
de vlakte danste en draaide als een le
vend wezen. Het kwam recht op ons af
en wii wisten allen, wat ons te wach
ten stond, als het zijn weg over ons
kamp nam. Ik riep allen toe om de on
derzoden van de tenten te bezwaren en
de pennen in te slaan. Intusschen na
derde, de zandstorm steeds meer; af en
toe week hü even van de richting af en
dachten wii, dat hü misschien ons kamp
zou voorbijgaan, doch telkens bleek hü
weer recht op ons af te komen.
Plotseling ontstonden er een groot
aantal „windduiveltjes", die wegdartel-
den alsof ze blii waren, dat ze aan een
heerschzuchtigen papa waren ontsnapt.
Wü wachtten gelaten den onvermijde-
lijken aanval af. die plotseling over ons
kwam met een oorverdoovend geraas
en een regen van grint. Vijf minuten
lang rukte de storm aan ons kamp en
scheen hij al onze bezittingen te willen
meesleuren in de wentelende draaikolk
boven onze hoofden, doch even plotse
ling was hü ook weer voorbij en danste
verder over de vlakte, als een octopus
met slingerende gele armen op zoek
naar een gemakkelijker prooi.
Iedere man wist, welke taak hü on
der dergelijke omstandigheden had te
vervullen; zoo hielden Granger en ik
onze tent vast. In de stilte na den storm
keken wij elkaar aan en konden niet
nalaten in lachen uit te barsten, zoo
vuil zagen wii er uit. En dat terwijl we
pas gebaad hadden! Men zou bijna de
Mongolen gelijk geven, die in het ge
heel niet baten „omdat het toch niets
geeft".
„Mama, wat is eigenlek een mono
loog?"
„Dat is een onderhoud tusschen je
vader en mjj, jongen!"
De Vlinderjager ln het oerwoud-
Voor alle kinderen tusschen zes en
dertien jaar zqn de vlinders in zekeren
zin een gevaar. Een gevaar, omdat men
bü de jacht erop geneigd is werk en
eten, vrienden en bekenden, omgeving
en woonplaats te vergeten, zóó gaat
men in deze jacht öpl De verzamelaars
geven een vermogen uit, om alle zeld
zame exemplaren te kunnen bezitten.
Maar het gevaarlijkste zijn de vlinders
toch voor hen, die van de vlinderjacht
hun beroep maken. Een dergelijk be
roep bestaat er inderdaad in Zuid-Ame-
rika, waar men de schoonste en kleur
rijkste vlinders aantreft, die men zich
kan voorstellen. Kleuren ziet men daar,
die men hier op plaatjes zelfs niet kan
benaderen.
De vlinderjager zoekt bijvoorbeeld in
de ondoordringbare wouden van het
Amazonegebied naar de zeldzame vlin
dersoorten. Sommige der meestbekende
soorten die daar leven zün helgeel,
vlammend rood, of schitterend blauw.
Zii worden soms zoo groot als de uitge
strekte hand van een volwassen man.
Doch dat zijn de „gewone" soorten en
ieder kind vangt deze vlinders daar in
Zuid-Amerika, zooals wii hier het
„Koolwitje" vangen of een mooie „ad
miraal".
De jagers gaan op andere jachtbuit
uit: zii zoeken de zeldzame soorten.
Daar heeft men b.v. de „Blauwe Jupi-
ter", die kleiner is, dan de andere vlin
ders, maar in kleurenpracht door geen
van hen geëvenaard wordt. Hem te van
gen is uiterst moeilijk, want hü vliegt
slechts 's nachts uit en leeft in het on
doordringbare oerwoud van het voch
tige moerasland. De jager moet dikwijls
dagen en nachten achtereen voorttrek
ken, voordat het hem gelukt, een goede
vangst te doen. Om het schitterende
dier te kunnen bemachtigen, stelt hü
een i ngewiikkeld iichttoestel in de
kroon van een boom op.
De jager bevindt zich in voortdurend
levensgevaar.Het verraderlijke moe
ras kan hem naar beneden trekken, uit
den vochtigen bodem stijgen koorts-
dampen op, wilde dieren loeren in het
bosch en uit de bosseben kunnen de
vergiftigde pijlen van de woeste inboor
lingen hem ten allen tijde treffen....
De „Sirene van het Paradijs" is een
zeer kostbare vlinder, die voor het eerst
op Nieuw-Guinea ontdekt werd. Hij
heeft geelzwarte vleugels en een azuur-
blauwen rug. Tot nog toe heeft men
slechts acht van deze dieren kunnen
vinden. Een verzamelaar betaalde voor
zulk een zeldzaam exemplaar 2500
gulden!
De duurste vlinder ter wereld is ech
ter een Afrikaansehe vlinder, tamelijk
klein, met diepzwarte vleugels, waarop
groene puntjes. Hij werd door een on
derzoeker aan de Westkust van Afrika
gevangen en in meerdere exemplaren
naar Engeland gezonden, waar men
ruim 75 gulden er voor betaalde. Het
bleek echter, dat er uitsluitend manne
tjes-vlinders gezonden waren. De vrou
welijke vlinders wijken dikwijls in kleu
renpracht weer iets af. Om één exem
plaar van de vrouwtjesvlinders te kra
gen, rustte het Engelsche Kensington-
museum een eigen expeditie uit. Deze
expeditie bracht inderdaad na vele
maanden zoeken een vrouwelijke vlin
der van dezelfde soort mede. De kosten
der expeditie bedroegen echter onge
veer 25.000 gulden. De duurste vlinder
ter wereld!
1
IETS OVER OPVOEDING.
Bederft uw kinderen niet
Omdat een baby huilt zoodra hij ge
boren is, verbinden de meeste men-
schen babies onherroepeüjk met hui
len. Dit is een foutief begrip. Een goed
verzorgde, goed gevoede baby behoeft
niet te huilen, - dat doet hü alleen als
hq honger of pün heeft of verschoond
moet worden. Wanneer hü om een van
deze drie redenen huilt, heeft hü daar
recht toe en is er bovendien een klank
in het schreien, die hen, die eenige er
varing met jonge kinderen hebben, di
rect duidelük maakt, wat er aan de
hand is. Een gezonde baby heeft zelden
pü'n en als er geregeld voor hem ge
zorgd wordt zal hü ook niet dikwüls tot
huilen behoeven te komen, om voedsel
te krügen of verschoond te worden.
Maar een baby kan ook huilen, doordat
hü verwend is, en dat is dan de schuld
van een verkeerde opvoeding. De
ouders hebben recht op hun eigen
leven, en op het genieten van elkan
ders gezelschap, zonder dat ze voortdu
rend gehinderd worden door het tyran-
niek geschrei van een bedorven kind.
Bovendien bereidt men een kind, dat
men verwent, slechts onnoodige moei-
lükheden in zün latere leven. Stelt u
b.v. voor, dat een kind huilt omdat het
wil, dat zü'n vader hem optilt en met
hem speelt. Wanneer een man den hee-
len dag hard gewerkt heeft, gaat hü
daar niet direct op in, omdat hü graag
even rustig de krant wil lezen. Het
kind gaat harder huilen en begint te
schoppen, omdat het zün zin niet krügt.
Dan roept de moeder met een vcwü-
tenden klank in haar stem: „Man!" De
arme man, nu van twee kanten aan
gevallen, geeft in vredesnaam maar toe,
legt met een zucht de krant weg en
neemt de kleine lastpost op zün knie.
Deze voelt heel goed zün overwinning;
hü kraait van plezier. En men kan erop
rekenen, dat er een nieuwe huilpartü
zal volgen zoodra hü vindt, dat er niet
genoeg notitie van hem genomen
wordt, en niet zal ophouden met
schreeuwen voor hü, net als dien eer
sten keer zü'n zin krügt. Zelfs 's nachts
zal hü zün ouders de nachtrust bene
men. De spotprentjes van den vermoei
den vader, die 's nachts gedwongen is
met zün spruit in de armen op en neer
te loopen, zü'n er niet voor niets. Eigen-
lÜ'k zün ze niets grappig, eigenlük
geven ze een tragedie weer, die een
waarschuwing inhoudt voor alle zwak
ke ouders. Zulke ouders worden zelf
ook moe, geestelük zoowel als lichame-
üjk. Dikwü'ls lü'dt hun onderlinge ver
houding sterk onder de dwingelandü
van een verwend kind. Een kind heeft
zorgzame, verstandige ouders noodig,
geen sentimenteele, óver-toegevende
ouders. Een kind dat er aan gewend
wordt, door schreien en dwingen zü'n
zin te krügen wordt stelselmatig onge
schikt gemaakt voor het leven. Veel
beter is het hen te beloonen als ze lief
zü'n geweest, inplaats van hen te beloo
nen voor ondeugendheid, en op dat
laatste komt „verwennen" neer.
Een jong kind dat valt, kan zich niet
veel pijn doen, daarvoor valt het van
een te kleine hoogte en is zün gewicht
te gering. Gewoonlük schreit een kind
dat valt eerder van schrik dan van pün.
Daarom is het niet natuurhjk dat een
klein kind dat gevallen is, lang schreit.
Maar de meeste volwassenen denken
daar niet aan, ze zün een half uur bezig
met een kind, dat een onbeduidende val
gedaan heeft, te troosten. Dat vindt het
kind wel naar zün zin; en het went zich
aan, om elke keer dat het valt, te blij
ven liggen en door te schreien, tot bet
opgetild en geruimen tüd vertroeteld is.
Door zoo met hen te handelen, maken
ouders zwakkelingen van hun kinde
ren. Behalve ingeval een kind zich ern
stig bezeerd heeft moest men het lee-
ren, op een klein schrammetje of bultje
geen acht te slaan. Men leere het zelf
op te staan, om zü'n eigen vallen te
lachen, en weer door te spelen. Zoo
voedt men het op tot een mensch, die
een tegenslag beantwoordt met een
glimlach en met verdubbelde energie.
Een kind dat aangemoedigd wordt
tot medelü'den met zichzelf, wordt een
ongelukkig mensch, iemand die zijn
positie, zijn omstandigheden, zü'n vrien
den en zü'n chef de schuld zal geven
van mislukkingen, die hun oorsprong
louter en alleen in zü'n eigen fouten
vinden.
Een bedorven kind maakt aanspraak
op genoegens, die het geenszins ver
diend heeft. Later, op school zal het
nooit echte kameraadjes hebben; de
klasgenootjes hebben óf een hekel aan
een bedorven kind, ofwel ontwijken het
uit angst. Dreigen en dwingen zün de
twee voornaamste wapens van een be
dorven kind. In het leven begint men
daar weinig mee. Het is niet gemakke
lijk, om een firma te dwingen om een
goed salaris te geven voor slap, half
werk. Zoodoende wordt iemand, die als
kind „bedorven" is, uit de eene betrek
king na de ander ontslagen. Hij vaart
uit tegen zijn ohef en „zegt hem de
waarheid", maar wordt ontslagen!
Tranen zü'n heelemaal weinig waard in
de zakenwereld. En zoo moet het door
ons bedoelde type beginnen met ge*
hoorzaamheid en inschikkelijkheid te
leeren op een tijdstip, dat zijn geheele
karakter al gezet is naar ongehoorzaam
heid en tirannie! Om dat klaar te
spelen, is niet veel minder dan een won
der noodig. Een verwend wensch houdt
vast aan de politiek: iets voor niets te
willen hebben. Wanneer het eindelijk
tot hem doordringt dat dit niet mogelijk
is, is het vermoedelijk te laat, en blij"
zijn leven min of meer een fiasco.
Ouders die werkelijk goed voor uw
kinderen wilt zijn, verwent hen nie»
Dr. JOS. DE COCK.
(Nadruk verboden). 1