Ons kinderverhaal.
Van een motorfiets, die
wilde vliegen.
niet
ONS K INDEPBOEl^EÏ
Beste jongens en meisjes!
Vanmorgen heb ik den dag wakker
zien worden. Dat was al heel vroeg,
jullie sliepen allemaal nog. Het was
heel stil buiten, ik hing uit het raam
en keek over de duinen, waarover een
fijnen nevel hing. Er was geen geluid
van den wind, die zeker ook nog te
slapen lag en er was geen getjilp van
vogels: in de lucht hingen wat lichte
wolkjes, ook heel stil te droomen. Toen
ontwaakte de eerste vogel, het was een
musch, die veel kabaal begon te maken
op het dak van ons huis en toen even
later begon in de dennen een koekoek
te roepen. Koekoekkoekoek
koekoeken toen kwam er een leeu
werik en die begon te zingen, te zingen
dat het een lust was, hü deed net of de
wereld van hem alleen was en de andere
vogels ontwaakten verbaasd over zoo
veel blijdschap op den vroegen morgen
en toen gingen ze aan alle kanten roe
pen en zingen en ik dommelde weer in,
tot de wekker rikketikketikketik zei.
Toen scheen de zon en was er de wind
gekomen, die zacht door het hooge gras
ging en de toppen van de dennen be
woog.
En nu is het middag, ik zit hier rus
tig cm aan jullie te schrijven, maar
buiten raast het leven van wagens en
auto's en menschen en kinderen. Die
laatsten zijn jullie. En hier voor me
ligt een stapel briefjes, die ik moet be
antwoorden als ik goede vrienden met
mijn raadselvriendjes en vriendinne
tjes wil blijven. En dat wil ik natuur
lijk heel graag en daarom ga ik nu met
sneltreinvaart aan het werk.
Maggelina Lub. Of je mee mag doen? Maar
dat behoef je niet eens te vragen, Maggelina,
want dat mag natuurlijk, dat mag altijd en dat
mag iedereen, en dus jij ook. Je bent wel een
beetje laat begonnen met mee te doen, want
over drie weken begint de „groote" vacantie.
Maar enfin, dan gaan we met September weer
opnieuw beginnen ep dan ben jij natuurlijk
nummer één die haar raadsels inzendt
Mientje Jonkmans. Je weet toch wel, dat
Texel het mooiste eiland van Nederland is,
Mientje, en 't is dus geen wonder, dat je er
genoten hebt, vooral van de dennenbosschen,
van het breede strand en van de zee. Je hebt
ook prachtig zonnig weer getroffen.
Willy Boonstoppel. Als jij het briefje aan
Maggelina Lub leest, Willy, dan weet je pre
cies hoe ik over je vraag denk en dan weet je
dus meteen dat je hartelijk welkom bent in ons
vriendenkringetje.
Mon Bonte. Waar dat fototje gemaakt is dat
je me zondt, Mon? Ik vind het een erg aardig
kiekje en ik zou zeggen, het is het molentje bij
de Fortgracht. Heb ik het goed geraden? Wat
is dat leuk, dat je zelf fotografeeren mag, er
zijn zooveel aardige dingen, die je in beeld
kunt brengen, en waarnaar je later nog met
plezier kijkt.
Lina Schoonenwolf. Als ik je naam verkeerd
geschreven heb, Lina, dan is dat je eigen
schuld, hoor, je had hem met zulke onduidelijke
lettertjes geschreven, dat het gewoon een
puzzle was geworden. Als je nog een tijdje
vioolles hebt, kom je me dan voor kantoor eens
een serenade brengen?
Tony Sinn:ge. Dat beloof ik je, hoor Tony,'
als jij weer vergeet een titel boven je versje te
zetten, dat ik het zal doen. Ja, de raadsels
waren de vorige week niet moeilijk, hé, en dat
zal ook wel de oorzaak zijn, dat er zooveel
oplossingen binnen kwamen en dat er de laatste
maand nog zooveel nieuwe vriendjes en vrien
dinnetjes bijgekomen zijn.
Annie Jansen. Dat heb ik kort geleden nog
geschreven, Annie, dat je in de vacantie even
goed versjes in mag sturen. Ik zal dat zelfs
heel aardig vinden, als jullie het doen. Vindt
jij het strand zoo fijn, dat je het net zoo prettig
vindt om een dag naar strand te gaan als naar
een verjaarpartijtje. Nu, ik houd ook heel veel
van het strand en het meest 's morgens vroeg
en 's avonds, als bet er stil is.
Stientje Zwart. Zeg, nieuw raadselvriendin
netje, is dat leuke versje, dat je gezonden hebt,
en dat ik hieronder heb opgenomen, van jezelf?
Je schreef dal niet en ik vind het zoo goed, dat
ik het me bijna niet in kan denken. Volgende
week moet je. me dat vertellen, hoor.
1 lil li, i Legen. Ik denk, dat je wel heel ver
wonderd en verrast gekeken hebt. Harm, toen
je opa je kwwm wrtelWa. fat je «en boek ge
wonnen hebt en je bent zeker
op een draf, nog harder dan
bij voetballen, naar de Ko
ningstraat gehold. En toen
mcoht je kiezen tusschen een
ondeugend jongensboek of een
prachtig geschiedenisboek. Je
koos het laatste. Ik hoop, dat
je er heel veel plezier van
hebt. Op school zal je het
later ook nog wel kunnen ge
bruiken, denk ik.
En nu die stekeltjesvraag. Als die eene stekel
een nestje aan het bouwen is, dan moet je als
de drommel die andere stekels uit de kom ha
len, anders heb je kans dat hij ze alle vier dood
bijt.. Een kan je er wel -bij laten, tot de stekel,
die het nestje gebouwd heeft, kuit geschoten
heeft, dan moet je hem er ook uithalen en doe
je er weer een van die andere vrouwtjesstekels
in. De kans bestaat dan wel, dat je kleine ste
keltjes krijgt. Ik ben benieuwd wat er van te
recht komt.
Annie Walboom. Dat ben ik heelemaal met
je eens, Annie, dat de opgave van dat raadsel
van twee weken geleden fout was en het spijt
me, dat ik er niet eerst even naar gekeken heb.
Kapitaal is niet iets wat kinderen graag heb
ben. Gelukkig maar, want door het verlangen
daarnaar wordt het leven van heel wat groote
menschen bedorven en ik ben maar blij, dat
kinderen zich daarom tenminste niet bekom
meren. Je hebt veel meer aan een goede ge
zondheid en aan een fijn spel. Ik vind je beide
versjes erg aardig. Dat van je vader wordt
vandaag of morgen ook geplaatst, hoor.
Cor Geus. Jij bent dus deze maand ook een
van de nieuwe raadselvriendjes, Cor, en je be
gint al goed, met direct een rijmpje in te
zenden. Je weet, een goed begin is het halve
werk, als het nu ook maar een half boek was,
dan won jij misschien aan het eind van de
maand nog een prijs. Ik hoop het voor je.
Jo Burger. Dat leuke rijmpje van je is bijna
zoo mooi als het boek dat je gewonnen hebt
en dat was mooi, hè. Je hebt het zeker nog niet
uit, want het was een dik boek. Je moet me
maar eens schrijven hoe je het vond.
Henk Verheul. Annie Walboom heeft het
antwoord al gegeven op dat raadsel van twee
weken geleden, Henk en daar ben ik het vol
komen mee eens. Je vergist je als je denkt, dat
we het niet treffen op Huisduinen. Het bevalt
ons er uitstekend en broertje wordt zoo bruin
als een neger en Rita zoo rood als een kalkoen,
't Is in een duinkom altijd lekker en als de zon
dan schijnt, dan is het zelfs warm, alleen des
avonds is het wat koud, maar als je wandelt
heb je daar geen last van.
Jaap van Veen. Hoeveel soorten inkt heb jij
wel thuis, Jaap, ik tel op je briefje vier ver
schillende kleuren. Ik heb thuis alleen maar
zwart. Dat ingezonden raadseltje van je is te
moeilijk, hoor. Die stad in Engeland kennen
de kleintjes niet en bovendien is „reesbaan"
fout en moet het race-baan zijn. Een volgenden
keer beter.
Jan, Henny en Ali Roeper, TexeL Dat was
nog nooit gebeurd, maar jullie oplossingen
kwamen vorige week te laat en dus kon ik
jullie geen briefje meer schrijven. Je weet, dat
je er voor zorgen moet, dat Woensdagavond
voor zes uur de raadsels hier op kantoor moe
ten zijn en die van jullie kwamen pas Vrijdag
middag. Gelukkig dat jullie bijna allemaal weer
beter zijn, want met dat mooie weer in bed
liggen is dubbel onaangenaam.
Tini Stam. Heusch, Tini, je zal zien, dat er
deze laatste maand geen moeilijke raadsels in
't Juttertje komen, dat doe ik omdat als het
warm is, je niet zoo goed kan prakkedenken
en je veel buiten moet spelen.
Agatha Koelemeij. Dat is goed, Agatha, kom
maar eens Maandag na vier uur met je twee
andere boeken, dan zal ik daar je naam nog
inzetten.
Annie v. d. Brink. Ja, dat is heel, heel droe
vig, Annie, van dat jongetje dat in Breezand
is verdronken en als je hem gekend hebt, zoo
als jij, dan is het nog veel verschrikklijker.
Nu, jongens en meisjes, tot volgende week
maar weer.
Kindervriend.
HET RAADSEL.
Kapitaal, dat was de oplossing
Van 't raadsel, verleden week.
Werkelijk, ik ben geschrokken,
Toen ik in de Jutter keek.
De opgaaf scheen mij heel gemakkelijk,
Iets, wat elk kind hebben wil.
Wat ik al zoo geprobeerd heb,
Houd ik in mijn rijmpje stil.
Dat 't kapitaal zou wezen?
Wat een kind daar nu aan heeft?
Nee, een kind, die wil graag hebben
Wat plelzier geeft, of wat leeft.
Annie Walboom.
'T EITJE.
'n Vogeltje fijn
Lei 'n eitje klein
Al in 't groene gras.
En uit 't eitje klein
Kwam 'n vogeltje fijn.
Germaine Franken.
EEN PRACHT IDEE.
Om een fietstocht te gaan maken,
Met den een of ander mee,
Op een mooien zomermorgen,
Dat vind ik een pracht idee.
Om eens lekker te gaan baden
Op de echte warme dagen,
In een vliet, of in de zee.
Dat vind ik een pracht idee.
Om de duinen te beklimmen
En te glijden naar benee,
Op een niet te warmen middag,
Dat vind ik een pracht idee.
Maar om als een dwaas te fietsen,
Of te ver te gaan in zee,
Of de duinen te ontsieren,
Daaraan doet geen echt kind mee.
Annie Walboom.
HET VOGELPAAR.
Een vroolijk vogelpaar
Had in de hooge boomen
Een vogelnestje klaar,
Het wijfje zat te broeden,
Al weken achtereen,
Het mannetje zocht wormpjes
En bracht ze naar 't nestje heen.
Cor Geus.
EEN GELUKKIGE DAG.
Vol verwachting klopt mijn harte
Bij 't verschijnen van de courant,
Want 'n maand is wer verstreken
Er is dus weer wat aan de hand.
De groote dag was aangebroken,
Voor raadselvrienden en -vriendin.
Fluks 't Juttertje geopend,
En.... daar stond mijn naam er in.
Ik had 'n prijs nu weer gewonnen,
Ik kreeg 'n kleur al van den schrik,
Ik kon mijn eigen niet gelooven,
O, wat was ik in mijn schik.
Mijn broertje keek wel wat verlegen,
Doch hij maakte geen kabaal,
Ik heb 't wel eens meer geschreven,
Wij kunnen niet winnen allemaal.
Want lost men weken, maanden, jaren
Altijd maar de raadsels op,
Het goede lootje moet men trekken,
Anders heeft men steeds 'n strop.
Mag ik, Kindervriend, u dan danken,
Voor 't boek dat ik nu won,
Ik kon 't dadelijk gaan halen,
En liep zoo hard ik loopen kon.
Jo Burger.
AAN HET STRAND.
Toe, jongens, haalt je vlaggen,
We maken aan het strand
Met schop en spa en handen,
Een groot gebouw van zand.
Ook meisjes mogen komen,
Daar in ons schoon kwartier,
Dat maakt het nog veel leuker,
Komt mee en maakt plezier!
De zee kan ons niet deeren,
Al komt ze nóg zoo hoog,
We zitten op ons bergje
Heel veilig, hoog en droog.
Zie toch, wat flinke vesting!
De muren zijn zoo sterk,
Je kunt er op vertrouwen.
Als 't beste metselwerk.
4
Wat 's dat? O wee! een doorbraak!
O, jongens, groot gevaar!
Het water dringt naar binnen....
Vlucht allen met elkaar!
Elk van de jongens néémt er
Een meisje op den rug
En zijn die afgeleverd,
Dan komen we terug.
Ziezoo, die zijn al veilig
Op 't droge neergezet;
Nu nog gauw de and'ren halen....
Hoezee! we zijn gered!
Stiewtje Zwart.
EVEN KIJKEN.
Tuinman, mag ik even kijken,
Wat er in uw tuintje staat?
Goed, je mag wel even kijken,
Als je op de paadjes gaat.
Alles is zoo netjes,
Bloemen op de bedjes,
Bloemen op de randjes,
In hoeken en in kantjes,
Wit en rood en blauw en bruin,
Heb ik nu geen mooien tuin?
Annie Jansen.
'T VLINDERTJE.
Jantje houdt omhoog zijn handjes,
Achter boom en om de plantjes,
Kijk! och wat een mooie vlinder,
Zit daar op die bloemen ginder.
Zachtjes schuift Jan naar de bloem:
Bijtje doet er zoem, zoem.
Och, daar gaat het beestje, ziet,
Jantje krijgt zijn vlinder niet.
Jantje niet daarom getreurd,
't Beestje weer de vrijheid beurt.
Vlindertje fladdert maar rustig en blij,
't Knaapje doet er je hartje geen pijn.
Tony Sinnige.
Ben sensatie-avontuur van de „Club
der Llndy's" en hoe de „vliegende
klabak" hen teleurstelt
Een prettig jongensverhaal.
door
MART.
„En ik zeg je, dat een Durfburgen-
sche jongen tot alles in staat is en dat
je vanavond nog wat te doen zult heb
ben, als je het verslag van de vlieg
tocht in de Koerier moet opmaken!"
vinnigde een andere boer tegen hem.
„En tóch vliegt hij niet!" „Hij
vliegt wel!"
„Hij vliegt niet!!" „Hij vliegt
wèl!"
Niet! Wel! Niet! Wel!....
Zoo ging het wederzijdsch en het
had weinig gescheeld, of er was een
algemeene vechtpartij ontstaan! Maar
opeens riep een der dorpsgenooten:
„Hij vliegt! Hij vliegt! Hoera! Hij
vliegt! Kijk maar!".. Iedereen keek.
En inderdaad: Boven de boomen,
die het weiland van Zweefmans om
zoomden, verscheen een ronkend vlieg
tuig in een prachtigen zweefvlucht!....
Het cirkelde eenige malen over den
Polderweg, verdween weer achter de
boomen en scheen op het weiland te
dalen. „Hoera!" brulde Snuffelaar, die
eerlijk verbaasd was, en alle woede en
ruzie vergetend, rende hij, zwaaiend
met zijn potlood, naar het weiland van
Zweefmans.
Intusschen zullen wij eens zien, hoe
het met onze Club der Lindy's gesteld
was. Zij hadden hun „vliegende kla
bak" naar buiten gerold, en zouden
trachten te starten voordat er nog
iemand was komen opdagen. Het vlieg
tuig hobbelde lustig over het weiland
en bij de sloot gekomen werd het toe
stel omgedraaid en klaargemaakt voor
den start.
Benzine en olie was reeds aange
vuld, de motor was door Smulders
grondig nagezien, alleen een piloot
ontbrak nog en nu puntje bij paaltje
kwam, vonden zij het toch allemaal
wel een beetje griezelig in een vlieg
tuig, dat nog geprobeerd moest wor
den, terwijl zij nog nooit gevlogen
hadden, de lucht in te gaan en hoog
boven de boomen en huizen rond te
toeren. Als dat maar goed afliep'
Maar Tonny Zweefmans bedacht zich
niet lang. hij had zooveel lectuur
over vliegtuigen verslonden in de laat
ste dagen, dat hü het wel aandurfde.
In zijn droomen had hü al heel wat
tochten met de „vliegende klabak" ge
maakt! Hij klauterde in de „cockpit
Op het zachte, veerende autokussen,
tot zjjn hals toe in de „vliegende kla
bak" verborgen, een micaruitje voor
ziin neus, voelde h* iach heel behaag-