1 m
dridge-rubrie^
Schouwburgbezoek in
vroeger tijden.
{schaken.
W m
sb
pü
p
1
I
1
i
■J
XXIV.
Keeren wij nu weer lej ug naar de
tactiek van het spel. Daar is een kwes
tie, üie wij eerder al eens even nebben
aangeroerd: troef slaan. Dit is een zeer
moeilijke kwestie; de eene keer zal het
van belang zijn om flink troeven uit te
slaan en als zij er bij de tegenpartij
uit zijn de vrije kaarten uit te spelen,
waardoor men dan nog weieens een
slem kaa binnenslepen,
Zoowel voor spelende partij als voor
de oppositie is het dikwijls gewenscht
om troef te slaan; hoe dikwijls zien wij
niet uit den blinde met troef een hooge
kaart waardeloos maken, wat met eeni-
ge handigheid had kunnen worden
voorkomen. Wapneer men een spel
heeft dat door over en weer troeven
(Scheerchineezen) slechts gewonnen
kan worden, is het natuurlijk dwaas
heid om troef te slaan. Men zij echter
met deze methode voorzichtig, want het
kan gebeuren, dat, wanneer men de
boog te ver spant, dat de tegenpartij
dan een troefje overtroeft. Een leer
zaam voorbeeld is het volgende:
De kaartverdeeling was als volgt:
Sch:
A
B
Ha:
10
3
2
Ru:
5
KI:
H
10
9, 5, 3
2
Sch: N Sch: H, io, 6, 5
Ha: H, 6, 5 Ha: V, 8, 7
Ru: A, B, 8, 7, 3, 2 Ru: 10, 6
KI: V, B, 7, 6 W O KI.: A, 8, 4, 2
Sch: Ha: Ru: KI:
V A H
9 B V
8 9 9
4 4 4
Het bieden verliep als volgt: Z 1 Sch
W 3 Ruiten N 3 Schoppen O
en Z pas W 4 Ruiten, N en C pas
Z vier Schopen, waarop W dubbelde.
Het openingsbod van Z was overmoedig
(hij had op het kantje 2'/2 quick tric).
Hij mist in Schoppen de topkaarten,
maar heeft renonce in Klaveren. Dit
spel nu was een van die gevallen waar
in men niet troef moet slaan, een echt
spel voor „Scheerchineezen", Uit het
bieden had het Z duidelijk moeten zijn
dat W geen Schoppen kon hebben, an
ders had hij geen 4 Ruiten geboden.
Daarom moesten de vier Schoppen, die
hij met miste, bij O zijn. W kwam
met een kleine Klaver uit, in N kwam
er ook een kleine bij, O speelde het Aas
en Z troefde dit. Instede van nu Rui
ten te spelen om in den blinde renonce
te maken, speelde de ongelukkige
troef. Hierdoor sloeg hjj zichzelf 2 troe
ven uit de hand tegen zijn oppositie
slechts 1, en verliest dus het voordeel
der dubbele renonces. De aangewezen
kaart nadat hij door troeven van Kla
veren Aas aan slag was gekomen, was
de Ruiten Heer; hij brengt dan de te
genpartij aan slag, wat met het oog op
zijn vorken van voordeel is en boven
dien maakt hij in Ruiten renonce bij N.
Het ergste wat hem kan overkomen, is
dat W Ruiten naspeelt, daardoor komt
hij weer aan slag in N met introeven.
Daar W dat natuurlijk vooruit kan
raden, zal hij misschien wel een andere
kleur aantrekken, b.v. Klaveren, of
schoon hij weet dat Z daar weer renon
ce in heeft. Het is ook niet onmogelijk
dat hij Harten speelt, waardoor Z dan
„Hoe maakt u het, juffrouw van den
Berg?"
„Och, dat gaat wel, dank u. Een beet- j
je stil, hè, nadat mijn lieve geudviseh
gestorven is!"
(„Everybody's Weekly").
met zijn vork „op rozen" zit. Komt hij
door de Heer in N in Klaveren aan
slag, dan speelt hij een kleine Harten
vanuit de blinde en snijdt met de
Boer. W speelt dan weliswaar de Heer
en wint dien slag, maar als de blinde
weer aan slag komt, kan hij voor de
tweede maal snijden eri vangt dan de
Vrouw van C. Hoe de tegenpartij dan
ook verder speelt, Z moet zijn contract
winnen. Men ziet hieruit, hoe een tacti
sche fout in het begin van het spel, tot
een onherstelbaar verlies van het con
tract kan leiden. Vooral bij zulke spel
len geldt bovenal: „Bezint eer gii be
gint".
Sophokles en Goethe.
Voor lieden met bescheiden beurzen
behoort een bezoek aan den schouw
burg tot de weelde-uitgaven, die zij
zich slechts bij uitzondering kunnen
veroorloven.
Zij zijn daaraan gewend geraakt, zij
vinden het niet meer, dan natuurlijk,
dat een theater slechts tegen betaling-
kan worden betreden en tochtoch
is dat niet altijd zoo geweest.
In lang vervlogen eeuwen beschouw
de iedere burger het als zijn goed
recht om zonder meer een voorstel
ling bij te wonen.
In het oude Griekenland toch dank
ten de theater-opvoeringen hun ont
staan aan religieuse handelingen, dus
sprak het vanzelf, dat ieder gratis van
deze heilige geneugten kon profitee-
ren.
Later, toen de dramatische voorstel
lingen een meer feestelijk karakter
kregeu feitelijk maar héél weinig
meer met godsdienst uitstaande had
den, namen rijke burgers alle kosten
voor hun rekening.
Zij wisten wel, dat zij door dit gul
gebaar het kijkgrage publiek op hun
hand kregen, als het op een of andere
benoeming aankwam.
Een bewoner van Athene die de
première van Sophokles of Aristo-
phanes wilde bijwonen, behoefde daar
voor geen entrée te betalen. Wel ech
ter diende hij in het bezit te zijn van
een biljet, een zoogenaemde „Tessera"
een scher waar rang en nummer van
zijn plaats op vermeld stonden.
Dergelijke anthieke theaterbiljetten
werden herhaaldelijk bij opgravingen
gevonden.
In den Romeinschen keizertijd zorg
den de heerschers er voor, dat spelen
en voorstellingen werden geënsce
neerd, die in alle opzichten af waren.
Daardoor toch kon men de ontevre
den elementen in een goede' stemming
brengen. Intusschen weten wij, dat in
de antieke theaters zoo goed als bij
de middeleeuwsche mysteriespelen,
vrijwillige gaven van rijke bezoekers
steeds bijzondere welkom waren.
Verplichte betaling echter dateert
pas uit den tijd der beroepsartisten.
Aanvankelijk stelden de lieden die
tooneel speelden voor den broode,
zich tevreden met een betaling in
natura, zooals dat nog heden ten dage
in China het geval is.
In het Hemelsche Rijk betaalt de
eenvoudige bezoeker die een theater
bezoekt in de provincie, met een paar
eieren, de rijke grondbezitter daaren
tegen geeft een kip voor een goede
plaats.
Op deze wijze werd nog bij de carna-
valspelen betaald. Later echter ging
men het theater meer en meer als „een
zaak" beschouwen. Shakespeare bij
voorbeeld kon reeds op een vrij aardig
inkomen rekenen.
Toendertijd kostte een parterre
plaats, dat wil zeggen een plaats in de
groote ruimte, in het midden van den
schouwburg, waar het gewone publiek
het liefst zat, twee pence. Ook voor
een galerij-plaats betaalde men één
a twee shilling, de allerdeftigste plaats
kostte iets duurder en was op het
tooneel.
Reizende gezelschappen moesten een
gedeelte van hun inkomsten afstaan
aan de stad en vrijbiljetten voor de
leden van den Raad beschikbaar stel
len.
In de dagen dat Goethe in het Hof
theater te Weimar de leiding had,
kostte de duurste plaats twaalf gro-
sc-hen, er waren echter ook veel goed-
koopere rangen.
Voor een dubbeltje in Hollandsch
geld, kon men toen reeds van Goethe's
regie genieten.
En toch zullen zijn tijdgenooten ook
nog wel eens over het dure leven heb
ben gejammerd.
De oplossing van het probleem van von Holzhausen zaMk de olgende ke«r
behandelen. Hierbij een heel aardig en eenvoudig changeri mate.
Dr. J. J. O'Keefe.
1918.
Wit begint en geeft mat in twee zetten.
Wit: Kei, Dd5, Ld2, Pa5. Zwart: Ka6, pi b7, b6, d3 en e2.
In 1858 verscheen in Europa de Amerikaansche schaakmeester Morphy,die
wel tot de allersterkste spelers der wereld heeft behoord. Hy versloeg ieder,
die met hem matchte, Löwenthal, Anderssen en Harrwitz verloren achtereeD.
volgens. Helaas is hij jong zwaarmoedig geworden en vroeg gestorven.
Anderssen. Morphy.
1. a3 e5
Anderssen wil uit vaarwater der theorie
blijven.
2. c4 Pf6
Aldus Siciliaansch in de voorhand.
3. Pc3 d5
4. cdöPd5
5. e3 Le6
6. Pf3 Ld6
Beter is Le7.
7. Le2 0-0
Wit kon e4, Pc3:, bc3: i>robeeren.
8. d4 Pc3
9. bc3e4
10. Pd2 f5
11. f4 g5
Echt MorphyBeter was voor wit c4,
Lb2 enz.
12.
Lc4
Lc4
Beter
was Pc4.
13.
Pc4:
gf4
14.
ef4
De8
15.
0-0
Dc6
16.
Db3
Pd5
17.
Tbl
b6
18.
Da2
c6
Beter
Pd7. Voor Tb5
behoe
niet
te vreezen.
19.
De2
Pd 7
20.
Pe3
De6
21.
c4
Pf6
Nu gaat wit terrein winnen.
22.
Tb3
Kf7
23.
Lb2
Tac8
24.
Khl
Tfg8
25.
d5
cd5:
26.
cdö:
Dd7
27.
Pc4
Ke7
Na Pdö: volgt Tdl.
28.
Lf6:+
Kf6:
Beter was
Th3
29.
Db2f
Kf7
30.
Th3
Tg"
31.
Dd4
Kg8
32.
Th6
Lf8
33.
d6
Tf7
34.
Th3
Da4
35.
Tel
Tc5
36.
TgSf
Lg7
37.
h3
Kh8
38.
Tg7:
Tg7:
Onnoodig.
Beter Dd2.
39.
Tc3
e3
Dit coupeert de dreiging Tg3
40.
Te3:
Te4
41.
Df6
Telt
Beter was De5 voor wit.
42.
Kh2
Df4 :f
Mat in den volgenden zet.
Dr. P. FEENSTRA KUIPER
1
1 DAMMEN. 1 I
f -
Probleem van G. Mantel Jr., Hengelo.
§§p futk. :/m V4M}
waWm.y vmmr W>.f/ ÉI
mH ésm. mm iK P
p/m, V//L/ '/m
www.
4m. Wm.//v Wm
m
■■Mè. -%m WA
ww"/-üiü
wk,
vmr/,.
Zw. 13 sch.: 3, 5, 7/9, 12, 14, 19, 20,
23, 24, 29, 30.
Wit 14 sch.21, 27, 28, 31, 33, 35,37/41,
43, 44. 50.
Wit speelt en wint.
Probleem van A. D. Querido, A'dam.
w
m
w,
ms'
m
firn/
'm. m.
'ZéL
wd
VZT7/S.
yy/y
'•'Zpïfï-
W/s.
Wit*8 sch.: 7 9, 15, 26, 30, 35, 36.
Zw. 8 sch.: 17, 18, 32, 33, 38, 39,4U
Wit speelt en wint.
Deze beide problemen ter oplossi®
Oplossingen van vorige week:
Zw.: 8, 9, 11, 15, 17, 19, 24, 29, 30,
en dam op 1.
Wit: 27, 28, 31, 32, 38, 40, 41, 43/45,
43—39
40—34
27—21
21X34
49X20
40X29
34X43
30X50
50X33
1X40
15X24
Zw.7, 13, 14, 17, 26 en dam op
Wit23, 24, 28, 31, 32, 34, 39, 45,
28—22 26X30
22X2 6X44
2X5 30X39
5—28 35—40
45X43 44X6
43-39 6X44
50X39
Alles betreffende deze rubriek
adresseeren aan:
9. L. gortMAJ;
Roerstraat 1
Amsterdam