De Jeugdherbergeneen Gemeenschapswerk Spionnage in den grooten oorlog. Marineberichten. EERSTE KAMER Nogmaals de derde kruiser. Jeugtfherberggids 1932. Op trektocht. Algemeene Vergadering van het „Reichsverband für Jugend- herbergen" te Eisenach. A Burgerlijke Stand van Den Helder Haven van Nisuwediep. Gisternamidiilag kwam de Eerste Kamer in openbare vergadering bijeen ter be handeling van verschillende wetsontwer pen. De heer M e n d e 1 s (s.d.) besprak hier bij den bouw van den derden kruiser. De regeering heeft in verband met de motie- Cramer, om dezen bouw op te schorten, eenvoudig de portefeuillequaestie gesteld en zij heeft het doen voorkomen, alsof het met de kosten niet zoo zwaar zou loopen. Men zegt nu wel, dat voor het komende jaar slechts een betrekkelijk klein deel van de totale som voor dezen kruiser is uitgetrokken, maar ook dat acht spr. nog te veel. Ook het argument van de werkverrui ming acht spr. niet steekhoudend. Indien men zich beroept op de metaalarbeiders, dan merkte spr. op, dat met het bouwen accoord zou kunnen worden gegaan uit het oogpunt van werkverschaffing, mits onmiddellijk na voltooiing deze kruiser tot zinken zou worden gebracht. Spr wenscht in elk geval te worden ge acht tegen den betrokken begrootingspost te hebben gestemd. De heer Van Einden (v.d.) acht den krudserbouw eveneens ongewenscht. Hij betreurt, dat drie ministers bij de motie- Cramer de portefeuillequaestie hebben ge steld en critiseert ten deze in het bijzonder de houding van minister Beelaerts, onzen vertegenwoordiger te Genève. Spr. betwist voorts de passage in de Memorie van Antwoord, dat de Nederland- sche afvaardiging ter Ontwapeningscon ferentie zich terecht zou hebben onthou den van verzet tegen het gebruik van duikbooten. Voor den wereldvrede zou het een groote geruststelling zijn, indien de andere mogendheden ten deze op één lijr werden gesteld met Duitschland. fh heer Heerkens Thjjssen (r.k.) verwondert zich over den heer Mendels, die dezen kruiserbouw ter sprake bracht, terwijl de vraag van voortzetting of stop zetting geenszins aan de orde was. De meerderheid der Kamer had destijds be slist, dat de kruiserbouw moest worden voortgezet, omdat de belangen van de over- zeesche gewesten zulks vorderen. Spr. herinnert aan de belangrijke rol, dae Nederland en de Indische gewesten in het belang van de neutraliteit tijdens den wereldoorlog hebben gespeeld en be toogt, dat wii de wereld in dit verband hebben te beschouwen zooals zii is. Spr. wil onmiddellijk toegeven, dat, indien deze kruiserbouw voor bewakings- of defensie doeleinden niet noodig ware, het geld nut- itger zou kunnen worden besteed. Prof. De Savornin Lohman (cJi.) wiist erop, dat de defensiebegrooting veel sterker door de bezuiniging wordt getrof fen dan de overige begrootingen. Het be treffende onderwerp is hier intusschen reeds herhaaldelijk behandeld en men kan er wel allerminst van zeggen: „Es gibt's uur einmal, dass kornuit nicht wieder." (i/reugde). Met het stemmen tegen dezen post be reikt de heer Mendels trouwens niets, want de Indische Regeering, waarvan de minister van Koloniën maar een aanliang- sëï is (gelach) gaat haar gang. Ten hoog ste zou een zonderlinge figuur worden ge schapen bii verwerping in dit ontwerp. Een bepaalde uitspraak zou bii motie moeten worden verkregen; uiteraard zou spr. tegen een motie in den geest van het dpor den heer Mendels betoogde, zijn stem uitbrengen. De heer B1 o m j o u s (r.k.) bestrijdt het betoog van den heer Mendels ten opzichte van den kruiser. Minister De Graaff wijst op de bij zondere positie welke Indië met haar vele oliehavens inneemt en in het bijzonder op de verplichtingen, die op Indië rusten in geval van gewapend conflict, waarbij dezerzijds neutraliteit moet worden be tracht. Op de Marinebegrooting van Ned.-Indië is reeds 85 bezuinigd, terwijl voor nieuwbouw, waarvoor in 1929 nog 191/2 millioen werd besteed, op de begrooting van 1932 minder dan de helft van dit be drag is uitgetrokken en voor 1933 niet meer dan ruim 2 m'illioen. Minister van Defensie aan het woord. De min. van Defensie, dr. Deckers. antwoordt den heer Mendels, dat spreker si uitspraak dd, Juni jl. in de Tweede Kamer omtrent den kruiserbouw en de verant woordelijkheid van de drie betrokken mi nisters geenszins strijdig is met vroegerfe uitlatingen, nl. in December, toen spr. zeide, dat de Regeering voortzetting van den kruiserbouw wenschte. Het lag voor de hand, dat spr. de vorige maand, bij de motie-Cramer in het bijzonder de drie eerste betrokken ministers noemde. Dit beteekent niet, dat de andere ministers den kruiserbouw zouden willen stopzetten. Verschil van meening is hier evenzeer af wezig als ten aanzien van algemeen regee- ringsbeleid. Wat betreft ons optreden te Genève, wanneer straks de ontwapeningsconferen tie moge komen tot eenig resultaat wat wij allen vurig hopen dan zal dat voor een niet gering deel te danken zijn aan de houding van de Nederlandsche diele gatie. De heer Mendels repliceert en noemt den heer Lohman een politieke somnam bule. Spr. acht deze Kamer echter vol komen bevoegd om de voortzetting van den kruiserbouw te weigeren. Indien de heer Lohman dat betwist, dan dient hij nog eens op z'n eigen collegebanken te gaan zitten. Het ontwerp, in stemming gebracht wordt met 30 tegen 9 stemmen aangeno men. (Tegen stemden alleen dé soc.-dem.). PENSIOENFONDS VOOR DE GRAFISCHE VAKKEN. Uit het jaarverslag van de Ver. „Pen sioenfonds voor de Grafische Vakken", blijkt dat het fonds op 31 December j.1. 1243 (v. j. 1236) werkplaatsen met 11.662 (v. j. 11.342) verzekerde werknemers om vatte. Ten behoeve van deze werknemers zijn pensioenen verzekerd tot een gezamen lijk bedrag van 5.432.984 (v. j. 5.083.884) per jaar, overeenkomende met een verzekerd kapitaal van 54.329.842 (v. j. 50.838.840). In het verslagjaar werd 885.214 aan premie ontvangen. De premiereserve nam toe met f 739.082 tot 1.737.487 (v.j. 989.405). Van de 103 pensioengerechtigde 65- jarigen hadden op 31 December 66 het pensioen laten ingaan. In het verslagjaar werd 6733 uitgekeerd. Verder blijkt dat de werkloosheid in de typografie in het jaar 1931 5.04 be droeg tegen 2.53 in 1930. Het instituut der jeugdherbergen is nog jong en vooral onder de ouderen kijkt menigeen er wat vreemd tegen aan. Maar de jeugd zelve, die er gebruik van maakt, is het reeds ingeburgerd; dat leer de mij onlangs nog do lezing van de dankbare, veelal geestdriftige uitingen, welke men in het gastenboek der Utrecht- sche jeugdherberg vindt neergeschreven. Trekvogels van zeer verschillende pluimage ook van over onze grenzen komen er samen. Dit zou, vurig als de jeugd is, gevaar voor botsingen kunnen opleveren. Doch een goede leiding zal er wel voor weten te zorgen, dat de geest in een jeugdherberg er een zij van prettige opgewektheid en natuurlijke onderlinge voorkomendheid. Voor ieder is het van gewicht, iets van de wereld te kennen; de een leert dit uit boeken en kunstwerken, de ander door reizen. Jeugdherberg Wolfhaagaan het beekje van dien naam te Vaals. Een oude water molen zal thans jeugdige trekkers nacht- blijf verschaffen. Wie het laatste verkiest, zal het als een niet gering voorrecht beschouwen te kun nen reizen zonder groote kosten en toch wetende overal in een veilige nachtelijke „haven" aan te landen, waar hij gastvrij wordt opgenomen en een vriendelijke verzorging van een herberg-vader en -moeder geniet. Het is van uitnemend belang het rei zen en trekken te leeren doen in grooten eenvoud, zonder hooge eischen te stellen, maar ervarende, dat het natuurschoon en stedenschoon, zoo wij het maar willen zien, ons als het ware om niet geboden wordt, gelijk menige kunstuiting en al het belangrijke in de openbare kunstverza melingen, bibliotheken en leeszalen, en dat dit alles meer dan opweegt tegen veel van de dikwijls kostbare openbare vermakelijkheden en andere ontspannin gen. Een geslacht, dat meer vertrouwd ge raakt met de natuur en de vele andere voor iedere toegankelijke schoonheden in de wereld, zal aan gezondheid, een voud en zedelijke kracht schatten opdoen, welke, mits behoedzaam bewaard en met verstand gebruikt, veel geluk kunnen schenken en aan de gansehe gemeen schap ten goede zullen komen. In dat weldadige proces spelen ook de jeugd herbergen hare niet onbelangrijke rol en daarom verdienen zij waardeering en steun, ook van de zijde der overheid. Dr. J. P. FOCKEMA ANDREAE. Burgemeester van Utrecht. In een handig formaat en met een ex pressieven omslag is dezer dagen ver schenen de nieuwe Jeugdherberggids van de Nederlandsche Jeugdherberg Cen trale. Elke trekker, die de Nederlandsche jeugdherbergen op zijn tochten wil be zoeken, diene zich een gids aan te schaf fen, daar alle gegevens in dit boekje ver meld staan. Voorts is aangegeven de wijze, waarop men een toegangskaart voor de jeugdherbergen kan verkrijgen, n.1. door zich op te geven als lid van de Nederlandsche Jeugdherberg Centrale Plantage Franschelaan 14 te Amsterdam, (C), door middel van het invullen van een formulier. De kaarten geven zonder meer ook recht van toegang tot de Jeugdher bergen in Duitschland, Slovakije, Oosten rijk, Zwitserland, Engeland, Schotland en België (Vlaamsch gedeelte). De langste dag is voorbij: we tellen de dagen reeds, die ons scheiden van onze vacantie. Wat gaan we in die vacantie doen? We willen zoo graag toegeven aan dat nomaden-instinct, waarvan in ieder van ons nog wel wat aanwezig zal zijn. Maar dit jaar? De' tijden zijn niet rooskleurig: zoo het wel kunnen? Het móét kunnen, als we de manier maar weten! Zonder veel extra spaarderij, zoo maar met het laatst verdiende geld op stap (als we tenminste al verdienen; maar anders komen de ouders hiervoor wel over de brug!): dat maken de Jeugdher bergen ons mogelijk. Een klein bedrag voor de inschrijving; een paar dubbeltjes voor de overnachtingen en heel goed- koope maaltijden, als we die tenminste niet zelf klaarmaken, waardoor we nog! goedkoop er uit zijn. In Nederland zijn nu meer dan veertig Jeugdherbergen. We kunnen alle kanten uit: naar heide, bosch, duinen, zee en strand en naar onze mooie Hollandsche steden. Met een kaartje vóór ons, waarop de plaatsen waar Jeugdherbergen geves tigd zijn, staan aangeteekend, kunnen we een prachtigen tocht in elkaar zetten; in sommige streken te voet, in andere per fiets. Sommige menschen genieten het meest als ze alleen op stap zijn. De Jeugdher bergen zorgen er voor, dat ze 's avonds toch weer met anderen in contact komen. Anderen genieten meer naarmate de groep grooter is. Aan beide neigingen kan worden voldaan! Wel moet de laat ste categorie ervoor zorgen, dat ze tijdig bij de Jeugdherbergen is aangemeld; voor één of twee man vindt men meestal nog wel een plaatsje, maar als een groote groep bij aankomst te hooren krijgt: „De Jeugdherberg is vol", is dat minder pret tig. Kampeerders hadden er vroeger nogal eens last van, dat ze werden nageroepen om hun excentrieke kleedij. Was die kleeding noodzaak of aanstellerij? Nood zaak in zooverre ze het lichaam gelegen heid gaf, zich vrij te bewegen; in zoo verre ze sterk was en niet om den ande ren dag gewasschen behoefde te worden. Aanstellerij in zooverre het gezocht werd in buitenissigheden, die geen practisch nut hadden. Een buitenlandsche natuuropname? Neen! Montferland, waar de Jeugd herberg „Wolkenland" ligt. Onze extra-kleeding moet in de rug zak meegenomen kunnen worden, dus het mag niet te veel zijn. Die rugzak is ook noodzaak! Trekkers met koffers worden in de Jeugherbergen maar voor half-vol aangezien. „De pukkel" hoort erbij, hij is linnen- en provisiekast; naaidoos en bibliotheek! Moet men van Jeugdherbergen ge bruik maken, alleen „omdat het zoo goedkoop is"? Neen! Menigeen, die dit deed en die zich niet den waren trekkersgeest wist eigen te maken, die de kleine plichten, in de Jeugdherbergen opgelegd, ontdook, kwam bedrogen uit. Maar wie zich, behalve in eigen plan nen en genietingen, ook in die van an deren kan inleven, wie in staat is, ook in zijn vacantie sober te leven, om het volle pond aan gezond genot te ontvangen, die zal na zijn trektocht zijn ervaring samen vatten in deze uitspraak: „Al was ik schatrijk, dan zou ik nog van Jeugdherbergen gebruik maken!" Haarlem. Arie van Nierop. Het groote Duitsche „Reichsverband für Deutsche Jugendherbergen" heeft in de afgeloopen maand de jaarljjksche alge meene vergadering gehouden op de Wartburg te Eisenach. Hoewel eigenlijk Straalsund aan de Oostzee aan de beurt was, heeft men, om de reiskosten zooveel mogelijk te verminderen, het midden van het land gekozen. Vertegenwoordigd waren 25 Gauen (districten) alsmede tal van andere orga nisaties en lichamen, welke bij het jeugd- herbergenwerk betrokken zijn, terwijl ook verschillende buitenlandsche zuster organisaties aanwezig waren, w.o. de Ne derlandsche Jeugdherberg Centrale. Richard Schirmann, de stichter en nog steeds voorzitter van het Verband, heeft de bijeenkomst geopend met een rede, waarin hij op den ernst der tijden wees, waaronder vanzelfsprekend ook het jeugd- herbergenwerk te lijden heeft. Toch is juist in dezen tijd, nu zooveel jonge men schen dreigen te ontsporen, en velen maanden, soms jaren, werkloos zijn, het veilig stellen van de jeugdherberg, zoo dat deze haar deuren niet behoeft te slui ten, meer dan ooit geboden. De vergaderingen zijn alle vlot verloo- pen en kenmerkten zich door een geest van eensgezindheid en energieken wil, om ondanks allen tegenspoed vol te hou- dne. Wellicht droeg hiertoe bij het besef op historischen grond te staan. De Wart burg, van waaruit men een onvergetelijk uitzicht heeft over het Thuringerwoud, doorsneden door de oude heerwegen en bewaakt door tal van burchten op hooge toppen, is toch een belangrijk historisch gebouw van Duitsche staats- en cultuur geschiedenis. In de zalen en gangen van dien ouden burcht, prachtig bewaard en gerestaureerd, leeft nog de geest van zijn bewoners en gasten: van Walter van der Vogelweide, de Heilige Elisabeth, Luther, Goethe, Wagner en vele, vele anderen. Een der belangrijkste besluiten was o.m. de beslissing, waarbij de regeling van het vorig jaar herroepen werd, welke onder den druk der ongunstige economische om standigheden getroffen was, en welke be paalde, dat buitenlanders den dubbelen overnachtingsprijs moesten betalen in de Duitsche Jeugdherbergen. Men heeft dit belangrijk verlaagd en thans gelden in Duitschland ongeveer dezelfde prijzen als in de Nederlandsche Jeugdherbergen. Dit besluit is mede een der krachtigste uitingen van den vasten wil, niet de jeugd slachtoffer te laten worden van den nood der tijden. Tevens heeft men bewust de Jeugdher berg ingeschakeld in de zorg voor de jeugdige werkloozen, o.a. door op regel matige tijden z.g. vrijwillige arbeidsdien sten voor hen in de Jeugdherbergen te organiseeren. Belangwekkend, ook voor Nederland, mogen nog de volgende cijfers zijn: In 1931 waren er 2300 Jeugdherbergen. In dat jaar zijn 52 jeugdherbergen ge opend, hiervan waren er acht, welke ge heel nieuw gebouwd en modern ingericht waren. Het aantal overnachtingen be droeg 4.500.000 een respectabel aantal dus. ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ALKMAAR. Uitspraken van Dinsdag 12 Juli. G er rit Hartog W., journalist, Amster dam, tenuitvoerlegging voorw. straf niet gelast. Fokke Tjietse PI., Den Helder, ged., misdr. art. 249 Wetb. v. Strafrecht, 1 dag gevangenisstraf met 1 diag aftrek en tet beschikking der regeering gesteld. Pieter Willem Edward van L., postkan- toorbediende, te Schagen, verduistering, geen uitspraak. Brandstichter tot 2 jaar veroordeeld. Petrus Fr., opperman, Uitgeest, than« ged., opzettelijke brandstichting, waar door gevaar kon ontstaan, 2 jaar gevan genisstraf, conform eisch. Willem S., arbeider, Enkhuizen, ged., misdr. art. 247 strafrecht, 3 maanden ge vangenisstraf. Adrianus Gr., visscher, Egmond aan Zee, kinderzaak, geen uitspraak. Bo*° j Snee» Oo* J Aecooot Am D(x>Rn f ócUl ötf e»* V.\ 1' j y Het kaart je leert ons waar de verschillen de Jeugdherbergen in Nederland liggen. VERLATEN VAN DEN DIENST DOOR JEUGDIGE ZEE-OFFICIEREN. Bij ministerieele kennisgeving is be paald, dat aangezien het aantal zee-offi cieren thans voldoende is om in de eischen van den dienst te voorzien, het niet noodig is het verlaten van den dienst door jeugdige zee-officieren, voor zoo ver de bevorderingswet 1932 daartoe de gelegenheid heeft, tegen te gaan. Dienovereenkomstig zal op aanvrage om ontslag van die zee-officieren, die hun tienjarig verband nog niet hebben vol bracht, gunstig geadviseerd worden, mits zij de verschuldigde opleidingskos- ten bij ontslag aan het Rijk terugbetalen en niet voordat in hunne vervanging is voorzien. Eveneens kunnen verzoeken van zee officieren, om vergunning tot het waar nemen van betrekkingen buiten het zee wezen, als bedoeld in art. 23 der bevor deringswet voor de zeemacht 1932, als ook verzoeken, om wegens studiebelan- gen op non-activiteit buiten bezwaar van den lande te worden gesteld, in gunstige overweging worden genomen. HR. MS. „VAN MEERLANT". Hr. Ms. mijnlegger Van Meerlant, on der bevel van luit. ter zee le kl. P. A. Gallas, is gisteren te Oostende aange komen. Off. van den M.S.D. 2e kl. A. S. Faber, wien vergund is uit Oost-Indië te repatriee- ren, is 20 dezer met de P. C. Hooft van Tand- jong-Prkxk vertrokken, wordt 10 Augustus te Genua en daarna hier te lande terugverwacht. Off.-vlieger J. W. Adriaans, die ter be schikking is gesteld, is aangewezen voor den dienst in Oost-Indië en zal 27 dezer aan boord van het m.s. Indrapoera uit Rotterdam zijn bestemming volgen. Aan luit. ter zee 2e kl. A. P. Smitt, C. L. J. F. Douw van der Krap en L. J. van der Veen is vergund binnenkort naar Nederland uit Oost-Indië terug te keeren. van 19 en 20 Juli 1932. ONDERTROUWD: P. M. Giebelen en H. H. H. Schlothan; L. Blok en J. de VriesA. G. ten Have en K. Bontesd. J. Bouma en J. E. SchenkelsC. Buis en M. MeijllJ. H. Leijdeckers en A. Spren- gersP. Lastdrager en A. PapeM. Visser en L. K. C. JungA' M. Thomasz en A. DuitK. Kos en J. A. DuitG. A. Weerden en H. Kuipers; A. v. Leeuwen en S. W. Warbout. BEVALLENM. v. d. Geer-Scheikert, d.; T. de Graafde Heer, d.; N. v. Es de Geus, d.P. C. RoosenRotteveel, z.; J. M. VeldmanSchilder, z. OVERLEDENE. Joffer—Grotewal, 50 jaar. 20 Juli 1932. i Aangekomen van Harlingen en vertrokken naar Immingham Ned. s.s. „Nieland". VII. Hoe een Indisch agitator In de Engelsche val liep. Vele waren de wegen van den spion nage- en den contraspionnagedienst. Geen middel, men kan het zonder be zwaar zeggen, was slecht genoeg. Maar geen voorzorg ook werd veronachtzaamd. Men behoeft er de „aanteekeningen van een geheim agent" in Genève maar op na te lezen om zich daarvan te overtuigen. Weliswaar ontmoette hij de agenten en spionnen in zijn dienst op bepaalde dagen en plaatsen; weliswaar stelde hij de nieuwkomers op de hoogte van het geen zich reeds had afgespeeld, maar hij moest rekening houden met de waakzaam heid van de contra-spionnage der tegen standers. Zoo was het een oude boerin, die hem een paar keer per week op de niai-kt de berichten uit eigen land bracht. Zq overhandigde hem deze niet in het openbaar, maar zij had deze berichten tusschen hare groenten en vruchten ver stopt. De agent onderhield zich eenigen ïnnJuoiV r en seheen bijzondere be- l 11voor een deel harer uitstal ling te hebben, en vond dan, zich buk kende gemakkelijk gelegenheid den voor hem bestemden brief ongemerkt in ziin zak te doen glijden. Wie, zelfs onder Het vorige feuilleton was opgeno men in het nr. van Dinsdag 19 Juli j.1. degenen, die hem van nabij gadesloegen, zou in staat geweest zijn om iets van de gebruikte list te bemerken! Engeland had tijdens den oorlog reke ning te houden met tallooze pogingen, die werden gedaan om deelen van zijn uitge strekt gebied in opstand te brengen. Het schijnt, dat men zulks in Canada of Australië niet heeft geprobeerd; de aard der bevolking zou zulk een poging voor degenen, die haar ondernamen, niet on gevaarlijk hebben gemaakt. Maar niet slechts trachtten Duitschland en Turkije langs strategischen weg Engeland van een groot Indisch keizerrijk af te snij den, men liet ook geen middel onbeproefd om dit keizerrijk in opstand tegen de En gelsche heerschers te brengen. Daartoe reisden agitatoren het land af, daartoe kwamen Indiërs naar Europa om er over het Engelsche bestuur datgene te vertel len wat edelmoedige menschen zoo licht geneigd waren te gelooven. Een dezer openlijke predikers van den opstand tegen Engeland, vertoefde sedert eenigen tijd in Europa, niettegenstaande hij in Italië tot twee jaar gevangenisstraf was veroordeeld. Van alle complotten, tegen de veiligheid van Engeland gesmeed, was hij de ziel. Hij slaagde er in de overkomst van verschillende transporttroepen naar Engeland te beletten. Meer dan een aan slag was op zijn instigatie beproefd, en al hadden zijn bommen een ongewenschte uitwerking op onschuldige voorbijgan gers, zij lieten toch niet na schrik te ver spreiden. Hij scheen overal tegelijk, en zijn tegenwoordigheid in een bepaalde stad vernam men slechts nadat hij er zijn bracht. Officieus stond er op zijn hoofd een brach. Officieus stond er op zijn hoofd een hooge prijs. Gevlucht naar Amerika, wist hij naar Zweden en vandaar naar Duitschland te ontkomen. Van daaruit trachtte hij de Indische troepen, die in geallieerde gelederen dienden, over te halen tot opstand. Een fanaticus van de ergste soort, een die eigen leven niet telt. Uit de over hem uitgebrachte rapporten bleek, dat de vrouw als zoodanig voor hem niet telde; dat hij volkomen betrouwbaar was en niet omkoopbaar; dat hij -noch rookte noch dronk; dat hij met een ongelooflijke energie werkte en met een onweerstaan- baren moed was toegerust. Meer dan eens had de Intelligence Service hei reeds tegen dezen man moeten afleggen. Dat was reeds dadelijk de eer van den dienst te na, maar bovendien, het gevaar, verbonden aan de aanwezigheid van dezen man, was te groot. Nu deed zich echter het eigenaardige geval voor, dat de bedoelde Indische agitator doodelijk verliefd was geworden op een tweede, derde, ja wellicht vierde rangs cabaret zangeres, een vrouw zonder bijzondere bekoringen, die echter voor hem een aan trekkelijkheid had, welke haar wederga niet vond. Deze vrouw bevond zich tegen over den Engelschen dienst in een uiterst moeilijke positie. Zij had zich in dienst van haar Hindoeschen vriend ge steld. Zij voerde geen spioannage in grooten stijl, zij deed het, stapje voor stapje, maar wist zoodoende terrein te winnen. Zij meende daardoor voldoende geroutineerd te zijn om een grooten slag te slaan. Maar deze mislukte, en zij viel in de armen van den Engelschen dienst, die haar, zoo hij had gewild, op staanden voet had kunnen doen fusileeren. Maar het leven van deze vrouw, van wie men gelijk van iedereen, alles wist, was den dienst meer waard. Deze vrouw moest dus als lokaas dienen. Meerdere pogingen waren op haar be proefd, maar tot dusverre had zij weer stand geboden. Men kon haar natuurlijk niet te veel dreigen met den dood, wilde men voorkomen, dat zij voor deze dreige menten geheel niets meer zou voelen. Zij reisde onder strenge controle; twee agen ten van den geheimen dienst vergezel den haar, en een bijzondere agent hield toezicht op haar. Het kwam er nu slechts op aan om het juiste middel te vinden, dat haar in staat zou stellen den gelief de tot haar te brengen. Want de Hindoe mocht onverschrokken zijn, onnoodig on voorzichtig was hij niet. Hij had dat reeds getoond toen hij een verzoek van haar om in de onmiddellijke nabijheid van Genève met haar samen te komen had afgeslagen. Een nieuwe poging zou nu worden ondernomen, en ditmaal te Thonon, zoo mooi gelegen aan het meer van Genève, van waar men met de boot zoo gemakkelijk èn naar Lausanne èn naar Genève komt. De geliefde wachtte te Lausanne, en het heette, dat Giulia zich daarheen zou begeven. Maar, te Thonon aangekomen, bleken hare papie ren niet in orde; zij kreeg geen verlof om Frankrijk te verlaten, en het zou langen tijd duren alvorens die papieren in orde konden worden gebracht Vermoedelijk moest zij daarvoor zelfs naar Parijs gaan. Nu ging het erom den juisten brief te schrijven. Driemalen ontwierp de bijzon dere agent van den geheimen dienst een klad, en driemalen verscheurde hij het. Maar eindelijk was hij voldaan; uit zijn brief sprak voldoende de onbedwingbare hartstocht van de vrouw, die den Hindoe, hij mocht dan zoo ongevoelig heeten voor alles wat menschelijk was, naar den overkant zou brengen. Met tegenzin nam hij de ellendige rol op zich om de onge lukkige vrouw er toe te brengen den brief te schrijven en te teekenen; den brief, waarmede zij eigen leven kocht door dat van den geliefde te offeren. Vol spanning zagen de Fransche be ambten, die den Engelschen agent hen waren ter zijde gesteld, de aankomst van de boot dien dag tegemoet. Maar de boot van Lausanne kwam en geen persoon, die op den Hindoe geleek, verliet het schip. Wel echter werd kort daarna aan den Engelschen agent een briefje overhan digd, dat voor Giulia bestemd was. De agent begreep wat zich afspeelde. Hij liet den brenger het briefje teruggeven aan den afzender, die zich nog bevond op de niet vertrokken boot, en zeggen, dat de dame aan wie het geadresseerd was, geweigerd had het te openen. De list hielp, want de boot vertrok zonder den Hindoe. Deze was verbleekt, toen hem de vernederende boodschap werd overge bracht. Onmiddellijk had hij gevraagd hoe laat de volgende boot uit Thonon ver trok. En hjj had zich, tegen alle regelen der voorzichtigheid in, ontscheept. Hij was het Fransche douane, tevens pas poortbureau binnen gegaan, waar men, als was er niets bijzonders, zijn pas had aangenomen. Men had dien ingezien en hem daarna verzocht een oogenblik in een zijkamer te wachten. Daar vond hij den agent van den geheimen dienst en twee zijner helpers, en hun aanwezigheid zegde hem genoeg. Geen trek op zjjn ge laat verried de emotie, die zich van hem moest meester maken. Hij maakte slechts de opmerking, dat het warm in het ver trek was en dat men hem wel zou toe staan zijn jas uit te doen. Uiteraard stond men hem dit toe, maar van het oogenblik dat hij daardoor onbewaakt was, maakte hy gebruik om het snel werkend vergif, dat hij blijkbaar altijd bij zich droeg, in te slikken. Alle pogin gen om hem bij te brengen hielpen niets; de lippen waren verzegeld, voordat zij dat hadden kunnen vertellen wat men zoo gaarne uit zijn mond had gehoord. De Intelligence Service boekte een nieuw, belangrijk resultaat. Maar slechts ten deele was de slag gelukt, want de hoop was gevestigd op de mededeelingen, die de man zou doen. Slechts een uur, na dat over zijn lot was beslist, verliet een gebroken vrouwengestalte het hotelletje, waarin zjj zjjn aankomst had afgewacht. Het was Giulia, bevrijd thans van het toezicht van de agenten van den gehei men dienst, in het bezit gesteld van de haar toegekende belooning, het verder leven tegemoet gaande met een schuld van een oneindige grootte! (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1932 | | pagina 7