Jla vijftig jmt 3e ïamp van Zi. Mb. ylammanitoï „Addto'.
=ws=rSJMftS
N.V. ZEEBA0
HUISDUINEN
Tweede Blad.
ABONNEMENTSGELDEN.
vóór 15 Juli
in het BADPAVILJOEN
„THE MIXED F0LLIES"
VAN DINSDAG 5 JULI 1932.
de voorstelling van
„rijk en geen geld".
MiuiztUand wet Aet vcïttek.
WOENSDAG 6 JULI
van 8-11 uur
3e Monitoïó.
Zijn laaUte teió,
Bij de werkzaamheden heeft men ook
proeven genomen met electrische lampeti
onder water, welke echter geen succes
bleken te zijn.
Aan onze postabonneé's doen wij het
verzoek de abonnementsgelden voor het
derde kwartaal ten bedrage van 2.
per nostwissel over te maken of op onzt
postgirorekening 16066 over te schrijven.
Na genoemden datum wordt beschikt
met 0.15 verhooging.
Over de abonnementsgelden in de stad
wordt dezer dagen per looper beschikt.
Wij verzoeken beleefd de kwitantie bjj
eerste aanbieding te voldoen.
DE ADMINISTRATIE.
Licht op
voor alle voertuigen:
Zomertijd.
Dinsdag 5 Juli 21.50 uur
Woensdag 6 21.50
De plaatsbespreking van Zater
dagmiddag. In het bureau van den
heer Polak.
't Was er warm, maar gezellig. Con-
terfeitsels van markante persoonlijkheden,
met of zonder opdracht aan den heer
Polak, sieren er de wanden; de statige
Judith Bokor, celliste, hangt er naast
Nap de la Mar in zijn rol van „de Kruik"
en Percy Grainger heeft een groot portret
aan den heer Polak geschonken. Dan
hangen en... ja, wie hangen er niet?
Vele van de merkwaardig- en beroemd
heden, in den loop der jaren in „Casino"
opgetreden, zijn er vertegenwoordigd,
maar ze allen te noemen, is onbegonnen
werk.
Dan is er de telefoon. De telefoon, die
iedere Casino-bezoeker natuurlijk kent.
Ja, iedere bezoeker en ook bezoekster.
Want het leven is ingewikkeld en steeds
plaatst het u voor onvoorziene conflicten.
Bijvoorbeeld: gij zult naar den schouw
burg gaan, maar herinnert u onderweg,
dat gij den melkkoker op hebt laten
stapn. En wat erger is, met het gas
brandend. Gauw een telefoontje uit
Cadino aan de buren om Frida, het oudste
meisje, te waarschuwen, dat ze de pit
mopt uitdraaien. Nog erger: ge zijt een
kersversch getrouwd vrouwtje met een
baby van, laten we zeggen, zes maanden.
Maör daarom blijft Casino verleidelijk,
nietwaar? En hoewel met kloppend hart,
je gaat toch maar. Want heeft uw jongste
zusje niet beloofd goed op de kleine te
zullen passen? Maar dan, gauw even in
de pauzen, in het hokje bij den bureau
list om te informeeren of alles in orde is.
Neen, die telefoon, die kent letterlijk
ieder. Die heeft, op zulke avonden, veel
zijdige functies te verrichten en die wordt
heel wat keeren van den haak genomen.
Verder is er het bureau, het bureau
ministre, wel te verstaan, waar de vrij
en andere kaarten in verborgen zitten,
waar de blauwe potlooden zijn opgebor
gen om de plaatsen aan te teekenen op
het plan van Casino, waarach neen,
wij zullen niet alle geheimen verklappen
van dat bureau, dat ware al te onbe
scheiden.
Dan is er het loketje. Het loketje, waar
iedere schouwburg-bezoeker mee te ma
ken heeft op zijn beurt, waar queue wordt
gemaakt en buurpraatjes worden gehou
den. En waar achter troont de meest
geweldige van Casino, de bureaulist, de
man van de kaartjesuitgifte en van de
plaatsbespreking. Want achl die contro-
leerende ambtenaar van de gemeente,
da's maar larie. Ik bedoel niet dat die
contröle larie is, beware! Maar ik wil
maar zeggen, dat dat allemaal wel in
orde is, dat er geen kip inkomt langs
de wegen der ongerechtigheid en dat
alles volkomen wettisch en ordelijk de
contröle passeert. Maar tevoren, ziet-u,
moet u toch den bureaulist zij n gepasseerd
zonder den bureaulist kan ook de ijverigste
gemeente-contröleur niets beginnen.
En voor dat belangrijke openingetje,
dat er, o zoo bescheiden uitziet, maar
dat den adspirant-schouwburgbezoeker
op drukke avonden voor voldongen feiten
stelt, speelt zich het onderstaande af.
Daar was Zaterdagmiddag de plaatsbe
spreking voor de avonden, welke deze
week in „Casino" worden gegeven, en
in het bizonder voorde voorstelling, door
de „Heldersche Courant" gearrangeerd
voor haar lezers, van „Rijk en geen Geld".
Want verder op, wat in normale omstan
digheden garderobe is, zat de heer Hop
penbrouwers met zijn entréeboeken in
verschillende kleuren, voor Maandag,
Dinsdag en Donderdag. In het lekker
warme kantoortje met al die artisten was
alleen de plaatsbespreking voor Woens
dagavond van „Rijk en geen Geld".
Organisatie van zoo iets is den heer
Polak, dank zij jarenlange ondervinding,
wel toevertrouwd. Men weet, het gaat
groepsgewijs, iedere groep krijgt een
bepaald uur. Is binnen het uur een groep
afgewerkt, wee den bureaulist als hij
vóór het vastgestelde uur aan de volgende
begint: gemopper, protesten, gepruttel.
Want ze weten het precies, de trouwe
bezoekers, hoe de vork in den steel zit
en dat het onbillijk zou zijn te vroeg te
beginnen. Onbillijk, tegenover hen, die
zich aan /iet vastgestelde uur houden en
op tijd aanwezig zijn. Eenmaal aan den
gang, gsat het vlot genoeg, maar het is
interessant waar te nemen hoe de ver
schillende bezoekers zich ten opzichte
van de hun aangewezen plaats gedragen.
Ér zijn de onverschilligen, wien het
niet schelen kan waar ze zitten. Voorin,
achterin, in het midden, het is hen
om het even. Met dezulken is men gauw
klaar. Er zijn er, die voorkeur hebben
indien mogelijk, wordt er aan voldaan.
Er zijn ook de standvastigen, die persé
een bepaalde plaats willen hebben, ook
al komt dat oneconomisch uit met de
verdeeling der plaatsen. Ze hebben twee,
kaakten, maar willen bepaald daar zittens
waar drie plaatsen beschikbaar zijn. Du-1
l blijft er een over. Dan kan je als bureau
'list zeggen, dat die drie beschikbaar;
blijven voor een clubje van drie, het
helpt niet. „Ik mag bespreken, ik heb
de keus, en ik kies". Tegen de logica is
niets in te brengen en de derde zetel
moet open blijven. Zulke zijn gelukkig
in de minderheid.
Tenslotte komen de laatste categorieën.
Zij zijn de wijsgeerig berustenden; zij
weten, dat het lot hun niet gunstig was
en dat zij in de achterhoede zijn gebleven,
en zij schikken zich in het onvermijdelijke.
Zij kiezen het beste wat er nog is. Ge
lukkig, bij deze groep waren er velen,
die nog een prachtplaats op het balcon
kregen en die aldus tenslotte nog sch ïde-
loos werden gesteld voor hun w: nbo".
Onder deze laatste categorieën zijn ook
de geroutineerde schouwburgbezoekers,
die „Casino" van haver tot gort kennen.
Zij weten precies waar de verhooging in
de zaal begint, en hebben, als zij aan
de beurt zijn, hun keus al voor lang ge
daan. „Daar wil ik zitten!" wijst hun
vinger aan en zonder te aarzelen wordt
de plaats aangewezen.
Zoo verloopt de bespreking van binnen
vlot. En van buiten? Buiten, voor het
loket, waar het op dezen heerlijken Zater
dagmiddag genoegelijk wachten was (op
een regenachtigen, kouden middag is het,
met die telkens openklappende deur
minder aangenaam) werden gezellige
buurpraatjes aangeknoopt, hoogere en
lagere politiek behandeld, de mooie straten
en Heldersche aspecten besproken, het
zomersche weer geprezen. Er waren er
wel, onder hen, die daar stonden, en die,
het puntje van den neus des verslaggevers
speurend, vreesden voor onbescheiden
mededeelingen zijnerzijds, maar daarvoor
was deze toch niet gekomen. Doel was
alleen eens zoo'n plaatsbespreking bij te
wonen, en dat kon ditmaal gevoeglijk
gebeuren, omdat het onze eigen voor
stelling was waarvoor wij waren gekomen.
En nu nog een woordje tot slot. Mis
schien denkt de lezer wel als hij op onze
kantoorramen de aankondiging leest dat
er nog steeds kaarten te verkrijgen zijn,
dat wij Woensdagavond met massa's leege
stoelen aankomen. Dat de lezers van de
Heldersche Courant liever in zee gaan
liggen dan in den warmen schouwburg
gaan zitten en dat het beter ware geweest
als wij van het najaar met deze premie
voorstelling waren gekomen. Niets is min
der waar dan dit. Dat er nog plaatsen
te krijgen zijn, is het logisch gevolg van
het feit, dat het beschikbare aantal zetels
een zeer geruimen tijd rekbaar is en het
den heer Polak altijd mogelijk is nog
stoelen bij te brengen.
Zij, die Woensdag van deze gelegenheid
gebruikmaken, komen in een volle zaal,
dat kunnen wij met de hand op het hart
verzekeren.
i,.-.
5 Juli 1882.
Vijftig jaar terug, in den avond van
Woensdag 5 Juli 1882, verging Zr. Ms.
rammonitor „Adder" op de Noordzee in
het gezicht van Scheveningen en van de
65 opvarenden overleefde er niet één den
ramp om te kunnen verhalen hoe dit ver
schrikkelijke feit kon gebeuren.
De berichtgeving was in die dagen nog
niet zoo als tegenwoordig en zoo kon het
gebeuren, dat het vergaan van het schip
eenige dagen onopgemerkt bleef, temeer
daar er omtrent de bewegingen van het
schip van verschillende kanten misver
stand was ontstaan. Eerst toen het lijk
van den loods aanspoelde, vermoedde men
onraad en pas uit de avondbladen van
Zaterdagavond, vernam het Nederland-
sche volk dat de „Adder" een ongeluk was
overkomen.
Alvorens het relaas van den laatsten
tocht te beginnen, meenen wij goed te
doen een korte beschrijving van den mo
nitor te geven.
^Cliché: „Ons Zeewezen").
heid. Om dit te verhelpen heeft men toen
het roer verlengd en een houten centraal-
kiel aangebracht, waardoor de diepgang
iets steeg.
Hoewel de aanvangsstabiliteit van de
schepen groot was, werd het maximaal op
richtend vermogen al bij 20° helling be
reikt, terwijl het nul werd bij 75°.
In 1905 werden de monitors van de
sterkte afgevoerd en in 1906 verkocht.
Zooals wij reeds zeiden bleef het ver
gaan van de „Adder" eenige dagen onbe
kend. Toen het echter tot de bevolking
was doorgedrongen stak er een storm van
verontwaardiging op dat men zulk een
onzeewaardig schip buitenom had durven
sturen. De bladen eischten dat de verant
woordelijke personen die tot uitvaren last
hadden gegeven, ter vèrantwoording zou
den worden geroepen.
Het is te betreuren dat er betreffende
het vertrek van de „Adder" drieërlei mis-
het vertrek van de „Adder" was uitge
steld. De monitor koos met goed weer zee.
Nog een factor kwam hierbij. Het was
i gewoonte, hoewel niet voorgeschreven,
dat Amsterdam Hellevoetsluis telegra
fisch berichtte wanneer een schip naar
die stad vertrok. De commandant van Am
sterdam was er zoo vast van overtuigd
dat de „Adder" 5 Juli zee zou kiezen, dat
h;j aan zijn collega te Hellevoetsluis sein
de dat het schip daarheen was vertrok
ken. Zijn ambtgenoot vatte het echter op
dat de monitor uit Amsterdam was ver
trokken.
Zoo koos de „Adder" des morgens om
ongeveer tien uur zee en wat er na dien
tijd aan boord is gebeurd, vermag men
slechts te raden.
Bij het onderzoek naar de oorzaken van
den ramp kwam aan het licht dat de ge-
heele état-major nog nimmer op een mo
nitor had gevaren en dus volslagen onbe
kend was met dit type schepen, waarvoor,
vooral op zee een groote ervaring noodig
was.
Dit blijkt ook uit de verklaringen van
de officieren die vroeger het commando
over dien bodem hadden gevoerd. Dit wil
echter niet zeggen, dat de officieren on
bekwaam waren, het waren integendeel
kundige mannen, vooral de commandant,
de luitenant ter zee der le klasse Simon
van der Aa, stond bij zijn superieuren
hoog aangeschreven.
Dat wij er niettemin op aandringen,
dat men nog van deze gelegenheid gebruik
zal -maken, heeft dan ook geen andere
reden, dan deze, dat wij gaarne zooveel
mogelijk ieder in de gelegenheid willen
stellen deze voorstelling voor den uiterst
geringen prijs van 50 cents bij te wonen.
Uit wat wij elders in dit nummer mede-
deelen, blijkt wel, dat het in alle opzichten
een eerste klasse-voorstelling is, en er
is geen sprake van, dat men een derge
lijke voorstelling ooit voor dit geld zou
kunnen bijwonen. Dat is, zelfs hier in
den Helder, waar men uit den aard der
zaak heel veel water in den wijn der
tarieven moet doen, ten eenenmale uit
gesloten. Wij voor ons hadden ook wel
liever deze voorstelling in een beter daar
voor geëigend seizoen gehad, maar de
omstandigheden waren nu zoo, dat dit
samenviel met ons feuilleton. En tot
overmaat van „ramp"' het is ietwat
raar om te zeggen is, met de Helder
sche kermis, ook het kermisweer ver
dwenen.
Dus, waarde lezers en lezeressen, pro
fiteert van deze goedkoope aanbieding,
die wij u doen! Laat u dit voor twee
kwartjes niet ontsnappen, doe het niet ten
onzen pleziere, maar bedenk, dat het hier
een werkelijk unieke aanbieding betreft
en dat u er later spijt van zou hebben
daarvan geen gebruik te hebben gemaakt.
Het is een stuk, dat door jong en oud
kan worden gezieniedereen kunt gij
meenemen en iedereen zal er een zeer
genoegelijken avond mede hebben, - een
avond, die hem bovendien nog de wijze
levensles leert, dat arbeid, onder welken
vorm en in welke omstandigheden ook,
den mensch adelt en ledigheid daaren
tegen des duivels oorkussen is.
Denkt er dus om, morgenavond te 8.15
is de voorstelling en op het oogenblik zijn
er nog een stuk of wat kaarten te be
komen ten onzen kantore En voor zoover
gij al voorzien zijt, wenschen wij u veel
genoegen
Dit geldt ook voor lezers te Juliana-
dorp, Anna Paulowna, Breezand en elders,
die tegenwoordig gaarne van de betere
verbindingen gebruik maken om hier bij
te wonen wat op kunstgebied aangeboden
wordt.
met welwillende medewerking van
Het Grafmonument op de begraafplaats te Huisduinen
dat 5 Juli 1888 onthuld werd.
De „Adder" behoorde met de monitors
„Hyena", „Haai", „Panter" en „Wesp" tot
de rainmonitors 2e klasse en deze schepen
waren vrijwel aan elkaar gelijk. Zij waren
gebouwd voor het verdedigen der zeega
ten en de Zuiderzee. In tegenstelling met
de z.g. „dekhuismonitors", waren zij vrij
wel ontbloot van dekhuizen, welke een be
verstand heeft geheerscht, waardoor men
noch in de haven van vertrek, Amster
dam, noch in de haven van Hellevoetsluis,
waarheen het schip was gedirigeerd, wist
waar het schip zich bevond. Ook op het
ministerie van marine was men niet van
de bewegingen van het schip op de hoog
te gehouden.
Deze misverstanden zijn in het kort de
letsel vormden voor het vuren in lang- volgende. Bij het vertrek van het schip
scheepsche richting. Ult Amsterdam heeft de commandant van
Deze dekhuizen waren gebouwd met
het doel de toegangen naar het beneden
schip van vuur en water zooveel mogelijk
vrij te houden. Na het verwijderen van
deze obstakels, voorzag jnen deze openin-
de marine aldaar hiervan bericht gege
ven aan den minister. Daar de „Adder"
zich ging stellen onder de bevelen van
den commandant te Hellevoetsluis, be
schouwde hij het schip te behooren tot de
op zichzelfstaande schepen. Als zoodanig
en lucht te kunnen toelaten,
De vaartuigen waren niet voor volle zee
gebouwd, al waren echter tochten van de
eene Nederlandsche haven naar de an
dere- niet onmogelijk. De verschillende
monitors hebben 39 reizen over de Noord
zee gemaakt, waarvan de „Adder" alleen
26. Deze tochten konden echter alleen met
gunstig weer en onder gunstige omstan
digheden worden volbracht, wanneer alle
mogelijke voorzorgen waren genomen,
Daar men echter met het mooiste weer
stc-eds kans heeft op minder gunstige om
standigheden bleef het echter riskant.
Men bedenke dat de vaartuigen niet wa
ren ontworpen om zee te bouwen, het wa
ren drijvende batterijen. Bij eenige zee
werd dan ook vaak over de slechte be
stuurbaarheid geklaagd, de vaartuigen
gierden nogal en slingerden zwaar, hoe
wel gemakkelijk.
De watervérplaatsing van de „Adder"
bedroeg 1566 tons, het schip had de vol
gende afmetingen. Lengte op de lastlij
nen, tusschen de loodlijnen 56.76 M„
grootste wijdte 13.40 M., holte 3.53 M„
grootste diepgang 2.92 M. De bewapening
bestond uit 2 getrokken voorlaad kanon
nen van 23 cM. (type „Annstrong"), 1 ge
trokken kanon van 5 cM., 1 kanon van
7.5 cM. (A), 1 revolver kanon van 3.7 cM.
en 1 mortier van 12 cM.
De „Armstrong" voorladers werden
later vervangen door één 28 cM. Krupp,
terwijl later ook eenige anti-torpedo
kanonnen aan boord werden geplaatst.
Voordat deze verwapening van de moni
tors plaats vond, is de „Adder" vergaan.
Het schip kon 70 ton kolen innemen en
kon hiermede een maximalen afstand van
600 mijl bij een vijfmijls vaart afleggen.
Er werd geklaagd over de bestuurbaar
nis te stellen van zijn vertrek uit IJmui-
den.
Hiertegenover staat de meening van
den commandant te Hellevoetsluis. Vol
gens hem bleef de „Adder" onder de vlag
van Amsterdam, zoolang de commandant
zich niet onder zijn bevelen had gesteld
en moest dus Amsterdam den minister
van het vertrek van het schip uit IJmui-
den verwittigen.
Een derde omstandigheid was dat van
de semaphore te IJmuiden geen bericht
van vertrek was gezonden. Voor de ma
rineschepen bestond tusschen de regee
ring en de A'damsche Kanaalmaatschap
pij een overeenkomst om deze vaartuigen i
te signaleeren. Op den dag van vertrek
was juist echter een wachter in dienst die
pas eenige dagen tevoren daar was aan
gesteld en nog niet voldoende op de hoog
te van deze regeling was.
Hoogst onwaarschijnlijk is het echter,
dat, indien dit alles niet gebeurd Avas, of
Volgen wij thans de „Adder" op zijn
laatsten reis. Het was stil weder, alleen
de barometer was dalende en de wind
krimpende. De wind was in den vroegen
morgen van Zuid, Z.Z.O. geworden. Hoe
wel de barometer aanvankelijk vrij veel
was gedaald, trad er later een iichte
rijzing in. Onder deze omstandigheden
kan men den commandant geen grief
maken dat hij naar zee ging.
Er waren echter andere factoren. Ten
tijde van het vertrek liep de eb reeds
eenige uren. De commandant kon bereke
nen, dat hij over ongeveer vijf uren
de vloed en tevens den wind tegen kon
hebben, zoodat het niet waarschijnlijk was
dat hij den Waterweg had bereikt
Het stokerspersoneel Avas niet voor zijn
taak berekend. De vorm en inrichting van
deze vaartuigen eischten inspanning om
den stoomdruk in de ketels op peil te
houden.
Van de tien vaste vuurstokers waren er
slechts twee aanwezig, de rest werd door
reservepersoneel gevormd. Verder was
er een loods aan boord die niet bevoegd
was voor het zuidelijke vaarwater en on
bekend was met monitors.
De zee liep al spoedig tot aan den toren,
doch dit kon niets bijzonders heeten, daar
de monitor slechts een gering vrijboord
had.
Verschillende malen werd de „Adder"
vanaf de kust geobserveerd, doch niets
Averd bemerkt dat er op kon wijzen, dat
het schip zich in nood bevond. Drie vlag
gen Averden gevoerd, waarvan tAvee ter
eere van den verjaardag van H. K. H. de
Prinses von Wied. Om twee uur werd de
„Adder" ter hoogte van Scheveningen
Avaargenomen. Er woei toen een flinke
hramzeilskoelte (windkracht 56) en er
liep Avat zee. De twee feestvlaggen waren
ingenomen, slechts één wapperde er aan
den vlaggestok. Om ongeveer half vijf was
het schip ongeveer 4 a 5 streek doorge
stoomd en nog dacht men aan den wal
allerminst aan gevaar, daar de monitor
zich onder het bereik bevond van den
Nieuwen Waterweg.
De toestand aan boord moet echter min
der aangenaam zijn geworden. De wind
was naar het Z.W. geloopen en Avas dus
niet meer aflandig. De zee werd hoog, de
vloed kwam door, zoodat het verwonde
ring moet baren waarom de commandant
niet naar IJmuiden is teruggekeerd.
Om zes uur maakten zeelieden aan den
kant de opmerking, dat de toestand van
het vaartuig zorgelijk was, daar het on
der de gegeven omstandigheden den nacht
op zee zou moeten doorbrengen en het
daarvoor niet berekend was. Van half vier
tot zes uur was het slechts een uur gaans
gevorderd.
Het mag betreurd worden, dat deze lie
den hun bezorgdheid niet ter bevoegder
plaatse hebben medegedeeld. Hadden zij
dit gedaan dan was het mogelijk geweest
om telegrafisch een of meer sleepbooten
van den Nieuwen Waterweg le ontbieden.
Het vaartuig gierde geweldig zwaar,
nu eens lag het Z.W. dan ïveer Z.O. en
zelfs N.W. voor. Het vermoeden ligt voor
de hand, dat men toen heeft geprobeerd
met de schroeven te ïvenden. Dit vermoe
den Avordt gewettigd door het vinden van
ter zee der 2e kl., G. Jonckheer, waarvan
de inhoud als A'olgt luidt:
„Passeren te 10 u. de piers, sturen
koers magnetisch Z.W. Stuurk. Z.t.W.
V, W.
Koppelen roer-stoom-beweging af.
Bergen brugtent-kleeden.
Sjorren toren. Zetten alles zeevast.
Water bij de pomp.
Trachten te 6 u. te draaijen om IJmui
den te bereiken, doch schip weigerde
herhaaldelijk met schroeven.
Sturen daarna Z.t.O. om minder water
over te nemen.
Om zes uur moet de toestand aan boord
benard zijn geweest. Om acht uur woeien
volgens getuigenis van Abr. den Duik,
den schipper van de bomschuit „Twee Ge
zusters" twee vlaggen onder elkaar, als
bewijs dat het vaartuig assistentie inriep
van een sleepboot. Zij namen waar, dat
er slechts één persoon aan dek was. Daar
deze echter niet om hulp riep, achtte den
Duik het niet raadzaam zijn schrobnet te
verlaten. Een half uur later werden, vuur
pijlen van het vaartuig waargenomen,
doch ook toen kwamen zij niet te hulp,
daar zij meenden dat dit eveneens seinen
voor een loods of sleepboothulp waren.
De vuurpijlen maakten plaats voor sta-
kelvuur en roode flambouwen. Nu kon er
geen twijfel meer bestaan over den nood
waarin de monitor verkeerde en de vis-
schers begrepen dit ook. Het stakelvuur
duurde een half uur. Toen werd er een
vlamvuur waargenomen, dat zich in damp
oploste, waarop den Duik en zijn beman
ning tegen elkander zeiden: „Nu zou het
wel kunnen gebeuren dat zij aan hun eind
zijn".
Ook aan het strand heeft men deze
noodseinen gezien. Daar heeft een per
soon dezelfde verschijnselen gezien als
de bemanning van het visschersvaartuig.
Hij heeft er echter geen melding van ge*
maakt, daar hij dacht dat wel meerderon
het gezien zouden hebben die voor mel
ding zouden zorg dragen.
Voor de nagelaten betrekkingen Averd
eveneens een comité gevormd, daar in
dien tijd de weduwen en weezen nog on*
verzorgd werden achtergelaten. Van
overal stroomden de giften toe. Hier ter
stede werden ook enkele uitvoeringen ten
bate van het fonds gegeven.
Vanwege de marine werden pogingen
in het werk gesteld om het wrak van de
„Adder" te vinden om de oorzaken van
den ramp te ontdekken en om de moge*
lijkheid na te gaan of het wrak kon wor*
den gelicht.
Op 22 Juli kon de zee-officier Nijgh, dip
niet de leiding van die werkzaamheden
was belast, melden, dat het wrak door de
particuliere onderneming „Berging"' was
gevonden. Op het voorschip stond 7 vadeni
water. De ligging van het schip werd door
dén heer Nijgh op aanwijzingen van do
duikers zoo goed mogelijk in kaart ge
bracht, Avelke teekeningen men hierbij
aantreft.
Al dadelijk was men van oordeel, dat
er aan bergen bijna niet te denken viel,
Men is nog naar Engeland gegaan oui
daar met vooraanstaande personen in hei
bergingsbedrijf te confereeren, doch na
dat dezen den toestand was uiteengezet,
achtten ook zij het onmogelijk het schip
onder de gegeven omstandigheden te
lichten.
Langen tijd heeft men nog met duikers
op het wrak gewerkt. Verschillende
deelen van het schip heeft men naar boven
kunnen brengen. Lijken heeft men niet
meer gevonden, hoewel volgens sommi*
gen een haai in de buurt is gezien, welke
roofvisch in deze streek anders nooit
voorkomt en wat als een bewijs werd aan
genomen, dat er nog wel lijken in het
wrak moesten zijn.
Het bleek, dat de boeg van het sohip
naar het Zuiden lag, zoodat het schip zich
niet op den terugweg naar IJmuiden kaft
hebben bevonden, zooals door sommigeq
werd beweerd. Ook waren sommigen aan«
vankeiijk van meening, dat de „Adder" op
Donderdag was vergaan. Aan de hanu
van verschillende gegevens kon echtej?
worden nagegaan, dat dit niet het geval
is geweest.
Eenige maanden zijn de werkzaam*
heden voortgezet. Tot effectieve po-gin
gen om het schip te lichten is het nie.t
gekomen en op 20 October 1882 adviseer*
een briefje op het lijk van den luitenant de de zee-officier Nijgh de werkzaam-
tfoom +*\r*X.'C HT
AAMtiCHT,
«Cli, irtm wol K