Wat kikker Karei en Tuimeltje beleefden.
ES
Wat een stekel baarsje vertelde.
Kruisgetal-raadsel.
X X
- X|
barstte bet onweer over zijn hoofd uit!
„Wat denk je wel? Waarom heb je
niet gegeten? Waar heb je uitgehan
gen?» ,3ij Pieter!" zei Koos zacht.
En toen kwam het eruit: Koos had zijn
avondboterham in zijn zak gestoken om
den kleinen hond te eten te geven.
En toen Koos den volgenden morgen
de limonadetent voorbijkwam, zag hij
een klein, vuilgrijs stompje staart, dat
ijverig heen en weer kwispelde....
Koos was zoo trotsch als een koning.
En bij bet middageten kalfsvleesch
en groenten aten zij stond Koos op,
ging met een hoogrooden Meur naar
de tafel naast hen en zeide: „Misschien
zou U zoo vriendelijk willen zijn, een
stukje vleesch te bewaren!" „Maar
Koos!" riepen zijn ouders in koor!
Maar Koos liet zich niet van zün stuk
brengen en zetjde verontschuldigend:
„Het is namelijk voor een arm, klein
hondje!" Met een reuzenpak vol
vleeschresten ging Koos 'n half u. later
naar het strand. En toen zijn ouders
een oogenblikje later langs kwamen,
lag Pieter met een rond buikje te sla
pen en Koos zat naast het dier en keek
met stralende blikken naar het resul
taat van zijn weldoeners-arbeid.
Toen volgden er heerlijke dagen,
's Morgens zat Pieter midden op het
strandpad en wachtte op Koos. En dat
was zeker niet alleen om de hapjes, die
Koos overal voor zijn vriendje opdeed.
Dan dartelden zij beiden naar de zee,
waar zij met de bal speelden, renden
en lachten. En als Koos in zee ging,
zat Pieter op zijn badhanddoek en
gromde tegen alle voorbijgangers, die
het eigendom van zijn heer en meester
durfden te naderen. Koos kreeg roode
wangen en bruine armen en had in
deze drie weken meer schik, dan in het
heele jaar tezamen. Hij werd! tot
groote trots van zijn vader tot
hoofdman van de strand-indianenstam
gekozen. En zijn trouwste dienaar was
natuurlijk Pieter!
En ook Pieter leefde geheel op. Hij
was nog wel grijs en borstelig, maar
hij begon aan te komen. De ribbetjes
werden hoe langer hoe minder zicht
baarEn verstandig, dat hij was,
die Pieter! Het hart van moeder had
hij gestolen, toen hij eens een knoet
wol achter haar aan had gedragen, toen
zü deze ongemerkt verloren had. En
hü trachtte zelfs, voorzichtig en slim,
vader aan het lachen te brengen, door
„clown" te spelen. Acht dagen later
mocht ieter met de familie in het hotel
gaan.
Maar ook de heerlijkste vacantie-
dagen nemen een einde. „Breng al je
spullen mee naar boven," zei moeder,
„want ik moet pakken. Morgenochtend
gaan wij naar huis." Wat moest er
met Pieter gebeuren? Moeder noch
vader sprak een woord daarover.
Dien dag was Koos uit zijn gewonen
doen. Pieter sprong tevergeefs tegen
zijn knieën op. Koos dacht na.Koos
speelde niet meer.
„Dat zal een huilpartii worden", zei
moeder zachtjes tegen vader, toen men
gereed1 stond en Koos mee moest. Koos
droeg de Schotsche reisplaid, die hij
zelf volgepakt had met allerlei snuiste
rijen, die hem toebehoorden.
Twee uur voordat zij weer thuis wa
ren, stak Pieter voor het eerst z'n grap-
pig.en kop uit de plaid en werd ontdekt!
Het vaderlijke onweer werd door moe
der en zoon bezworen. „Laat hem maar
begaan," zei moeder en dacht daarbij
waarschijnlijk aan de knoet wol en aan
Koos' roode wangen. „Laat hem den
hond maar behouden. Maar dat zeg ik
je, Koosje zoodra wü thuis komen,
gaat Pieter in de badkuip".
En Koos knikte stralend.
JANNEMAN EN ANNETJE.
Janneman en Annetje
Hadden heel veel schik.
Ze kregen van hun moedertje,
Een heele doos vol flik.
Ze waren beiden even oud,
Een tweeling van twee jaar;
Ze zaten in het keukentje
Heel knusjes bij elkaar.
Ze aten eerst veel flikjes op,
Maar eindelijk waren ze zat,
En maakten met hun tongetje
Allebei een flikje nat.
Daar gingen zij mee verven
Hun neus en wangen, bruin,
Hun heele lijfje kreeg een beurt
V an teen tot aan hun kruin.
Maar toen kwam moeder om den hoek,
En 't verven hield op;
loeder schudde van den lach,
En stopte de tweeling ia het sop.
0^'
Hansje droomt en verstaat de
vissclientaal
Hansje droomdeHij droomde, dat
hij bij zijn aquarium stond, dat hij van
daag voor zijn verjaardag had gekre
gen en dat het stekelbaarsje, dat er in
zwom, plotseling tegen hem begon te
spreken. En zooals het in droomen
meer gaat hij vond dat heelemaal
niet vreemd!
„Ik ben maar een stekelbaarsje", zei
het diertje, „en niet langer dan een
centimeter of vier. En toch heb ik een
heeleboel wenschen. En ik wilde je
dringend verzoeken, Hansje, om die
wenschen zooveel mogelijk in te willi
gen als je van mij en mijn kameraad
jes plezier wilt hebben. Anders zou ik
moeten sterven en dat wil jij toch niet
op je geweten hebben. Luister maar
eens goed naar me
moeten goed schoongemaakt worden!
Je moet tenslotte zelf weten, of je vis
sollen of waterplanten wilt kweeken.
Als je liever gezonde visschen hebt,
moet je er voor zorgen, dat de planten
niet plaats, water en zuurstof van ons,
visschen, afnemen. Vooral die beruchte
„waterpest" nooit naar binnen bren
gen, hoor!
Wjj, eenvoudige stekelbaarsjes, heb
ben geen warm water noodig! Maar
wel moet het „bezonken" zijn. Anders
leggen wij weer het loodje. Wij zijn
ook maar klein. En ja als er iemand
van ons gestorven is, neem het doode
vischje dan alsjeblieft weg. Het drijft
dan aan de oppervlakte van het water,
meestal met de buikzijde naar boven.
Wij wonen niet graag met een doode
in één huis! Dat kan je zeker wel be
grijpen
Vul het aquarium ook niet te hoog
duizenden soortgenooten van mij, waar
onder mijn naaste familieleden, gestor
ven.
En richt alsjeblieft ons huis goed in!
Het beste is een woning van 60 x 30 x
30 cm. Daarin een beetje goede, vette
bloemenaarde, die in water is uitge
spoeld, d.w.z., men giet er water op en
schept het vuil, dat bovenop komt drij
ven, er af. Doe dat drie of viermaal.
Op dit laagje bloemenaarde, dat niet
te hoog mag zijn, leggen we een laagje
kiezelsteentjes, en daarover een laagje
zeezand, dat niet heelemaal horizon
taal mag liggen, maar dat aan één
zijde moet oploopen.
Zet eenige planten in onze woning,
Alle jongens van jouw leeftijd wil
len graag een aquarium hebben en
velen hebben er reeds een ingericht.
Als de bewoners dan gestorven zijn,
hebben ze meestal genoeg van de zaak
en laten zij voortaan het spelen met
visschen. Bij deze proefnemingen zijn
dat vroolijkt zoo op. De kiezel verhin
dert de planten om los getrokken te
worden. Maar zij moeten in de aarde
geplant worden. Een platte steen in ons
rijk hebben wij ook altijd heel graag.
De grootere jongens weten wel het
noodige van assimilatie van planten:
vraag het ze maar eens, Hansje! Het
is een chemisch proces tusschen plan
ten en visschen. Het is genoeg te
weten, dat het aantal planten in het
aquarium niet al te groot mag zijn, an
ders stikken de visschen. Alle plan
ten, die jullie in onze woning neerzet,
met water. Sommigen van ons, vooral
de jongeren, zijn nog al eens uitgelaten
en springen dan zoo hoog uit het
water, dat ze wel eens naast het aqua
rium zouden kunnen terechtkomen en
dan moeten ze sterven. Als je de plan
ten vóór het inplanten door een oplos
sing van hypermangaan trekt, zijn alle
parasieten gedood en kunnen wij rus
tig en gezond leven. Knoop dat eens
in je ooren: de apotheek is er goed
voor. En als je graag een helder glas
hebt, zet dan een of twee slakken in
het water, die zijn beter dan de beste
glazenwasschers en eten alle lagen op.
Als eten hebben we het liefst water
vlooien. In den zomer versche en in
den winter, als het niet anders kan, ge
droogde. Als jullie het water wilt ver-
verschen, denkt er dan weer aan: laten
bezinken. Laat het maar gerust een
dagje staan 1
Maar we doen lang met het water.
Dus niet al te dikwijls verschoonen.
Hevel het water met een slang eruit
en laat het er ook weer met een slang
in. Leg een stuk papier over het zand,
om het opdwarrelen te vermijden. Het
zand moet ook ieder jaar ééns uitge-
wasschen worden.
Het water is evenals voor jullie
de lucht ons levenselement. Maar
verschrik ons niet door een plotselin-
gen overgang. Wij worden ziek, als
wij zonder meer in een bak ijskoud
water worden overgezet, nadat wij
veertien dagen in het lauwwarme, mod
derige water van het aquarium hebben
rondgezwommen. En dan nog een
ding. De ruimte, waarin wij rondzwem
men mag niet al te klein zijn!
^?n. n°S een laatste verzoek: Doe
alsjeblieft geen ringslangen of kikvor-
schen in het aquarium. Anders duurt
onze vreugde niet lang. Deze dieren
kennen geen medelijden. Zij vreten ons
met huid en haar op!
Lieve Hans, wij houden allemaal
heel veel van je en willen graag bij je
blijven. Maar ach willig deze wen
schen van een klein stekelbaarsje als
jeblieft in! Dan behoeven wij geen
angst meer te hebben, reeds den vol
genden dag na het betrekken van onze
nieuwe woning, voor altijd de oogen
te moeten sluiten. En nu stekelbaars
jes, allemaal tegelijk één hoera voor
Hans... Hiep!"...
En toen werd Hansje wakker! En hg
nam zich voor precies te doen, wat zqn
geschubd vriendje hem had ver
zocht. En inderdaad heeft hij er al héél
lang plezier van. Doen jullie het ook?
In ieder vakje een cijfer in te vul
len. Nul als apartstaand cijfer komt
niet voor. De voorgeschreven reken
som van de eerste horizontale rij moet
hetzelfde resultaat opleveren, als de
som der eerste loodrechte (verticale)
rij; de voorgeschreven rekensom der
tweede horizontale rij moet dezelfde
uitkomst hebben als de som der tweede
verticale rij, en zoo voorts. In de hori
zontale rijen opeenvolgend te rekenen,
dus b.v. Ie rij: bij een tweecijferig ge
tal met 4 als tientallencijfer moet een
tweede tweecijferig getal worden op
geteld met 1 als cijfer der tientallen.
De uitkomst hiervan moet worden ge
deeld door 3 en de uitkomst van deze
deeling te vermenigvuldigen met een
getal van twee cijfers. De uitkomst van
deze rekensom is een getal van 3 cij
fers, gelegen tusschen de 500 en 599,
Gaat Uw gang.
M
O*
Jantje (na 9 maal geklopt te hebben):
doe open, moeder het is de belasting
ambtenaar niet. Het is Jantje maar.
193. Ook de torretjes en kevertjes bleven niiet achter.
Ze hadden allemaal een versje geleerd en wezen me.
hun handjes naar het mooie schilderij:
Tuimeltje, wat is dat mooi,
Sprak hele de vriendenschaar;
Wii hopen dat gii met dit stuk
Eens vangt den ooievaar.
Nou, zei Tuimeltje verlegen, ik vind dat jullie n.
maar naar huis moesten gaan, dan kan ik verder zien,
boe don ooievaar te vangen.
194. Nu naim Tuimeltje het schilderij en hing het
aan den boom, waar het nest van den ooievaar zat.
voorzichtig ging hij met kikker Karei en de torretjes
itten kijken of het dier niet wilde komen. En jawel
ioor, daar kwam ie zijn nest uit met zijn langen snavel,
lii stapte recht op het schilderij toe en pakte het vast.
1'oen vloog hij er mee naar een sloot en ging er boven
op staan. Wat zou hij willen uitvoeren, fluisterden de
torretjes. Ik ben bang, dat hij naar het kikkerland wii
drijven, zei Tuimeltje en hü taok een benauwd geaacht.