POPULAIR WiDË,HeLpeR0CH^ COURAttT EEN WERELD DIE VERDWIJNT. 550 TWEEDE BLAD. VAN ZATERDAG 30 JULI 1932. (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN) Stemmingsbeelden uit Oud-Japan DE IDEE door W. GOUDRIAAN te Tokio. Zelfs in het verre Europa beseft jnen, dat de toestanden in Japan zich snel wijzigen, dat de stoomwals der •Westersche beschaving bezig is met Peen nivelleeringsproces, waardoor alle typische en schilderachtige dingen uit jhet Japansche leven onverbiddelijk uit den weg worden geruimd. Het zal niet f.zoo heel lang meer duren, of men vindt in een Japansche stad dezelfde eentonige drukte als in een Europee- sche en dan zal de wereld iets verloren hebben. De verandering is thans gelukkig nog niet geheel en al voltrokken. Als öe"tourist langs de Ginza loopt, de „groote witte weg" van Tokio, ziet hij nog veel merkwaardigs, soms vreem- jde, maar altijd interessante dingen. Iedereen, die daar loopt, wordt aller eerst ondergebracht in de groep, waar toe hij kennelijk behoort, en elke groep heeft haar eigen geschiedenis. Een mengeling van oud en nieuw-Japan. Op het eerste gezicht treft ons reeds de bonte verscheidenheid in de klee ding, een verscheidenheid, die onze kleinkinderen nooit zullen aanschou wen. Een groot gedeelte van de man nen draagt reeds Europeesche klee ding en soms ziet men de wonderlijk ste en leelijkste combinaties van de oude Japansche en deze buiten-land- sche kleeding. De vrouwen zijn meer conservatief en houden zich over het algemeen aan de traditioneele kleeder dracht, met uitzondering van de meis jes, die de scholen bezoeken of hun eigen brood verdienen. De kimono is echter voor de Japansche vrouw meer flatteus en bovendien practischer in de echt-Japansche huizen. Waar deze huizen wel niet zoo spoedig verdwe nen zullen zijn, zal men de kimono ook nog wel eenigen tijd zich zien handhaven. De Ginza schijnt u misschien tame lijk primitief toe, vergeleken met het centrum van een Europeesche stad, doch voor den Japanner is zij het top punt van al wat modern is. De waren huizen van vier of vijf of zes verdie pingen mogen er zijn en zelfs de ouderwetsche winkels doen alles, om er zoo Westersch mogelijk uit te zien. Verder heerscht er op straat, althans overdag, een drukte, waar zelfs een Amerikaansch stedeling niet over te kla en heeft. Trams, auto's, fietsen en door menschen of paarden voortge trokken wagens, wisselen af met een enkele rickshaw en het is haast on mogelijk om de volte te passeeren, terwijl op de trottoirs de volte af en toe niet minder groot is. Zindelijkheid bij de grootste armoede. De meeste menschen, die men hier ziet, zijn arm wanhopig arm zelfs. Doch het is een armoede, die hen niet hun fatsoen en gevoel van eigenwaar de doet verliezen. Er zijn geen bede laars en er is geen vuil of onzindelijk heid. De Japanners hebben geleerd, om met weinig geld veel te doen en om in kleinigheden genoegen te vin den. Men behoeft maar de tevreden gezichten te zien van de menigten, die op hun feestdagen naar de bergen of naar de zee trekken, om te beseffen, hoever een arme Japanner staat boven een armen Europeaan. Die jongeman in zijn versleten uni form is geen militair of politie-agent, maar een van de duizenden studenten, die er te Tokio zijn. Hij heeft menig vergelijkend examen achter den rug en menige schoolkameraad op weg naar eenzelfde doel zien afvallen. Zijn ouders hebben zich groote opofferin gen moeten getroosten voor hem en hijzelf heeft zich ongetwijfeld tot het uiterste moeten inspannen om het zoo ver te brengen. Kennis, wordt in het Oosten niet zoo gemakkelijk verwor ven als bij ons. Er is eigenlijk iets zieligs in dien student; zijn vale huid spreekt van ondervoeding, zijn dikke brilleglazen van lang studeeren bij slecht licht en zijn kleeding van bit tere armoede. Welk een teleurstelling wacht hem, wanneer hij afgestudeerd is en ondanks alle inspanning en op offering tengevolge van de malaise geen betrekking kan krijgen! Zulke jongelui vormen het beste materiaal voor Moskou, zeer tot ongerustheid der regeering. De emancipatie ook hier een probleem. Dit zedige meisje in een half Oos- tersch, half Westersch aandoende uni form met een rok, die bij nadere be schouwing een broek blijkt te zijn, is ook een studente, maar natuurlijk op een meisjesschool. De toestanden zijn sinds den tijd van haar grootmoeder volslagen veranderd en zij geniet een vrijheid, die vroeger ongehoord zou zijn, al is zij bij lange na niet zoo groot als die, welke onze meisjes wordt toe gestaan. De strijd om de kennis is voor dit meisje wel iets minder zwaar geweest dan voor haar broers of neven en er stond voor haar ook niet zooveel op het spel bij zoo'n verge lijkend examen. Het gezin, waartoe zij behoort, vormt voor haar nog altijd een zekere bescherming. Zoo kan zij er vrijwel zeker van zijn, dat zij zal trouwen; daar zullen haar ouders on getwijfeld voor zorgen, doch zij zullen bij hun keus rekening houden met de wenschen van hun dochter. Deze heeft naar alle waarschijnlijkheid wel Ame- rikaansche films gezien en verhalen uit „magazines" gelezen, waardoor zij een verbaasde blik kon slaan in een wereldDe opvoeding der meisjes is dan ook een eenigszins moeilijk punt geworden in de Japansche sa menleving. Vroeger werden zelfs bij de kleintjes jongens en meisjes ge scheiden gehouden; een plotseling verandering moet onvermijdelijk aan leiding geven tot onverwikkelijke voorvallen. Doch een geleidelijke ver andering schijnt niet wel mogelijk, waar al het andere zich zoo snel wij zigt. Hier komt een geheel ander meisje aan. Haar korte haar en uitgetrokken wenkbrauwen. Europeesche kleeding en zijden kousen stempelen haar tot een stenotypiste op een of ander kan toor, een vertegenwoordigster van een groep, die weliswaar nog klein is, doch in aantal toeneemt. Op de handelskan toren wordt steeds meer vrouwelijk personeel aangesteld; in kleine win kels hebben zij reeds lang dienst ge daan als kassierster, doch thans is er geen bedrijf van eenige beteekenis, dat niet een of meer vrouwen in dienst heeft. Zij werken ook als busconduc teur en als verpleegster. De voorvecht sters behalen zelfs een academischen graad en er wordt af en toe gespro ken over vrouwenkiesrecht voor de ge meenteraden iets wat nog slechts enkele* jaren geleden iets ongehoords zou zijn geweest. De oude tradities zijn taai. Daarginds staan een paar oude dames, die elkaar begroeten met diepe buigingen en beleefde informaties naar de gezondheid en welstand van de wederzijdsche familie. Er is mis schien geen tweede land ter wereld, waar de vormen zoo door hoog en laag in acht worden genomen als in Japan. Zelfs een rickshawkoelie of een boer staat erop, dat hij met de hem toekomende beleefdheid wordt behandeld. Menschen, die lang in China hebben gewoond en voor het eerst in Japan komen, ondervinden dan ook tot hun schade, dat zij Japan sche bedienden niet op dezelfde wijze kunnen behandelen als Chineesche. Doch als de Japanner op Westersch terrein komt, bijv. in een volle tram of op een druk station, dan schijnt hij meteen ook de Westersche manier van doen aangenomen te hebben. De verkeersagent op het drukke kruispunt is een aanzienlijk persoon in de Japansche maatschappij. De meeste menschen, die hem iets te vra gen hebben, houden daarbij den hoed in de hand, terwijl zijn eigen houding koel-vormelijk en neerbuigend is. Zijn positie heeft hij gedeeltelijk te danken aan de traditie. Toen na de restaura tie de militaire stand der Samoerai's gedwongen werd om de twee geliefde zwaarden, het symbool van hun be voorrechte positie, op te bergen, wer den velen hunner politieagent, zoodat dit nieuwe beroep iets verkreeg van het aanzien van hun vroegere maat schappelijke positie. Populair zijn zij niet, mengen zich in het dagelijksch leven van hun medemenschen in die mate, dat wij er ons haast geen voor stelling van kunnen vormen. Voor den politieagent zelf moet het aanzien, dat hij in zijn betrekking geniet, goed maken dat z^jn salaris van ongeveer 75 per manad eigenlijk in het ge heel niet in overeenstemming is met zijn stand en afkomst. Toch zijn deze mannen vrijwel over de geheele linie eerlijk en onomkoopbaar en, de om standigheden ii» aanmerking geno men, bekwaam voor hun werk. De Japanner stelt belang in de wereld om hem heen. Op den hoek van de straat staat een jongetje druk te bellen. Op die wijze kondigt hij aan, dat hij kranten ver koopt. Hij doet schitterende zaken, want de Japanners zijn ijverige kran tenlezers. Er zijn verscheidene Tokio- sche bladen met een oplaag van meer dan een millioen. Ook het buiten- landsch nieuws wordt goed verzorgd; meer dan de helft der berichten heeft betrekking op Amerika. De reporters staan misschien nog niet geheel op het peil van hun Europeesche colle ga's, doch dat is een kwestie van niet al te langen tijd. En daar ziet men misschien het meest typische voorbeeld van echt- Japansch leven: een groep Japanners van het platteland is tourist geworden in eigen land en loopt door de hoofd stad achter een gids, een man met een vlag in de hand. Als zij weer in hun woningen terug zijn, vertellen zij aan hun buren en kennissen van de be roemde Ginza en voor hun familie en intieme vrienden brengen zij cadeau- door ANNALISE SCHMIDT. Een jaar van m'n leven voor een idee! zuchtte Erich Armann onvoor zichtig. Het was nacht. Iedereen in huis sliep, van zijn vrouw tot de dienstbode en de poes en de muizen toe. Het haardvuur knetterde zachtjes en verlichtte met rooden gloed het ge laat van den peinzenden man. Het was een atmosfeer, in alle opzichten ge schikt voor het produceeren van copy. poch in het hoofd van den eenzame bleef alles leeg. Geen idee wilde in hem opkomen. Het leven is ook te eentonig, over legde hij, krabbels trekkend met zijn vulpen, er gebeurt nu nooit iets on verwachts. Kleine gebeurtenissen kun nen soms zoo inspireerend werken. Daar was, twee jaar geleden, die her rie met den tuinman. Die werd de kern voor mijn novelle „Onserfeijke haat". En die ruzie met Mirjam, waar mijn beroemde „Gebroken hu welijken" uit voort is gekomen. De lieveling, we hebben nooit meer inzie, En dat gezanik van mijn uitgever om een spannend verhaal. wees maar 'es spannend als. Hier onderbrak hij zijn mopperende gedachten en luisterde. Het kwam hem voor, dat er een licht gedruisch was geweest op de étage beneden hem. Hij bewonode een aardige villa, de werk kamer lag op de tweede verdieping, beneden waren salon-, eet- en muziek kamer en het boudoir van zijn vrouw. Geen twijfel. nu sloop iemand de trap op. Erich opende geruischloos een lade van zijn schrijftafel, nam er een revolver uit en ging naast de deur staan. Die werd voorzichtig geopend, het schijnsel van een zaklantaarn zocht door de kamer. Erich onderdrukte een lust tot gapen en zei: „Steek maar gauw je handen op, amice, er zitten zes kogeltjes in mijn revolvertje". Er klonk een geluid, alsof iemand een kreet smoorde, toen viel de lan taarn en de indringer wierp zich op Erich. Die gaf hem echter met zijn revolver een slag, waarop een val volgde en toen Erich het licht had aangedraaid, zag hij een man in keu rige smoking op den grond liggen, buiten bewustzijn. „Dat heb ik netjes afgemikt in het donker," zei Erich tevreden. Hij nam karaf met water van een tafeltje en goot het leeg op den indringer. Het had effect. Na een oogenblik opende deze de oogen. Met zijn revolver in de hand, bedacht op hernieuwde aan vallen, schonk Erich een glas cognac in en zei beleefd: „Drink dat maar eens op, dat zal u opknappen." De inbreker dronk, kwam langzaam overeind en toen herkende Erich hem. „Neen maar.... bent u het?" „Ja, ik ben het," zei de ander mise rabel. „Wel, wel, wel," zei Erich, „het leven heeft dus toch nog verrassingen ge lukkig! Gaat u zitten, een sigaret?" De ander viel in een leunstoel neer en zei: „Belt u maar meteen de politie op, dan is het afgeloopen." Erich ging er ook bij zitten, schonk zichzelf in, stak een sigaret op en zei nadenkend: „Politiemenschen zijn zoo vervelend. Ze vragen zooveel en ge- looven zoo weinig en bovendien zullen ze mijn vrouwtje wakker maken. Ver- telt u mij liever eens, meneer Grans. waarom u niet op een geschikter tijd uw bezoeken aflegt. Het is nu twee uur, als ik niet zoo lang had zitten tobben over een idee, dan zoudt u mii niet meer op hebben gevonden, dat zou jammer zijn geweest." „Het is gemakkelijk voor u, mij te hoonen," zei Grans bitter. „Ik hoon niet. Ik meen het. Het zou jammer zijn geweest, want dan had u waarschijnlijk mijn schrijftafel open gebroken en het geld eruit genomen en misschien nog andere dingen en dan had de politie u gepakt, want handig bent u niet in dit. ehvak. Dus wees maar blij, dat ik nog op was!" De ander antwoordde niet. Hij zag er zoo ellendig uit, dat Erich mede lijden voelde. Hij had nog onlangs tegen zijn vrouw gezegd, dat de jonge zoon van hun buurman een aardige jongen was. „Kijk eens," zei hq, ,Jk zat vea-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1932 | | pagina 11