3 modepraatje AMSTERDAMSCHEk BRIEVEN Mooie japon. Ook voor gezette dames. (Nr. 156). Zeer geschikt, ook voor meer ge zette dames, is deze aardige, eenvou dige zomerjapon, die zoowel van een voudige voile als van zijde gemaakt kan worden. Indien men voile of een andere waschstof kiest, zouden wij willen aanraden als afwerking langs hals en jabot een smal afstekend biesje te maken, doch voor een zijden japonne tje is een heel smalle plissé als gar neering gekleeder. Wij zouden dan aan den opslag van den mouw eveneens een plissé kunnen nemen, of geen opslag en een breedere plissé aan de onder zijde, die naar verkiezing ook tot aan den elleboog of wel als lange aange sloten mouw gemaakt kan worden; bij de laatste kan dan een plissé uit de elleboognaad komen. De japon is verder uiterst eenvou dig te maken, het rechter voorpand sluit met een aangeknipte punt over het linker, terwijl een kleine volant een aardige garneering geeft; het heup stuk sluit strak om de heupen en de rok valt in klokken, terwijl de over tollige ruimte aan de blouse wordt ingehaald op de wijdte van het heup stuk; een ceintuur van dezelfde stof maakt de japon af. Deze japon kleedt alleen in de maten 46 tot en met 52. Patronen verkrijgbaar voor 0.58. Het zelf maken van een gekleede blouse. (Nr. 155). Op verzoek van verschillende lezeres sen geven wij hier een eenvoudige, doch gekleede blouse, die tevens zeer flatteus is, zoowel om gedragen te worden bij een tweed rok als bij de gemakkelijk te maken is en tevens zeer voldoet. Hoofdzaak is, dat de kleur gekozen wordt in een tint, die bij de rok past, hetgeen ons echter geen hoofdbrekens kost, daar de vele alleraardigste zo- merzijdjes voor niet veel geld te kust en te keur in allerlei tinten en kleur- schakeeringen te koopen zijn. Aangezien wij meermalen vragen krijgen omtrent het in elkander zet ten van kleedingstukken, zullen wij deze blouse eens samen gaan maken. We hebben de blouse, die uit voor pand, rug, mouwen, manchetten en shawlkraag bestaat, geknipt en be ginnen te naaien. We zorgen dat ons naaidoosje met centimeter, zijde, spel den, schaar en naalden bij de hand Ik ben niet ontevreden over je, Jeanne, maar je moet niet zoo onuit staanbaar ijdel zijn. Ik ben heelemaal niet ijdel, me vrouw. Ik zie er lang niet zoo knap uit als ik ben. „Heb je ook gehoord, dat ze het geld willen afschaffen?" „Zoo? Nou, ik ken heel wat men- schen, die allang geen geld meer hebben! („Götz meer gekleede rok van een mantel- costuum. Het prettige is. dat deze blouse heel Wat de Musea-mobilisatie dezer dagen leert. „Kunstwerken in openbare verzamelin gen worden afgekeken door kunstgeleer den, langs gezien door toeristen, zelden echter ingezien, zooals ze het waard zijn. Ze zijn als de begraven talenten uit den Bijbel, waaruit geen winst geslagen wordt, hier toch mag en moet er woekerwinst nagejaagd worden, niet voor enkelingen, maar voor de gemeenschap." Dat schreef, jaren geleden, W. Speenhoff, destijds on der-directeur van het Rijksmuseum. Hij heeft er in zijn ambtelijke loopbaan steeds voor gestreden om het kunst-bezit van onze musea veel meer dan thans nog veelal het geval is, in het „maatschappelijk ver keer' 'te brengen en het niet, als een schoone slaapster weg te houden in heilige huisjes, die vrijwel uitsluitend door vak geleerden en deskundigen bezocht worden. Hij stond in dien strijd vrijwel alleen, ten minste onder de directeuren, conservatoren en andere officieele museum-leiders, die het voor het zeggen hadden., Deze, over het algemeen nogal conservatief en zuiver We tenschappelijk ingestelde heeren, be schouwden hem min of meer als een soort revolutionair fantast. Slechts de allerlaat ste jaren naderde men als het ware schoor voetend in de richting van zijn denkbeel den en kwam hier en daar in de praktijk van het museumbeheer ook de opvatting naar voren, dat een museum in de eerste plaats volks-instelling heeft te zijn en pas in de tweede plaats instituut voor kunst wetenschap, archief voor kunsthistorici. De reorganisatie die het Rijksmuseum de laatste jaren onder leiding van den direc teur Schmidt Degener onderging, getuige hier o.a. van. Maar het ging nog langzaam. Zij die zich thuis weten in de heilige huis jes voelen er nu eenmaal niet veel voor de deuren naar de straatzijde wagenwijd open te zetten, het profanum vulgus, oftewel de grauwe massa, met een breed gebaar naar binnen te nooden en het daar op z'n gemak te stellen, zóó dat men er zich thuis voelt en met de inmiddels gewekte schoone slaapster ongedwongen kan vërkeeren. Zij vreezen dat, wordt aldus gehandeld, de slaapster veel van haar schoonheid zal verliezen en dat het groote publiek „er toch niet het minste nut van zal hebben of ge noegen aan zal beleven". Nu z ij n dan inderdaad de deuren, geforceerd als het ware door de „Zomer feest", van onze musea wijder openge zet dan anders; is de schoone slaapster vanaf haar, achter gordijntjes en in kasten verborgen, praalbed gewekt en verkeert zij, in een gewaad dat voor den dagelijkschen omgang geschikt is, met de menigte. M.a.w. veel van ons ietwat verscholen levend museum-bezit werd gemobiliseerd en meer in het verkeer gebracht. Zelfs onze kleinere musea, waarvan „men" het bestaan ter nauwernood kent, laat staan dat men hen in eenigszins belangrijke getale bezoekt, ontkomen niet aan den geest van deze zo- mesfeest-maanden en werden plotseling uit hun isolement verlost. Ik noem als voor beeld het museum Fodor op de Heeren gracht bij de Vijzelstraat, dat indertijd tot stand kwam tengevolge van de uiterste wilsbeschikking van den Amsterdamschen notabel Carel Joseph Fodor, die zijr. kunstverzameling aan de stad vermaakte. Ook dat museum heeft thans een speciale tentoonstelling gearrangeerd welke een, ook voor het groote publiek gemakkelijk te begrijpen overzicht biedt van deze ver zameling, die voornamelijk bestaat uit een groot aantal teekeningen van oud-Hol- landsche teekenaars, die, als realisten bij uitnemendheid, op hun bladen niet alleen de omgeving, de zeden en gebruiken van onze voorvaders uit de 17c eeuw raak en puntig neerschetsten, maar ook, kan men zoggen, de journalistiek dienden in zooverre zij vele bijzondere feiten-van-den-dag vast legden. Zoo kan men op het oogenblik in Fodor niet alleen aanschouwen hoe eer tijds „Jaephannes", die oude „remonta" aan het Buiten-IJ, de St. Anthoniussluis of het oude Diemen er uit zag, maar ook een oud „feit van den dag" zooals een op onze kust gestrande walvisch neergeteekend vin den, met en benevens de drommen nieuws gierigen die, in dien bioscoop-loozen tijd, naar deze sensatie al wandelend of in ka rossen toge». Blijkt het nu, met deze en dergelijke spe ciaal gearrangeerde tentoonstellingen, met deze methode om ons museumbezit op een voor de massa smakelijke wijze op te die nen, dat de schoonheid van de slaapster ge schaad wordt of dat „men er toch niets aan hêóft'T Het tegendeel ft waar! Er blijkt uit, dat er wel'degelijk met een kléin beetje moeite en met een klein beetje minder hooghartig kunstgeleerdheids-besef uit dat bezit oneindig meer winst te halen valt, en waarlijk niet alleen materieele winst! dan gewoonlijk. Deze mobilisatie van het kunstbezit onzer stedelijke gemeenschap is ongetwijfeld een succes geworden. Het valt te hopen, dat men hier een aanleiding in mag vinden ook in gewone tijden, buiten de Zomerfeesten om, op dit gebied aan het mobiliseeren te blijven! Het is thans het juiste oogenblik om nog eens de woorden aan te'halen die de directeur van het Mu seum te New York, John Cotton Dana on langs, na terugkeer van een reis door Europa, in een vraaggesprek met Art News sprak: „Ik ben wederom tot de overtui ging gekomen, dat de methoden die den toon aangevende groote Musea nog altijd volgen, veranderd moet worden. Het is mij duidelijker dan ooit geworden, dat musea, die deze methoden toepassen slechts een zeer gering nut opleveren in verhouding tot de hooge kosten van stichting, uitbrei ding en onderhoud. Ik ben na deze her nieuwde ervaringen meer dan ooit een voor stander geworden vjin afwisselende ten toonstellingen in 't museum en niet de om vangrijke; ook van een centraal museum in het midden der stad, dat door een aan tal filiaal-musea terzijde wordt gestaan; verder nog van een tot de uiterste mogelijk heden doorgevoerd systeem van bruiklee- nen aan scholen en andere openbare instel lingen, ja zelfs aan ateliers, fabrieken, win kels, eventueel aan particulieren. Alle deze moesten er geregeld toe opgewekt worden voorwerpen uit het museum, dat toch als openbare instelling ook mee hun eigendom is, te leen te vragen." Nu we deze maanden gezien hebben dat <le eerste stappen op den weg van „het museum meer in het maatschappelijk ver keer brengen", in een goede richting leiden mogen de verdere stappen,' die de New Yorksche directeur hier aangeeft, ook eens overwogen worden! Visschers in malaise-water. Aan overweging van stappen die in de goede richting leiden hebben we, ook voor wat de algeheele economische en politieke situatie betreft in crisistijden al de tegen woordige zeker geen gebrek. We hebben cr zelfs, van die overwegingen en nog eens overwegingen, teveel van. Meer dan ge noeg. Er zijn menschen die er hun geduld bii beginnen te verliezen. Dat openbaart zich dan dikwijls in.... den waan dat zij, niet meei* aan die overwegingen wenschen mee te doen, het nu weten: nu moet het maar eens uit zijn; luister naar mij, doe eenvoudig(l) dit of dat en.... de geheeft crisis is voorgoed opgelost! Zulk een gesetesgesteldheid van min of meer uit hun evenwicht geslagen menschen vindt men in deze dagen overal; tot in de beste en meest gezaghebbende kringen toe! Maar zij- treedt niet altijd zoo spontaan en in het openbaar aan 't daglicht als hier j.1. Zater dagavond op den Dam geschiedde, waar een, zich onder het pseudoniem „Schout" aankondigend kantoorbediende in een lan taarnpaal klom om de saamgestroomde schare, door strooibiljetten reeds eenigen tijd op deze gebeurtenis voorbereid, te verkondigen hoe we met z n allen met een j sprong uit de put konden komen! De poli. tie liet 't niet doorgaan, alhoewel een en ander alleen maar een onschuldige demon, stratie mocht heeten van wat deze verwarde tijden voor schade kan berokkenen aas lichtelijk wankele, maar overigens goed- meenende geesten, die „om niet" een af. doend crisisheilmiddel meenen te kunnen bekend maken. Veel schuldiger zijn in alle geval zij die, ten eigen bate, in het troebel malaise-water visschen. Voor twee dingen in de huidige malaise mensch uiterst vatbaar: voor het geloof in weer een nieuw schandaal 3 Ia Kreuger, èn voor het geloof in het win nen van een prijs in een loterij, die, met een slag, hun gedaalde inkomsten weer op peil zal brengen. Van dit feit maken der gelijke troebel water visschers den laatsten tijd druk gebruik. Zij colporteeren in de avonduren dag in dag uit pamfletten met sensatie-opschriften als: arrestatie vat Philips en dergelijke en zij brengen „brief jes" van allerlei verdachte, van uit het bui tenland en ^1 dan niet me( een sneeuwbal systeem werkende loterijtjes aan den man. En velen die in gewone tijden er „niet aas zouden denken" bijtten in het eene aas zoo veel als in het andere met een „je kunt toch maar nooit weten".... Waarmede natuurlijk niets gezegd is tegen bona fide loterijen, zooals die van de bekende Joodsche Invalide, die in deze tij den eveneens, maar nu voor een goed doel, de extra begeerte naar buitenkans jes handig weten uit te buiten. Carré-verbouwing, Het moet nu maar eens uit zijn en met één slag anders worden: zulk een kloek voornemen komt, zelfs in deze dagen, niet altijd voort uit een wat evenwichtige gees tesgesteldheid. Het berust ook nu nog we! eens op zeer verstandige en gezonde ove wegingen. Dat was dan o.i. het geval bj het voornemen van de directie van Carrt om dit gebouw algeheel (met behoud van de buitenmuren) te doen verbouwen en moderniseeren. zoo dat er een, aan alle eischen des tijds voldoende schouwburg uit zal voortkomen. Met altijd maar weer enkele kleine veranderingen, met wat nieuwe kleertjes en wat nieuwe lampjes, zooals de laatste jaren herhaaldelijk ge schiedde, zullen we toch nooit bereiken dat dit oude, groote circus zijn, voor een theater hol en leelijk aanzien en onpracti- sche inrichting verliest, aldus redeneer de die directie en zij overwoog er waar schijnlijk, en dan, o.i. terecht, bij, dat er van dien nieuw te bouwen grooten schouw burg van Koopman of van een ander, bin nen afzienbaren tijd wel niets zou komen en zij dus nu haar groote slag wel zou kunnen slaan. Het ontwerp van architect Baanders is reeds gereed en het zal wel niet lang meer duren, als alle teekenen niet bedriegen, of ook dit groote werk zal weet worden aangevat. Ik srpeek hier met opzet van „ook". Want er zijn, in Amster dam, ondanks de zeer geslonken bouwbe drijvigheid, dan toch nog groote bouwwer ken aan den gang. Zoo het groote kantoor gebouw hoek Paleisstraat—Singel, Het nieuwe gebouw voor de Heinekensbrou- werij Stadhouderskade-hoek Ferdinand Bol* sraat en de Fordfabriek bij de Hembrug- Het is wel eens goed, bijwijze van hart on der den riem, dit even te memoreeren. „Nog een klein hart onder den riem-' Natuurlijk doet de hoofdstad de laatst' weken ook druk, met een blij en instem mend, dan wel met een opstandig en afwij zend gemoed, aan het vervoegen van bet werkwoord „Weiteren". Masale vervoeg'»" gingen van dit werkwoord, om het i"° maar eens te noemen, en dan in opP,°" sitioneelen zin zijn ook reeds in voorbcre'* ding. Hoe fel de gemoederen in dezen ook hier en daar door dit vervoegen beroer worden, of althans tot beroering gebraclw worden, voorloopig, voordat de geering met positieve bezuinigingsvoors" len komt, blijft het ook hier bij „°ver wegingen hetzij pro dan wel contra. Houden wij ons bij de feiten, dan kun nen we dit keer tot slot nog alleen maat het feit yan de tariefsverlaging van °»z.^ telefoon (zij wordt weldra van een mi»1' mum grond-taxe van 72.op 60.— en 2'/i cent per gesprek gebracht) vermelde»- Ook dit feit kan als weer een klein j. onder den riem gelden!

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1932 | | pagina 14