Rijk en geen geld. Gedistilleerd ook bij de maat verkrijgbaar KAN NE WASSER VERKOOPT UIT! TIELEMANS' WIJNHANDEL NIEUWSBLAD VOOR DEN HELDER, KOEGRAS, TEXEL, WIERINGEN EN ANNA PAULOWNA Buitenlandsch overzicht. China en Japan. WIJ MOETEN RUSTIG BLIJVEN. Nr. 7150. EERSTE BLAD DONDERDAG 28 JULI 1932 60ste JAARGANG De toestand in Duitschland. - Generaal Schleicher over de taak der rijksweer. - De plannen van Senator Borah. - Had Litwinof gelijk toen hij tegen de resolutie op de ontwapeningsconferentie stemde? FEUILLETON De kleine staat van beleg in Duitschland ingetrokken. Rijkspersoneel en het rapport-Weiter. KONIJN's CERVELAATW0 COURA Abonnement per 3 maanden bij vooruitbet.: Heldersche Courant f 1.50; voor Koegras, Anna Paulovvna, Breezand, Wieringenen Texel f 1.65; binnen land f 2.—, Nederl. Oost- en West-Indië per zeepost f 2.10, idem per mail en overige landen f 3.20. Zondagsblad resp. f 0.50 f 0.70, f 0.70, f 1.Modeblad resp. f 0.95, f 1.25, fl.25, f 1.35. Losse nos. 4ctfr. p. p. 6 ct. Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmiddag. Redacteur: P. C. DE BOER. Uitgave N.V. Drukkerij v/h C. DE BOER Jr. Bureau: Koningstraat 78 Telefoon: 50 en 412 Post-Girorekening No. 16066. ADVERTENTIËN: 20 ct. per regel (galjard). Ingez. meded. (kolombreedte als redaction tekst) dubbele prijs. Kleine advertentiën (gevraagd, te koop, te huur) van 1 t/m. 3 regels 40 ct., elke regel meer 10 ct. bij vooruitbetaling (adres Bureau v. d. blad en met br. onder no. 10 ct. p. adv. extra) Bewijsno. 4 ct. De toestand in Duitschland is nu weer in zekere mate normaal geworden, d.w.z. wat men normaal kan noemen, misschien is het juister te zeggen, minder abnor maal dan b.v. aan het einde van de vorige week. Hoe dat komt? De oorzaak daarvan is niet ver te zoeken, zegt de „Nw. Rott. Crt." en het blad vervolgt dan: Door het verbod van optochten en be toogingen in de open lucht is den natio- naal-socialisten de gelegenheid ontnomen tot een uitdagend optreden, waartoe de opheffing van het uniformverbod hun de mogelijkheid had geopend. De jongste maatregel van de regeering-von Papen maakt ten deele goed wat haar groote concessie aan de nazi's te voren voor orde en veiligheid op straat had verkorven. Waarschijnlijk zal von Papen daarover heel anders denken. Daar nu eenmaal twee maatregelen bijna samenvielen, het ontslaan van de Pruisische regeering en het verbod van betoogingen, kan hij de verbetering van den toestand altijd nog aan den eerste daarvan toeschrijven. Dat bespaart hem te moeten erkennen, dat de opheffing van het uniformverbod een even noodlottige als lichtzinnige vergis sing geweest is. Om de nazi's eeniger- mate te verzoenen was die maatregel misschien niet eens noodzakelijk; het zelfde ware wellicht te bereiken geweest als men het uniformverbod algemeen had gemaakt en ook de andere semi-militaire organisaties had ontbonden. De wereld zou daarbij niet veel veTloren hebben, welke gevoeligheden links er ook door gekwetst zouden zijn geworden. Maar een Duitsche regeering, welke ook, schaft nu eenmaal zoo weinig moge lijk semi-militaire organisaties af, zoo lang zij geen recht heeft het leger naar hartelust te vergrooten. Bovendien voor zien die organisaties in een innerlijke be hoefte van het Duitsche volk. Intusschen is de regeering-von Papen bezig haar positie te bevestigen. De al lerminst verrassende uitspraak van het hooge gerechtshof te Leipzig verschaft haar eenige rust, en dat zal ook de dis cussie doen in de commissie, die thans den Rijksdag vervangt. Dit moge vreemd klinken, daar die commissie toch haar zin niet krijgt. Maar men heeft daar kalm gediscussieerd. De regeering heeft zich in dat debat niet op het hooge paard gezet en niet in de taal van generaal von unstedt gesproken, maar geargumen teerd. Von Papen schijnt er in geslaagd te zijn, heel wat ongerustheid bij de Zuid- Duitsche regeeringen tot zwijgen te brengen. Anders was niet te verwachten. Als hij aan het praten gaat, moeten de anderen onmiddellijk merken, dat hij geweldenaar is. Het is als in het bijbelsch tafereel: Zijn stem klinkt als de stem van den Jacob, die hij inderdaad is. De Zuid- Duitschers zijn niet blind, als aartsvader Izak was, en zien dus ook, dat zijn „han den van Ezau" niet echt maar met hun ruigheid slechts uiterlijk betrokken zijn. En Ezau zelf, die wel degelijk op den achtergrond loert en Jacob laat pleiten, is op dat oogenblik onzichtbaar.... Generaal Schleicher over de Duitsche rijksweer. Generaal Schleicher, de nieu we rijksweerminister, heeft dezer dagen een rede voor de radio gehouden over zijn opvatting van de taak der rijksweer en tot geruststelling van hen, die het onpartijdig karakter der weermacht nu meenden te mogen betwijfelen. Generaal §chleicher verdedigde hierbij ook het Duitsche standpunt te Genève en zijn door E. PHILLIPS OPPENHEIM. 25) „Weet je ook, of hij mij kent?" vroeg Bllss. „Neen, zoover ik weet, niet." „Dan moet je me beloven, dat je hem niet mijn waren naam zal zeggen. Na tuurlijk wil ik heel graag werk hebben, maar 't moet werk zijn dat ik doen kan, ik wil mijn geld verdienen. Ik vind het een vervelend idee om uit medelijden ge holpen te worden. Ik wil zelfs nog een stap verder gaan en zeggen, dat ik alleen een baantje wil aannemen als „mr. Die en die", ontslagen tooneelknecht van het Frivolity Theatre." „Ik zal hem heusch niets vertellen," bploofde ze nog haastig. „Wees verstan dig, en ga naar hem toe. Ik zal vanavond nog schrijven. Ik zal zeggen, dat je Johnson heet." Snel liep ze weg. Even daarna werd ^liss door zijn voorman op den schouder get&t. „Hier is je geld," zeide de man kortaf. recht op een weermacht, die als het noo- dig zou zijn ook de grenzen effectief zou kunnen verdedigen. Hij wees op het rap port van de Fransche legercommissie, waaruit bleek, dat Frankrijk's stelsel van verdediging in het Oosten een nieuwen aanval zooals in 1914 absoluut uitsloot, zelfs met een legermacht als het oude rijk bezeten had, hij haalde Lloyd George aan om te betoogen, dat Frank rijk steeds herhaalde eisch naar veilig heid onzinnig was, omdat het volgens eigen en vreemde getuigenis zoo veilig was als het nooit tevoren geweest was. Een grooter leger, dat zijn taak zou kunnen vervullen, behoefde niet duurder te zijn dan de Rijksweer, die in het Ver drag van Versailles geoorloofd was, om dat een vrij Duitschland ontdaan zou zijn van allerlei verplichtingen, die het trac- taat van Versailles het nu nog oplegde. W De plannen van senator Borah zijn, zooals begrijpelijk, niet overal in goede aarde gevallen. Om te beginnen is er iri Amerika heftig tegen geprotesteerd en voeren met name de Hearstbladen een scherpe campagne tegen de rede en de Fransche pers ziet er een manoeuvre in tot het redden van den dollar. Het „Journal", er op wijzende, dat Borah slechts voor zich zelf spreekt en geen groot gezag heeft in politieke krin gen te Washington, merkt op dat Borah, in de meening, dat Europa niet meer zal betalen, den loop der ontwapeningscon ferentie wil verhaasten, die tot alge- meene devalorisatie van het geld zou leiden, om den dollar voor bankroet te behoeden. Men neemt aan, dat Borah een vermin- dering van de bewapening der wereld met niet minder dan 50 pet. voorstaat. Omtrent de plannen van den senator kan nog cvorden meegedeeld, dat tot de actie die hij voorstaat, spoedig moet wor den overgegaan, wijl het anders te laat zou wezen. Borah wil de sterkte der wapeningen in de wereld tot de helft terugbrengen. Wordt een internationale conferentie, zooals die door Borah is be pleit, bijeengeroepen, dan is het niet noo- dig, dat daarop de goedkeuring van het congres worde verleend. Echter is het feit, dat de Britsche oeconomische rijks conferentie te Ottawa bijeen is, een waar schijnlijke reden om tot onmiddellijke actie over te gaan. In de Ver. Staten geeft het feit, dat Hoover en Stimson er zich voorloopig niet over hebben uitge sproken, alsmede de aanstaande terug keer van den Amerikaanschen gezant te Londen, Mellon, te Washington, aanlei ding tot allerlei bespiegelingen en ver wachtingen. Had Litwinof gelijk, toen bij tegen de resolutie te Genève stemde; hij zei im mers heel geestig bij het uitbrengen van zijn stem, „vóór ontwapening, maar tegen de resolutie". De hoofdredacteur van „De Standaard", de heer H. Colijn, stelde deze vraag en vroeg: Is er voor dit ongeloof oorzaak? Wij vreezen inderdaad, dat het ant woord op die vraag bevestigend zal moe ten luiden, zegt de bekende diplomaat. Immers Duitschland heeft verklaard, dat het aan deze dingen niet kan meewerken, zoolang het niet met andere landen op voet van gelykbereuhtigdheid behandeld wordt. Met die voorwaarde heeft Duitschland het recht aan zijn zijde. Ook wil Frankrijk wel over die gelijk berechtiging spreken. Mits aan den Fransehen eisch van waarborg voor zijn veiligheid voldaan wordt. Ook dat ver langen is begrijpelijk. Maar met dat al hangt het resultaat der ontwapeningsconferentie, behalve van de vele andere zaken, vooral af van een vergelijk tusschen Duitschland en Frankrijk op dit speciale punt. Komt dit vergelijk tot stand tusschen nu en Januari 1933, dan mag men van de hervatting der beraadslagingen in Janu ari a.s. goede resultaten verwachten. Wordt men het hierover echter niet eens, dan is de beteekenis der thans aan genomen resolutie geen andere, dan dat men een verdienstelijke opsomming heeft gegeven van onder de volken levende vrome wenschen. Maar dan gebeurt er niets. Het wachten is dus op Januari. En eerst dan zal men kunnen zeggen, of Litwinof gelijk had met tegen de reso lutie, die hij blijkbaar als een stuk phraselogie beschouwde, te stemmen. De verordening van Hindenburg. Dinsdagmiddag is de verordening tot intrekking van den staat van beleg in Groot Berlijn en Brandenburg officieel bekend gemaakt. Zij luidt: Op grond van art. 48 van de rijks grondwet gelast ik, dat de verordening van 20 Juli 1932, inzake het herstel van de openbare veiligheid en orde in Groot- Bërlijn en in de provincie Brandenburg, met ingang van 26 Juli, 's middags om 12 uur, wordt ingetrokken. De op grond van deze verordening door den met de uitvoerende macht be laste persoon uitgesproken verboden van periodieke geschriften worden door dezo verordening niet opgeheven. Neudeck en Berlijn, 26 Juli '32. De verordening is onderteekend door den rijkspresident en mede-onderteekend door von Papen, minister von Gayl en minister von Schleicher. DRAADLOOZE OPDRACHT VAN DR. BRACHT AAN DE POLITIE AUTORITEITEN. Dr. Bracht, de gevolmachtigde van den rijkscommissaris voor Pruisen, heeft allen politie-autoriteiten draadloos de volgende instructies gegeven: 1. De handhaving van de openbare vei ligheid vóór en na de Rijksdagverkiezing is de voornaamste taak der politie. 2. De bepalingen voor de politie inzake het gebruik van wapenen zijn voldoende voor de bescherming der individueele be ambten en voor de handhaving van het staatsgezag tegenover daadwerkelijk ver zet. 3. Een politiebeambte, die op grond van deze bepalingen niet tijdig en op de juiste wy'ze van zijn dienstwapens ge bruik maakt, schendt zijn ambtsplicht. Den overeenkomstig zijn plicht hande lenden politiebeambte zal ik echter mijn bescherming niet onthouden. KONINGSTRAAT 85 „ik heb de boete, acht shilling en four pence, er afgetrokken. Je kunt nu met een wel opmarcheeren. We betalen onze menschen niet om een beetje rond te kuieren en met de koristen te praten." Met zijn overjas tot boven aan dicht geknoopt, ging Bliss de donkere straat op. Op den hoek van het Strand bleef hij rillend van de kou een oogenblik be sluiteloos staan. Weer had hij een van zijn zwakke oogenblikken. Zijn aarzeling was ook zoo begrijpelijk, op nog geen vijf minuten afstand bevond zich het res taurant, waar hij nog geen drie maanden geleden een van de meest geziene habi- tué's geweest was. Wat zouden ze hem met genoegen ontvangen, als hij nu even een taxi aanriep en zich op zijn kamers ging verkleeden. In gedachten hoorde hij het koor van welkomstkreten van zijn vrienden, als hij plotseling binnen zou komen stappen, voelde hij de weldadig aandoende warmte van de gezellige eet zaal, rook hij den eetlust-prikkelenden geur van de smakelijk toebereide spij zen. Was het te gelooven, dat hij dezelfde Bliss was, die een paar maanden ge leden niet den minsten eetlust gehad had, die champagne een buitengewoon ver velenden drank gevonden had, wiens eenige gevoelens in zulk een milieu wa ren geweest: „het eten smaakt me niet en mijn vrienden zijn buitengewoon ver velend"? En terwijl hij daar zoo stond, werd het hem plotseling duidelijk, dat hij verlangde naar de welkomstgroet van iemand, die werkelijk van hem hield. En TELEFOON 492 merkwaardig genoeg was het niet de ge dachte aan een van de vele vrienden en bekenden, welke hem plotseling nieuwe energie gaf. Hij keek naar het Noorden en niet naar het Westen van Londen. „Aanstaanden Zondag", beloofde hij zichzelf, „ga ik weer naar haar toe, al zie ik er uit als een schooier". Het oogenblik van besluiteloosheid was weer voorbij. Hij ging een van de goedkoopste volksrestaurants binnen, waar hij zonder den minsten angst voor indigestie zijn avondeten verorberde en een glas bier dronk. Daarna ging hij naar huis en naar bed. De twee volgende dagen deed hij alle mogelijke moeite om een betrekking te krijgen, met steeds hetzelfde negatieve resultaat. Den volgenden dag kleedde hij zich zoo netjes mogelijk aan en ging naar Mr. James Fancourt, Gerrandstreet no. 7. De deur werd geopend door een knecht, die hem in een vertrek bracht, dat half als studeerkamer was ingericht. Tot zijn schrik herkende hij in Mr. Fan court een habitué van een van de def tigste clubs in de city. Mr. Fancourt gaf echter niet het minste blijk van her kenning. Hij was een slanke, gedistin geerd uitziende jonge man, met keurig opgemaakt gitzwart haar en een eigen aardig gevormd lang gezicht, dat, merk waardig genoeg, bijna zonder uitdruk king was. Door zijn monocle keek hij Bliss met een zekere neerbuigende vrien delijkheid aan. „Mr. Johnson, is 't niet?" vroeg hij. DE ENGELSCH—1ERSCHE KWESTIE. Een ultimatum? Vaz Dias ontleent aan de Irish Prèss, het orgaan van De Valera, dat het Ier- sche aanbod om de schadeloosstelling aan Engeland voor te leggen aan een scheids gerecht met buitenlandsche assessoren, binnenkort zal worden ingetrokken, in geval Engeland onverzettelijk blijft. Het daardoor vrij komende geld, dat tot dus ver op een tusschenrekening uitgezet was, zal dan worden gebruikt voor het financieren van den landbouw en andere oeconomische bedrijven, welke door den tariefoorlog met Engeland getroffen worden. Het Incident bij Jehol. De Chi- neesehe lezing. De Chineesche legatie in Den Haag publiceert de volgende mededeeling: Maarschalk Tsjang Sjoe liang heeft dd. 19 Juli het volgende gerapporteerd aan de regeering te Nanking: „Den 17 Juli is een passagierstrein door bandieten aangevallen. De militaire autoriteiten te Jéhol hebben ingegrepen en troepen gezonden om de bandieten te achtervolgen. Onverwacht heeft een Ja- pansche gepantserde trein de stad Tsjao- jang aangevallen. De plaatselijke com mandant heeft den Japanners de reden gevraagd van dezen aanval. De Japan ners hebben hierop vuur gegeven. De commandant werd aan het been gewond". „Den 18 Juli hebben vijf Japansche vliegtuigen een dertigtal bommen ge worpen in de omgeving van Tsjaojang, zoowel op de groote verkeerswegen als op de belangrijkste militaire opslagplaat sen, terwijl zij hun mitrailleurs geduren de een half uur onafgebroken vuur heb ben doen geven. Tientallen Chineesche ambtenaren zijn gedood of gewond. Terwijl China wacht op het antwoord van den Volkenhond, inzake 't Japansch- Chineesche conflict met betrekking tot de drie Oostelijke Chineesche provincies, gaan de Japanners voort den toestand ernstiger te maken door aanvallen te doen op Jéhol, welke aanvallen China genoodzaakt zal zijn af te slaan." De Limburger Koerier heeft in een ar tikel „de Wig" enkele zeer juiste opmer kingen gemaakt over de gevaren, die Limburg dreigen van de omringende on rustige landen. Nu de storm rondom Lim burg woedt en onze nijvere Zuidelijke Provincie zich als een wig dringt tus schen vreemde en buitengewoon onrus tige gebieden, moet de Overheid dubbel waakzaam zijn, dat die onrust niet op ons land overslaat. Nabij de west-oost- en zuidgrens van Limburg liggen dichtbe volkte, uitgestrekte industriegebieden als die van AkenAlsdorf, van Luik en dat der Kempen. „In het industriegebied van Aken— Alsdorf heeft reeds thans de politieke verwarring een ontstellende hoogte be reikt. Dagelijks melden de Duitsche grensbladen geheele reeksen politieke kloppartijen, vooral rond Alsdorf waar talrijke woninggroepen, op slechts enkele uren afstand van de grens ge legen, geheel bevolkt zijn met overtuig de Moskou-vrienden. Schijnbaar geeft de toestand in het Luiksohe en in de Kempen minder 'reden tot onmiddellijke bezorgdheid. Men vergete echter niet, dat vooral in Luik en omgeving èn communisten èn socialisten tienduizenden volgelingen tellen die. de jongste mijnstaking in België wees het ten overvloede nog eens uit, weinig aanleiding behoeven om hun revolutionnaire leiders blindelings te volgen." „En met reden mag de vraag gesteld, of ernstige woelingen en opstand in West-Duitschland geen weerklank zul len vinden in de naburige Belgische industrie-centra? Zelfs al blijven echter de verwikke lingen tot de oostgrens beperkt, ook dan bestaat er nog alle aanleiding tot groote waakzaamheid in Limburg." De Limburger Koerier wijst verder op het feit, dat tot heden steeds in Lim burg in velerlei opzicht een gunstige uit zonderingspositie heeft bestaan, want niettegenstaande de ook daar woedende crisis, heerscht er nog een betrekkelijke welvaart. „Onder de doelbewuste en zich steeds wijder ontplooiende katholieke actie toonden de arbeiders een groote be zonnenheid." Toch dient men alles te doen om on rust te vermijden. Er is ook in ons land „Ja mijnheer, Ernest Johnson", ant woordde Bliss. James Fancourt keek hem gedurende een paar oogenblikken doordringend aan, en al dien tijd had Bliss de gewaar wording of zijn geheele tegenwoordige en vroegere leven voor den man open lag. „Ik ben over uw moeilijke omstandig heden al ingelicht", ging James Fan court afgemeten voort, „U behoeft na tuurlijk niet in bijzonderheden te treden, maar ik wilde wel graag 't een en ander weten. Waar heeft u uw opleiding ge noten?" „In Eton," antwoordde Bliss. „Heeft u een of andere Universiteit bezocht?" „Ja, Magdalen. Heeft dat iets te maken met de zaak, waarvoor ik hier ben?" „Neen, dat niet," ntwoordde Mr. Fan court. „Maar aan den anderen kant is het wel noodig, dat ik iets van uw anteceden ten af weet. Miss Forrest heeft me ge schreven, dat u voor het oogenblik bui ten betrekking bent en graag weer werk zoudt willen hebben." „Ik zou heel graag weer werk heibben," antwoordde Bliss, „zooals de zaak nu staat, neem ik alles aan." Oogenschijnlijk diep in gedachten, haal de Mr. Fancourt een sigarettenkoker uit zijn zak, nam een sigaret eruit en schoof den koker Bliss toe. „Wilt u opsteken?" Zonder een oogenblik te aarzelen nam Bliss dit aanbod aan. Met half gesloten oogen stak hij de sigaret op. Toevallig buskruit opgestapeld en een ontijdige vonk, door onhandige menschen aange stoken, kan de exploisie teweeg brengen. Wij ergeren ons aan de wijze, waarop sommigen vermeenen hun welstand te moeten manifesteeren en waarbij zij in hun egoisme niet voelen, hoe zij daar mede talrijke menschen kwetsen, die in zorglijke omstandigheden verkeeren. De ware zielen-adel, hoe ook door de fortuin gezegend, onthoudt zich van protzerij naar buiten; integendeel, zij hebben de kieschheid om juist groote eenvoud te betrachten. Hoevelen jakkeren niet in luxe wagens langs onze wegen, het leven van talri,jke landgenooten in gevaar bren gende door hun roekeloos rijden men leze maar de toenemende ernstige onge vallen voelen zich in hun geldover- vloed ver boven anderen verheven en prikkelen de minderbedeelden dikwijls door hun insolente en onsympathieke wijze van doen. Men mijde overdaads- vertoon naar buiten. Hiermede willen wij niet zeggen, dat de rijkeren niet ruim moeten blijven verteren; indien zij zich onnoodig zouden bekrimpen, konden de neringdoenden opnieuw hun omzet zien verminderen. Het gaat alleen om de ma nier, waarop men leeft! De publicatie van het rapport Weiter achten wij een groote fout, zooals wij al enkele malen hebben belicht. Men hoort en leest niet anders dan „Weiter" hoe werkt het rapport op ons leger.... onze vlootonze politiedienaren, etc. Men had dit kunnen voorkomen; de Re geering had de uitspraak der commissie voor zich moeten houden en binnenska mers moeten overwegen, wat zij ervan zou aannemen en wat zij zou laten vallen. Eerst dan had de publieke opinie zich mogen verheugen of zich bezorgd mogen toonen. Wij leven in een crisis.... niemand weet hoe lang nog. Niemand weet, waar heen deze ons voert, al kunnen wij met groote stelligheid zeggen, dat het oude regiem heeft afgedaan. Zoolang wij niet de richtlijnen kunnen onderkennen, die ons naar een nieuw doel voeren, zoolang mogen wij geen daden in de ruimte doen, die ons achterop kunnen brengen. Te groote versobering zou wel eens te duur gekocht kunnen zijn, wanneer wij daar mede ontbindende krachten opwekken, die ons geheele bestel onderste boven wierpen. was 't hetzelfde merk, dat hij vroeger altijd gerookt had, een merk, gemaakt van de fijnste Turksohe tabak, die in Lon den verkrijgbaar was. Met een uitdruk king van de grootste tevredenheid op zijn gezicht inhaleerde hij de eerste paar trekken. Den laatsten tijd had hij niet anders dan shag gerookt. Mr. Fancourt liet door zijn manier van glimlachen zien, dat hij de sensatie van zijn bezoeker vol komen begreep. „Wilt u niet gaan zitten?" noodigde hij hem uit. „Kijk eens, mr. Johnson, als ik kan, wil ik u graag helpen. De zaak staat echter zoo: u wilt graag een betrekking hebben, en ik kan u er wel een bezorgen. De quaestie is nu maar, kan het u veel schelen, wat voor soort betrekking het is?" Bliss bekeek eerst aandachtig zijn si garet en keek toen den man, die tegen over hem zat, aan. „In 't algemeen gesproken niets," ant woordde Bliss langzaam. „Mijn laatste betrekking was tooneelknecht van het Frivolity Theatre. Daarvoor ben ik groentenman geweest. Portier en loop jongen waren mijn eerste baantjes. O ja, en dan ben ik nog reiziger in fornuizen geweest." „In elk geval behoeft u niet over een tonigheid te klagen," moest Mr. Farcourt glimlachend toegeven. „Maar wel lijken al die betrekkingen in mijn opinie heel veel op elkaar," ging hij voort, terwijl hij nadenkend dc asch van zijn sigaret af knipte. Wij moeten de ernstige waarschuwing van de Limburger Koerier ter harte ne men. Vóór alles moeten wij de gemoede ren rustig houden.... daarna komt pas de rest. Geen slapheid zij ons devies, doch bezonkenheid en menschwaardig- hed. Daarna het zakelijke! 1 I Een adres aan den ministerraad. Beschouwingen over het rapport- Weiter. Het dagelijksche bestuur van de cen trale van vereenigingen van personeel ih 's rijks dienst heeft, als gevolg van de in de jongste algemeene vergadering ge houden besprekingen, een adres tot den raad van ministers gericht, waarin be schouwingen worden gegeven over het rapport-Weiter, voorzoover deze betref fen de aantasting van de ambtenaren- positie. O.a. worddaarin de vraag gesteld, of het, zelfs in"ernstige tijden, als welke wij nu beleven, wel oirbaar is, de helft vari het geschatte tekort van plm. 100 mil- lioen, eenzijdig op de ambtenaren te ver halen. De door de commisie-Welter gestelde salarislast van 256.5 millioen gulden, welke op gezag van de generale thesau rie is aangenomen, wordt in het adres niet in overeenstemming met de werke lijkheid geacht. Het nog steeds ontbreken van de amb- tenarenstatistiek wordt afgekeurd en op openbaarmaking aangedrongen. Aan de regeering wordt aangeboden om op een salarislast van 200 millioen d: i. 36 millioen lager dan de com missie-Weiter den salarislast stelt het bezoldigingsbesluit-1928 te herzien eü het loon van de arbeidscontractanten te regelen, met dien verstande, dat de eer ste drie jaren geen ambtenaren anders dan langs den natuurlijken weg zullen afvloeien en geen nieuwe ambtenaren worden aangesteld, van welke maatreger len verwacht wordt, dat daardoor de salarislast geleidelijk tot 205 millioeii zal terugloopen. Den centrale berekent in haar adres; dat door de voorgestelde verlaging van 8 pet. op gehuwden en kostwinners en 13 pet. op ongehuwden, het salarisnivead wordt teruggebracht tot beneden hei vooroorlogsche peil; na de door de com- missie-Welter voorgestelde blijvende ver laging, behouden dé ambtenaren nog qjm geveer 70 pet. van hetgeen zij in 1920 ontvingen. De centrale deelde uitdrukkelijk mede> dat de voorgestelde verlaging de salapj& sen zou brengen op een peil, dat niet aanvaard kan worden, zelfs wanneer iq||j een aanzienlijke verlaging van den prijs der eerste levensbehoeften erkent. In het adres wordt het standpunt genomen, dat de saneering der rijksm delen moet geschieden door het opleggén' van een algemeen werkende belasting- In Crisistijd is kwaliteit goedkoop „Ik kan u verzekerenbegon Bliss. „U begrijpt me waarschijnlijk ver keerd," viel Mr. Fancourt hem in de rede. „Als ik zeg, dat ze op elkaar lijken, dan bedoel ik alleen op de volgende manier. Die betrekkingen waren alle even onge schikt voor iemand van uw positie. En ze waren alle wat men gewoonlijk „eer lijke broodwinnig" noemt. Wat ik u nu ga voorstellen, kan niet onder die cate gorie gerangschikt worden." Bliss keek den spreker vragend aan. Mr. Fancourt maakte volkomen den in druk van iemand, die van plan is om tegen beter weten in een vervelenden en volkomen onnoodigen uitleg te geven. „Kijk eens hier, Mr. Johnson," ging hi^j voort, „als u door uw geboorte en dooi' uw persoonlijke inclinaties tot dat ge deelte van de maatschappij behoort, dat uitblinkt door eerlijke respectabelheid of respectabele eerlijkheid, dan ben ik bang, dat er tusschen u en mij niet veel overeenkomst bestaat, en in dat geval ben ik, tot mijn spijt, niet in staat u te helpen. Maar voor 't geval, dat u mijn levensopvatting deelt, mijn levensopvat ting, welke me in overeenstemming met de natuurwetten zegt, dat de sterke moet profiteeren van de zwakheid van ande ren, dat een man met een goed verstand volkomen het recht heeft, om zijn minder bedeelde broeders te exploiteeren; als u die moderne levensopvatting deelt, dan, mr. Johnson, geloof ik, dat de moeilijk heden voor u achter den rug zijn." (Woidt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1932 | | pagina 1