De Jeugdherbergeneen Gemeenschapswerk
Spionnage
in den grooten oorlog.
Marineberichten.
EERSTE KAMER
Nogmaals de derde kruiser.
Jeugtfherberggids 1932.
Op trektocht.
Algemeene Vergadering van het
„Reichsverband für Jugend-
herbergen" te Eisenach.
A
Burgerlijke Stand van Den Helder
Haven van Nisuwediep.
Gisternamidiilag kwam de Eerste Kamer
in openbare vergadering bijeen ter be
handeling van verschillende wetsontwer
pen.
De heer M e n d e 1 s (s.d.) besprak hier
bij den bouw van den derden kruiser. De
regeering heeft in verband met de motie-
Cramer, om dezen bouw op te schorten,
eenvoudig de portefeuillequaestie gesteld
en zij heeft het doen voorkomen, alsof het
met de kosten niet zoo zwaar zou loopen.
Men zegt nu wel, dat voor het komende
jaar slechts een betrekkelijk klein deel
van de totale som voor dezen kruiser is
uitgetrokken, maar ook dat acht spr. nog
te veel.
Ook het argument van de werkverrui
ming acht spr. niet steekhoudend. Indien
men zich beroept op de metaalarbeiders,
dan merkte spr. op, dat met het bouwen
accoord zou kunnen worden gegaan uit
het oogpunt van werkverschaffing, mits
onmiddellijk na voltooiing deze kruiser tot
zinken zou worden gebracht.
Spr wenscht in elk geval te worden ge
acht tegen den betrokken begrootingspost
te hebben gestemd.
De heer Van Einden (v.d.) acht den
krudserbouw eveneens ongewenscht. Hij
betreurt, dat drie ministers bij de motie-
Cramer de portefeuillequaestie hebben ge
steld en critiseert ten deze in het bijzonder
de houding van minister Beelaerts, onzen
vertegenwoordiger te Genève.
Spr. betwist voorts de passage in de
Memorie van Antwoord, dat de Nederland-
sche afvaardiging ter Ontwapeningscon
ferentie zich terecht zou hebben onthou
den van verzet tegen het gebruik van
duikbooten. Voor den wereldvrede zou het
een groote geruststelling zijn, indien de
andere mogendheden ten deze op één lijr
werden gesteld met Duitschland.
fh heer Heerkens Thjjssen (r.k.)
verwondert zich over den heer Mendels,
die dezen kruiserbouw ter sprake bracht,
terwijl de vraag van voortzetting of stop
zetting geenszins aan de orde was. De
meerderheid der Kamer had destijds be
slist, dat de kruiserbouw moest worden
voortgezet, omdat de belangen van de over-
zeesche gewesten zulks vorderen.
Spr. herinnert aan de belangrijke rol,
dae Nederland en de Indische gewesten
in het belang van de neutraliteit tijdens
den wereldoorlog hebben gespeeld en be
toogt, dat wii de wereld in dit verband
hebben te beschouwen zooals zii is. Spr.
wil onmiddellijk toegeven, dat, indien deze
kruiserbouw voor bewakings- of defensie
doeleinden niet noodig ware, het geld nut-
itger zou kunnen worden besteed.
Prof. De Savornin Lohman (cJi.)
wiist erop, dat de defensiebegrooting veel
sterker door de bezuiniging wordt getrof
fen dan de overige begrootingen. Het be
treffende onderwerp is hier intusschen
reeds herhaaldelijk behandeld en men kan
er wel allerminst van zeggen: „Es gibt's
uur einmal, dass kornuit nicht wieder."
(i/reugde).
Met het stemmen tegen dezen post be
reikt de heer Mendels trouwens niets,
want de Indische Regeering, waarvan de
minister van Koloniën maar een aanliang-
sëï is (gelach) gaat haar gang. Ten hoog
ste zou een zonderlinge figuur worden ge
schapen bii verwerping in dit ontwerp.
Een bepaalde uitspraak zou bii motie
moeten worden verkregen; uiteraard zou
spr. tegen een motie in den geest van het
dpor den heer Mendels betoogde, zijn stem
uitbrengen.
De heer B1 o m j o u s (r.k.) bestrijdt het
betoog van den heer Mendels ten opzichte
van den kruiser.
Minister De Graaff wijst op de bij
zondere positie welke Indië met haar vele
oliehavens inneemt en in het bijzonder op
de verplichtingen, die op Indië rusten in
geval van gewapend conflict, waarbij
dezerzijds neutraliteit moet worden be
tracht.
Op de Marinebegrooting van Ned.-Indië
is reeds 85 bezuinigd, terwijl voor
nieuwbouw, waarvoor in 1929 nog 191/2
millioen werd besteed, op de begrooting
van 1932 minder dan de helft van dit be
drag is uitgetrokken en voor 1933 niet
meer dan ruim 2 m'illioen.
Minister van Defensie aan het
woord.
De min. van Defensie, dr. Deckers.
antwoordt den heer Mendels, dat spreker si
uitspraak dd, Juni jl. in de Tweede Kamer
omtrent den kruiserbouw en de verant
woordelijkheid van de drie betrokken mi
nisters geenszins strijdig is met vroegerfe
uitlatingen, nl. in December, toen spr.
zeide, dat de Regeering voortzetting van
den kruiserbouw wenschte. Het lag voor
de hand, dat spr. de vorige maand, bij de
motie-Cramer in het bijzonder de drie
eerste betrokken ministers noemde. Dit
beteekent niet, dat de andere ministers
den kruiserbouw zouden willen stopzetten.
Verschil van meening is hier evenzeer af
wezig als ten aanzien van algemeen regee-
ringsbeleid.
Wat betreft ons optreden te Genève,
wanneer straks de ontwapeningsconferen
tie moge komen tot eenig resultaat wat
wij allen vurig hopen dan zal dat voor
een niet gering deel te danken zijn aan
de houding van de Nederlandsche diele
gatie.
De heer Mendels repliceert en noemt
den heer Lohman een politieke somnam
bule. Spr. acht deze Kamer echter vol
komen bevoegd om de voortzetting van
den kruiserbouw te weigeren. Indien de
heer Lohman dat betwist, dan dient hij
nog eens op z'n eigen collegebanken te
gaan zitten.
Het ontwerp, in stemming gebracht
wordt met 30 tegen 9 stemmen aangeno
men. (Tegen stemden alleen dé soc.-dem.).
PENSIOENFONDS VOOR DE
GRAFISCHE VAKKEN.
Uit het jaarverslag van de Ver. „Pen
sioenfonds voor de Grafische Vakken",
blijkt dat het fonds op 31 December j.1.
1243 (v. j. 1236) werkplaatsen met 11.662
(v. j. 11.342) verzekerde werknemers om
vatte.
Ten behoeve van deze werknemers zijn
pensioenen verzekerd tot een gezamen
lijk bedrag van 5.432.984 (v. j.
5.083.884) per jaar, overeenkomende
met een verzekerd kapitaal van
54.329.842 (v. j. 50.838.840).
In het verslagjaar werd 885.214 aan
premie ontvangen. De premiereserve nam
toe met f 739.082 tot 1.737.487 (v.j.
989.405).
Van de 103 pensioengerechtigde 65-
jarigen hadden op 31 December 66 het
pensioen laten ingaan. In het verslagjaar
werd 6733 uitgekeerd.
Verder blijkt dat de werkloosheid in
de typografie in het jaar 1931 5.04 be
droeg tegen 2.53 in 1930.
Het instituut der jeugdherbergen is
nog jong en vooral onder de ouderen
kijkt menigeen er wat vreemd tegen aan.
Maar de jeugd zelve, die er gebruik van
maakt, is het reeds ingeburgerd; dat leer
de mij onlangs nog do lezing van de
dankbare, veelal geestdriftige uitingen,
welke men in het gastenboek der Utrecht-
sche jeugdherberg vindt neergeschreven.
Trekvogels van zeer verschillende
pluimage ook van over onze grenzen
komen er samen. Dit zou, vurig als de
jeugd is, gevaar voor botsingen kunnen
opleveren. Doch een goede leiding zal er
wel voor weten te zorgen, dat de geest in
een jeugdherberg er een zij van prettige
opgewektheid en natuurlijke onderlinge
voorkomendheid.
Voor ieder is het van gewicht, iets van
de wereld te kennen; de een leert dit
uit boeken en kunstwerken, de ander
door reizen.
Jeugdherberg Wolfhaagaan het beekje
van dien naam te Vaals. Een oude water
molen zal thans jeugdige trekkers nacht-
blijf verschaffen.
Wie het laatste verkiest, zal het als een
niet gering voorrecht beschouwen te kun
nen reizen zonder groote kosten en toch
wetende overal in een veilige nachtelijke
„haven" aan te landen, waar hij gastvrij
wordt opgenomen en een vriendelijke
verzorging van een herberg-vader en
-moeder geniet.
Het is van uitnemend belang het rei
zen en trekken te leeren doen in grooten
eenvoud, zonder hooge eischen te stellen,
maar ervarende, dat het natuurschoon en
stedenschoon, zoo wij het maar willen
zien, ons als het ware om niet geboden
wordt, gelijk menige kunstuiting en al het
belangrijke in de openbare kunstverza
melingen, bibliotheken en leeszalen, en
dat dit alles meer dan opweegt tegen
veel van de dikwijls kostbare openbare
vermakelijkheden en andere ontspannin
gen.
Een geslacht, dat meer vertrouwd ge
raakt met de natuur en de vele andere
voor iedere toegankelijke schoonheden
in de wereld, zal aan gezondheid, een
voud en zedelijke kracht schatten opdoen,
welke, mits behoedzaam bewaard en met
verstand gebruikt, veel geluk kunnen
schenken en aan de gansehe gemeen
schap ten goede zullen komen. In dat
weldadige proces spelen ook de jeugd
herbergen hare niet onbelangrijke rol en
daarom verdienen zij waardeering en
steun, ook van de zijde der overheid.
Dr. J. P. FOCKEMA ANDREAE.
Burgemeester van Utrecht.
In een handig formaat en met een ex
pressieven omslag is dezer dagen ver
schenen de nieuwe Jeugdherberggids
van de Nederlandsche Jeugdherberg Cen
trale.
Elke trekker, die de Nederlandsche
jeugdherbergen op zijn tochten wil be
zoeken, diene zich een gids aan te schaf
fen, daar alle gegevens in dit boekje ver
meld staan. Voorts is aangegeven de
wijze, waarop men een toegangskaart
voor de jeugdherbergen kan verkrijgen,
n.1. door zich op te geven als lid van de
Nederlandsche Jeugdherberg Centrale
Plantage Franschelaan 14 te Amsterdam,
(C), door middel van het invullen van een
formulier. De kaarten geven zonder meer
ook recht van toegang tot de Jeugdher
bergen in Duitschland, Slovakije, Oosten
rijk, Zwitserland, Engeland, Schotland en
België (Vlaamsch gedeelte).
De langste dag is voorbij: we tellen de
dagen reeds, die ons scheiden van onze
vacantie. Wat gaan we in die vacantie
doen?
We willen zoo graag toegeven aan dat
nomaden-instinct, waarvan in ieder van
ons nog wel wat aanwezig zal zijn. Maar
dit jaar? De' tijden zijn niet rooskleurig:
zoo het wel kunnen?
Het móét kunnen, als we de manier
maar weten!
Zonder veel extra spaarderij, zoo maar
met het laatst verdiende geld op stap
(als we tenminste al verdienen; maar
anders komen de ouders hiervoor wel
over de brug!): dat maken de Jeugdher
bergen ons mogelijk. Een klein bedrag
voor de inschrijving; een paar dubbeltjes
voor de overnachtingen en heel goed-
koope maaltijden, als we die tenminste
niet zelf klaarmaken, waardoor we nog!
goedkoop er uit zijn.
In Nederland zijn nu meer dan veertig
Jeugdherbergen. We kunnen alle kanten
uit: naar heide, bosch, duinen, zee en
strand en naar onze mooie Hollandsche
steden. Met een kaartje vóór ons, waarop
de plaatsen waar Jeugdherbergen geves
tigd zijn, staan aangeteekend, kunnen we
een prachtigen tocht in elkaar zetten; in
sommige streken te voet, in andere per
fiets.
Sommige menschen genieten het meest
als ze alleen op stap zijn. De Jeugdher
bergen zorgen er voor, dat ze 's avonds
toch weer met anderen in contact komen.
Anderen genieten meer naarmate de
groep grooter is. Aan beide neigingen
kan worden voldaan! Wel moet de laat
ste categorie ervoor zorgen, dat ze tijdig
bij de Jeugdherbergen is aangemeld; voor
één of twee man vindt men meestal nog
wel een plaatsje, maar als een groote
groep bij aankomst te hooren krijgt: „De
Jeugdherberg is vol", is dat minder pret
tig.
Kampeerders hadden er vroeger nogal
eens last van, dat ze werden nageroepen
om hun excentrieke kleedij. Was die
kleeding noodzaak of aanstellerij? Nood
zaak in zooverre ze het lichaam gelegen
heid gaf, zich vrij te bewegen; in zoo
verre ze sterk was en niet om den ande
ren dag gewasschen behoefde te worden.
Aanstellerij in zooverre het gezocht werd
in buitenissigheden, die geen practisch
nut hadden.
Een buitenlandsche natuuropname? Neen! Montferland, waar de Jeugd
herberg „Wolkenland" ligt.
Onze extra-kleeding moet in de rug
zak meegenomen kunnen worden, dus het
mag niet te veel zijn. Die rugzak is ook
noodzaak! Trekkers met koffers worden
in de Jeugherbergen maar voor half-vol
aangezien. „De pukkel" hoort erbij, hij is
linnen- en provisiekast; naaidoos en
bibliotheek!
Moet men van Jeugdherbergen ge
bruik maken, alleen „omdat het zoo
goedkoop is"?
Neen! Menigeen, die dit deed en die
zich niet den waren trekkersgeest wist
eigen te maken, die de kleine plichten, in
de Jeugdherbergen opgelegd, ontdook,
kwam bedrogen uit.
Maar wie zich, behalve in eigen plan
nen en genietingen, ook in die van an
deren kan inleven, wie in staat is, ook in
zijn vacantie sober te leven, om het volle
pond aan gezond genot te ontvangen, die
zal na zijn trektocht zijn ervaring samen
vatten in deze uitspraak:
„Al was ik schatrijk, dan zou ik nog van
Jeugdherbergen gebruik maken!"
Haarlem. Arie van Nierop.
Het groote Duitsche „Reichsverband
für Deutsche Jugendherbergen" heeft in
de afgeloopen maand de jaarljjksche alge
meene vergadering gehouden op de
Wartburg te Eisenach. Hoewel eigenlijk
Straalsund aan de Oostzee aan de beurt
was, heeft men, om de reiskosten zooveel
mogelijk te verminderen, het midden van
het land gekozen.
Vertegenwoordigd waren 25 Gauen
(districten) alsmede tal van andere orga
nisaties en lichamen, welke bij het jeugd-
herbergenwerk betrokken zijn, terwijl
ook verschillende buitenlandsche zuster
organisaties aanwezig waren, w.o. de Ne
derlandsche Jeugdherberg Centrale.
Richard Schirmann, de stichter en nog
steeds voorzitter van het Verband, heeft
de bijeenkomst geopend met een rede,
waarin hij op den ernst der tijden wees,
waaronder vanzelfsprekend ook het jeugd-
herbergenwerk te lijden heeft. Toch is
juist in dezen tijd, nu zooveel jonge men
schen dreigen te ontsporen, en velen
maanden, soms jaren, werkloos zijn, het
veilig stellen van de jeugdherberg, zoo
dat deze haar deuren niet behoeft te slui
ten, meer dan ooit geboden.
De vergaderingen zijn alle vlot verloo-
pen en kenmerkten zich door een geest
van eensgezindheid en energieken wil,
om ondanks allen tegenspoed vol te hou-
dne. Wellicht droeg hiertoe bij het besef
op historischen grond te staan. De Wart
burg, van waaruit men een onvergetelijk
uitzicht heeft over het Thuringerwoud,
doorsneden door de oude heerwegen en
bewaakt door tal van burchten op hooge
toppen, is toch een belangrijk historisch
gebouw van Duitsche staats- en cultuur
geschiedenis. In de zalen en gangen van
dien ouden burcht, prachtig bewaard en
gerestaureerd, leeft nog de geest van zijn
bewoners en gasten: van Walter van der
Vogelweide, de Heilige Elisabeth, Luther,
Goethe, Wagner en vele, vele anderen.
Een der belangrijkste besluiten was o.m.
de beslissing, waarbij de regeling van het
vorig jaar herroepen werd, welke onder
den druk der ongunstige economische om
standigheden getroffen was, en welke be
paalde, dat buitenlanders den dubbelen
overnachtingsprijs moesten betalen in de
Duitsche Jeugdherbergen. Men heeft dit
belangrijk verlaagd en thans gelden in
Duitschland ongeveer dezelfde prijzen
als in de Nederlandsche Jeugdherbergen.
Dit besluit is mede een der krachtigste
uitingen van den vasten wil, niet de
jeugd slachtoffer te laten worden van den
nood der tijden.
Tevens heeft men bewust de Jeugdher
berg ingeschakeld in de zorg voor de
jeugdige werkloozen, o.a. door op regel
matige tijden z.g. vrijwillige arbeidsdien
sten voor hen in de Jeugdherbergen te
organiseeren. Belangwekkend, ook voor
Nederland, mogen nog de volgende cijfers
zijn:
In 1931 waren er 2300 Jeugdherbergen.
In dat jaar zijn 52 jeugdherbergen ge
opend, hiervan waren er acht, welke ge
heel nieuw gebouwd en modern ingericht
waren. Het aantal overnachtingen be
droeg 4.500.000 een respectabel aantal
dus.
ARRONDISSEMENTSRECHTBANK
TE ALKMAAR.
Uitspraken van Dinsdag 12 Juli.
G er rit Hartog W., journalist, Amster
dam, tenuitvoerlegging voorw. straf niet
gelast.
Fokke Tjietse PI., Den Helder, ged.,
misdr. art. 249 Wetb. v. Strafrecht, 1 dag
gevangenisstraf met 1 diag aftrek en tet
beschikking der regeering gesteld.
Pieter Willem Edward van L., postkan-
toorbediende, te Schagen, verduistering,
geen uitspraak.
Brandstichter tot 2 jaar
veroordeeld.
Petrus Fr., opperman, Uitgeest, than«
ged., opzettelijke brandstichting, waar
door gevaar kon ontstaan, 2 jaar gevan
genisstraf, conform eisch.
Willem S., arbeider, Enkhuizen, ged.,
misdr. art. 247 strafrecht, 3 maanden ge
vangenisstraf.
Adrianus Gr., visscher, Egmond aan
Zee, kinderzaak, geen uitspraak.
Bo*° j
Snee»
Oo* J
Aecooot
Am D(x>Rn
f
ócUl
ötf e»*
V.\
1'
j y
Het kaart je leert ons waar de verschillen de Jeugdherbergen in Nederland liggen.
VERLATEN VAN DEN DIENST DOOR
JEUGDIGE ZEE-OFFICIEREN.
Bij ministerieele kennisgeving is be
paald, dat aangezien het aantal zee-offi
cieren thans voldoende is om in de
eischen van den dienst te voorzien, het
niet noodig is het verlaten van den dienst
door jeugdige zee-officieren, voor zoo
ver de bevorderingswet 1932 daartoe de
gelegenheid heeft, tegen te gaan.
Dienovereenkomstig zal op aanvrage
om ontslag van die zee-officieren, die hun
tienjarig verband nog niet hebben vol
bracht, gunstig geadviseerd worden,
mits zij de verschuldigde opleidingskos-
ten bij ontslag aan het Rijk terugbetalen
en niet voordat in hunne vervanging is
voorzien.
Eveneens kunnen verzoeken van zee
officieren, om vergunning tot het waar
nemen van betrekkingen buiten het zee
wezen, als bedoeld in art. 23 der bevor
deringswet voor de zeemacht 1932, als
ook verzoeken, om wegens studiebelan-
gen op non-activiteit buiten bezwaar van
den lande te worden gesteld, in gunstige
overweging worden genomen.
HR. MS. „VAN MEERLANT".
Hr. Ms. mijnlegger Van Meerlant, on
der bevel van luit. ter zee le kl. P. A.
Gallas, is gisteren te Oostende aange
komen.
Off. van den M.S.D. 2e kl. A. S. Faber,
wien vergund is uit Oost-Indië te repatriee-
ren, is 20 dezer met de P. C. Hooft van Tand-
jong-Prkxk vertrokken, wordt 10 Augustus te
Genua en daarna hier te lande terugverwacht.
Off.-vlieger J. W. Adriaans, die ter be
schikking is gesteld, is aangewezen voor den
dienst in Oost-Indië en zal 27 dezer aan boord
van het m.s. Indrapoera uit Rotterdam zijn
bestemming volgen.
Aan luit. ter zee 2e kl. A. P. Smitt, C. L. J.
F. Douw van der Krap en L. J. van der Veen
is vergund binnenkort naar Nederland uit
Oost-Indië terug te keeren.
van 19 en 20 Juli 1932.
ONDERTROUWD: P. M. Giebelen en
H. H. H. Schlothan; L. Blok en J. de
VriesA. G. ten Have en K. Bontesd.
J. Bouma en J. E. SchenkelsC. Buis en
M. MeijllJ. H. Leijdeckers en A. Spren-
gersP. Lastdrager en A. PapeM. Visser
en L. K. C. JungA' M. Thomasz en A.
DuitK. Kos en J. A. DuitG. A. Weerden
en H. Kuipers; A. v. Leeuwen en S. W.
Warbout.
BEVALLENM. v. d. Geer-Scheikert,
d.; T. de Graafde Heer, d.; N. v. Es
de Geus, d.P. C. RoosenRotteveel, z.;
J. M. VeldmanSchilder, z.
OVERLEDENE. Joffer—Grotewal,
50 jaar.
20 Juli 1932. i
Aangekomen van Harlingen en vertrokken
naar Immingham Ned. s.s. „Nieland".
VII.
Hoe een Indisch agitator In de Engelsche
val liep.
Vele waren de wegen van den spion
nage- en den contraspionnagedienst.
Geen middel, men kan het zonder be
zwaar zeggen, was slecht genoeg. Maar
geen voorzorg ook werd veronachtzaamd.
Men behoeft er de „aanteekeningen van
een geheim agent" in Genève maar op na
te lezen om zich daarvan te overtuigen.
Weliswaar ontmoette hij de agenten en
spionnen in zijn dienst op bepaalde
dagen en plaatsen; weliswaar stelde hij
de nieuwkomers op de hoogte van het
geen zich reeds had afgespeeld, maar hij
moest rekening houden met de waakzaam
heid van de contra-spionnage der tegen
standers. Zoo was het een oude boerin,
die hem een paar keer per week op de
niai-kt de berichten uit eigen land bracht.
Zq overhandigde hem deze niet in het
openbaar, maar zij had deze berichten
tusschen hare groenten en vruchten ver
stopt. De agent onderhield zich eenigen
ïnnJuoiV r en seheen bijzondere be-
l 11voor een deel harer uitstal
ling te hebben, en vond dan, zich buk
kende gemakkelijk gelegenheid den voor
hem bestemden brief ongemerkt in ziin
zak te doen glijden. Wie, zelfs onder
Het vorige feuilleton was opgeno
men in het nr. van Dinsdag 19 Juli j.1.
degenen, die hem van nabij gadesloegen,
zou in staat geweest zijn om iets van de
gebruikte list te bemerken!
Engeland had tijdens den oorlog reke
ning te houden met tallooze pogingen, die
werden gedaan om deelen van zijn uitge
strekt gebied in opstand te brengen. Het
schijnt, dat men zulks in Canada of
Australië niet heeft geprobeerd; de aard
der bevolking zou zulk een poging voor
degenen, die haar ondernamen, niet on
gevaarlijk hebben gemaakt. Maar niet
slechts trachtten Duitschland en Turkije
langs strategischen weg Engeland van
een groot Indisch keizerrijk af te snij
den, men liet ook geen middel onbeproefd
om dit keizerrijk in opstand tegen de En
gelsche heerschers te brengen. Daartoe
reisden agitatoren het land af, daartoe
kwamen Indiërs naar Europa om er over
het Engelsche bestuur datgene te vertel
len wat edelmoedige menschen zoo licht
geneigd waren te gelooven. Een dezer
openlijke predikers van den opstand
tegen Engeland, vertoefde sedert eenigen
tijd in Europa, niettegenstaande hij in
Italië tot twee jaar gevangenisstraf was
veroordeeld. Van alle complotten, tegen
de veiligheid van Engeland gesmeed, was
hij de ziel. Hij slaagde er in de overkomst
van verschillende transporttroepen naar
Engeland te beletten. Meer dan een aan
slag was op zijn instigatie beproefd, en
al hadden zijn bommen een ongewenschte
uitwerking op onschuldige voorbijgan
gers, zij lieten toch niet na schrik te ver
spreiden. Hij scheen overal tegelijk, en
zijn tegenwoordigheid in een bepaalde
stad vernam men slechts nadat hij er zijn
bracht. Officieus stond er op zijn hoofd een
brach. Officieus stond er op zijn hoofd een
hooge prijs. Gevlucht naar Amerika,
wist hij naar Zweden en vandaar naar
Duitschland te ontkomen. Van daaruit
trachtte hij de Indische troepen, die in
geallieerde gelederen dienden, over te
halen tot opstand.
Een fanaticus van de ergste soort, een
die eigen leven niet telt. Uit de over hem
uitgebrachte rapporten bleek, dat de
vrouw als zoodanig voor hem niet telde;
dat hij volkomen betrouwbaar was en
niet omkoopbaar; dat hij -noch rookte
noch dronk; dat hij met een ongelooflijke
energie werkte en met een onweerstaan-
baren moed was toegerust. Meer dan
eens had de Intelligence Service hei
reeds tegen dezen man moeten afleggen.
Dat was reeds dadelijk de eer van den
dienst te na, maar bovendien, het gevaar,
verbonden aan de aanwezigheid van
dezen man, was te groot. Nu deed zich
echter het eigenaardige geval voor, dat
de bedoelde Indische agitator doodelijk
verliefd was geworden op een tweede,
derde, ja wellicht vierde rangs cabaret
zangeres, een vrouw zonder bijzondere
bekoringen, die echter voor hem een aan
trekkelijkheid had, welke haar wederga
niet vond. Deze vrouw bevond zich tegen
over den Engelschen dienst in een
uiterst moeilijke positie. Zij had zich in
dienst van haar Hindoeschen vriend ge
steld. Zij voerde geen spioannage in
grooten stijl, zij deed het, stapje voor
stapje, maar wist zoodoende terrein te
winnen. Zij meende daardoor voldoende
geroutineerd te zijn om een grooten slag
te slaan. Maar deze mislukte, en zij viel
in de armen van den Engelschen dienst,
die haar, zoo hij had gewild, op staanden
voet had kunnen doen fusileeren. Maar
het leven van deze vrouw, van wie men
gelijk van iedereen, alles wist, was den
dienst meer waard.
Deze vrouw moest dus als lokaas dienen.
Meerdere pogingen waren op haar be
proefd, maar tot dusverre had zij weer
stand geboden. Men kon haar natuurlijk
niet te veel dreigen met den dood, wilde
men voorkomen, dat zij voor deze dreige
menten geheel niets meer zou voelen. Zij
reisde onder strenge controle; twee agen
ten van den geheimen dienst vergezel
den haar, en een bijzondere agent hield
toezicht op haar. Het kwam er nu slechts
op aan om het juiste middel te vinden,
dat haar in staat zou stellen den gelief
de tot haar te brengen. Want de Hindoe
mocht onverschrokken zijn, onnoodig on
voorzichtig was hij niet. Hij had dat
reeds getoond toen hij een verzoek van
haar om in de onmiddellijke nabijheid
van Genève met haar samen te komen
had afgeslagen. Een nieuwe poging zou
nu worden ondernomen, en ditmaal te
Thonon, zoo mooi gelegen aan het meer
van Genève, van waar men met de boot
zoo gemakkelijk èn naar Lausanne èn
naar Genève komt. De geliefde wachtte
te Lausanne, en het heette, dat Giulia
zich daarheen zou begeven. Maar, te
Thonon aangekomen, bleken hare papie
ren niet in orde; zij kreeg geen verlof om
Frankrijk te verlaten, en het zou langen
tijd duren alvorens die papieren in orde
konden worden gebracht Vermoedelijk
moest zij daarvoor zelfs naar Parijs gaan.
Nu ging het erom den juisten brief te
schrijven. Driemalen ontwierp de bijzon
dere agent van den geheimen dienst een
klad, en driemalen verscheurde hij het.
Maar eindelijk was hij voldaan; uit zijn
brief sprak voldoende de onbedwingbare
hartstocht van de vrouw, die den Hindoe,
hij mocht dan zoo ongevoelig heeten
voor alles wat menschelijk was, naar den
overkant zou brengen. Met tegenzin nam
hij de ellendige rol op zich om de onge
lukkige vrouw er toe te brengen den
brief te schrijven en te teekenen; den
brief, waarmede zij eigen leven kocht
door dat van den geliefde te offeren.
Vol spanning zagen de Fransche be
ambten, die den Engelschen agent hen
waren ter zijde gesteld, de aankomst van
de boot dien dag tegemoet. Maar de boot
van Lausanne kwam en geen persoon, die
op den Hindoe geleek, verliet het schip.
Wel echter werd kort daarna aan den
Engelschen agent een briefje overhan
digd, dat voor Giulia bestemd was. De
agent begreep wat zich afspeelde. Hij
liet den brenger het briefje teruggeven
aan den afzender, die zich nog bevond op
de niet vertrokken boot, en zeggen, dat
de dame aan wie het geadresseerd was,
geweigerd had het te openen. De list
hielp, want de boot vertrok zonder den
Hindoe. Deze was verbleekt, toen hem de
vernederende boodschap werd overge
bracht. Onmiddellijk had hij gevraagd
hoe laat de volgende boot uit Thonon ver
trok. En hjj had zich, tegen alle regelen
der voorzichtigheid in, ontscheept. Hij
was het Fransche douane, tevens pas
poortbureau binnen gegaan, waar men,
als was er niets bijzonders, zijn pas had
aangenomen. Men had dien ingezien en
hem daarna verzocht een oogenblik in
een zijkamer te wachten. Daar vond hij
den agent van den geheimen dienst en
twee zijner helpers, en hun aanwezigheid
zegde hem genoeg. Geen trek op zjjn ge
laat verried de emotie, die zich van hem
moest meester maken. Hij maakte slechts
de opmerking, dat het warm in het ver
trek was en dat men hem wel zou toe
staan zijn jas uit te doen. Uiteraard
stond men hem dit toe, maar van het
oogenblik dat hij daardoor onbewaakt
was, maakte hy gebruik om het snel
werkend vergif, dat hij blijkbaar altijd
bij zich droeg, in te slikken. Alle pogin
gen om hem bij te brengen hielpen niets;
de lippen waren verzegeld, voordat zij
dat hadden kunnen vertellen wat men zoo
gaarne uit zijn mond had gehoord.
De Intelligence Service boekte een
nieuw, belangrijk resultaat. Maar slechts
ten deele was de slag gelukt, want de
hoop was gevestigd op de mededeelingen,
die de man zou doen. Slechts een uur, na
dat over zijn lot was beslist, verliet een
gebroken vrouwengestalte het hotelletje,
waarin zjj zjjn aankomst had afgewacht.
Het was Giulia, bevrijd thans van het
toezicht van de agenten van den gehei
men dienst, in het bezit gesteld van de
haar toegekende belooning, het verder
leven tegemoet gaande met een schuld
van een oneindige grootte!
(Wordt vervolgd.)