De rijkste man van Spanje.
„Leve Napoleon II!"
Hij li ad er geen vermoeden van, dat
zijn aanhangers in Frankrijk een sterke
partij vormden tegenover die van Bour
bon en die van Orleans. Hij wist niet,
dat bij de Juli-revoiutie van 1930 op de
barricades de strijdkreet „Vive Napo
leon II!" weerklonk. Hij was een ge
vangene in gouden ketenen en hij zag
dat zelf zeer goed in. Geen vreemde
mocht hem naderen zonder een uit
drukkelijke toestemming van Metter-
nich; het testament van zijn vader
mocht hii zelfs niet lezen. En tenslotte
werd de gesloten, nokkende jongeling
door de tering aangegrepen. De een
zaamheid in zijn hart had zijn gezond
heid ondermijnd L'Aiglon het
Arendsjong zou nooit zijn vleugels
uitslaan.
Brussel, Juli 1932.
(Door een bij zonderen correspondent.)
Madrid, Juli 1982.
Wanneer men van Valencia naar
de Balearen wenscht óver te steken,
heeft men de keur uit zes verschillen
de stoomvaartmaatschappijen. Tenmin
ste zoo schijnt het den reiziger toe,
want in werkelijkheid behooren die
maatschappijen alle één man toe. Die
man is Juan Maroh.
Tabaksregie en tabakssmok
kelarij in één hand.
Tot voor kort ging het den rooker,
die in Spanje woonde, precies eender
als den reiziger, die uit zes stoomvaart
maatschappijen meende te kunnen kie
zen. Hij was niet tevreden met de ta
bak, die door de tabaksregie werd ver
strekt en kon het niet verkroppen, dat
Juan March, die reeds de rijkste man
van het land was, er jaarlijks millioe-
nen aan verdiende. Hij rookte dus lie
ver de gesmokkelde tabak, die van
goede kwaliteit is en uit Spaansch-
Marokko naar de havens in Z.O.
Spanje wordt gebracht. Die tabak is
goed en goedkoop ja, maar het geld,
dat ervoor betaald wordt, vloeit toch
evengoed in de zakken van March,
want deze is niet alleen de algemeene
pachter van het tabaksmonopolie,
maar ook de leider van de georgani
seerde tabakssmokkelarij.
Een merkwaardige carrière.
March, de ongekroonde keizer van
Spanje, een neger-halfbloed, wordt van
Mayorca genoemd en ook wel de hyena
met de gele oogen. Zijn reusachtig ver- j
mogen is vermoedelijk het jongste mil-
lioenenkapitaal dat er thans bestaat.
Tien jaar geleden was hij nog
een onbekende visscher en smokkelaar
op Mayorca, het grootste eiland van de
Balearen. Hij is dus heel arm begon
nen, als een botte, volkomen ongelet
terde proletariër van de zee. Hij had
slechts één verlangen: uit de armoede
en ellende op te stijgen. Hij had slechts
één idee: de tabak uit Algiers en Ma-
rokka is driemaal zoo goed en gewild
als de Spaansche. Uit deze eenvoudige
elementen ontstond de carrière van
Juan March. De rest kwam vanzelf
door organisatietalent en geluk.
Maroh was de eerste op de kust, die
inzag, dat een smokkelaar, die samen
werkt met de douane-ambtenaren, veel
betere zaken doet dan een, die een wel
iswaar romantischen, doch volkomen
ongelijken strijd tegen hen voert. Hij
bood hen dus de hand der verzoening
en al spoedig deed de toespeling de
ronde dat de initialen S.M. Su Majestad
(Zijne Majesteit) bij de douane voor
taan beteekenden: Senor March.
„Voor het geval, dat.
In het leven van den in macht toe-
nemenden smokkelaar in tabak, ver-
doovende middelen en mensohen
kwam nu ook een gelukkige bij-omstan
digheid, n.1. de strijd in Marokko, March
leverde menschen voor het Spaansche
vreemdelingenlegioen, maar hij bood
de soldaten daarvan ook de gelegen
heid om te vluchten. (Dat er daarbij
dikwijls iets verkeerd liep, was niet zijn
schuld). Hij werd de eenige leveran
cier voor alcohol, uniformen, machine
geweren, vliegtuigen, enz. voor de
Spaansche regeering. Tegelijkertijd
onderhandelde hij echter met Abd el
Krim als monopolistisch leverancier en
minister van financiën der Kabylen.
„Voor het geval" dat Spanje het iii
Marokko definitief zou moeten afleg
gen. Overigens heeft hij jegens Abd el
Krim wel woord gehouden, want toen
deze door de Franschen gevangen werd
genomen, zette March het door, dat hij
niet voor een speciale rechtbank kwam,
doch met een vorstelijke apanage op
„eervolle" wijze werd verbannen naar
Madagaskar.
Hij kiest de juiste houding.
In verband met zijn relatie met de
Kabylen bestond er aanvankelijk vij
andschap tusschen Maroh en den dic
tator Primo de Rivera. De gewezen
visscher, zoon en kleinzoon van nege
rinnen, wTist ook hier raad. Hij zag
kans, tot koning Alfonso door te drin
gen en toen zag hij onmiddellijk,
hoe hij bij den monarch zijn doel kon
bereiken. Niet door vleierij, want daar
van walgde deze laatste vorst uit het
huis Bourbon, die reeds als koning
geboren werd. Juan March begreep,
dat hij juist door grofheid en door
grofheid alleen zijn doel moest berei
ken. Hij deed dus onbeleefd, onbe
schaafd, zelfs brutaal, maar nam daar
bij toch zoo'n schijn van eerlijkheid en
oprechtheid aan, dat hij den vorst ge
heel voor zich innam. Primo de Rivera
moest het onderspit delven, maar March
deed niet haatdragend. Het gevolg van
een en ander was de generale pacht
van de tabaksregie.
Intusschen was Juan March groot
grondbezitter geworden; hij bezat hui
zen in Madrid en Barcelona, in Valen
cia en in zijn geboortedorp Cala Ra-
Chada of Mayorca. Hier bouwde hij op
een hoogte bij de zee een schitterend
kasteel met een prachtig aangelegd
park er omheen en een eigen haven,
die tegen storm en golfslag beveiligd
was en zijn particuliere vloot en wa
tervliegtuigen plaats bood. Dat alles
deed hij echter in hoofdzaak om zijn
landgenooten te imponeeren. Hij kwam
slechts eens, hoogstens tweemaal per
jaar in dezen lusthof.
De eigenaardige, zeer primiteve
combinatie van groote lijnen en gierig
heid, ondernemingsgeest en wantrou
wen, die hem kenmerkte, heeft March
bewaard voor industreele expansie,
voor de mechanisatie en rationalisatie,
die zoovelen ten onder hebben ge
bracht in den laatsten tijd. Toen de
Baskische minister en financier Camb<5
hem polste voor een compagnonschap
in een kunstzijdefabriek, zei March:
„Kunstzijde! Als u nu nog aardappe
len had gezegdZonder aardappe
len kunnen de menschen niet leven.
Maar wat moet ik wat moet de we
reld beginnen met machines om kunst
zijde te maken?" In de tabaksindustrie
van Juan March wordt dan ook abso
luut niet met machines gewenkt. Hij
is trotsch op zijn partriarchale systeem
dat gebaseerd is op een laag arbeids
loon.
Tegenover de Spaansche republiek
stond hij aanvankelijk neutraal. Om op
alles voorbereid te zijn, kocht hij zelfs
een mandaat van Mayorca voor de
volksvertegenwoordiging. Toen men
hem dit later in genoemd college ver
weet, zei hij: „Natuurlijk heb ik het
gekocht! Ik heb het zelfs goedkooper
gekregen, dan u denkt. Maar met dat
al heb ik het eerlijk gekocht.
Dat incident is nu al maanden oud.
Het had tengevolge, dat er een actie
werd begonnen om het mandaat ongel
dig te verklaren. Deze had geen suc
ces, zoolang Juan March nog in het
volle bezit van zijn persoonlijke en
financieele macht was. Doch kort ge
leden besloot de regeering hem in pre
ventieve hechtenis te nemen. Hij is-
beschuldigd van omkooperij, contract
breuk, bedrog, belastingontduiking,
smokkelarij, enz. Er staat zelfs een
moord vermeld onder het vele, waar
van hij wordt verdacht. Eenige jaren
geleden verdween n.1. de eigenaar van
een kroeg in Menilla, een zakenvriend
van March, na een heftig dispuut met
zijn partner.
Vooreerst heeft Spanje dus Juan
March opgeborgen. Doch in Spanje in
teresseert men zich ten zeerste over de
vraag, hoe lang dat zal duren en of
niet March op zijn beurt den geheelen
staat in zijn zak zal steken.
Het is niet altijd gemakkelijk om
teleurstellingen met een glimlach te
aanvaarden en te zeggen: „Wel jam
mer. Niets aan te doen, een volgen
den keer beter".
Maar al te dikwijls wordt er aan het
napeinzen over een teleurstelling ener
gie verspild! die, op een nieuw doel ge
richt, een opbouwende kracht zou kun
nen zijn. Daar heeft men b.v. de Direc
teur van een export-zaak in Oostersche
kunstvoorwerpen, die op een drukken
dag midden onder zijn bezigheden
„verrast" wordt met de tijding, dat een
zending van duizenden door een Lon-
densche firma geweigerd' is. Het hangt
geheel van zijn type af, wat hij onder
dergelijke omstandigheden zal doen.
Maar al te dikwijls komt het voor, dat
liij zijn personeel de schuld geeft, zegt
„dat er wel weer een of andere stommi
teit zal zijn gebeurd'". Zonder te ver
moeden of te onderzoeken wat deze is,
en gedurende minstens de rest van de
week in geen humeur is. Dit is al een
zeer ondoeltreffende en onzakelijke
manier van doen, maar toch een, óie
heel veel voorkomt. Een Directeur die
zoo handelt, krijgt zijn zending er niet
door geaccepteerd en reduceert het
daardoor ontstane verlies met geen
cent, maar dat overdenkt hij niet.
Een voorbeeld van practische zake
lijkheid was echter wel de houding van
een ons persoonlijk bekende Directeur
aan wien precies het boven beschrevene'
overkwam. Hii vloekte niet, toen de
chef van de export-afdeeiing hem het
weinig opwekkende nieuws vertelde.
Maar hij begon onmiddellijk zijn agen
da te raadplegen, en maatregelen te
nemen voor een afwezigheid van twee
diagen.
„Gaat mijnheer met vacantie?" waag
de de chef, die de uitwerking van het
zooeven door hem gebrachte nieuws al
zeer vreemd vond.
Een grimmig lachje speelde om den
mond van den Directeur. „Komt je dat
waarschijnlijk voor, Kremer?" zei hij
rustig. „Neen, ik ga naar Londen
om die quaestie in orde te maken".
De chef was paf. „Naar Londen",
prevelde hii halfluid, „de kosten al
leen al!"
De Directeur keek snel op. „Daar
hebben wij weer die onzakelijke kren
terigheid. De kosten! Vijftig gulden
misschien, terwijl het gaat om een
zending van bijna acht duizend gulden,
gebruik toch je verstand!"
Hij vertrok met de nachtboot. Twee
dagen later was hii terug. De zaak was
in orde. De weigering was te wijten ge
weest aan een tamelijk ingewikkeld
misverstand betreffende invoerrechten
en emballage, dat per correspondentie
aanzienlijk langer zou hebben genomen
om opgehelderd te worden. Neemt men
daarby in aanmerking de onaangename
onzekerheid, die den Directeur gehin
derd zou hebben tot de zaak geregeld
was, dan had hij zeker den juisten weg
gekozen door actief en handelend in te
grijpen.
Zoo moet het hoofd van een zaak
zijn, niet weifelend en direct uit het
veld geslagen, maar helder van hoofd,
snel en beheerscht in het nemen van
besluiten, niet kortzichtig bang voor
een onkosten-post van 50 gulden wan
neer het om duizenden gaat.
Trouwens, de raad die wij zouden wil
len geven aan allen, die teleurstellin
gen ondervinden, op welk gebied1 ook,
luidt: „handelt! Doet iets!"
Er zijn teleurstellingen die wij niet
kunnen opheffen, die zonder meer aan
vaard moeten worden.
Maar gaat ook in dat geval niet wer
keloos bü de pakken neerzitten, con
centreert Uw volledige aandacht op
eenig werk, en weigert den toegang aan
gedachten, die treuren over iets, waar
aan eenmaal niets veranderd kan wor
den. Ze zijn afbrekend en vruchteloos.
Ziet vooruit op den Levensweg, niet
achteruit!
Dr. JOS DE GOCK.
ling in zijn mond, zijn rechterwang,
zijn heele hoofd woedde. En toen hij,
vertwijfeld om zich heen keek naar
een taxi, om naar zijn tandarts terug
te keeren, zag hij, dat het toeval hem
viaJ^ voor een huis had gebracht,
waarop een emaille bordje met het
woord: „Tandheelkundige kliniek" on
der leiding van Dr. Sewes.
Hij trad binnen en kwam in een
kamer vol bleeke menschen met ge
zwollen wangen treurige oogen en
gedempte stemmen. Hij trachtte een
tijdschrift te lezen, dat precies vijftig
jaar geleden was uitgekomen, toen
een kreet uit de kamer ernaast hem
als met zweepslagen wegjoeg. Doch
vlak bij de reddende voordeur zei een
stem naast hem: „Hierin meneer,' U
loopt verkeerd."
J. Gray ging de kamer van den
tandarts binnen, zooals een arme ver
volgde de martelkamer.
Blindelings strompelde hij naar den
beruchten stoel en steunde: „Het doet
erg pijn, dokter... maar verdoof het
alsjeblieftik zeg eerlijk, dat ik als
de dood ben voor trekken en boren
vind ik nog ergerliefst had ik, dat
U me maar iets verdoovends gaf
Hij zat daar als een jammerlijk
hoopje mensch, met zijn gezwollen
wang, angstige oogen en benepen
stemgeluid. Toen zei een stem, die
hem eleatriseerde: „Wees maar niet
bang. ik zal U geen pijn doen."
Hij sprong op en keek. Naast hem
stond, in flatteuse witte jas gekleed,
een glimlachje om den mond, Janet.
1 steunde Jim, dat ontbrak er
aanmaar is hier dan niet een Dr.
Sewes?
Dat is mijn compagnon, zei Janet,
wist U dan niet, dat ik tandarts ben?
Laat me eens kijken, waar het zit?
O maar neenonmoge
lijk
Waarom onmogelijk? vroeg Janet
en haar oogeo tintelden van pleizier.
UU kunt toch niet in mijn
mond gaan scharrelen, stamelde Jim.
Dat is mijn vak, zei Janet effen.
KomEn meteen liet ze zijn stoel
achterover vallen, zoodat hij verschrikt
achterover tuimelde.
Ziet er leelijk uit, zei Janet, wan
neer was U het laatst bij een tand
arts?
Acht jaar geleden, bekende Jim.
ZJj lachte. Dat kan men zien. Ik
zal vier kiezen moeten plombeeren en
ik zou U raden er nog één te laten
trekken, dan zet ik er twee valsche
voor in de plaats met een brug en
Jim luisterde naar haar als in een
benauwden droom. Nu was het uit,
voorgoed uit. Zijn laatste hoop ver
vloog. O noodlot, hij die alles gedaan
had om haar te imponeeren, hij zat
hier, jammerlijk en doodsbang en zij
merkte het best en wegloopen kon hij
ook al niet,' dat zou nog erger zijn.
Zullen we dan ehmorgen met
de behandeling beginnen? vroeg hij,
ik heb het namelijk erg druk met
zaken en
Neen, we beginnen dadelijk, zei
Janet, het heeft ai véél te lang ge
duurd, voordat U moed genoeg ver
zameld had om naar een tandarts te
gaan.
Jim zweeg, verpletterd. Ze had hem
door!
Hij liet zich behandelen en deed al
zijn best, om zijn doodsangsten voor
tang en boormachine te verbergen en
niet al te luid te schreeuwen en nu en
dan met bleek gelaat en verwrongen
mond grapjes te maken tusschen de
martelingen in.
Eindelijk zei ze: Zoo, morgen de
rest. Komt u Ze keek na in een
boek, komt u om twee uur, dan heb ik
flink tijd voor u.
Jim (iray placht afspraken met tand
artsen te vergeten met een grondig
heid, merkwaardig voor een man met
een beroemd geheugen. Maar deze af
spraak kon hij niet vergeten zonder de
kans te loopen, Janet voorgoed boos
te maken. Hij kwam dus als een lam,
een week achter elkander. Ze was
vriendelijker voor hem, dan hij haar
ooit had meegemaakt. Natuurlijk...
een patiëntwaar ze medelijden
mee heeft, dacht hij bitter. Maar ach
ting kan ze toch niet meer hebben voor
me, hierna. Doch toen de behandeling
was afgeloopen en voor het eerst in
zijn leven wist hij niet, of hy daar wel
blij om was bleef ze even vriende
lijk tegen hem. Ja, weldra was er geen
twijfel meer aan: ze was volkomen van
meening veranderd.
Hoe kun jij mij liefhebben? vroeg
hij, toen ze verloofd waren. Een man,
die laf is.
Onzin, zei ze, je bent allesbehal
ve laf, dat heb je dikwijls genoeg be
wezen. Tandartsen zijn je zwakke
punt. Je bent de eenige niet! Maar ik
dacht, dat je geen zwak punt bezat en
leer van mij, dat mannen, die geen en
kele zwakheid bezitten, nooit veel kans
bij vrouwen kunnen hebben. Ik kon je
niet uitstaan als krachtmensch, maar
ik begon voor je te voelen, toen je zoo
zielig in dien stoel zat, ik zag je op
eens heel anders, ik kreeg behoefte om
je te troosten en te helpen, je was van
dat gekke pied-de-stalle gevallen van
mannelijke verhevenheid, je was, kort
om, een beetje een kleine jongen ge
worden. Een vrouw houdt er van, als
een sterke man soms net een kleine
jongen is, dien ze kan koesteren en
troosten en verwennen. Als je óók al
„sterk en stil" was geweest bij een
tandarts, zou je nooit de minste kans
by me gehad hebben!
(Nadruk verboden).