Rijk en geen geld.
Gedistilleerd ook bij de maat verkrijgbaar
KAN NE WASSER
VERKOOPT UIT!
TIELEMANS' WIJNHANDEL
NIEUWSBLAD VOOR DEN HELDER, KOEGRAS, TEXEL, WIERINGEN EN ANNA PAULOWNA
Buitenlandsch overzicht.
China en Japan.
WIJ MOETEN RUSTIG BLIJVEN.
Nr. 7150. EERSTE BLAD
DONDERDAG 28 JULI 1932
60ste JAARGANG
De toestand in Duitschland. - Generaal Schleicher
over de taak der rijksweer. - De plannen van Senator
Borah. - Had Litwinof gelijk toen hij tegen de resolutie
op de ontwapeningsconferentie stemde?
FEUILLETON
De kleine staat van beleg
in Duitschland ingetrokken.
Rijkspersoneel
en het rapport-Weiter.
KONIJN's CERVELAATW0
COURA
Abonnement per 3 maanden bij vooruitbet.: Heldersche Courant f 1.50; voor
Koegras, Anna Paulovvna, Breezand, Wieringenen Texel f 1.65; binnen
land f 2.—, Nederl. Oost- en West-Indië per zeepost f 2.10, idem per
mail en overige landen f 3.20. Zondagsblad resp. f 0.50 f 0.70, f 0.70,
f 1.Modeblad resp. f 0.95, f 1.25, fl.25, f 1.35. Losse nos. 4ctfr. p. p. 6 ct.
Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmiddag.
Redacteur: P. C. DE BOER.
Uitgave N.V. Drukkerij v/h C. DE BOER Jr.
Bureau: Koningstraat 78 Telefoon: 50 en 412
Post-Girorekening No. 16066.
ADVERTENTIËN:
20 ct. per regel (galjard). Ingez. meded. (kolombreedte als redaction
tekst) dubbele prijs. Kleine advertentiën (gevraagd, te koop, te huur)
van 1 t/m. 3 regels 40 ct., elke regel meer 10 ct. bij vooruitbetaling (adres
Bureau v. d. blad en met br. onder no. 10 ct. p. adv. extra) Bewijsno. 4 ct.
De toestand in Duitschland is nu weer
in zekere mate normaal geworden, d.w.z.
wat men normaal kan noemen, misschien
is het juister te zeggen, minder abnor
maal dan b.v. aan het einde van de vorige
week. Hoe dat komt? De oorzaak daarvan
is niet ver te zoeken, zegt de „Nw. Rott.
Crt." en het blad vervolgt dan:
Door het verbod van optochten en be
toogingen in de open lucht is den natio-
naal-socialisten de gelegenheid ontnomen
tot een uitdagend optreden, waartoe de
opheffing van het uniformverbod hun de
mogelijkheid had geopend. De jongste
maatregel van de regeering-von Papen
maakt ten deele goed wat haar groote
concessie aan de nazi's te voren voor orde
en veiligheid op straat had verkorven.
Waarschijnlijk zal von Papen daarover
heel anders denken. Daar nu eenmaal
twee maatregelen bijna samenvielen, het
ontslaan van de Pruisische regeering en
het verbod van betoogingen, kan hij de
verbetering van den toestand altijd nog
aan den eerste daarvan toeschrijven. Dat
bespaart hem te moeten erkennen, dat de
opheffing van het uniformverbod een
even noodlottige als lichtzinnige vergis
sing geweest is. Om de nazi's eeniger-
mate te verzoenen was die maatregel
misschien niet eens noodzakelijk; het
zelfde ware wellicht te bereiken geweest
als men het uniformverbod algemeen had
gemaakt en ook de andere semi-militaire
organisaties had ontbonden. De wereld
zou daarbij niet veel veTloren hebben,
welke gevoeligheden links er ook door
gekwetst zouden zijn geworden.
Maar een Duitsche regeering, welke
ook, schaft nu eenmaal zoo weinig moge
lijk semi-militaire organisaties af, zoo
lang zij geen recht heeft het leger naar
hartelust te vergrooten. Bovendien voor
zien die organisaties in een innerlijke be
hoefte van het Duitsche volk.
Intusschen is de regeering-von Papen
bezig haar positie te bevestigen. De al
lerminst verrassende uitspraak van het
hooge gerechtshof te Leipzig verschaft
haar eenige rust, en dat zal ook de dis
cussie doen in de commissie, die thans
den Rijksdag vervangt. Dit moge vreemd
klinken, daar die commissie toch haar
zin niet krijgt. Maar men heeft daar kalm
gediscussieerd. De regeering heeft zich
in dat debat niet op het hooge paard
gezet en niet in de taal van generaal von
unstedt gesproken, maar geargumen
teerd. Von Papen schijnt er in geslaagd
te zijn, heel wat ongerustheid bij de Zuid-
Duitsche regeeringen tot zwijgen te
brengen. Anders was niet te verwachten.
Als hij aan het praten gaat, moeten de
anderen onmiddellijk merken, dat hij
geweldenaar is. Het is als in het bijbelsch
tafereel: Zijn stem klinkt als de stem van
den Jacob, die hij inderdaad is. De Zuid-
Duitschers zijn niet blind, als aartsvader
Izak was, en zien dus ook, dat zijn „han
den van Ezau" niet echt maar met hun
ruigheid slechts uiterlijk betrokken zijn.
En Ezau zelf, die wel degelijk op den
achtergrond loert en Jacob laat pleiten,
is op dat oogenblik onzichtbaar....
Generaal Schleicher over de Duitsche
rijksweer. Generaal Schleicher, de nieu
we rijksweerminister, heeft dezer dagen
een rede voor de radio gehouden over
zijn opvatting van de taak der rijksweer
en tot geruststelling van hen, die het
onpartijdig karakter der weermacht nu
meenden te mogen betwijfelen. Generaal
§chleicher verdedigde hierbij ook het
Duitsche standpunt te Genève en zijn
door
E. PHILLIPS OPPENHEIM.
25)
„Weet je ook, of hij mij kent?" vroeg
Bllss.
„Neen, zoover ik weet, niet."
„Dan moet je me beloven, dat je hem
niet mijn waren naam zal zeggen. Na
tuurlijk wil ik heel graag werk hebben,
maar 't moet werk zijn dat ik doen kan,
ik wil mijn geld verdienen. Ik vind het
een vervelend idee om uit medelijden ge
holpen te worden. Ik wil zelfs nog een
stap verder gaan en zeggen, dat ik alleen
een baantje wil aannemen als „mr. Die
en die", ontslagen tooneelknecht van het
Frivolity Theatre."
„Ik zal hem heusch niets vertellen,"
bploofde ze nog haastig. „Wees verstan
dig, en ga naar hem toe. Ik zal vanavond
nog schrijven. Ik zal zeggen, dat je
Johnson heet."
Snel liep ze weg. Even daarna werd
^liss door zijn voorman op den schouder
get&t.
„Hier is je geld," zeide de man kortaf.
recht op een weermacht, die als het noo-
dig zou zijn ook de grenzen effectief zou
kunnen verdedigen. Hij wees op het rap
port van de Fransche legercommissie,
waaruit bleek, dat Frankrijk's stelsel van
verdediging in het Oosten een nieuwen
aanval zooals in 1914 absoluut uitsloot,
zelfs met een legermacht als het oude
rijk bezeten had, hij haalde Lloyd
George aan om te betoogen, dat Frank
rijk steeds herhaalde eisch naar veilig
heid onzinnig was, omdat het volgens
eigen en vreemde getuigenis zoo veilig
was als het nooit tevoren geweest was.
Een grooter leger, dat zijn taak zou
kunnen vervullen, behoefde niet duurder
te zijn dan de Rijksweer, die in het Ver
drag van Versailles geoorloofd was, om
dat een vrij Duitschland ontdaan zou zijn
van allerlei verplichtingen, die het trac-
taat van Versailles het nu nog oplegde.
W
De plannen van senator Borah zijn,
zooals begrijpelijk, niet overal in goede
aarde gevallen. Om te beginnen is er iri
Amerika heftig tegen geprotesteerd en
voeren met name de Hearstbladen een
scherpe campagne tegen de rede en de
Fransche pers ziet er een manoeuvre in
tot het redden van den dollar.
Het „Journal", er op wijzende, dat
Borah slechts voor zich zelf spreekt en
geen groot gezag heeft in politieke krin
gen te Washington, merkt op dat Borah,
in de meening, dat Europa niet meer zal
betalen, den loop der ontwapeningscon
ferentie wil verhaasten, die tot alge-
meene devalorisatie van het geld zou
leiden, om den dollar voor bankroet te
behoeden.
Men neemt aan, dat Borah een vermin-
dering van de bewapening der wereld
met niet minder dan 50 pet. voorstaat.
Omtrent de plannen van den senator
kan nog cvorden meegedeeld, dat tot de
actie die hij voorstaat, spoedig moet wor
den overgegaan, wijl het anders te laat
zou wezen. Borah wil de sterkte der
wapeningen in de wereld tot de helft
terugbrengen. Wordt een internationale
conferentie, zooals die door Borah is be
pleit, bijeengeroepen, dan is het niet noo-
dig, dat daarop de goedkeuring van het
congres worde verleend. Echter is het
feit, dat de Britsche oeconomische rijks
conferentie te Ottawa bijeen is, een waar
schijnlijke reden om tot onmiddellijke
actie over te gaan. In de Ver. Staten
geeft het feit, dat Hoover en Stimson er
zich voorloopig niet over hebben uitge
sproken, alsmede de aanstaande terug
keer van den Amerikaanschen gezant te
Londen, Mellon, te Washington, aanlei
ding tot allerlei bespiegelingen en ver
wachtingen.
Had Litwinof gelijk, toen bij tegen de
resolutie te Genève stemde; hij zei im
mers heel geestig bij het uitbrengen van
zijn stem, „vóór ontwapening, maar tegen
de resolutie". De hoofdredacteur van „De
Standaard", de heer H. Colijn, stelde deze
vraag en vroeg: Is er voor dit ongeloof
oorzaak?
Wij vreezen inderdaad, dat het ant
woord op die vraag bevestigend zal moe
ten luiden, zegt de bekende diplomaat.
Immers Duitschland heeft verklaard, dat
het aan deze dingen niet kan meewerken,
zoolang het niet met andere landen op
voet van gelykbereuhtigdheid behandeld
wordt.
Met die voorwaarde heeft Duitschland
het recht aan zijn zijde.
Ook wil Frankrijk wel over die gelijk
berechtiging spreken. Mits aan den
Fransehen eisch van waarborg voor zijn
veiligheid voldaan wordt. Ook dat ver
langen is begrijpelijk.
Maar met dat al hangt het resultaat
der ontwapeningsconferentie, behalve
van de vele andere zaken, vooral af van
een vergelijk tusschen Duitschland en
Frankrijk op dit speciale punt.
Komt dit vergelijk tot stand tusschen
nu en Januari 1933, dan mag men van de
hervatting der beraadslagingen in Janu
ari a.s. goede resultaten verwachten.
Wordt men het hierover echter niet
eens, dan is de beteekenis der thans aan
genomen resolutie geen andere, dan dat
men een verdienstelijke opsomming heeft
gegeven van onder de volken levende
vrome wenschen.
Maar dan gebeurt er niets.
Het wachten is dus op Januari. En
eerst dan zal men kunnen zeggen, of
Litwinof gelijk had met tegen de reso
lutie, die hij blijkbaar als een stuk
phraselogie beschouwde, te stemmen.
De verordening van Hindenburg.
Dinsdagmiddag is de verordening tot
intrekking van den staat van beleg in
Groot Berlijn en Brandenburg officieel
bekend gemaakt. Zij luidt:
Op grond van art. 48 van de rijks
grondwet gelast ik, dat de verordening
van 20 Juli 1932, inzake het herstel van
de openbare veiligheid en orde in Groot-
Bërlijn en in de provincie Brandenburg,
met ingang van 26 Juli, 's middags om
12 uur, wordt ingetrokken.
De op grond van deze verordening
door den met de uitvoerende macht be
laste persoon uitgesproken verboden van
periodieke geschriften worden door dezo
verordening niet opgeheven.
Neudeck en Berlijn, 26 Juli '32.
De verordening is onderteekend door
den rijkspresident en mede-onderteekend
door von Papen, minister von Gayl en
minister von Schleicher.
DRAADLOOZE OPDRACHT VAN
DR. BRACHT AAN DE POLITIE
AUTORITEITEN.
Dr. Bracht, de gevolmachtigde van den
rijkscommissaris voor Pruisen, heeft
allen politie-autoriteiten draadloos de
volgende instructies gegeven:
1. De handhaving van de openbare vei
ligheid vóór en na de Rijksdagverkiezing
is de voornaamste taak der politie.
2. De bepalingen voor de politie inzake
het gebruik van wapenen zijn voldoende
voor de bescherming der individueele be
ambten en voor de handhaving van het
staatsgezag tegenover daadwerkelijk ver
zet.
3. Een politiebeambte, die op grond
van deze bepalingen niet tijdig en op de
juiste wy'ze van zijn dienstwapens ge
bruik maakt, schendt zijn ambtsplicht.
Den overeenkomstig zijn plicht hande
lenden politiebeambte zal ik echter mijn
bescherming niet onthouden.
KONINGSTRAAT 85
„ik heb de boete, acht shilling en four
pence, er afgetrokken. Je kunt nu met
een wel opmarcheeren. We betalen onze
menschen niet om een beetje rond te
kuieren en met de koristen te praten."
Met zijn overjas tot boven aan dicht
geknoopt, ging Bliss de donkere straat
op. Op den hoek van het Strand bleef hij
rillend van de kou een oogenblik be
sluiteloos staan. Weer had hij een van
zijn zwakke oogenblikken. Zijn aarzeling
was ook zoo begrijpelijk, op nog geen
vijf minuten afstand bevond zich het res
taurant, waar hij nog geen drie maanden
geleden een van de meest geziene habi-
tué's geweest was. Wat zouden ze hem
met genoegen ontvangen, als hij nu even
een taxi aanriep en zich op zijn kamers
ging verkleeden. In gedachten hoorde hij
het koor van welkomstkreten van zijn
vrienden, als hij plotseling binnen zou
komen stappen, voelde hij de weldadig
aandoende warmte van de gezellige eet
zaal, rook hij den eetlust-prikkelenden
geur van de smakelijk toebereide spij
zen. Was het te gelooven, dat hij dezelfde
Bliss was, die een paar maanden ge
leden niet den minsten eetlust gehad had,
die champagne een buitengewoon ver
velenden drank gevonden had, wiens
eenige gevoelens in zulk een milieu wa
ren geweest: „het eten smaakt me niet
en mijn vrienden zijn buitengewoon ver
velend"? En terwijl hij daar zoo stond,
werd het hem plotseling duidelijk, dat
hij verlangde naar de welkomstgroet van
iemand, die werkelijk van hem hield. En
TELEFOON 492
merkwaardig genoeg was het niet de ge
dachte aan een van de vele vrienden en
bekenden, welke hem plotseling nieuwe
energie gaf. Hij keek naar het Noorden
en niet naar het Westen van Londen.
„Aanstaanden Zondag", beloofde hij
zichzelf, „ga ik weer naar haar toe, al
zie ik er uit als een schooier".
Het oogenblik van besluiteloosheid
was weer voorbij. Hij ging een van de
goedkoopste volksrestaurants binnen,
waar hij zonder den minsten angst voor
indigestie zijn avondeten verorberde en
een glas bier dronk. Daarna ging hij
naar huis en naar bed.
De twee volgende dagen deed hij alle
mogelijke moeite om een betrekking te
krijgen, met steeds hetzelfde negatieve
resultaat. Den volgenden dag kleedde hij
zich zoo netjes mogelijk aan en ging
naar Mr. James Fancourt, Gerrandstreet
no. 7. De deur werd geopend door een
knecht, die hem in een vertrek bracht,
dat half als studeerkamer was ingericht.
Tot zijn schrik herkende hij in Mr. Fan
court een habitué van een van de def
tigste clubs in de city. Mr. Fancourt gaf
echter niet het minste blijk van her
kenning. Hij was een slanke, gedistin
geerd uitziende jonge man, met keurig
opgemaakt gitzwart haar en een eigen
aardig gevormd lang gezicht, dat, merk
waardig genoeg, bijna zonder uitdruk
king was. Door zijn monocle keek hij
Bliss met een zekere neerbuigende vrien
delijkheid aan.
„Mr. Johnson, is 't niet?" vroeg hij.
DE ENGELSCH—1ERSCHE
KWESTIE.
Een ultimatum?
Vaz Dias ontleent aan de Irish Prèss,
het orgaan van De Valera, dat het Ier-
sche aanbod om de schadeloosstelling aan
Engeland voor te leggen aan een scheids
gerecht met buitenlandsche assessoren,
binnenkort zal worden ingetrokken, in
geval Engeland onverzettelijk blijft. Het
daardoor vrij komende geld, dat tot dus
ver op een tusschenrekening uitgezet
was, zal dan worden gebruikt voor het
financieren van den landbouw en andere
oeconomische bedrijven, welke door den
tariefoorlog met Engeland getroffen
worden.
Het Incident bij Jehol. De Chi-
neesehe lezing.
De Chineesche legatie in Den Haag
publiceert de volgende mededeeling:
Maarschalk Tsjang Sjoe liang heeft dd.
19 Juli het volgende gerapporteerd aan
de regeering te Nanking:
„Den 17 Juli is een passagierstrein
door bandieten aangevallen. De militaire
autoriteiten te Jéhol hebben ingegrepen
en troepen gezonden om de bandieten te
achtervolgen. Onverwacht heeft een Ja-
pansche gepantserde trein de stad Tsjao-
jang aangevallen. De plaatselijke com
mandant heeft den Japanners de reden
gevraagd van dezen aanval. De Japan
ners hebben hierop vuur gegeven. De
commandant werd aan het been gewond".
„Den 18 Juli hebben vijf Japansche
vliegtuigen een dertigtal bommen ge
worpen in de omgeving van Tsjaojang,
zoowel op de groote verkeerswegen als
op de belangrijkste militaire opslagplaat
sen, terwijl zij hun mitrailleurs geduren
de een half uur onafgebroken vuur heb
ben doen geven. Tientallen Chineesche
ambtenaren zijn gedood of gewond.
Terwijl China wacht op het antwoord
van den Volkenhond, inzake 't Japansch-
Chineesche conflict met betrekking tot de
drie Oostelijke Chineesche provincies,
gaan de Japanners voort den toestand
ernstiger te maken door aanvallen te
doen op Jéhol, welke aanvallen China
genoodzaakt zal zijn af te slaan."
De Limburger Koerier heeft in een ar
tikel „de Wig" enkele zeer juiste opmer
kingen gemaakt over de gevaren, die
Limburg dreigen van de omringende on
rustige landen. Nu de storm rondom Lim
burg woedt en onze nijvere Zuidelijke
Provincie zich als een wig dringt tus
schen vreemde en buitengewoon onrus
tige gebieden, moet de Overheid dubbel
waakzaam zijn, dat die onrust niet op ons
land overslaat. Nabij de west-oost- en
zuidgrens van Limburg liggen dichtbe
volkte, uitgestrekte industriegebieden als
die van AkenAlsdorf, van Luik en dat
der Kempen.
„In het industriegebied van Aken—
Alsdorf heeft reeds thans de politieke
verwarring een ontstellende hoogte be
reikt. Dagelijks melden de Duitsche
grensbladen geheele reeksen politieke
kloppartijen, vooral rond Alsdorf waar
talrijke woninggroepen, op slechts
enkele uren afstand van de grens ge
legen, geheel bevolkt zijn met overtuig
de Moskou-vrienden.
Schijnbaar geeft de toestand in het
Luiksohe en in de Kempen minder
'reden tot onmiddellijke bezorgdheid.
Men vergete echter niet, dat vooral in
Luik en omgeving èn communisten èn
socialisten tienduizenden volgelingen
tellen die. de jongste mijnstaking in
België wees het ten overvloede nog eens
uit, weinig aanleiding behoeven om
hun revolutionnaire leiders blindelings
te volgen."
„En met reden mag de vraag gesteld,
of ernstige woelingen en opstand in
West-Duitschland geen weerklank zul
len vinden in de naburige Belgische
industrie-centra?
Zelfs al blijven echter de verwikke
lingen tot de oostgrens beperkt, ook
dan bestaat er nog alle aanleiding tot
groote waakzaamheid in Limburg."
De Limburger Koerier wijst verder
op het feit, dat tot heden steeds in Lim
burg in velerlei opzicht een gunstige uit
zonderingspositie heeft bestaan, want
niettegenstaande de ook daar woedende
crisis, heerscht er nog een betrekkelijke
welvaart. „Onder de doelbewuste en zich
steeds wijder ontplooiende katholieke
actie toonden de arbeiders een groote be
zonnenheid."
Toch dient men alles te doen om on
rust te vermijden. Er is ook in ons land
„Ja mijnheer, Ernest Johnson", ant
woordde Bliss.
James Fancourt keek hem gedurende
een paar oogenblikken doordringend
aan, en al dien tijd had Bliss de gewaar
wording of zijn geheele tegenwoordige en
vroegere leven voor den man open lag.
„Ik ben over uw moeilijke omstandig
heden al ingelicht", ging James Fan
court afgemeten voort, „U behoeft na
tuurlijk niet in bijzonderheden te treden,
maar ik wilde wel graag 't een en ander
weten. Waar heeft u uw opleiding ge
noten?"
„In Eton," antwoordde Bliss.
„Heeft u een of andere Universiteit
bezocht?"
„Ja, Magdalen. Heeft dat iets te maken
met de zaak, waarvoor ik hier ben?"
„Neen, dat niet," ntwoordde Mr. Fan
court. „Maar aan den anderen kant is het
wel noodig, dat ik iets van uw anteceden
ten af weet. Miss Forrest heeft me ge
schreven, dat u voor het oogenblik bui
ten betrekking bent en graag weer werk
zoudt willen hebben."
„Ik zou heel graag weer werk heibben,"
antwoordde Bliss, „zooals de zaak nu
staat, neem ik alles aan."
Oogenschijnlijk diep in gedachten, haal
de Mr. Fancourt een sigarettenkoker uit
zijn zak, nam een sigaret eruit en schoof
den koker Bliss toe.
„Wilt u opsteken?"
Zonder een oogenblik te aarzelen nam
Bliss dit aanbod aan. Met half gesloten
oogen stak hij de sigaret op. Toevallig
buskruit opgestapeld en een ontijdige
vonk, door onhandige menschen aange
stoken, kan de exploisie teweeg brengen.
Wij ergeren ons aan de wijze, waarop
sommigen vermeenen hun welstand te
moeten manifesteeren en waarbij zij in
hun egoisme niet voelen, hoe zij daar
mede talrijke menschen kwetsen, die in
zorglijke omstandigheden verkeeren. De
ware zielen-adel, hoe ook door de fortuin
gezegend, onthoudt zich van protzerij
naar buiten; integendeel, zij hebben de
kieschheid om juist groote eenvoud te
betrachten. Hoevelen jakkeren niet in
luxe wagens langs onze wegen, het leven
van talri,jke landgenooten in gevaar bren
gende door hun roekeloos rijden men
leze maar de toenemende ernstige onge
vallen voelen zich in hun geldover-
vloed ver boven anderen verheven en
prikkelen de minderbedeelden dikwijls
door hun insolente en onsympathieke
wijze van doen. Men mijde overdaads-
vertoon naar buiten. Hiermede willen wij
niet zeggen, dat de rijkeren niet ruim
moeten blijven verteren; indien zij zich
onnoodig zouden bekrimpen, konden de
neringdoenden opnieuw hun omzet zien
verminderen. Het gaat alleen om de ma
nier, waarop men leeft!
De publicatie van het rapport Weiter
achten wij een groote fout, zooals wij al
enkele malen hebben belicht. Men hoort
en leest niet anders dan „Weiter"
hoe werkt het rapport op ons leger....
onze vlootonze politiedienaren, etc.
Men had dit kunnen voorkomen; de Re
geering had de uitspraak der commissie
voor zich moeten houden en binnenska
mers moeten overwegen, wat zij ervan
zou aannemen en wat zij zou laten vallen.
Eerst dan had de publieke opinie zich
mogen verheugen of zich bezorgd mogen
toonen.
Wij leven in een crisis.... niemand
weet hoe lang nog. Niemand weet, waar
heen deze ons voert, al kunnen wij met
groote stelligheid zeggen, dat het oude
regiem heeft afgedaan. Zoolang wij niet
de richtlijnen kunnen onderkennen, die
ons naar een nieuw doel voeren, zoolang
mogen wij geen daden in de ruimte doen,
die ons achterop kunnen brengen. Te
groote versobering zou wel eens te duur
gekocht kunnen zijn, wanneer wij daar
mede ontbindende krachten opwekken,
die ons geheele bestel onderste boven
wierpen.
was 't hetzelfde merk, dat hij vroeger
altijd gerookt had, een merk, gemaakt
van de fijnste Turksohe tabak, die in Lon
den verkrijgbaar was. Met een uitdruk
king van de grootste tevredenheid op
zijn gezicht inhaleerde hij de eerste paar
trekken. Den laatsten tijd had hij niet
anders dan shag gerookt. Mr. Fancourt
liet door zijn manier van glimlachen zien,
dat hij de sensatie van zijn bezoeker vol
komen begreep.
„Wilt u niet gaan zitten?" noodigde hij
hem uit. „Kijk eens, mr. Johnson, als ik
kan, wil ik u graag helpen. De zaak staat
echter zoo: u wilt graag een betrekking
hebben, en ik kan u er wel een bezorgen.
De quaestie is nu maar, kan het u veel
schelen, wat voor soort betrekking het
is?"
Bliss bekeek eerst aandachtig zijn si
garet en keek toen den man, die tegen
over hem zat, aan.
„In 't algemeen gesproken niets," ant
woordde Bliss langzaam. „Mijn laatste
betrekking was tooneelknecht van het
Frivolity Theatre. Daarvoor ben ik
groentenman geweest. Portier en loop
jongen waren mijn eerste baantjes. O ja,
en dan ben ik nog reiziger in fornuizen
geweest."
„In elk geval behoeft u niet over een
tonigheid te klagen," moest Mr. Farcourt
glimlachend toegeven. „Maar wel lijken
al die betrekkingen in mijn opinie heel
veel op elkaar," ging hij voort, terwijl hij
nadenkend dc asch van zijn sigaret af
knipte.
Wij moeten de ernstige waarschuwing
van de Limburger Koerier ter harte ne
men. Vóór alles moeten wij de gemoede
ren rustig houden.... daarna komt pas
de rest. Geen slapheid zij ons devies,
doch bezonkenheid en menschwaardig-
hed. Daarna het zakelijke!
1 I
Een adres aan den ministerraad.
Beschouwingen over het rapport-
Weiter.
Het dagelijksche bestuur van de cen
trale van vereenigingen van personeel ih
's rijks dienst heeft, als gevolg van de in
de jongste algemeene vergadering ge
houden besprekingen, een adres tot den
raad van ministers gericht, waarin be
schouwingen worden gegeven over het
rapport-Weiter, voorzoover deze betref
fen de aantasting van de ambtenaren-
positie.
O.a. worddaarin de vraag gesteld, of
het, zelfs in"ernstige tijden, als welke wij
nu beleven, wel oirbaar is, de helft vari
het geschatte tekort van plm. 100 mil-
lioen, eenzijdig op de ambtenaren te ver
halen.
De door de commisie-Welter gestelde
salarislast van 256.5 millioen gulden,
welke op gezag van de generale thesau
rie is aangenomen, wordt in het adres
niet in overeenstemming met de werke
lijkheid geacht.
Het nog steeds ontbreken van de amb-
tenarenstatistiek wordt afgekeurd en op
openbaarmaking aangedrongen.
Aan de regeering wordt aangeboden
om op een salarislast van 200 millioen
d: i. 36 millioen lager dan de com
missie-Weiter den salarislast stelt het
bezoldigingsbesluit-1928 te herzien eü
het loon van de arbeidscontractanten te
regelen, met dien verstande, dat de eer
ste drie jaren geen ambtenaren anders
dan langs den natuurlijken weg zullen
afvloeien en geen nieuwe ambtenaren
worden aangesteld, van welke maatreger
len verwacht wordt, dat daardoor de
salarislast geleidelijk tot 205 millioeii
zal terugloopen.
Den centrale berekent in haar adres;
dat door de voorgestelde verlaging van
8 pet. op gehuwden en kostwinners en
13 pet. op ongehuwden, het salarisnivead
wordt teruggebracht tot beneden hei
vooroorlogsche peil; na de door de com-
missie-Welter voorgestelde blijvende ver
laging, behouden dé ambtenaren nog qjm
geveer 70 pet. van hetgeen zij in 1920
ontvingen.
De centrale deelde uitdrukkelijk mede>
dat de voorgestelde verlaging de salapj&
sen zou brengen op een peil, dat niet
aanvaard kan worden, zelfs wanneer iq||j
een aanzienlijke verlaging van den prijs
der eerste levensbehoeften erkent.
In het adres wordt het standpunt
genomen, dat de saneering der rijksm
delen moet geschieden door het opleggén'
van een algemeen werkende belasting-
In Crisistijd is kwaliteit goedkoop
„Ik kan u verzekerenbegon Bliss.
„U begrijpt me waarschijnlijk ver
keerd," viel Mr. Fancourt hem in de rede.
„Als ik zeg, dat ze op elkaar lijken, dan
bedoel ik alleen op de volgende manier.
Die betrekkingen waren alle even onge
schikt voor iemand van uw positie. En
ze waren alle wat men gewoonlijk „eer
lijke broodwinnig" noemt. Wat ik u nu
ga voorstellen, kan niet onder die cate
gorie gerangschikt worden."
Bliss keek den spreker vragend aan.
Mr. Fancourt maakte volkomen den in
druk van iemand, die van plan is om
tegen beter weten in een vervelenden en
volkomen onnoodigen uitleg te geven.
„Kijk eens hier, Mr. Johnson," ging hi^j
voort, „als u door uw geboorte en dooi'
uw persoonlijke inclinaties tot dat ge
deelte van de maatschappij behoort, dat
uitblinkt door eerlijke respectabelheid of
respectabele eerlijkheid, dan ben ik
bang, dat er tusschen u en mij niet veel
overeenkomst bestaat, en in dat geval
ben ik, tot mijn spijt, niet in staat u te
helpen. Maar voor 't geval, dat u mijn
levensopvatting deelt, mijn levensopvat
ting, welke me in overeenstemming met
de natuurwetten zegt, dat de sterke moet
profiteeren van de zwakheid van ande
ren, dat een man met een goed verstand
volkomen het recht heeft, om zijn minder
bedeelde broeders te exploiteeren; als u
die moderne levensopvatting deelt, dan,
mr. Johnson, geloof ik, dat de moeilijk
heden voor u achter den rug zijn."
(Woidt vervolgd.)