Jla vijftig jmt 3e ïamp van Zi. Mb. ylammanitoï „Addto'. =ws=rSJMftS N.V. ZEEBA0 HUISDUINEN Tweede Blad. ABONNEMENTSGELDEN. vóór 15 Juli in het BADPAVILJOEN „THE MIXED F0LLIES" VAN DINSDAG 5 JULI 1932. de voorstelling van „rijk en geen geld". MiuiztUand wet Aet vcïttek. WOENSDAG 6 JULI van 8-11 uur 3e Monitoïó. Zijn laaUte teió, Bij de werkzaamheden heeft men ook proeven genomen met electrische lampeti onder water, welke echter geen succes bleken te zijn. Aan onze postabonneé's doen wij het verzoek de abonnementsgelden voor het derde kwartaal ten bedrage van 2. per nostwissel over te maken of op onzt postgirorekening 16066 over te schrijven. Na genoemden datum wordt beschikt met 0.15 verhooging. Over de abonnementsgelden in de stad wordt dezer dagen per looper beschikt. Wij verzoeken beleefd de kwitantie bjj eerste aanbieding te voldoen. DE ADMINISTRATIE. Licht op voor alle voertuigen: Zomertijd. Dinsdag 5 Juli 21.50 uur Woensdag 6 21.50 De plaatsbespreking van Zater dagmiddag. In het bureau van den heer Polak. 't Was er warm, maar gezellig. Con- terfeitsels van markante persoonlijkheden, met of zonder opdracht aan den heer Polak, sieren er de wanden; de statige Judith Bokor, celliste, hangt er naast Nap de la Mar in zijn rol van „de Kruik" en Percy Grainger heeft een groot portret aan den heer Polak geschonken. Dan hangen en... ja, wie hangen er niet? Vele van de merkwaardig- en beroemd heden, in den loop der jaren in „Casino" opgetreden, zijn er vertegenwoordigd, maar ze allen te noemen, is onbegonnen werk. Dan is er de telefoon. De telefoon, die iedere Casino-bezoeker natuurlijk kent. Ja, iedere bezoeker en ook bezoekster. Want het leven is ingewikkeld en steeds plaatst het u voor onvoorziene conflicten. Bijvoorbeeld: gij zult naar den schouw burg gaan, maar herinnert u onderweg, dat gij den melkkoker op hebt laten stapn. En wat erger is, met het gas brandend. Gauw een telefoontje uit Cadino aan de buren om Frida, het oudste meisje, te waarschuwen, dat ze de pit mopt uitdraaien. Nog erger: ge zijt een kersversch getrouwd vrouwtje met een baby van, laten we zeggen, zes maanden. Maör daarom blijft Casino verleidelijk, nietwaar? En hoewel met kloppend hart, je gaat toch maar. Want heeft uw jongste zusje niet beloofd goed op de kleine te zullen passen? Maar dan, gauw even in de pauzen, in het hokje bij den bureau list om te informeeren of alles in orde is. Neen, die telefoon, die kent letterlijk ieder. Die heeft, op zulke avonden, veel zijdige functies te verrichten en die wordt heel wat keeren van den haak genomen. Verder is er het bureau, het bureau ministre, wel te verstaan, waar de vrij en andere kaarten in verborgen zitten, waar de blauwe potlooden zijn opgebor gen om de plaatsen aan te teekenen op het plan van Casino, waarach neen, wij zullen niet alle geheimen verklappen van dat bureau, dat ware al te onbe scheiden. Dan is er het loketje. Het loketje, waar iedere schouwburg-bezoeker mee te ma ken heeft op zijn beurt, waar queue wordt gemaakt en buurpraatjes worden gehou den. En waar achter troont de meest geweldige van Casino, de bureaulist, de man van de kaartjesuitgifte en van de plaatsbespreking. Want achl die contro- leerende ambtenaar van de gemeente, da's maar larie. Ik bedoel niet dat die contröle larie is, beware! Maar ik wil maar zeggen, dat dat allemaal wel in orde is, dat er geen kip inkomt langs de wegen der ongerechtigheid en dat alles volkomen wettisch en ordelijk de contröle passeert. Maar tevoren, ziet-u, moet u toch den bureaulist zij n gepasseerd zonder den bureaulist kan ook de ijverigste gemeente-contröleur niets beginnen. En voor dat belangrijke openingetje, dat er, o zoo bescheiden uitziet, maar dat den adspirant-schouwburgbezoeker op drukke avonden voor voldongen feiten stelt, speelt zich het onderstaande af. Daar was Zaterdagmiddag de plaatsbe spreking voor de avonden, welke deze week in „Casino" worden gegeven, en in het bizonder voorde voorstelling, door de „Heldersche Courant" gearrangeerd voor haar lezers, van „Rijk en geen Geld". Want verder op, wat in normale omstan digheden garderobe is, zat de heer Hop penbrouwers met zijn entréeboeken in verschillende kleuren, voor Maandag, Dinsdag en Donderdag. In het lekker warme kantoortje met al die artisten was alleen de plaatsbespreking voor Woens dagavond van „Rijk en geen Geld". Organisatie van zoo iets is den heer Polak, dank zij jarenlange ondervinding, wel toevertrouwd. Men weet, het gaat groepsgewijs, iedere groep krijgt een bepaald uur. Is binnen het uur een groep afgewerkt, wee den bureaulist als hij vóór het vastgestelde uur aan de volgende begint: gemopper, protesten, gepruttel. Want ze weten het precies, de trouwe bezoekers, hoe de vork in den steel zit en dat het onbillijk zou zijn te vroeg te beginnen. Onbillijk, tegenover hen, die zich aan /iet vastgestelde uur houden en op tijd aanwezig zijn. Eenmaal aan den gang, gsat het vlot genoeg, maar het is interessant waar te nemen hoe de ver schillende bezoekers zich ten opzichte van de hun aangewezen plaats gedragen. Ér zijn de onverschilligen, wien het niet schelen kan waar ze zitten. Voorin, achterin, in het midden, het is hen om het even. Met dezulken is men gauw klaar. Er zijn er, die voorkeur hebben indien mogelijk, wordt er aan voldaan. Er zijn ook de standvastigen, die persé een bepaalde plaats willen hebben, ook al komt dat oneconomisch uit met de verdeeling der plaatsen. Ze hebben twee, kaakten, maar willen bepaald daar zittens waar drie plaatsen beschikbaar zijn. Du-1 l blijft er een over. Dan kan je als bureau 'list zeggen, dat die drie beschikbaar; blijven voor een clubje van drie, het helpt niet. „Ik mag bespreken, ik heb de keus, en ik kies". Tegen de logica is niets in te brengen en de derde zetel moet open blijven. Zulke zijn gelukkig in de minderheid. Tenslotte komen de laatste categorieën. Zij zijn de wijsgeerig berustenden; zij weten, dat het lot hun niet gunstig was en dat zij in de achterhoede zijn gebleven, en zij schikken zich in het onvermijdelijke. Zij kiezen het beste wat er nog is. Ge lukkig, bij deze groep waren er velen, die nog een prachtplaats op het balcon kregen en die aldus tenslotte nog sch ïde- loos werden gesteld voor hun w: nbo". Onder deze laatste categorieën zijn ook de geroutineerde schouwburgbezoekers, die „Casino" van haver tot gort kennen. Zij weten precies waar de verhooging in de zaal begint, en hebben, als zij aan de beurt zijn, hun keus al voor lang ge daan. „Daar wil ik zitten!" wijst hun vinger aan en zonder te aarzelen wordt de plaats aangewezen. Zoo verloopt de bespreking van binnen vlot. En van buiten? Buiten, voor het loket, waar het op dezen heerlijken Zater dagmiddag genoegelijk wachten was (op een regenachtigen, kouden middag is het, met die telkens openklappende deur minder aangenaam) werden gezellige buurpraatjes aangeknoopt, hoogere en lagere politiek behandeld, de mooie straten en Heldersche aspecten besproken, het zomersche weer geprezen. Er waren er wel, onder hen, die daar stonden, en die, het puntje van den neus des verslaggevers speurend, vreesden voor onbescheiden mededeelingen zijnerzijds, maar daarvoor was deze toch niet gekomen. Doel was alleen eens zoo'n plaatsbespreking bij te wonen, en dat kon ditmaal gevoeglijk gebeuren, omdat het onze eigen voor stelling was waarvoor wij waren gekomen. En nu nog een woordje tot slot. Mis schien denkt de lezer wel als hij op onze kantoorramen de aankondiging leest dat er nog steeds kaarten te verkrijgen zijn, dat wij Woensdagavond met massa's leege stoelen aankomen. Dat de lezers van de Heldersche Courant liever in zee gaan liggen dan in den warmen schouwburg gaan zitten en dat het beter ware geweest als wij van het najaar met deze premie voorstelling waren gekomen. Niets is min der waar dan dit. Dat er nog plaatsen te krijgen zijn, is het logisch gevolg van het feit, dat het beschikbare aantal zetels een zeer geruimen tijd rekbaar is en het den heer Polak altijd mogelijk is nog stoelen bij te brengen. Zij, die Woensdag van deze gelegenheid gebruikmaken, komen in een volle zaal, dat kunnen wij met de hand op het hart verzekeren. i,.-. 5 Juli 1882. Vijftig jaar terug, in den avond van Woensdag 5 Juli 1882, verging Zr. Ms. rammonitor „Adder" op de Noordzee in het gezicht van Scheveningen en van de 65 opvarenden overleefde er niet één den ramp om te kunnen verhalen hoe dit ver schrikkelijke feit kon gebeuren. De berichtgeving was in die dagen nog niet zoo als tegenwoordig en zoo kon het gebeuren, dat het vergaan van het schip eenige dagen onopgemerkt bleef, temeer daar er omtrent de bewegingen van het schip van verschillende kanten misver stand was ontstaan. Eerst toen het lijk van den loods aanspoelde, vermoedde men onraad en pas uit de avondbladen van Zaterdagavond, vernam het Nederland- sche volk dat de „Adder" een ongeluk was overkomen. Alvorens het relaas van den laatsten tocht te beginnen, meenen wij goed te doen een korte beschrijving van den mo nitor te geven. ^Cliché: „Ons Zeewezen"). heid. Om dit te verhelpen heeft men toen het roer verlengd en een houten centraal- kiel aangebracht, waardoor de diepgang iets steeg. Hoewel de aanvangsstabiliteit van de schepen groot was, werd het maximaal op richtend vermogen al bij 20° helling be reikt, terwijl het nul werd bij 75°. In 1905 werden de monitors van de sterkte afgevoerd en in 1906 verkocht. Zooals wij reeds zeiden bleef het ver gaan van de „Adder" eenige dagen onbe kend. Toen het echter tot de bevolking was doorgedrongen stak er een storm van verontwaardiging op dat men zulk een onzeewaardig schip buitenom had durven sturen. De bladen eischten dat de verant woordelijke personen die tot uitvaren last hadden gegeven, ter vèrantwoording zou den worden geroepen. Het is te betreuren dat er betreffende het vertrek van de „Adder" drieërlei mis- het vertrek van de „Adder" was uitge steld. De monitor koos met goed weer zee. Nog een factor kwam hierbij. Het was i gewoonte, hoewel niet voorgeschreven, dat Amsterdam Hellevoetsluis telegra fisch berichtte wanneer een schip naar die stad vertrok. De commandant van Am sterdam was er zoo vast van overtuigd dat de „Adder" 5 Juli zee zou kiezen, dat h;j aan zijn collega te Hellevoetsluis sein de dat het schip daarheen was vertrok ken. Zijn ambtgenoot vatte het echter op dat de monitor uit Amsterdam was ver trokken. Zoo koos de „Adder" des morgens om ongeveer tien uur zee en wat er na dien tijd aan boord is gebeurd, vermag men slechts te raden. Bij het onderzoek naar de oorzaken van den ramp kwam aan het licht dat de ge- heele état-major nog nimmer op een mo nitor had gevaren en dus volslagen onbe kend was met dit type schepen, waarvoor, vooral op zee een groote ervaring noodig was. Dit blijkt ook uit de verklaringen van de officieren die vroeger het commando over dien bodem hadden gevoerd. Dit wil echter niet zeggen, dat de officieren on bekwaam waren, het waren integendeel kundige mannen, vooral de commandant, de luitenant ter zee der le klasse Simon van der Aa, stond bij zijn superieuren hoog aangeschreven. Dat wij er niettemin op aandringen, dat men nog van deze gelegenheid gebruik zal -maken, heeft dan ook geen andere reden, dan deze, dat wij gaarne zooveel mogelijk ieder in de gelegenheid willen stellen deze voorstelling voor den uiterst geringen prijs van 50 cents bij te wonen. Uit wat wij elders in dit nummer mede- deelen, blijkt wel, dat het in alle opzichten een eerste klasse-voorstelling is, en er is geen sprake van, dat men een derge lijke voorstelling ooit voor dit geld zou kunnen bijwonen. Dat is, zelfs hier in den Helder, waar men uit den aard der zaak heel veel water in den wijn der tarieven moet doen, ten eenenmale uit gesloten. Wij voor ons hadden ook wel liever deze voorstelling in een beter daar voor geëigend seizoen gehad, maar de omstandigheden waren nu zoo, dat dit samenviel met ons feuilleton. En tot overmaat van „ramp"' het is ietwat raar om te zeggen is, met de Helder sche kermis, ook het kermisweer ver dwenen. Dus, waarde lezers en lezeressen, pro fiteert van deze goedkoope aanbieding, die wij u doen! Laat u dit voor twee kwartjes niet ontsnappen, doe het niet ten onzen pleziere, maar bedenk, dat het hier een werkelijk unieke aanbieding betreft en dat u er later spijt van zou hebben daarvan geen gebruik te hebben gemaakt. Het is een stuk, dat door jong en oud kan worden gezieniedereen kunt gij meenemen en iedereen zal er een zeer genoegelijken avond mede hebben, - een avond, die hem bovendien nog de wijze levensles leert, dat arbeid, onder welken vorm en in welke omstandigheden ook, den mensch adelt en ledigheid daaren tegen des duivels oorkussen is. Denkt er dus om, morgenavond te 8.15 is de voorstelling en op het oogenblik zijn er nog een stuk of wat kaarten te be komen ten onzen kantore En voor zoover gij al voorzien zijt, wenschen wij u veel genoegen Dit geldt ook voor lezers te Juliana- dorp, Anna Paulowna, Breezand en elders, die tegenwoordig gaarne van de betere verbindingen gebruik maken om hier bij te wonen wat op kunstgebied aangeboden wordt. met welwillende medewerking van Het Grafmonument op de begraafplaats te Huisduinen dat 5 Juli 1888 onthuld werd. De „Adder" behoorde met de monitors „Hyena", „Haai", „Panter" en „Wesp" tot de rainmonitors 2e klasse en deze schepen waren vrijwel aan elkaar gelijk. Zij waren gebouwd voor het verdedigen der zeega ten en de Zuiderzee. In tegenstelling met de z.g. „dekhuismonitors", waren zij vrij wel ontbloot van dekhuizen, welke een be verstand heeft geheerscht, waardoor men noch in de haven van vertrek, Amster dam, noch in de haven van Hellevoetsluis, waarheen het schip was gedirigeerd, wist waar het schip zich bevond. Ook op het ministerie van marine was men niet van de bewegingen van het schip op de hoog te gehouden. Deze misverstanden zijn in het kort de letsel vormden voor het vuren in lang- volgende. Bij het vertrek van het schip scheepsche richting. Ult Amsterdam heeft de commandant van Deze dekhuizen waren gebouwd met het doel de toegangen naar het beneden schip van vuur en water zooveel mogelijk vrij te houden. Na het verwijderen van deze obstakels, voorzag jnen deze openin- de marine aldaar hiervan bericht gege ven aan den minister. Daar de „Adder" zich ging stellen onder de bevelen van den commandant te Hellevoetsluis, be schouwde hij het schip te behooren tot de op zichzelfstaande schepen. Als zoodanig en lucht te kunnen toelaten, De vaartuigen waren niet voor volle zee gebouwd, al waren echter tochten van de eene Nederlandsche haven naar de an dere- niet onmogelijk. De verschillende monitors hebben 39 reizen over de Noord zee gemaakt, waarvan de „Adder" alleen 26. Deze tochten konden echter alleen met gunstig weer en onder gunstige omstan digheden worden volbracht, wanneer alle mogelijke voorzorgen waren genomen, Daar men echter met het mooiste weer stc-eds kans heeft op minder gunstige om standigheden bleef het echter riskant. Men bedenke dat de vaartuigen niet wa ren ontworpen om zee te bouwen, het wa ren drijvende batterijen. Bij eenige zee werd dan ook vaak over de slechte be stuurbaarheid geklaagd, de vaartuigen gierden nogal en slingerden zwaar, hoe wel gemakkelijk. De watervérplaatsing van de „Adder" bedroeg 1566 tons, het schip had de vol gende afmetingen. Lengte op de lastlij nen, tusschen de loodlijnen 56.76 M„ grootste wijdte 13.40 M., holte 3.53 M„ grootste diepgang 2.92 M. De bewapening bestond uit 2 getrokken voorlaad kanon nen van 23 cM. (type „Annstrong"), 1 ge trokken kanon van 5 cM., 1 kanon van 7.5 cM. (A), 1 revolver kanon van 3.7 cM. en 1 mortier van 12 cM. De „Armstrong" voorladers werden later vervangen door één 28 cM. Krupp, terwijl later ook eenige anti-torpedo kanonnen aan boord werden geplaatst. Voordat deze verwapening van de moni tors plaats vond, is de „Adder" vergaan. Het schip kon 70 ton kolen innemen en kon hiermede een maximalen afstand van 600 mijl bij een vijfmijls vaart afleggen. Er werd geklaagd over de bestuurbaar nis te stellen van zijn vertrek uit IJmui- den. Hiertegenover staat de meening van den commandant te Hellevoetsluis. Vol gens hem bleef de „Adder" onder de vlag van Amsterdam, zoolang de commandant zich niet onder zijn bevelen had gesteld en moest dus Amsterdam den minister van het vertrek van het schip uit IJmui- den verwittigen. Een derde omstandigheid was dat van de semaphore te IJmuiden geen bericht van vertrek was gezonden. Voor de ma rineschepen bestond tusschen de regee ring en de A'damsche Kanaalmaatschap pij een overeenkomst om deze vaartuigen i te signaleeren. Op den dag van vertrek was juist echter een wachter in dienst die pas eenige dagen tevoren daar was aan gesteld en nog niet voldoende op de hoog te van deze regeling was. Hoogst onwaarschijnlijk is het echter, dat, indien dit alles niet gebeurd Avas, of Volgen wij thans de „Adder" op zijn laatsten reis. Het was stil weder, alleen de barometer was dalende en de wind krimpende. De wind was in den vroegen morgen van Zuid, Z.Z.O. geworden. Hoe wel de barometer aanvankelijk vrij veel was gedaald, trad er later een iichte rijzing in. Onder deze omstandigheden kan men den commandant geen grief maken dat hij naar zee ging. Er waren echter andere factoren. Ten tijde van het vertrek liep de eb reeds eenige uren. De commandant kon bereke nen, dat hij over ongeveer vijf uren de vloed en tevens den wind tegen kon hebben, zoodat het niet waarschijnlijk was dat hij den Waterweg had bereikt Het stokerspersoneel Avas niet voor zijn taak berekend. De vorm en inrichting van deze vaartuigen eischten inspanning om den stoomdruk in de ketels op peil te houden. Van de tien vaste vuurstokers waren er slechts twee aanwezig, de rest werd door reservepersoneel gevormd. Verder was er een loods aan boord die niet bevoegd was voor het zuidelijke vaarwater en on bekend was met monitors. De zee liep al spoedig tot aan den toren, doch dit kon niets bijzonders heeten, daar de monitor slechts een gering vrijboord had. Verschillende malen werd de „Adder" vanaf de kust geobserveerd, doch niets Averd bemerkt dat er op kon wijzen, dat het schip zich in nood bevond. Drie vlag gen Averden gevoerd, waarvan tAvee ter eere van den verjaardag van H. K. H. de Prinses von Wied. Om twee uur werd de „Adder" ter hoogte van Scheveningen Avaargenomen. Er woei toen een flinke hramzeilskoelte (windkracht 56) en er liep Avat zee. De twee feestvlaggen waren ingenomen, slechts één wapperde er aan den vlaggestok. Om ongeveer half vijf was het schip ongeveer 4 a 5 streek doorge stoomd en nog dacht men aan den wal allerminst aan gevaar, daar de monitor zich onder het bereik bevond van den Nieuwen Waterweg. De toestand aan boord moet echter min der aangenaam zijn geworden. De wind was naar het Z.W. geloopen en Avas dus niet meer aflandig. De zee werd hoog, de vloed kwam door, zoodat het verwonde ring moet baren waarom de commandant niet naar IJmuiden is teruggekeerd. Om zes uur maakten zeelieden aan den kant de opmerking, dat de toestand van het vaartuig zorgelijk was, daar het on der de gegeven omstandigheden den nacht op zee zou moeten doorbrengen en het daarvoor niet berekend was. Van half vier tot zes uur was het slechts een uur gaans gevorderd. Het mag betreurd worden, dat deze lie den hun bezorgdheid niet ter bevoegder plaatse hebben medegedeeld. Hadden zij dit gedaan dan was het mogelijk geweest om telegrafisch een of meer sleepbooten van den Nieuwen Waterweg le ontbieden. Het vaartuig gierde geweldig zwaar, nu eens lag het Z.W. dan ïveer Z.O. en zelfs N.W. voor. Het vermoeden ligt voor de hand, dat men toen heeft geprobeerd met de schroeven te ïvenden. Dit vermoe den Avordt gewettigd door het vinden van ter zee der 2e kl., G. Jonckheer, waarvan de inhoud als A'olgt luidt: „Passeren te 10 u. de piers, sturen koers magnetisch Z.W. Stuurk. Z.t.W. V, W. Koppelen roer-stoom-beweging af. Bergen brugtent-kleeden. Sjorren toren. Zetten alles zeevast. Water bij de pomp. Trachten te 6 u. te draaijen om IJmui den te bereiken, doch schip weigerde herhaaldelijk met schroeven. Sturen daarna Z.t.O. om minder water over te nemen. Om zes uur moet de toestand aan boord benard zijn geweest. Om acht uur woeien volgens getuigenis van Abr. den Duik, den schipper van de bomschuit „Twee Ge zusters" twee vlaggen onder elkaar, als bewijs dat het vaartuig assistentie inriep van een sleepboot. Zij namen waar, dat er slechts één persoon aan dek was. Daar deze echter niet om hulp riep, achtte den Duik het niet raadzaam zijn schrobnet te verlaten. Een half uur later werden, vuur pijlen van het vaartuig waargenomen, doch ook toen kwamen zij niet te hulp, daar zij meenden dat dit eveneens seinen voor een loods of sleepboothulp waren. De vuurpijlen maakten plaats voor sta- kelvuur en roode flambouwen. Nu kon er geen twijfel meer bestaan over den nood waarin de monitor verkeerde en de vis- schers begrepen dit ook. Het stakelvuur duurde een half uur. Toen werd er een vlamvuur waargenomen, dat zich in damp oploste, waarop den Duik en zijn beman ning tegen elkander zeiden: „Nu zou het wel kunnen gebeuren dat zij aan hun eind zijn". Ook aan het strand heeft men deze noodseinen gezien. Daar heeft een per soon dezelfde verschijnselen gezien als de bemanning van het visschersvaartuig. Hij heeft er echter geen melding van ge* maakt, daar hij dacht dat wel meerderon het gezien zouden hebben die voor mel ding zouden zorg dragen. Voor de nagelaten betrekkingen Averd eveneens een comité gevormd, daar in dien tijd de weduwen en weezen nog on* verzorgd werden achtergelaten. Van overal stroomden de giften toe. Hier ter stede werden ook enkele uitvoeringen ten bate van het fonds gegeven. Vanwege de marine werden pogingen in het werk gesteld om het wrak van de „Adder" te vinden om de oorzaken van den ramp te ontdekken en om de moge* lijkheid na te gaan of het wrak kon wor* den gelicht. Op 22 Juli kon de zee-officier Nijgh, dip niet de leiding van die werkzaamheden was belast, melden, dat het wrak door de particuliere onderneming „Berging"' was gevonden. Op het voorschip stond 7 vadeni water. De ligging van het schip werd door dén heer Nijgh op aanwijzingen van do duikers zoo goed mogelijk in kaart ge bracht, Avelke teekeningen men hierbij aantreft. Al dadelijk was men van oordeel, dat er aan bergen bijna niet te denken viel, Men is nog naar Engeland gegaan oui daar met vooraanstaande personen in hei bergingsbedrijf te confereeren, doch na dat dezen den toestand was uiteengezet, achtten ook zij het onmogelijk het schip onder de gegeven omstandigheden te lichten. Langen tijd heeft men nog met duikers op het wrak gewerkt. Verschillende deelen van het schip heeft men naar boven kunnen brengen. Lijken heeft men niet meer gevonden, hoewel volgens sommi* gen een haai in de buurt is gezien, welke roofvisch in deze streek anders nooit voorkomt en wat als een bewijs werd aan genomen, dat er nog wel lijken in het wrak moesten zijn. Het bleek, dat de boeg van het sohip naar het Zuiden lag, zoodat het schip zich niet op den terugweg naar IJmuiden kaft hebben bevonden, zooals door sommigeq werd beweerd. Ook waren sommigen aan« vankeiijk van meening, dat de „Adder" op Donderdag was vergaan. Aan de hanu van verschillende gegevens kon echtej? worden nagegaan, dat dit niet het geval is geweest. Eenige maanden zijn de werkzaam* heden voortgezet. Tot effectieve po-gin gen om het schip te lichten is het nie.t gekomen en op 20 October 1882 adviseer* een briefje op het lijk van den luitenant de de zee-officier Nijgh de werkzaam- tfoom +*\r*X.'C HT AAMtiCHT, «Cli, irtm wol K

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1932 | | pagina 9