Wat kikker Karei en Tuimeltje beleefden.
Zuid-Afrika's rijkdom aan
Fossielen.
Een nieuw spelletje.
Een aardig kunstje.
soon over, die hoog noodig zou zijn
voor eventueeie bandenpech of andere
ongelukken. Dat was minder aange
naam. Tot Dolf een goed idee kreeg..
I „Jongens", zei hij, „ik weet wat! We
I zijn nu toch gewend aan stevige fiets-
f tochtenNet zoo goed, als we in één
dag in Arnhem kwamen, komen we ook
in één dag naar Amsterdam. We schrap
pen eenvoudig Nijmegen van het pro
gramma, veel is daar toch niet te zien
en fietsen naar Abcoude bii Amster
dam. Daar heb ik kennissen wonen, die
hebben daar een speeltuin. Er zit niets
anders op, dan maar eens één keer in
ons leven de klaplooper te spelen en
daar tegen etenstijd te komen binnen
vallen, misschien worden wij dan óók
wel op een hapje getracteerd", Dat was
een goed idee en de jongens lachten
hartelijk om de slimheid van hun ka
meraad. Dien middag gingen ze op weg.
Langs Scherpenzeel, langs Utrecht en
Hilversum bereikten zü Abcoude, zon
der noemenswaardige avonturen, hoe
wel zij onderling natuurlijk groote pret
hadden. In de Loosdrechtsche plassen
namen zij nog een heerlijk bad, dat
frischte geweldig opZoo arriveerden
zii in Abcoude, waar de familie van
Dolf juist.pannekoeken at! Dat kon
niet beter., en weldra zaten de jongens
heerlijk te schransen, want het waren
alleraardigste menschen, die heelemaal
onkundig van den finantieelen toestand
van hun gasten, wel begrepen, dat pan
nekoeken voor een stel gezonde Hol-
landsche jongens altijd een attractie is,
al zouden zii zelfs niet den minsten
honger meer hebben! Er werden er heel
wat verwerkt en moeder de vrouw stond
glimlachend te kijken hoe de jongens
van haar lekkernij genotenDien
nacht besloten zij te kampeeren op het
eilandje, aan de overzijde van den thee
tuin, waarheen zii met een der booten,
die hun gastheer verhuurde voor thee
tuinbezoekers, mochten roeien. En ro
mantisch, dat dat was. Ze konden alleen
met de boot van het eiland afkomen en
waren dus geheel afgesneden van de
wereld!.. Dien nacht sliepen ze slecht,
want de vochtigheid van het water trok
door alles heen en verstijfde hen van
koude. Maar 's morgens scheen de zon
heerlijk op het eilandje en met een
vaartje sprongen ze in de roeiboot om
zich onder de pomp te verfrisschen.
Toen hielden ze weer krijgsraad. „Tja",
zei Dolf, „daar zitten we weer, maar ik
weet weer raad. In Amsterdam heb ik
nog meer familie wonen. Als we daar
eens om 12 uur op de koffie kwamen?!"
„Als we op de koffie komen, krijgen
we niet veel!" merkte Guus op. „Ach
jij, met je taalstudies!" bromde Dolf,
„ik bedoel natuurlijkdan zitten ze
aan het koffiedrinken!" „Al druk je je
gebrekkig uit, broeder, we snappen je
wel!" vergoelijkte Guus. „Dus we gaan
naar Amsterdam! Goed Karei?" „Best",
was het lakonieke antwoord.
Na een hartelijk afscheid van gast
vrije Abcoudenaars, waarbij zii alle drie
nog van een dik pak boterhammen met
vleesch werden voorzien, reden ze Am-
sterdamwaartschEn daar troffen
zij het óók weer, want na een bezoek
aan het Stadion en een vluchtige wande
ling door het Rijksmuseum, kwamen zij
tot de ontdekking, dat de familie, waar
zij hoopten te kunnen „klaploopen voor
het goede doel", aan de aardbeien zat.
Het duurde lang, voordat men hen te
eten vroeg, maar daar de jongens stok
stijf bleven zitten, kon men wel niet
anders doen. En ze aten héérlijk! Na
den eten vertrokken zij naar Den Haag.
Het was een heele rit door den Haar
lemmermeerpolder, en dan met wind
tegen. Maar dank zii een auto, geladen
met pulp (veevoer, dat erg stinkt), waar
van een touw afhing, kwamen zii al een
heele eind op weg. Karei greep het
touw stevig vast, de andere jongens gre
pen Karei vast en daar er op den heelen
weg door den polder geen levend wezen
te bespeuren was, konden 'zii dit zonder
gevaar voor „het verkeer" doen. Toen
ze de auto eindelijk loslieten, zat de
Pulp tot in hun oor en en moesten ze
weer een pomp opzoeken om zich te
reinigen. Met vele aardige herinnerin
gen en een heele serie alleraardigste
lotos kwamen zij weer thuis. Het was
geslaagde tocht geweest! En toen
ziji naderhand naar Amsterdam en naar
wl t het vei'haal van hun geldge-
,S,chl;even en excuus vroegen voor
laplo°P«rii, werd er nog heel wat
gefe om dit avontuur....
hun i, kfurtje van den Hagenaar, die
i iaar had uitgenoodigd.
gehand rde foto's in het „clublokaal"
wat worden! Z°U h6t volgend jaar
meneer, is onmisbaar om
gezond te blijven.
Unze grootvaders deden er toch
mat aan.
dowi?!1-1^1' z^ü ze °°k niet ahemaal
KRUUK, KRUUK, ALIKRUKEN.
Alle dagen gaan zij heen,
't Zij bij groepjes of alleen,
Kleine, giroote, meisjes, knai
Zij gaan alikruken rapen.
Jantje, Pietje, Aaltje, Truitje
Op de schorren, bij het Kuit.!
Tot hun enkels in het slik,
Rapen krukels in een blik.
Dan naar huis en in een pan
Alikruken koken dan,
Met een mand of met een kom
Venten ze de buurt dan om.
In de straat en op de stoepen
Staan de venters dan te roepen
Kruuk, kruuk, alikruken,
Ze stinken niet maar ze ruken,
's Avonds zijn ze uitverkocht,
Morgen wordt er weer gezocht.
Annie VValboom.
Van alle landen ter wereld is Zuid-
Afrika vermoedelijk het rijkste aan
fossielen. Daarom is het wel te be
treuren, dat de geleerden aldaar zich
niet meer moeite geven om uit dezen
overvloedigen bron van kennis te
putten. Men vindt er fossielen uit
voorhistorische tijden, die nergens an
ders worden aangetroffen. In de Zuid-
Afrikaansche musea vindt men echter
niet eens genoeg voorwerpen om zich
zelfs als deskundige een voorstelling
van dit land in den oertijd te kunnen
vormen. Te meer is dit van belang,
waar deze fossielen van internationale
beteekenis voor de wetenschap zijn.
De Karo-woestijn is vroeger bijv.
een moeras geweest, terwijl er toen
een groot vasteland in den tegenwoor-
digen Indischen Oceaan lag. Van dit
vasteland zijn er dus voortdurend
voorwerpen naar het moeras gespoeld,
zoodat de Karovlakte ons veel zou
kunnen leeren van de geschiedenis
van het verdwenen werelddeel. Ook in
andere streken van de Unie kan men
echter waardevolle fossielen vinden.
Kort geleden heeft b.v. Prof. Reek
van de Berlynsche universiteit alleen
in Thabantsjoe al ongeveer 30 sche
dels gevonden van de ys lystrasaurus,
die veel lijkt op de tegenwoordige
leguaan, doch tanden had. Verder vond
de geleerde 12 complete lystrosaurus-
skeletten, terwijl hij overal langs de
kust tot aan Kaapstad toe telkens weer
fossielen van uitgestorven dieren vond.
Dezelfde geleerde heeft in 1914 in
Oost-Afrika een skelet gevonden van
een mensch uit voorhistorische tijden,
vermoedelijk het oudste menschelijke
fossiel, dat er tot dusver nog gevon
den is. Toen hij onlangs terugkeerde,
was hij zoo gelukkig, om ook werk
tuigen van dat oude menschenras te
vinden, terwijl hij voorts niet minder
dan 1500 fossielen verzamelde. De
voorhistorische mensch, waarvan hij
de overblijfselen heeft gevonden, was
even groot als de menschen van thans
en had een goed ontwikkeld voor
hoofd, een groot gewicht aan hersenen
en een welgevormd lichaam.
Het nieuwste onderwerp in de foto
grafie.
Karei, bii het ontbiit tot zijn oom:
Och oom, snydt u mii een stukje ham
af.
Oom: Waarom juist ik? Laat uw moe
dat doen.
Karei: Och, neen, oom, moe zegt altijd
dat u zulke dikke stukken snijdt.
Ben aardig spelletje, dat heel goed in
ie huiskamer gespeeld kan worden, is
het volgende:
Het aantal medespelers is willekeurig.
Neem een diep bord, met den onderkant
naar boven gekeerd. Leg daarop drie
knikkers. Nu moet elk op ziin beurt
rondom de tafel loopen met het bord
met de knikkers erop, zoolang tot een
of meer knikkers eraf vallen. Wie het
mee ste aantal keeren de tafel om loopt,
zonder dat er één knikker is gevallen,
is winnaar; dan volgt de tweede prijs:
voor hem, die het meeste aantal keeren
met twee knikkers rondloopt. En zoo
voorts. Een héél aardig spel.
Natuurlijk hebben jullie allemaal in
huis wel een kamer, waar een witge
kalkte muur is, de keuken b.v. De
muur, die voor dit kunstje gebruikt
wordt, moet echter vlekkeloos wit zijn!
Weest onbezorgd, moeders, uw muur
komt er ook weer zonder vlekken af
Neem nu een plaatje het doet er
niet toe, wat het voorstelt; het moet
echter een teekening in scherp zwart en
wit ziin, liefst niet te ingewikkeld. Een
eenvoudig figuurtje dus. Prik dit
plaatje nu ongeveer ter hoogte van de
oogen op den muur vast (punaises), ter
wijl gü vijfentwintig langzame tellen
ingespannen naar het figuurtje kijkt.
Maar niet laten afleiden, hoor! Sterk
naar het figuurtje kijken en onderwijl
langzaam tot 25 tellen!.... Daarna kijk
je plotseling naar den muur, naast het
plaatje en ziet: ook daarop vind je het
figuurtje terug. Het beeld heeft name-
lii op liet netvlies van je oogen een ze
keren indruk achtergelaten, die na en
kele oogenblikken wel weer verdwijnt,
maar die toch zeer zeker bestaat! Pro
beer het maar eens, het gaat héél ge
makkelijk.
Heer tot boer: „....Och, alle boeren
zijn vlegels!"
Boer: „Dat kan wel waar zijn, maar
alle vlegels zijn geen boeren!"
227. Zooals te voorzien was, kwam Tuimeltje in heele
hooge golven terecht. Eerst probeerde hij zich nog aan
het touw vast te houden, maar de golven wilden zeker
eens met hem spelen. Tjoep daar ging ie hoor. Heel
hoog de lucht in en toen diep in het water. Hij had
de grootste moeite, de reddingsboei niet te verliezen
en alleen zijn hoofd dreef nu nog boven water.
228. Kikker Karei en de torretjes hadden alles gade
geslagen. Ze vonden het verschrikkelijk voor Tuimeltje
en renden zoo hard ze konden langs den waterkant mee.
Het water ging heel erg woest op en neer en daar za
gen ze dat Tuimeltje eensklaps wel 20 meter hoog werd
opgetild. Hij vloog over het land en kwam boven op
een groote paddestoel terecht. Kikker Karei en de
kevertjes renden naar hem toe en hielpen hem op de
been, maar hij was zoo zwak, dat hij bijna niet staan
kon.
229. Ze droegen Tuimeltje naar het dichtst bijzijnrle
huis en stopten hem in bed, want hij had wis en zeker
kou gevat. Hij deed niets dan hoesten en rilde over
zijn heele lichaam. Kikker Karei kwam om vergiffenis
vragen en beloofde hem gauw beter te zullen maken.
Daarom ging hij al de kussens die in het huis waren
bijeen zoeken en bracht die op het bed van Tuimeltje,
230. Tuimetje zat nu zoo dik onder de kussens, dat
hij niets meer hoorde of zag en dat vond hij toch wel
en beetje vervelend. Weet je wat, zei hij in zichzzlf, i\
kruip er stilletjes onder uit en ga eens kijken of ik kik
ker Karei niet bang kan maken. Eu zoo stil hij kon,
kroop hjj tusschen de kussens uit en sloop naar buiten.