"H POPUL^jR. D>VO^C^^U\»MDeMElLPÈI^5dEl^ COURAHT De chirurgie bij de oude indianen. 547 TWEEDE BLAD. VAN ZATERDAG 9 JULI 1G32. (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN) Hoe de medische wetenschap zich bij hen heeft ontwikkeld. HET OFFER door Dr. ALES HRDLICKA, Anthropoloog van het Smithsonian Institution te Washington. Vóór de komst van Columbus ken den de volkeren der Nieuwe Wereld reeds de chirurgie, waarin zij in som mige opzichten reeds belangrijke vor deringen hadden gemaakt. Met name valt ons de bedrevenheid op, waarmee zij operaties aan den schedel verrich ten. In de Andes trof men bekwame specialisten op dit gebied aan, die zich oefenden op lijken, evenals de medische studenten van onzen tijd. Hun vaardig heid bereikte het toppunt van haar ontwikkeling in de bergstreken van het tegenwoordige Peru en Bolivia, waar herhaaldelijk veldslagen zijn geleverd met catapulten, knodsen en steenen of met koper beslagen knuppels als wa pens. Schedelbreuken vormden dan ook de talrijkste groep van verwondingen. Daarbij drukten stukjes been op de hersens en het was de taak van de chirurgen, de versplinterde of inge drukte deelen van den schedel te ver wijderen en een einde te maken aan den druk op de hersenen. Dikwijls was het noodig, tamelijk groote stukken van den schedel te verwijderen, waarna de hersenen, die op dit punt geen druk king meer ondervonden, begonnen uit te puilen. Er werd vervolgens van een schedel of kalebasschil en soms van zil ver een plaat gemaakt, die in het gat paste om het optreden van de gevaar lijke hersenbreuk te voorkomen. Zulke schedels, waarop tijdens het leven van de bezitters operaties zijn verricht, komen betrekkelijk veel voor in de voor-historische begraafplaatsen in het Andes-gebied, doch af en toe vindt men ze ook in tal van andere streken van het Amerikaansche vasteland ten Zuiden van Britsch-Columbia. Het is mogelijk, dat deze kunst van trepaneeren uit Azië is meegebracht door de voor-his torische emigranten, welke de eerste bewoners van Amerika zijn geworden. Zoo is de overeenkomst te verklaren met de trepanaties, wel is in het laatste gedeelte van het steenen tijdperk ook in Europa en Noord-Afrika zijn ver richt. Een van de belangrijkste resultaten van onze studie op dit gebied is wel dat, zooals op ondubbelzinnige wijze vast kwam te staan, deze operaties niet van magischen aard waren, doch als een noodzakelijke chirurgische behan deling moeten worden beschouwd, wel ke als regel geen uitstel gedoogde. De soms geuite veronderstelling, dat de bedoeling bestond in het laten ontsnap pen van kwade geesten uit het lichaam, is dus onjuist. De operaties werden met groote durf uitgevoerd en hadden ge woonlijk tengevolge, dat het leven van den patiënt werd gered. Over het alge meen waren de wonden goed genezen, waaruit blijkt, dat de patiënten niet al leen de operatie hebben overleefd, doch ook daarna nog langen tijd in leven zijn gebleven. Er zijn zelfs schedels gevon den, waarop twee, drie of nog meer operaties zijn verricht, vermoedelijk met tusschenpoozen van eenige jaren. Bovendien is het niet denkbaar, dat zulke pijnlijke operaties als deze trepa naties, welke soms van dien aard waren, dat zij nog zeer lang duurden ook, zijn uitgevoerd terwijl de patiënten bij hun volle bewustzijn waren. Er moet dus een of ander verdoovend middel zijn gebruikt. Ook antiseptische middelen moeten deze voor-historische chirur gen hebben gekend, want de wonden vertoonen verrassend weinig teekenen van infectie. Er zijn dus zekere hy giënische voorzorgsmaatregelen geno men. Het is trouwens bekend, dat de Indianen verscheidene antiseptische middelen gebruiken, die zij bereiden uit kruiden. Ook van de anatomie moe ten deze oude medicynmannen goed op de hoogte geweest zijn; hun kennis op dit gebied verzamelden zij niet alleen door het bestudeeren van hun patiën ten, doch voor een niet gering deel ook door het ontleden van dieren. Hun chirurgie stond, wat de wy'ze van uitvoering betreft, op een hoog peil. Alle scherpe of onregelmatige randen van het gemaakte gat werden zorgvuldig bygewerkt. De hersenen zelf werden niet aangeraakt bij hun verschillende werkzaamheden; dit ver- eischte een groote bedrevenheid, wel ke door operaties op lqken verkregen werd. Er zqn een betrekkelqk klein aantal schedels gevonden, waarbij de wonden geen teekenen van genezing vertoonden en ook andere aanwyzin- gen werden gevonden, dat de operaties na den dood waren verricht. De opera ties werden verricht door snqden, zagen, schrapen en boren met instru menten van steen, glas harde lava of koper. Bq het schrapen, waarvan soms op groote schaal gebruik werd ge maakt, verwyderde de chirurg de bui tenste en middelste laag van den schedel, zonder de binnenste compacte laag te beschadigen, die direct grenst aan het hersenvlies. Wanneer een groot gedeelte van den schedel moest worden verwyderd, werd dit overdekt met kris-kras door elkaar loopende sneden, waarna de stukjes been een voor een werden verwyderd. In den loop der jaren bereikte deze chirurgie een zeer hoog peil. Zy hield zich niet uitsluitend met schedeloperaties bezig, want in Peruviaansche graven heeft men kunstbeenen gevonden van l.out. Vermoedeiyk konden de oude chirur gen dus ook amputaties verrichten, want ongelukken, die het verlies van ledematen ten gevolge hadden, zooals afryden door een trein, zullen in deze primitieve omgeving niet voorgekomen zqn. Overigens blqkt uit de verrassende ontwikkeling van de chirurgie in het Andes-gebied duidelqk, dat de weten schap zich ontwikkelt naarmate de be hoeften der menschen dat vereisohen. Op ander terrein stond de wetenschap der medicynmannen volstrekt niet zoo hoog. De mengeling van huismiddel tjes en magie doet danken aan de toe standen, die er bq de oude heidcnsche volken in Noord- en West-Europa heerschten. Wel kenden vele Indianen stammen zeer praktische middelen om infectie te voorkomen en bloedingen te stelpen. Het laatste geschiedde door de wond dicht te schroeien of schrapsel van gelooide huiden aan te wenden, waardoor de stolling van het bloed werd bevorderd. Het reinigen van de won den geschiedde o.a. met een aftreksel van wilgenbast. Merkwaardig is, dat men ook in dien tyd al respectabele doktoren en kwakzalvers naast elkaar aantrof. Een „dokter", die een tameiyk groot aantal menschen genezen had, kon een hoog honorarium vragen en de geneesmiddelen (waartoe ook het zingen van geneeskrachtige liederen gerekend werd) waren evenmin goed koop. Het genezen van ziekten ging zeer primitief, misschien wel omdat ze weinig voorkwam en de medicynman nen daarom ook weinig gelegenheid hadden om zich te oefenen. De men schen waren buitengewoon gezond en tal van ziekten, die de Oude Wereld teisterden, waren op het Amerikaan sche vasteland voor de komst der blan ken onbekend. Zoo kwam tuberculose in het geheel niet voor en kanker slechts bq hooge uitzondering. Wel stierven er vele vrouwen in het kraam bed; op de oude begraafplaatsen vindt men naar verhouding dan ook een groot aantal skeletten van jonge vrou wen. Er was ook een groote kinder sterfte, voornameiyk als gevolg van de veel voorkomende voedingsstoornissen. (Nadruk verboden). Het huis op stelten zetten. door GRIT HANSEN. Er scheen geen enkele aanleiding te bestaan voor het vreemde gedrag van den man. Nog even tevoren stond lui stil bii de halte van een buslijn, een blijkbaar vroeg verouderd, grijsharig man, wiens gelaat nog altijd knap en innemend was, hoewel het leven er diepe groeven in had gegraven. Hij was goed gekleed en hoewel zijn gelaat ern stig was, had het iets zachts, vooral toen hij even glimlachte tegen een klein meisje. Doch eensklaps werd hij lijkbleek, zijn oogen sperden zich open, hii wendde zich met een ruk af en vluchtte letterlijk weg, tusschen de an dere wachtenden door. Sommigen ke ken hem verwonderd na en zochten naar de oorzaak van zijn schrik. Zü konden niets ontdekken dan een jocgevrouw, die er te bekoorlijk uitzag, om wien dan ook schrik aan te jagen. Ook zü echter was zeer bleek en haar oogen zochten, met een zonderlingen blik, den vluch tenden man. Het was slechts een klein tafreeltje, dat allen spoedig vergaten, behalve de twee menschen, die met een vreeselij- ken schok elkander hadden herkend, twee menschen, die tien j.jaar geleden samen trouwden. Toen was hij een jon ge, vrooliike kerel geweest, die zijn oom, den bekenden Afrika-reiziger pro fessor Lundstrom, op een nieuwe expe ditie wilde vergezellen. Zijn jonge vrouwtje kon hii onmogelijk met zich meenemen, Zü wilde niet trachten hem terug te houden, doch zii schreide bitter bii het afscheid, als had zij een voorge voel, dat zii haar Rudolf niet, zooals verondersteld werd, binnen een jaar zou terugzien. En inderdaad, een half jaar later stonden de kranten vol van het gruwelijke bericht, dat de heele expeditie door inboorlingen was uit gemoord. Tien jaren was dat geleden. Zij was, van negentienjarig vrouwtje een rijpe, mooie jonge vrouw geworden, doch hij herkende dadelijk haar oogen, haar frisoh gezichtje, haar wiize van loopen. Zii echter staarde in twijfel naar de plaats, waar zij gemeend had, haar man te zien. Was het een spooksel van haar verbeelding geweest? Zou Rudolf voor haar zijn weggeloopen? Maar waarom schrikte die man dan zoo? Kon het mo gelijk zijn, dat hij was gered, misschien al dien tijd gevangen gehouden? Weken verliepen. In de hall van een hotel had de tweede ontmoeting plaats. Zoodra hii haar zag binnenkomen, in gezelschap van een nog zeer knappe vrouw, in wie hij met een smartelijk gevoel zijn moedér herkende, en van een hem onbekenden heer, wilde hii trachten ongezien te verdwijnen, doch zü had hem bemerkt. Moeder! stamelde zii. De elegante, jeugdig gekleede vrouw keek in de richting die haar werd aan geduid en stiet een kreet uit. Rudolf! De man had een gevoel als scheurde hij zich lichameliik los van haar, toen hii wegvluchtte, door de draaideuren, de straat op. Doch hü was nog niet ver weg, toen hii schreden achter zich hoorde, een hand greep zyn arm en een stem, die hii herkende met vreugde en vertwijfeling, vroeg 'angstig: Wie bent u? Bèn jii het, Rudolf? Hii beheerschte zich, wendde zich naar haar om en zei: U begaat een vergiss in g, m ev rou w 1 Ze stonden daar. in het licht van een lantaren, keken elkaar strak aan. Het duurde seconden, waarin zii beiden koortsachtig dachten. Toen merkte hii, dat ze zonder mantel de straat was opgeloopen. Hü zei drin gend: Gaat u terug, mevrouw, u zult kouvattenkomen onwillekeurig strekte hii zijn hand uit en raakte haar arm aan. Zü trilde. Rudolf Hü balde zijn vuisten. Miin naam is Ernst Wirtenbach, mevrouw. Het volgend oogenblik vertrok zijn gezicht pijnlijk. Een auto, die vlak bij stopte, had een onaangenaam, schurend geluid gemaakt. En zii riep: Je bent het, Rudolf, belieg me niet! Je kon zul ke geluiden nooit verdragen.. Rudolf, je bent terug.. Tranen sprongen in haar oogen, zij scheen op het punt, in ziin armen te vallen. Toen zag hij haar gelaat verduisteren. En hii zei lang zaam, somber: Ja, het was beter ge weest, als je mü niet herkend had, As- trid.. maar nu moeten we spreken.... kom mee, naar het hotel, naar miin kamer. Zii gingen het hotel binnen, door een achteringang. Zij volgde hem, als ver doofd, tot in zijn kamer. Daar viel ze in een fauteuil neer, terwü'1 hij voor het venster ging staan, half afgewend en starend in de straat. Ik heb een passagebiljet besteld, vertrek binnen enkele dagen naar Zuid» Amerika, zei hij op beheersehten toon, ik zal nooit terugkomen.. Het is beter, voor jou, voor., mij., en anderen., dat wij elkander nooit hebben terugge zien. vind' je niet-?

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1932 | | pagina 13