<2/75 kinderverhaal.
Sander gaat logeeren.
Hoe stopen de dieren?
Pieter ontmoet een ouden baas,
k V
Een d&g vol avonturenEen nat
pak en een ontmoeting op de helde
door
MART.
Dat was me een opwinding! Sander
«ou een dagje gaan logeeren bij zijn
oom en tante in Bussum, in het Gooi.
Sander was een Utrechtsch jongetje,
een kereltje van 12 jaar, maar al erg
groot voor z'n leeftijd. Hii heette eigen
lijk Alexander Pronk, maar iedereen
noemde hem bij afkorting Sander. Hii
zou dat jaar juist overgegaan naar de
lste klasse van de Hoogere Burger
school en het laatste jaar op school had
bij hard gewerkt. Om hem de gelegen
heid te geven, zijn hersens wat te ont
spannen, hadden oom en tante, die veel
met hun neefje Sander ophadden, hem
te logeeren gevraagd. Jammer genoeg
kon dat maar één dag en twee nachten,
want de ouders van Sander maakten
een reisje door Nederland en wilden
hun zoontje meenemen. Dat vond San
der dan ook geweldig fijn. En oom en
tante zorgden er wel voor, dat de ééne
dan van Sander's bezoek zoo aange
naam mogelijk werd gevuld.
Een bezoek aan de Zuiderzee stond er
op het programma en 's middags zou
den zii tezamen naar de heide gaan om
daar té spelen bij de leemkuil. Want
oom en tante Hapkins hadden twee
kinderen, Gert en Bobby. Gert was 10
jaar oud en Bobby ook 12. Dus pasten
die goed bü Sander. Zii konden het dan
ook altijd heel goed vinden.
Moeder bracht Sander naar Bussum.
Heerlijk een treinreisje, al was het
maar kort! „Maar", had moeder gezegd,
„ie bent nog zoo weinig in den trein
geweest. Kijk maar eens goed om je
heen. Overmorgen gaan we met z'n
allen op reis door Nederland en dan zal
je wel eens meer in zoo'n coupé zitten."
Toen waren ze in Bussum, waar oom,
tante, Gert en Bobby al klaar stonden
om hen op te vangen. Dien nacht (want
het was al om zeven uur 's avonds) zou
Sander bü hen logeeren om al vroeg
naar zee te gaan. Moeder bleef nog eten
en ging toen weer met den trein naar
huis. Even vond Sander het wel naar,
maar liij troostte zich met de gedachte
haar gauw weer terug te zien. Toen
moesten zij naar bed om morgen goed
frisch te zijn....
Het was natuurlijk wel vreemd voor
Sander.... zoo'n nacht in een vreemd
bed. Al dae schoone lakens, die nog stijf
waren van de stijfsel, die de wasscherü
gebruikte. Thuis vond hii het al ellen
dig, als hij van die gesteven, gladde
lakens kreeg. Gelukkig sliepen ze het
eerste uur niet, want het bed van Gert
en Bobby stond ook in de kamer en ze
hadden het grootste plezier en bielden
heele kussengevechten, totdat de stem
van oom hen tot de orde riep. Maar
Sander sliep heerlijk.
Den volgenden morgen werd hij al
vroeg gewekt.... Nog wankelend van
den slaap gingen zij naar de badkamer,
waar zij zich bij de vaste waschtafel
waschten. Bobby stak zijn heele hoofd
in het water en Gert en Sander deden
het hem na. Dat was koud.... Maar je
knapte er fijn van op! Geen spoor van
slaap meer.... Toen gingen ze naar
beneden, waar een heerlijk ontbijt klaar
stond. Na het eten maakte men zich
gereed om op reis te gaan naar het Zui
derzeestrand. Eerst zouden ze een stuk
loopen door de uitloopers van het Gooi,
om daarna met de autobus te gaan. De
schoppen en een tweetal kleinere zand1-
emmers namen ze mee. Oom zou 's mor
gens met hen naar het strand gaan.
Nagewuifd door tante, vertrokken ze.
Een half uur liepen ze door heerlijke
lanen en mooie landschappen. Toen
-vren ze erg warm geworden en oom
-telJe voor even uit te blazen in het
ca f ét je in de verte en een glas
te drinken. Hetgeen zij met
gejuich begroetten! Er
was een schommel bij het
cafétje en een wip. Ze
vermaakten zich kostelijk
want lang stil zitten, dat
konden ze niet, maar al
gauw deed Bobbie, die
nogal vindingrijk was,
andere voorstellen. „Jo,"
zei hij, „laten we gaan
slootjespringen. Hier
dichtbij is een fijne sloot.
Zoo gezegd, zoo gedaan. Het was een
nogal vrij breede sloot. Maar Bobby
nam een flinken aanloop, sprong....
en kwam er glansrijk over heen. Toen
lieten Sander en Giert zich natuurlijk
niet kennen. Sander vond het wel een
beetje ijzig, maar hii haalde den sprong
eveneens goed en lokte een applausje
uit van de beide gebroeders Hapkins,
waar hij heel trotsch op was. Toen zou
Gert springenHij nam een groo-
ten aanloop, toen kwam de afzet.hü
struikelde, sprongen viel pardoes
op zijn rug in het water, dat hoog op
spatte om de ooren van zijn beide ka
meraden. Die stonden zóó te lachen, dat
ze vergaten hulp te bieden, maar weldra
was de drenkeling, die alleen maar een
natten en modderigen rug had, weer op
het droge. Oom keek een beetje sip.
Natuurlijk het was ook geen grapje.
Maar de hotelhouder nam een spons
en waschte de modder af. Toen was de
rug van Gert alleen nog maar nat en
schoon water hinderde niet. Dat droog
de wel op het strand, zei oom. Zoo gin
gen ze op zoek naar de bushalte. En
weldra waren ze op weg naar het strand.
Heerlijk was het daar!Pootje
baden en zandkasteelen bouwen, met
écht water in de grachten, een vlag er
boven op.... oranje-blanje-bleu! En
dan maar er omheen dansen, ravotten
en hardloopen. Bij die bocht daar kon
je zelfs krabben vangen. Maar dat
waren griezelige beesten, met oogen,
net als speldeknoppen en scharen, die
steeds trachtten je vinger te grijpen en
erin te knauwen! Zoo verliep de mor
gen. Toen gingen ze met de bus weer
huiswaarts, heerlijk bruin gebrand, met
zand in hun kousen, schoenen, haren
en ooren en brachten tante tot wanhoop
met de heuvels, die zij overal achter
lieten. Dien middag zouden zii naar de
heide gaan.
Het was een heele wandeling ge
weest naar de leemkuil. De leemkuil
was een diepe put, met roodachtige klei,
cie bü warme dagen geheel uitgedroogd
was en als zandsteen eruit zag. Daar
speelden de jongens heerlijk: verstop
pertje. De put was de buutpaal en dé-
geen, die moest zoeken, moest heele
maal in de put kruipen, om niet om
rich heen te kunnen zien. De boschjes
op de heide waren prachtige plaatsen
om je te verstoppen en eens had Bobby
zich vlak naast de kuil verstopt en toen
Sander uit de kuil klauterde, liet nü er
zich aan den anderen kant inrollen en
was vrij- Maar bü zün rolpartü had1 nü
op den harden leembodem zün pols een
beetje verstuikt en die deed nogal pyn.
Eindelijk waren de jongens vermoeid
en na een halfuurtje rust ging men
huiswaarts.
Het was nog een lange wandeling,
over de heide en het begon al eenigs-
zins donker te worden. „Hoe laat zou
het zün?" vroeg Gert aan z'n beide
kameraden. Maar niemand wist het,
want alleen hadden hun horloge thuis
gelaten, opdat er geen zand of leem in
het uurwerk zou komen
„Laten wü het vragen aan dien man
daar in de verte!" zei Gert. „Twee zijn
het er!" riep Sander uit En ja in de
verte naderden twee mannen. Tante
Hapkins bleef staan. „Ik wacht hier
wel even, want het is mü te ver. Vra
gen jullie den tijd maar even", zei ze.
Zoo gezegd, zoo gedaan. Vlug liepen de
jongens in de richting van die beide
mannen. Maar nauwelijks waren zij
genaderd, of de mannen sprongen ver
schrikt terzüde, keerden zich om en
sloegen op de vlucht. „Vooruit jon
gens!" riep Sander, wiens avontuur
lijke geest begon te ontwaken, „die
voeren wat in hun schild; Gert, ga jy'
tante hierheen halen!" De beidé man
nen renden verder en sloegen de Ro-
zenlaan inZe liepen als bezetenen.
Gert was intusschen eenigszins te
leurgesteld, dat hij aan de achtervol
ging geen werkzaam aandeel mocht
nemen, maar daar hii inzag, dat zij
tante Hapkins maar niiet zoo aan haar
lot konden overlaten, rende hü naar
zijn moeder terug. „Boem!", daar viel
hü op den grond. Wat was dat? Klonk
daar niet een menscheliike stem?
Waarempel daar lag een netgekleede
heer op den grond. Gert bukte zich over
hem heen. „Hebt u wat?" vroeg hü-
Geen antwoord, Gert werd bang. Hii
stond op en haalde zün moeder er bü-
Die draaide den man op den rug en nu
zag Gert, dat diens geheele gezicht ge
zwollen was, waarsohijnlük door vuist
slagen. Toen moeder een beetje eau-de-
Oologne op haar zakdoek had gedaan
en hem dit onder den neus hield, kwam
hü bü. En onder horten en stooten ver
telde hij, dat hü door de beide mannen,
die waren weggeloopen, was overvallen,
gebonden en beroofd. Gert had intus
schen met zün zakmes de touwen door
gesneden, die zqn polsen en voeten te
zamen hielden. En Sander en Bobby
lieten zich niet meer zien.... Zoo
wachtte het drietal af, wat er gebeuren
i ging. Het was al haast heelemaal don
ker, toen Bobby terugkeerde. „Sander
is weg", zei hü, „hü is naar den grooten
weg gegaan, heeft daar een auto tegen
gehouden en is naar de politiepost ge
reden, om te waarschuwen. Als hü wist,
wat er hier gebeurd was, zou hii op
kijken
Nauwelijks was Bobby uitgesproken,
of op de Rozenlaan vertoonde zich een
auto met politie-agentenIn hun mid
den troondeSander. Al spoedig
waren de hoeren der politie ingelicht
en dank zii Bobby, die verklaarde, dat
de roevers onmogelijk zouden kunnen
ontvluchten, daar de Rozenlaan tus-
scben twee breede grachten doorliep,
zoodat men precies wist, in welke rich
ting men zoeken moest, kon men vrij
nauwkeurig uitmaken, waar de daders
zich moesten bevinden. Van het door
de jongens opgegeven signalement
maakte men een goed! gebruik en nog
dienzelfden avond waren de dieven ge
vangen genomen. Sander en Bobby
kregen van den beroofden heer ieder
een schitterend gouden horloge met in
scriptie als aandenken en Gert kreeg
van hem een oomplete serie van de boe
ken van Jules Verne, zün hartewensch.
Dank zü, de tegenwoordigheid van
geest van Sander had men hier goed
werk verricht. Onnoodig te zeggen, dat
de drie jongens dien nacht niet heel
erg veel sliepen. Den volgenden mor
gen kwamen moeder en vader Pronk
hun spruit halen en Sander nam maar
noode afscheid van deze avontuurlijke
landstreek. De eenige troost voor hem
was het feit. dat hij later als getuige
voor de rechtbank zou mogen verschij
nen, teneinde te helpen, de beide
roovers te ontmaskeren.
Zooals jullie wel weten, is de meest
verkwikkende .slaap van ons, menschen,
die, waarbij wü verticaal geheel uitge
strekt liggen. Dan slapen wü ook het
diepste. En hoe is dat bü de dieren?
Koeien en ossen hebben jullie wei
eens zien slapen, denk ik. Zij liggen
meestal op één zijde, met opgetrokken
pooten.
Paarden slapen aüeen als zü nog
heel jong zijn (veulens) liggende. Later
slapen zii staande.
De olifant gaat zelden liggen, daar
bü zün lichaamsgewicht het opstaan
natuurlijk moeilyker is. In het oerwoud
zoekt hü dikwijls een steuntje om tegen
te slapen. Hü gaat dan tegen een
sterken boom staan en sluimert zoo
zachtkens in.... De inboorlingen ma
ken van deze wetenschap veelvuldig ge
bruik. Daar de meeste olifanten gaarne
naar hun specialen „slaapboom" terug-
keeren, zagen zü dien half door en gra
ven daarachter een valkuil.
De vogels slapen meestal zittend op
één poot, met de kop gestoken onder
de vleugels. De visschen laten zich zin
ken op den bodem van het water en
slapen met open oogen, want zij heb
ben bijna geen oogleden.
Krokodillen slapen meestal aan den
oever met opengespenden muil, wat er
zeer gevaarlijk uitziet, maar toch min
der angstwekkend is, dan wanneer zü
met gesloten kaken in het water liggen
te rusten. Dan zijn zy niet te vertrou
wen.
Ken vacaattegcscMedefrts.
döor
mfcY.
(Met 1 afbeelding).
Toen Koos voor den eersten keer
Pieter ontmoette, was de laatste niets
anders dan een klein, vuil balletje, be
dekt met grijze haarstoppels, dat ii
elkaar was gerold onder een dei
kraampjes langs het strand lag. Linkj
was het kapperskraampje, rechts de
fotograaf, daarnaast de ansichtkaarten,
winkel en de vruchten kraam. Daarna
kwamen achtereenvolgens de kraam
met gekleurde ballen, vlaggen en
schopjes, de kraam niet emmertjes en
miniatuur-zuidwestertjes en de limo.
nadetent. Onder deze tent, een hoog®,
groote kraam, lag het vuile, kleine
hoopje hond, dat met den schoonen
naam van „Pieter" begiftigd was. „Wat
een klein mormel", zei vader en ging,
toen hü niets anders oogstte dan een
knipperen van de hondenoogen, ver-
derOok Koos ging verder, hoewel
hy liever by Pieter was gebleven,
Maar Koos was een bleeke, kleine
grootestads-jongen, op wiens welopge
voedheid zün oudiers buitengewoon
trotsch waren. Eigenaardig dien
middag had hii heelemaal geen lust in
het spelen. De golfjes rolden even ver-»
leidelü'k als anders over het strand, <ïe
zon straalde nog feller „Roosje zet
je muts op", riep moeder bezorgd» voor
een zonnesteek, en bovendien vond
men een schelp, die van binnen roee
en van buiten geel was. Maar de schelp
vloog weer in het water en Koos, die
eigenlijk de beroemde verkenner „de
sterke adelaarsvleugel" voorstelde bij
het indianenspel, dat zü allen speelden,
ging in de golfjes ritten en dacht na...
Na het middageten ging men weer
naar het strand. Toen gebeurde er iete
's Morgens zat Pieter midden op hü
strand pad en wachtte op Koos
dat de heele familie van Koo6 in df
grootste verbazing bracht. Koos, de
kleine, verlegen Koos, ging alleen naai
de limonadetent en heesch zich tegen
de toonbank op: „Kunt U my misschiet
ook zeggen," zei hij beleefd, „van wiel
die hond is?" Hü was zelf rood' ge
worden van zy'n plotselingen moed...-
„Een hond?" vroeg de dikke juffrou*
achter de limonadeflesscben, „wat voor
'n hond?" „O, die! Die is van nie
mand1; die zal wel door een paar bad
gasten achtergelaten zün, vergeten-
denk ik!" Koos was verbaasd en staarde
de vrouw aanEn wie geeft bet
mor dan te eten?" „Ach, die vindt W
wat," zei de juffrouw, „die bedelt z'n
kostje wel by' elkaar."
Koos bracht een uur in de diepst
gepeinzen door. En plotseling kon men
hem nergens meer vindien. Niet «Heen-
d&fc de jongen zijn avondboterham ver
geten had op te eten, maar wu sic1*
terde hij door die stad, en hü had al
lang in bed moeten liggen! De ouder*
werden ongerust! En toen Koos eii**
iflh den strandweg opkwam, W®